NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. oooooco No. 116. 1906. Vrijdag 16 Februari. 20e Jaarganj GHRISTEL1JK- HISTORISCH Sonvereiniteit der kringen. ,Goes. id :de bode< IcL r echt mMt iecht |SER, D o m- :nst Lake VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes PRIJS DER ADVERTENTIËN nr bij Ter Hooge INGE Wz., Goes. Pastorie trke, vraagt lei tOF, 's-Heer lleverskerke. Maart |G. G., tegen FERT, Terneuzen, agenmakerij. G S A A F. ebalve Maan- Antwerpen i morg. 7.— n. *ke 5,45, 8,45, en 8,08, 11,01, -ZIEBIXZEB. ks 's morgens azonderd, te 2 >s 6,30, overige igelijks, uitge- IC H E L D B" 12210,30 11, 2311,10,— 24 6,30 10,— 25 7,— 10,- 26 7,30 10,— 27 8,- 10,30 (28 8,30 H ,30 een datum is tweede getal is [rottebdam. fv. Midd. v. Rott. 8- 8- 8,- 8- 8- 8- 8,- 8- 8- 8,- 8- 8- 8,- 8>~* 8- of Spoortijd. ,3,23<i )g) i. 3,50 g) 1,55 f) 3,23 e) aet vertrek van leuzen vm, 8,30 en Neuzen, ten ,n wachten, in Neuzen ten ten wachten. van Neuzen naar m IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Er is ook een souvereiniteit in eigen kring. Hieronder verstaan wij dat het huisge zin, het bedrijf, de wetenschap, de kunst, en zooveel meer maatschappelijke kringen vormen, die hun aanzijn niet danken aan den Staat, en over wier inrichting de Staat, niéts te zeggen heeftdewijl zij gehoorzamen aan een hoog gezag in eigen boezem, dat hen, evenals de Staat, doet heerschen bij de gratie Gods. Dat hoog gezag nu men houde dit wel in het oogopenbaart zich in elk der orga nische deelen waarin de Maatschappij kan worden ontleed. Elk dier deelen draagt een hun toekomend zelfstandig karakter. En in dat zelfstandig karakter openbaart zich nu natuurlijkerwijs gezag. Gezag dat in graad en trap verschillen kan, doch in elk dier kringen toch als hoogste ge zag wordt geëerbiedigd. In het huisgezin dat van den vader; in het bedrijf dat van den patroon in de wetenschap en in de kunst dat van de «koningen" der wetenschap en der kunst, die bij de gratie Gods penseel en pen hanteeren. Dat gezag nu is de souvereiniteit in eigen kring. Souvereiniteit, dat is hoogste gezag. En in eigen kring, dat wil zeggen, met niemand boven zich dan God. „Ik, onder God, schipper op mijn schip". Dat hoogste gezag kan de Staat niet aan raken. Het valt buiten de sfeer waar hij uit eigen macht heeft te bevelen. Dat is de sfeer onzer Burgerlijke Vrijheden. Het is noodig hierbij in het oog te vatten het graadverschil tnsschen het organische leven der maatschappij en het mechanisch karakter der Overheid. Over deze beide vreemde woorden, ook in tegenstelling, een enkel woord. Organisch is dat leven, hetwelk zich van zelf ontplooit, als bijvoorbeeld destengel en de twijgen aan de plant. Mechanisch is het karakter van datgene wat buitenaf op een orgaan is opgezet. Al wat onder mensehen regelrecht uit de schepping opkomt, bezit alle gegevens voor eigen ontwikkeling in de menschelijke na tuur als zoodanig. Een zoodanig „orgaan" is het huisgezin waar men dit verschil tus- sclien organisch en mechanisch het best waarneemt. Eerst is daar een man en een vrouw tot elkander gebracht, en door het huwelijk verbonden. Een echtpaar. Uit het vermogen der zelfuitbreiding door God in de natuur van den mensch gelegd, komen de kinderen voort. Een gezin. Die kinderen gaan denzelfden weg als hunne ouders. Een familie. In dit alles is niets werktuig lijks of mekanieks. Het is alles organisch uitgegroeid. De zonde heeft ook hier wel storend in gewerkt, en veel in een vloek verkeerd, wat zegen had behooren te zijn doch die vernielende en vernietigende werking der zonde is gestuit door de gemeene gratie de algemeene genade. Die is oorzaak dat het kwaad van de vrije liefde en het on tuchtig samenwonen, door het ongeloof zie met name het schandelijke artikel van nar. Piepers in het unie-liberale blad Land en Volkin ons blad de vorige week onder het Persoverzicht overgenomenzoo schennig en schunnig als 't voldoen aan een natuurlijke behoefte, gelijk bijvoorbeeld eten en drinken, geproclameerd, nog be trekkelijk de meeste huisgezinnen niet heeft aangetast maar huiselijk en gezins leven en bloedverwantschap nog als grond slag en cement van het maatschappelijk leven worden geëerd. Door de zonde is toch de heerschappij van den mensch over de natuur niet te loor gegaan, als is het ook dat de aarde hem distels en doorns opbrengt en hij slechts in het zweet des aanschijns zijn brood eet, en niet dan met uiterste inspanning zijner kracht en spitsing van zijn verstand zich die heerschappij blijvend kan verzekeren. Die heerschappij is dan ook niet anders t'e verwerven, dan door aanwending der krachten, die, dank zij de scheppings-ordi- nantie, in de natuur zijn ingeschapen. De wetenschap is dan ook niet anders dan de aanwending vanhetonsingeschapen onderzoekings- en denkvermogenen de kunst anders niets dap gebruikmaking van de ons aangeboren verbeeldingskracht, of, gelijk dr. Kuyper het noemt, de natuurlijke productiviteit van ons verbeeldingsleven. Hoe de zonde ook verstorend moge in werken, het grondkarakter van deze levens uitingen is gebleven wat het was. Het is altegader scheppingsleven naar scheppings ordinantie en derhalve organisch zich ont wikkelend. Maar zoo is het optreden der Overheid niet. Gelijk wij reeds in een vorig artikel zagen heeft de zonde de menschheid in vele deelen doen uiteenvallen, zoodat het eene groote wereldrijk, dat, zonder tusschen- treding der zonde, ondeelbaar tot 't einde der eeuwen zou bestaan hebben door staten en rijken, groote en kleine, is vervangen. God heerscher over dat ééne wereldrijk is, zoolang de zonde heerschen blijft, onmo gelijk geworden. De patriarchale heer schappij is verbroken. Geen wereldrijk - de door God verstoorde Babelschetoren bouw en de ondergang van alle groote wereldhierarckieën bewijzen het, is meer mogelijk. Zoo kwamen er, na die verstoorde schijneenheid, volken, die vormden staten en over die stelde God overheden. Dus geen natuurlijk hoofd, organisch uit het volkslichaam uitgegroeid, maar een van buiten af, mechanisch, op den volksromp opgezet hoofd. Een redmiddel voor den ontstanen misstand. Een staak tegen den boom, om hem voor omvallen te bewaren. En nu is het voor den natuurlijken mensch die van gezag afkeerig is, niet aangenaam dat deze overheid van God het zwaard gekregen heeft, en dit bij wijlen ook krachtig weet te hanteeren. Het zwaard der gerechtigheid om aan den lijve, desnoods aan het leven te straffen, wie zich mis draagt. Het zwaard van den oorlog om eer, recht en belang van den Staat tegen aan vallen van over de grenzen te verdedigen of te doen eerbiedigen. Het zwaard van de orde om binnenslands allen opstknd tegen haar gezag te fnuiken. De instelling der Overheid dagteekent van na den Zondvloed, toen God het bevel liet uitgaan, dat wie 's menschen bloed vergoot, dien gruwel met de doodstraf boeten zou. Over de menigerlei taak der Overheid kunnen wij in dit verband nu niet spreken. Onthouden wij slechts dat tot die taak ook en vooral behoort de eenheid des volks te bewaren zoowel binnenslands als tegen over het buitenland. Resultaat nu hiervan is dat wij in een volk allerlei organische levensuiting zien opwerken uit de maatschappelijke kringen en dat hoog boven deze de mechanische eenheidsdrang der overheid zich doet gevoelen. Hieruit nu ontstaat wrijving en botsing. Uit den aard en de natuur en de roeping der overheid, en uit de neiging der maat schappelijke kringen is die botsing te verklaren. De geschiedenis bewijst het trouwens. Maar het is zoode overheid mechanisch boven een volk gesteld, zoekt de eenheid van dat volk door de Staatsalmaehl. Het maatschappelijk leven daar tegenover ver langt niets anders dan zieh dat overheids gezag van den schouder te werpen. Zie daar de botsing. Eerst in geschriften, gelijk ten onzent in de bladen der socialisten en anarchisten die slechts wachten op de rijpheid vau het volk om alle overheids gezag te vernietigen. Maar dan in de daad gelijk de socialisten en andere revolutio naire elementen in Rusland die het ver drukte volk gebruikten om het gezag der overheid te fnuiken. Afgezien van deze beide uitersten was toch steeds van deze worsteling tusschen Gezag en Vrijheid een gezond-nationaal leven de vrucht. En het is in het dus- genoemd constitutioneel (grondwettelijk) staatrecht dat gepoogd werd beider weder- zijdsche verhouding op vaster voet te regelen. In die worsteling koos het Calvinisme positie, door te eeren eenerzijds het van God ingestelde overheidsgezag, anderer- zijds de van God, krachtens scheppings ordinantie, in de maatschappelijke kringen gelegde souvereiniteit. Het eischte voor beide zelfstandigheid in eigen kring en rege ling der wederzijdsche verhouding in de wet. Slot volgt. 15 Februari 1906. Het jaar 1906 heeft voor de regeering en met name voor den minister van finan ciën gelukkig ingezet. Ondanks toch het recht van successie over de afgeloopen maand Januari ruim 4'/2 ton minder in's Rijks schatkist bracht dan in Januari 1905, is de totale opbrengst van de eerste maand des jaars meer dan 3 ton hooger dan verleden jaar. Dit wijst op een nog steeds stijgende opbrengst dei- belastingen. De totaal opbrengst van Januari 1906 was f 10,708,008,775 tegen f10,389,243,765 in Januari 1904, heigceri voor dit jaar een voordeelig verschil geeft van f318,1*25,01. De accijns op de suiker ging met ruim een ton naar boven de personeele belas ting met nagenoeg een ton de bedrijfsbe lasting en de posterijen met ruim een halve ton de accijns op het gedistilleerd met ongeveer drie kwart ton vooruit. Dit laatste is een minder eervolle stij ging. Maar ook de accijns op het geslacht klom ongeveer zooveel. In ieder geval wijzen deze hoogere cij fers niet op vermindering van welvaart. En als zoodanig doet ons deze stijging genoegen. In de Vrijzinnig-Democratische pers kwam dezer dagen een preekje voor, over de invaliditeits-verzekering voor arbeiders. Daarin heette het o. m. .- Voor de gemeenschap is een tevreden, voor de toekomst verzekerde, aan hare instellingen verknochte, door den band van rechten en verplichtingen aan haar gehechte arbeider een levensvoorwaarde. Veel van hem verlangend, moet zij hem ook veel geven en wel niet enkel de bescherming des rechts en persoonlijke vrij heid, maar ook steun ter verkrijging van de levensvoorwaarden, zonder welke van hem geen tevredenheid met zijn lot te verwachten is. Het Volk was over dat stukste niets gesticht, en schreef Dat alles zal dus de verzekering met hare pensioenbelasting der arbeiders geven. In Duitschland werkt die verzekering nu bijna 20 jaar. Maar tevreden, voor de toekomst verzekerd, aan het keizerlijk regiem verknocht, zijn de Duitsche arbeiders nog niet geworden. Wat is dat voor een malle preektoon. Een vrijzinnig-democraat met een bef voor, dat kenden we nog niet. Kende Het Volk dat nog niet Och kom, het weet toch óök wel, hoe dierbaar de vrijzinnigen zieh, als 't zoo in hun kraam te pas komt, tooien met een witte das. En er werden wel nóg vreemder dingen aauschouwd. Werd niet bij de jongste verkiezing zeker socialist, Hoofdredacteur van het partij orgaan, in een Friesch district als Oranje man aanbevolen Dat is haast nóg zonderlinger dan een vrijzinnig democraat die preekt. In het adres aan de Tweede Kamer van wege de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, wordt op de volgende verbeteringen aangedrongen lo. verbetering in de regeling van dienst en rusttijden; 2o. nadere regeling van de rechtspositie en wel door openstelling van beroep op een scheidsgerecht bij eervol ontslag niet op verzoek 3o. herziening van de loonregeling voor onderscheidene klassen van ambtenaren, beambten en werklieden 4o. er worde meer openbaarheid gegeven aan den stand van zaken en de wijze van 1 beheer van penuloen-, weduwen- en wee- zenfondsen 5o. uitbreiding en wijziging van het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, voor zoover zij betrekking hebben op den toestand van het personeel 6o. verbetering in de voorziening van drinkwater ten plattenlande en in den toestand van zeer vele dienstwoningen en dienstlokalen. Een uitvoerige toelichting vergezelt het adres. Er zijn nog altijd lieden, die oïi een middel van bestaan te zoeken, of dat te verbeteren, in emigratie, in het gaan naar andere streken, liefst zoover mogelijk van hun vaderland verwijderd, het eenige red middel vinden. Lichtelijk laten zulke menschen zich door schoone beloften en prachtige voor uitzichten wat een reclame heerscht ook op dit gebied overhalen, om hun geliefkoosd plan van emigratie ten uit voer te brengen on na enkele maanden van hoop zonder verwachting, zoo bitter bedrogen uittekomen. Groote omzichtigheid wordt aanbevolen met het nemen van dergelijk besluit. Zoo wordt ook vau wege het ministerie van Buitenlandsche Zaken terecht ge waarschuwd tegen het gaan naar Canada. Vooral zij dienen gewaarschuwd, die niet bekend zijn met landbouw of veldarbeid, noch in het bezit zijn van voldoende mid delen, om althans in den eersten tijd in hun eigen levensonderhoud te voorzien. In allen gevalle is het zaak eerst inlich tingen in te winnen aangaande de streek, waarheen men zich wenscht te begeven en de vooruitzichten aldaar voor den be langhebbende. Men kan zich tot verkrij ging dier inlichtingen wenden tot den Consul-Generaal der Nederlanden To ronto (Canada) en wel in het Hollandseh. Op den briefomslag zette men „To the Consulate-General for the Netherlands" Toronto, Canada. He Tjd wijdt een artikel aan den brief van den soc.-dem., dr. Pannekoek, waarop ook wij gister de aandacht vestigden. Zij neemt den brief over met hare aan- teekeningen er bij. Onder meer schreef dr. Pannekoek „U zal begrijpen, dat ik werkelijk veront waardigd ben over de onderstelling, dat ik zou hebben opgeruid tot daden van geweld. Ik moet derhalve krachtig protesteeren tegen zulk een beschuldiging, die met mijn positie als akajemisch rijksambtenaar in onverzoen bare tegenspraak is". „Dus teekent De Tjd hierbij aan spreekt het van zelf, volgens dr. Panne- kook, dat een sociaal-democraat, die Rijks ambtenaar is, zich heeft te onthouden van opruiing tot daden van geweld. De ver onderstelling, dat hij zich aan een derge lijke verloochening zijner ambtenaars plichten zou hebben schuldig gemaakt, wekt dr. Pannekoeks verontwaardiging. Wij meenen in de dagen, toen de quaes- tie-Lindeman aan de orde was, in sociaal democratische bladen heel andere beschou wingen over de vrijheid, welke den socia list-ambtenaar zou toekomen, onder de oogen gehad te hebben". De Tijd vervolgt «Onze verwondering stijgt, als wij ver der lezen »En ten slotte moet ik ook als aanhanger der sociaal-democratische overtuiging protes teeren, omdat zulk een opruiïng tot daden van geweld verre ligt buiten den ganschen geest der sociaal-democratische leer. Als kenner van deze leer en van hare geschriften kan ik zoo beslist mogelijk verklaren, dat daarin altijd wordt aanbevolen het streven naar een andere maat schappelijke orde door middel van wettelijk geoorloofde middelen, door het gebruik maken van de burgerlijke rechten, die in alle be schaafde landen bestaan". „Hoe nu vraagt De Tijd Volgens haar geest en overeenkomstig hare leer en ■WWIM f? geschriften zou de sociaal-democratische partij streven naar een andere maatschap pelijke orde alleen „door wettig geoorloofde middelen, door het gebruik maken van de burgerlijke rechten, die in alle beschaafde landen bestaan „Hebben wij dan gedroomd, dat hier te lande zoowel als in Duitschland en elders door de sociaal-democratische leiders in woord en geschrift tallooze malen is ver zekerd, dat het karakter der partij was en bleef revolutionair dat men om tactische redenen vooralsnog ter bereiking van zijn doel de middelen bezigde, welke de consti- tmtioneele staat en het parlementaire stelsel aanboden, doch ten slotte voor geen daden van geweld zou terug deinzen Gedroomd, dat bladen als Het Volk te onzent, geheel in overeenstemming met de sociaal-democra tische pers in het buitenland, de meest revolutionaire gewelddadigheden hoogstens onder het opzicht van tactiek, nooit onder dat van beginsel hebben afgekeurd Of wel is, zonder dat wij er iets van vernomen hebben, een geheele ommekeer in den boezem der sociaal-democratische partij tot stand gekomen, zoodat thans als met den geest der partij strijdig, alle niet-wettelijk geoorloofde middelen wor den afgekeurd, die nog vóór korten tijd in gevallen, waarin succes ervan te ver wachten was, niet slechts geoorloofd, maar geheel volgens den geest der partij wor den geacht Immers de omstandigheid, dat liet Volk zonder eenig protest het schrijven van zijn geleerden en principieelen partijge- genoot opneemt, sluit de veronderstelling uit, dat hier eene meening zou 'geuit wezen, welke als sociaal democratische ketterij moet beschouwd worden". Tot zoover De Tjd. Wij kunnen haar misschien haar (iro nische) illusie ontnemen door te herinne ren aan 't feit dat de S. D. A. P. bij de jongste verkiezingen, toen dr. Pannekoek met jhr. v. d. Goes de eenige principi- eele bestrijder der anti-clericale en „bour geois" steunende politiek was, hem als een illusionist die buiten het practische leven staat, maar heeft laten praten. Allicht zal zij dit weer wel doen. Als 't er op aankomt, hebben de sociaal democraten „maling aan juristerij" niet alleen, maar ook aan hunne eigene principes. Van geachte zijde merkt men ons op dat de ons in ons vorig no. onder Ge mengde Berichten eerste bericht uit Goes verschafte verbetering van onze opmerking onder het verslag van de Landbouwver- gadering (zie ons no. van Woensdag) on juist was. Onder 't verslag plaatsten wij al dadelijk de opmerking dat 't protest niet gaan kon tegen de Wet maar tegen een Koninklijk besluit. En nu schrijft men ons van geachte zijde na de onjuistheid van het bericht in ons vorig no. geconstateerd te hebben het volgende „Het bewustejprotest is tegen art. 23 van het K. B. van 6 Nov. 1905 Sthl. no. 294), luidende als volgt „Met uitzondering van kruiwagens, kin derwagens en daarmede gelijk te stellen rij of voertuigjes, moet elk rij- of voertuig, geen motor-rijtuig of rijwiel zijnde, waar mede over een kunstweg wordt gereden, tusschen een uur na zonsondergang en een uur vóór zonsopgang voorzien zijn van min stens één lantaarn, die vooraan geplaatst is aan de linkerzijde, ten minste even ver naar die zijde reikt, als de lading van het rij- of voertuig en voorwaarts een helder wit liehl uitstraalt „Dil K. B. is een uitvloeisel van art. 2 der Motor- en rijwielwet; wet van 10 Febr. 1905 (Sthl. 69) welk art. 2 zegt dat in een algemeenen maatregel van Bestuur o. a. voorschriften znllen worden gegeven voor het voeren van lichten aan motorrijtuigen, rijwielen en andere rj- en voertuigen''

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1