NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 130. 1906.
Maandag 5 Maart - 20e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Gemengde Berichten.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02®.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere rege! meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
2° lezing van Prof. Kernkamp.
Joh. de Wit.
Ook deze tweede voordracht van prof. K.
werd door een talrijk publiek bijgewoond.
Voor de pauze werd ons Johan de Wit
geschetst in zijn intiem leven na de pauze
trad hij voor ons op als staatsman.
Hij was de eerste regent, die het regent
zijn als een maatschappelijk beroep liet
gelden. Zijn vader, Jakob de Wit, was nog
half koopman, en houtkooper bleef hij, ook
toen hij schepen, later burgemeester van
Dordt werd. Nog hooger steeg hij, toen hij
ambassadeur werd naar het buitenland. Hij
gaf zijn zonen, Cornelis en Johan, een
patricische opvoeding. Op 16-jarigen leef
tijd werd Johan als Leidsch student inge
schreven. Niet, omdat hij zoo vroeg ont
wikkeld was, maar omdat men in dien tijd
de studie vroeger begon dan tegenwoordig.
Trouwens de eerste studentenjaren van
toen stonden gelijk met de laatste gym
nasiastenjaren van nu. Als bijvak en lieve
lingsvak tevens, beoefende hij de wiskunde
en de toegepaste wiskunde, waarin hij het
zoover stuurde, dat hij later met Huygens
wiskundige onderwerpen kon behandelen.
Hij promoveerde niet in Leiden, maar in
Frankrijk. Het behoorde toen tot de ge
woonte, dat jongelui van aanzienlijken
huize hun studie besloten met een reis naar
het buitenland, en dan daar promoveerden,
wat zonder moeite ging. De Wit behaalde
den doctorshoed in de rechten op zijn reis
door Frankrijkhet kostte hem acht dagen
en een honderd gulden. Toen stak hij over
naar Engeland, waar hij in de gewichtige
jaren 16461647 aankwam. De opstand
tegen het koninklijk gezag was daar in
vollen gang. Toch meldt het dagboek van
DeWit niets van de indrukken, die hij daar
opdoet, hoewel hij goede introductiebrieven
had; maar wel juiste gegevens over zijn
uitgaven, wat hem reeds als den later be
roemd geworden financier kenmerkt. In
Holland teruggekeerd werd hij nog wat in
de leer gedaan bij een beroemd advocaat,
Van den Andel, een remonstrant. Hij deed
zich daar kennen als een, die van alle ver
maken, welke Den Haag kon bieden, het
zijne moest hebben. De ernstige, hoog
hartige Johan de Wit heeft hier den nar
renkap op gehad. Hij werd opgenomen in
de hoogste kringen, nog vóór hij ambten
bekleedde. Hij was een actief lid van de
Union de la joie, waartoe ook een gravin
van Nassau behoorde.
Daar werd hij gevierd als een, die een
gansch gezelschap vermaken kon. Ook
in de dichtkunst muntte hij uit. Galant
tegenover dames kon hij ook zijn. De
spreker gaf ons hiervan een staaltje in een
brief, dien hij richtte tot de gravin van
Nassau, waarin hij op hoofsche wijze een
verzoek der gravin om een 4-jarig ventje
tot kapitein van een compagnie te benoe
men, afwees, ook met een beroep op zijn
instructie, welke hem verbood geschenken
aan te nemen van personen, die een ver
zoek aan de Staten te doen hadden. Hij
was ondertusschen pensionaris van Dord
recht geworden, en moest ook den raad
pensionaris, Pauw, vervangen wanneer
deze door ziekte verhinderd was. Op
28-jarigen leeftijd werd hij benoemd tot
raadpensionaris van Holland, het hoogste
Staatsambt. Welstaanshalve nam hij die
benoeming in beraad. Niet, omdat hij aan
eigen bekwaamheid twijfelde. Hij volgde
hierin den raad van zijn vader, die hem
schreef, dat, als hij benoemd werd, een
tijd van beraad de aanneming behoorde
vooraf te gaan. Zoo had hij dan een macht,
die eenigszins te vergelijken is met wat
men tegenwoordig een minister van bm-
iienlandsche zaken, financiën en buiten-
landsche zaken noemt.
Nu moest hij ook van woning veran
deren. Hij verliet zijn hotel en stichtte
een eigen huishouding. Hij trad in den
echt met Wendela Bickers, een dochter
■van den beroemden Amsterdamschen re-
Kent, na eerst om de hand gevraagd te
hebben yan de dochter van Nicolais dulp,
die hem geweigerd werd. Zijn vrouw zag
hoog tegen hem op en is hem een steun
geweest in zijn leven.
Zij stierf in 1668 en werd dus bewaard
voor hel zien van den schrikkelijken val
van haar afgod. Hij bleef zeer eenvoudig,
tot veler verwondering enjsommiger be
wondering. Temple schreef van hem dat
hij als een eenvoudig burger door Den
Haag liep, gevolgd door een -knecht, die
in een fiuweelen zak hem de gewichtige
stukken nadroeg. Hij was een goed finan
cier. Ook voor zich zelf? Ja, hij liet
een vermogen van een half miljoen na.
Eerlijk verkregen? Nogmaals ja, tenminste,
eerlijk naar de begrippen van dien tijd.
Wij zouden niet alles eerlijk verkregen
kunnen noemen.
Hij maakte van zijn macht gebruik geld
van zich zelf, familie en vrienden te be
leggen in Hollandsche obligation, die toen
4°/o deden, terwijl de rentestandaard van
2'/2 tot 3'/2 0 o was.
Dat zouden wij een vlekje noemen toen
zag niemand daar iets oneerlijks in. Hij
was onomkoopbaar, wat slechts van weinige
regenten kon gezegd worden. Nog een
goede karaktertrek was zijn arbeidzaam
heid zijn spreuk was ik doe, wat ik doe.
Hij leefde matig, stond vroeg op, en deed
steeds één ding tegelijk. Vastberaden
toonde hij zich steeds. Ook op een reisje
naar Middelburg, waarheen hij gezonden
werd om te voorkomen, dat de Staten den
jongen prins waardigheden zouden opdra
gen. Het volk toonde zich alles behalve
vriendschappelijk gezind. Het dreigde
zelfs met handtastelijkheden. Zijn mede
afgevaardigden gingen er van door. Hij
volbracht zijn taak en schreef later, dat het
volk hem had willen bewaren voor de
Zeeuwsche koorts, en den schepen de
terugreis eu het innemen van proviand
had willen besparen.
Wat was hij als Staatsman Anti-oranje
gezind. Spreker geloofde niet aan het ver
haal, dat Jacob iederen morgen zijn zonen
voorhield denk aan Loevestein. Toch zal
het jaar 1650 een onuitwischbaren indruk
op hem hebben gemaakt. Door zijn toedoen
sprong Dordrecht voor zijn burgemeester
in de bresniet zijn familie vroeg om ont
slag uit de gevangenschap. Hooghartigheid,
Johan's voornaamste gebrek, weerhield
hem daarvan. Hij heeft veel voor de vloot
gedaan. Ja, hij is zelfs tweemaal op de vloot
geweest, al verhinderde telkens de mist
of de wind een zeeslag.
Hij steunde krachtig De Ruyler, die vaak
zoo weinig overwicht in den krijgsraad
zijner kapiteins had, dat hij zijn zin niet
kon doordrijven. Daarin was Johan een
meester. Dat was zijn gewoon werk in de
staten de meeningen tot elkander brengen,
de vergadering leiden. Daartoe achtte hij
zich onmisbaar op de vloot, al erkende
hij de bekwaamheden van De Ruyter en
Cornelis Tromp, die hem anders als oranje
klant niet sympathiek was. Zijn theore
tische kennis van de zeevaartkunde was
soms van meer waarde dan de practische
kennis der loodsen. Als deze bij een ge
legenheid beweerden, dat het niet mogelijk
was met dezen wind uit te zeilen, dan
toonde hij aan, dat het moest kunnen,
en hij bewees het ook.
Hoe is deze groote man gevallen? Door
drie oorzaken. 1. De Oranjegezindheid
van het volk. Hij volgde een systeem,
dat indruischte tegen de wenschen des
volks. Zoolang hij den bloei van het land
bevorderde, oorlog wist te voorkomen of
met goeden uitslag te voeren, hield het
volk zich kalm. Maar toen de rampen
kwamen barstte de haat tegen „langen
Jan" los. 2 Zijn hooghartigheid. Toen
men hem wees op de onhoudbaarheid van
zijn systeem, antwoordde hij ik draag
iets op mijn schouders om mee te betalen
(zijn hoofd namelijk). Hij stoorde zich
niet aan den haat van liet volk. Zijn
klerk heeft hem verraden. Op de vraag
waarom antwoordde deze, dat hij, die
vroeger eerste klerk was, nu van zijn
kamer verjaagd was naar de kamer der
klerken en dat hem door Johan bevolen
was zijn hoofd te ontblooten, als hij hem
aansprak. Een zijner moordenaars ver
klaarde dat hij de Wit haatte, omdat hij
hem nimmer teruggroette. 3 De kerk.
Hij was een anti-gereformeerde. Als het
te pas kwain, vleide hij de predikanten,
opdat ze het volk mochten kalmeeren
en de gemeente zouden leeren prijzen,
wat de regeering zou wijzen.
Ilad hij ze niet noodig, dan bestrafte
hij hen, als ze wat vurig voor Oranje
opkwamen. Ook aan hem is het te wijten,
dat den predikanten verboden werd voor
Oranje te bidden. Toen Amsterdam zieh
van hem afkeerde en hij nog slechts door
eenige getrouwen werd bijgestaan, moest
hij vallen. Dat gebeurde 20 Augustus 1672.
Bij den moord der De Witten stond de
spreker uitvoerig stil. Hij wees alle mede
plichtigheid van W illem III af, ai moest
hij bekennen, dat voor hem het volle licht
over de gebeurtenissen van dien dag nog
niet was opgegaan. Maar hij verklaarde
niet te begrijpen welk belang Willem III
had bij dien moord. Zijn tegenstander
was reeds van het politieke tooneel ver
dwenen. Dat hij de moordenaars niet
strafte, achtte Spr. uit politiek oogpunt ver
klaarbaar dat hij ze echter beloonde vond
hij afkeurenswaardig. Hij geloofde aan
eenige voorbereiding en leiding, hoewel
het ook mogelijk is, dat alles spontaan
gebeurde.
Ten slotte verklaarde de spreker, dat
de politiek van Johan de Wit in geen ge
val kon blijven bestaan, omdat ze tegen
het volk inging. Hij heeft met zijn leven
geboet voor de dwaling, dat ons land het
wel zonder stadhouder kon. Dat hij het
zoover komen liet is af te keuren. Wat
een particulier zich kan veroorloven, mag
een staatsman nog niet.
Met een eeresaluut aan dezen geweldi
gen man eindigde spreker zijn voordracht.
De minister van oorlog heeft bepaald,
dat dit jaar geen groote manoeuvres zul
len worden gehouden.
Colijnsplaat. Vrijdagavond trad hier
op in de Geref. Kerk ds. J. v. d. Berg
uit Neuzen, om te spreken over het on
derwerp „De Geref. Jongelingsvereen.
en de politiek". De opkomst was bevre
digend. Nadat gelezen was een gedeelte
van Pred. 11 werd gezongen P. 119 5
en de vergadering met gebed geopend
door ds. v. d. Berg. Hierna ving spreker
aan met een beschouwing over den jon
geling en de jongelingschap onzer dagen.
Hoewel de schoonste en meest zorgelooze
tijd des levens, schetste spreker toch ook
het gevaarlijke en verantwoordelijke aan
den jongelingstijd verbonden. Alsdan
moet immers een keuze gedaan worden
voor het leven. Voor den jongeling van
Geref. ouders is het goed zich aan te
sluiten bij een Geref. Jongel. vereen., waar
men elkander vormt, om als man vast te
staan in het beginsel en dit ook tegen
over andersdenkenden te kunnen verde
digen. Verkeerd noemde spr. het om als
Jongel. vereen, evangeliseerend of red
dend op te treden, daar de jongeling in
't algemeen zelf nog leerling is op allerlei
gebied. Ook in de politiek is het van be
lang dat hij zich daarin kundigheden eigen
make, om later zelfstandig te kunnen op
treden als kiezer b. v. Spr. beschouwde
het dan ook noodzakelijk dat op de ver
gaderingen politieke onderwerpen worden
behandeld en eindigde zijn krachtige en
boeiende rede met een beroep te doen
op allen die in de gelegenheid zijn om
zich aan te sluiten bij de Geref. Jonge
lingsvereen. te dezer plaatse.
Onderwijl was gezongen Ps. 127 verzen
4 en 5 en een collecte gehouden ten bate
van de chr. school alhier. Tot slot werd
gezongen Ps. 89 7, waarna ds. v. d. B.
de samenkomst met dankgebed sloot.
's-Gravenhage. Internationale Vereeni
ging Vrede-Tentoonstelling. Naar wij ver
nemen waren Donderdag j.l. een 25-tal
personen in het hotel de „Twee steden"
bijeen gekomen, om een afdeeling Den
Haag der vereeniging op te richten. De
directie van het hotel had de beleefdheid
gehad een salon ten behoeve der vergade
ring ter beschikking te stellen.
De heer mr. J. H. Bergsma, oud-minister
van koloniën leidde de bijeenkomst. De
secretaris-generaal der vereeniging, de
heer A. ten Bosch N. J.z., zette het doel
der vereeniging uiteen. Hij memoreerde
bij de bespreking der middelen, waarop
getracht zal worden het doel te bereiken,
dat uit de grondregelen blijkt, dat de ver
eeniging geen tegenstandster is van een
gewapende verdediging van het vaderland.
Hij betoogde, dat, zoolang de gewenschte
rechtstoestand tusschen de volkeren nog
niet is verkregen, ook voor ons geldt het
woord van Cromwell en den Duitschen
Keizer„houdt uw kruit droog en uw
zwaard scherp". Hij wees er echter op,
welk een schoone gelegenheid aan Neder
land is geschonken, om een krachtigen
stoot te geven aan de ontwikkeling van
het denkbeeld, dat er een internationale
rechtstoestand moet komen, evenals tegen
woordig de inwoners van de beschaafde
landen aan een nationaal recht zijn onder
worpen. Over den juisten aard, omvang
en plaats van de te houden tentoonstelling
kon spreker geen inlichtingen verschaffen,
daar hij het in hooge mate ongepast zou
vinden vooruit te loopen op de beslissingen
van het algemeen bestuur. Nadat nog
verschillende mededeelingen over de wijze
van propageeren en de inrichting der
plaatselijke afdeelingen waren verstrekt
en enkele vragen waren beantwoord, werd
den heer mr. J. H. Bergsma verzocht het
voorzitterschap der afdeeling 's-Graven
hage te aanvaarden, terwijl de heer W.
Snouckaert van Schaumburg tot secretaris
der afdeeling werd benoemd. Beide heeren
namen de benoeming aan. Hun werd ver
zocht de samenstelling van een volledig
bestuur der afdeeling voor te bereiden, het
welk dan in een spoedig te houden vergade
ring der leden zal worden geïnstalleerd.
Omstreeks 9 uur gisterenavond huilde
een vrouwenstem in de Fellenoordstraat
te Breda hulp en moord, terwijl sner
pende kinderkreten er doorheen gilden.
Het verbijsterend geschreeuw kwam uit
de woning van den beruchten B., een
ex-trompetter van de veld-artillerie. De
agent van politie Van der Mars, die in
de nabijheid was, snelde toe, drong de
deur open en zag in de woning B., die
met een mes zijn vrouw bedreigde. De
agent greep den gevaarlijken woesteling
aan, maar deze wist met woedende kracht
zich los te rukken en vloog op v. d. M.
aan. Hij wondde dezen met het mes aan
den hals en aan de linkerhand, waarvan
de strekpezen der drie voorste vingers
werden doorgesneden. Zeker zou de agent
nog meerdere steken en sneden hebben
opgeloopen, als niet twee wakkere man
nen op het geschreeuw waren toegesneld
en den agent hadden ontzet. Met behulp
van deze twee werd B. toen naar den
politiepost en daarna naar het Huis van
bewaring gebracht. Brecl. Crt.
Men schrijft aan de Ned.
Hoewel men over het algemeen lang
niet meer zooveel hoort roepen over de
wonderlijke genezingen door het zooge
naamde „Staphorster Boertje" aangebracht,
gaat de heer Stegeman nog geregeld voort
om de 14 dagen zijn praktijk te Leeuwar
den uit te oefenen, niettegenstaande het
overlijden van den geneesheer die in de
laatste jaren met hem zitting hield, om
alzoo aan de wet te voldoen. En dat het
hem op deze zitdagen niet aan bezoek
ontbreekt, blijkt wel uit het feit, dat som
mige patiënten van den vroegen morgen
tot den laten avond hebben te wachten
om geholpen te worden, ja niet zelden
geen beurt kunnen krijgen. Naar ons
medegedeeld werd, behandelt de heer S.
ongeveer 4 gevallen in het uur, terwijl
men volgens nummer wordt binnen ge
laten. Sommigen krijgen no. 50 en hooger.
Eindelijk terecht. De D. C. hield t
Zaterdag vermeldden wij de geschiede
nis van den hulpbehoevenden Duitseher
F. II. W. Habenitz, die vier jaren in
Dordrecht's Ziekenhuis verbleef en daar
na sinds Juli 1905 in het Huis van be
waring, waar hij zijn bewakers tot last
was en onzen staat een goede hand geld
aan extra verzorging gekost heeft. De
diplomatie heeft haar best gedaan om
hem thuis te brengen, maar Dordrecht's
armbestuur moest hem ten slotte in een
gesticht te Rotterdam uitbesteden.
Doch ziet, nu enkele dagen na ons be
richtje, dat men allerwegen overnam, is
zijn zoon uit Breinen hem te Rotterdam
komen ophalen.
In de gemeente Achtkarspelen
moest iemand voor de rechtbank verschij
nen. Toen twee personen hoorden dat zij
als getuigen zouden worden gedagvaard,
vertrokken zij gauw naar Duitschland, om
daar gedagvaard te worden. Zij beurden
nu ieder bijna f 80 als getuigengeld. De
beklaagde werd veroordeeld tot 5 dagen
gevangenisstraf.
De Hoevebrug in de gemeente Wést-
stellingwerf, die, door haar slechten
toestand, aanleiding tot tal van klachten
gaf, is verbrand. Vrij zeker is zij in
brand gestoken.
Een bierbel. Zoodra de behoefte aan
nieuwe woorden zich doet gevoelen, wor
den ze wel uitgevonden. Dat bleek ons
nog dezer dagen. Op de buitenzijde van
een huis met vergunning te Rotterdam
kon men bij een belleknop zien staan
„Bierbel". Menigeen vroeg zieh verwon
derd af, wat de bedoeling van dat woord
kon zijn. Toch was de zaak vrij eenvoudig.
De gewijzigde drankwet verbiedt, dat kin
deren beneden 16 jaar zonder geleide een
vergunning betreden, en in menig café
wordt daarvan door een carton voor het
raam mededeeling gedaan. Nu gebeurt 't
echter vaak, dat er jongens werden uit
gezonden om bier te halen. Moest de her
bergier nu die klanten laten loopen Nood
zocht list, en zoo vond de bedoelde Rot-
terdamsche vergunninghouder er dit op,
dat hij voor deze jeugdige begunstigers een
afzonderlijke bel aan zijn inrichting liet
aanbrengen. De jongen trekt er even aan,
de kastelein of zijn bediende komt naar
buiten en levert het gevraagde, en beiden
zijn geholpen de knaap aan zijn bier en
de kroegbaas aan zijn winstje. (BI. Vaan).
Geheel ons land is in beroering over
de ontvluchting van Frans Rosier en men
begrijpt maar niet, hoe zoo'n ontvluchting
toch mogelijk is. Iemand herinnert zich
nog een geval, een 50-tal jaren geleden,
aan boord van een onzer oorlogsschepen
gebeurd met een matroos, Roest genaamd.
Ook hij bezat de gave der dichtkunst,
evenals Haarlemsche Frans. Roest zat in
arrest aan boord en er werd scherp op
hem gelet. Hij wist toch te ontkomen
door een gat, dat hij in zijn cel had gemaakt
en liet het volgende stukje poëzie achter
Heeren, als je Roest wilt houdeD,
Moet je ijz'ren hutten bouwen
Want een hut of gat van hout
Is toch nu en nooit vertrouwd.
Hier is 't mes en daar is 't gat,
Morgen ben ik uit de stad.
Dus heeren, of je kijkt of ziet,
Roest toch vindt ge nergens niet.
De zegsman heeft ook nooit vernomen,
of men Roest gevonden heeft. (N. 11. C.)
De premie door de justitie uitgeloofd
voor de aanhouding van Frans Rosier,
aanvankelijk bepaald op flOO, is thans
verhoogd tot f500.
De Vereeniging tot Opvoeding van
Idioten en Achterlijke Kinderen, van
welke de Stichting ,,'s Heeren Loo" te
Ermelo uitgaat, heeft besloten een ge
heel andersoortige inrichting in het leven
te roepen, eene inrichting tot opvoeding
n.l. van c$n 200-tal achterlijke kinderen.