NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 113. 1906.
Dinsdag 13 Februari.
20e Jaargang,
HISTORISCH
P. Merckens.
CHRISTELIJK-
Buitenlandsch Overzleht.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
Vlissingen.
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
Aan onze ijverige vrienden te Vlissingen
dragen wij nogmaals dringend op heden
avond en morgen alle krachten in te
spannen voor de gemeenteraadsverkiezing,
opdat de zetel, jarenlang door den heer
Loois op zoo waardige wijze ingenomen
worde bezet door een degelijk man
die door zijn verkeer in alle kringen,
o*k de belangen van den middenstand
kent, wat de openbare gezondheid in ver
band met wet en verordening en volks
belang betreft, het dagelijksch bestuur in
de goede richting steunen kan en als
man van studie en algemeene kennis op
menig terrein in den Raad degelijke advie
zen geven zal.
Waar zulk een man zijn naam en tijd
leent in het belang der gemeente, zijn
wij het ook aan hem verplicht, te zorgen
dat hij er komt. Het hangt in dit district
aan een enkele stem. Dat dus niemand
thuis blijve. Mocht zóó de meerderheid
eens blijken te zijn voor dokter
De Standaard bevat 't onderstaande
artikel waarin wij weer eens de meester
hand herkennen.
De snedige vondst, om het Fransche
schoolkind in plaats van hel „lame est im
mortelle", (de ziel is onsterfelijk) zes jaar
lang in te prenten dat „het ezelken gedul
dig" is (lane est patient) komt stellig voor
rekening van een radicalen schoolheer,
die in Tunis en Algiers den Oosterschen
ezel bestudeerd had. Op dat goedige dier
ziet men soms man, vrouw en kinderen
geladen plus de noodige zakken, en dan
gaat hort, hort, hort, met zes hielhakken
die het ezelken in de ribben stooten en
karwatsstriemen op den koop toe. De staats
burger der toekomst
En dit kan in den voleinden radicalen
modernen Staat niet anders, want er zal
niets boven, er zal niets buiten dien Staat
zijn. Die Staat zal het hoogste goed wezen,
waaraan alles ten offer moet worden ge
bracht. Wat men dusver „godsdienst"
noemde, en zich ten onrechte op een denk-
beeldigen God richtte, zal in de dagen die
komende zijn, opbloeien als een hartstocht,
een bijna fanatieke passie, om de eere van
den Staat te verhoogen. De Staat zal niet
God zijn, maar nog iets veel hoogers in
de schatting der moderne staatsburgers,
dan ooit het Eeuwige Wezen voor het ge
loof der Christenheid was. Geld en goed,
geluk en vreugde, eigen kind en eigen
leven zal naar het Staatsaltaar als offerande
worden uitgedragen. Het geduld zal zonder
einde zijn.
Wel zal het ezelken versierd zijn. Ver
sierd met een stembiljet, met een aan
plakbiljet voor allerlei meetings, met
toegangsbiljetten totallerlei museaen biblio
theken en baden. Maar 't zal betalen,
het zal gedrild worden, en het zal bij
dagen en bij nachten te wijken, te zwich
ten, te buigen hebben voor den oppermach-
tigen staatswil.
En dit kan niet anders.
Wat het hoogste gesteld wordt, zuigt
onverbiddelijk alles naar zich toe. Tegen
over datgene wat voor het hoogste geldt,
is geen verzet, geen weerstand, geen zelf
verdediging denkbaar. Een staatsmacht,
die eenmaal proclameert: „Ik, als Staat,
weet van geen God en van geen ander,
hooger, eeuwig leven", stuit op niets, stoort
zich aan niets en herscherpt zelfs de wet
van het zedelijk leven in een wet naar
eigen believen. Wel eerbiedigt hij in den
aanvang nog bestaande menschenrechten
en algemeen mensehelijke instellingen.
Maar ook die eerbied is slechts schijn.
Immers, de menseh zelf kan ten leste niet
anders dan een creatuur zijn, en de school
is zijn machtig kunstbestel om den mensch
naar het door hein-zelf ontworpen beeld
te hen ormen. En nu is 't wel zoo, dat
in dezen modernen Staat de burgers zei ven
den Staal vormen en dit alles zichzelven
aandoen, maar in de politieke hiërarchie
(overheersching) gaat ook dit schijnrecht
onder. Die 't doen, zijn de leiders, de
slimme, de sluwe. Die zijn 't die voor
zingen, al wie buiten hun club omzweven,
kunnen slechts mee- en nazingen. En het
„groot is de Diana der Efezeren" wordt
steeds meerGroot in alles is de opper
machtige, de alleen rechtslellende moderne
Staat
Modern Hierop valt de nadruk. Want
onder het .Christelijk régime was zulk een
Staat ondenkbaar. Een Jood, die aan der
vaderen God getrouw blijft, gruwt er van.
De millioenen die nog altoos Mahomed
volgen, staan er lijnrecht tegenover. En
zelfs in de Heidensche Staten van ouds,
en in de Heidensche landen, die thans nog
een eigen staatsvorm uitwerkten, brengt
men juist het tegenovergestelde in praetijk.
De Mikado is plechtiglijk de overwinnin
gen van Mukden en Tushima aan de on
sterfelijke zielen zijner vaderen gaan melden
Vraagt men dan ook, hoe breed onder
de 1500 millioen, die onze aarde bewonen,
de kring is, waarbinnen dat moderne
staatsbegrip tot heerschappij kwam, dan
staat ge verbaasd over de kleinheid van
den omtrek
Het heersoht niet in de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika, waar de President
nog telken jare den Dag der gebeden uit
schrijft en openlijk den Almachtige eert,
In Zuid-Amerika bloeit het evenmin. In
Azië en Afrika is er geen sprake van. Ge
moet naar Europa terug. En zeker niet
naar den keizer van Duitschland, die keer
op keer zijn geloof belijdtniet naar de
Zuiderstaten, die voor verreweg hel groo-
terdeel nog wat men noemt clericaal zijn.
Gereed is eigenlijk alleen Frankrijk, en
voorts vallen er bij de liberale partijen
van alle gading in de overige Staten. Maar
met hoe kleinen aanhang, als men op het
staatsbegrip let. De Liberalen in Engeland
zijn niets zonder den steun der geloo\ ige
dissenters. Ten onzent zou hel radicale
Kabinet niet opgekomen zijn, indien niet
allerlei orthodoxe geloovigen zich hadden
laten misleiden. Over heel Europa ge
nomen is het een uiterst kleine minder
heid, die door het moderne staatsbegrip
zich vooruitwerkt en den toestand wil
beheerschen. Maar wat die kleine min
derheid sterkt, het is de nieuwe philoso
phic, (wijsbegeerte) het is de verdeeldheid
der anderen, en het is ook de moei
lijkheid van het op te lossen probleem,
(vraagstuk) zoodra men voor het „l'ama
est immortelle" opkomt.
Snijdt ge het eeuwige af, rekent ge met
met het methapische, (bovennatuurlijke)
neemt ge den Staat als autonoom (uit
eigen kracht regeerend) en zelfgenoegzaam
in zich zeiven, dan zijl ge aanstonds ge
reed. Ge spint het dan uit, gelijk ge zelf
wilt. Ge hebt niet dan blank papier voor
u en kunt er de lijnen op trekken naar
welgevallen. De architect is eigenaar van
het terrein en zal bezitter van den bouw zijn.
Maar voor wie tegelijk met tweeërlei
leven, met twee machten, met twee we
relden te rekenen heeft, is het probleem
bijna verbijsterend.
„L'ama est immortelle" houdt in, dat
er een wereld boven deze wereld is; dus dat
er in de ziel van den burger een hoogere
wil dan de wil van den Staat werkt, dat
die hoogere wil de wil van een almachtig
God is, en dat dus ook de Staat, als zijnde
zelf creatuur, (schepsel) met de wil van
dezen God te rekenen heeft.
Nu gaapt tusschen deze tweeërlei existen
tie van hetgeen hierbeneden en hetgeen
daarboven is, een breede klove, en wat ge
dns noodig hebt is een brug om de wils
uiting van boven en den staatswil hierbe
neden elkaar te doen ontmoeten, en tol een
harmonische maehtsuiting te geraken, die
op den staatsburger kan inwerken, om hem
zoo doende hier op aarde, naar ziel en
lichaam, den best mogelijken toestand te
verzekeren en tegelijk den ernst van zijn
eeuwige toekomst tot zijn recht te doen
komen en dat wel zoo, dat in beide de
eere Gods, de majesteit van het Eeuwige
Wezen hulde ontvange.
Die brug juist te leggen is het alles
omvattende probleem, welks oplossing uw
staatsbeleid bepalen moet. En dit probleem
heeft men, waartoe hel verheeld van
Christelijke zijde veel te licht geteld.
Hel doordenken van de groote problemen
greep van Christelijke zijde plaats in de
eeuw der Scholastiek, en in de eeuw der
Reformatie, maar juist toen gold, een enkel
philosoof uitgezonderd, de onderworpenheid
ook van den Slaat aan hooger wil nog als
vanzelf toegegeven. Tot verweer tegen het
tegenovergestelde kwam het ternauwer
nood.
Met volle kracht aan de orde kwam dit
machtig staatsprobleem eerst sinds de 19e
eeuw, maar zóó dat het meer gesteld dan
opgelost werd.
En onderwijl waande meer dan één ook
nu nog gereed te zijn, als hij uit een oude
dogmatiek van de 17e eeuw eenige bijna
banale uitspraken overschreef.
o, Zoo gemakkelijk.
En onder de menigte waren er dan
allicht, die er Amen op zeiden.
Maar met dien polsstok vordert ge hier
niet. De klove is te breed. Wat ge noodig
hebt, is dat er een brug worde geslagen.
Vooral, waar in zoo menige oude op
lossing van het probleem de staatsmacht
in handen van de kerk werd gespeeld, en
niets zoozeer als juist de reactie hiertegen,
voor het moderne staatsbegrip de schaats
sleep.
12 Februari 1906.
Blank om één.
In het domino-spel komt óók een steen
voor, welke den naam draagt van Blank om
Eén. En al zullen waarschijnlijk vele onzer
lezers dat spel niet toelaten in hun woningen
en nog veel minder het gebruiken, ieder
weet toch wel, dat met dien naam een steen
wordt aangeduid,waarvan de ééne helft één
oog en de andere een blanco-vlakje vertoont.
Aan dien steen dachten wij, toen wij ken
nis namen van de algemeene beschouwin
gen in de Eerste Kamer.
De Kamer zelf sprak duidelijk uit, dat
het blanco-artikel bij haar zou stuiten op
krachtig verzet. De Eerste Kamer was
de Eén.
Deze duidelijke verklaring beantwoordde
het ministerie met stilzwijgen. In dit stil
zwijgen volhardde het, toen gezegd werd
„Het Ministerie weet wel, wat het aan de
Eerste Kamer heeft, maar de Eerste Kamer
weet niet, wat zij aan het Ministerie heeft!"
Als een sphinx hield het den mond gesloten
toen gevraagd werd: „Waar wilt ge toch
eigenlijk met dat blanco-artikel heen
Natuurlijk kwamen er toen eenige klanken
los. Eenige woorden misschien. Maar geen
antwoord. Het ministerie was Blank.
Blank om Eén was uit het domino-spel
naar het spel van Staat verhuisd
En waarom bleef het ministerie Blank
Om zich te laten beschrijven door
wie het sterkst is.
Het Volk drukt dit in dezer voege uit:
„De kiesrechtstrijd, dat is de moraal van
„het debat in de Eerste Kamer gevoerd, zal
„beslist worden tusschen het opstuwende
„arbeidsleger en de reactie. De regeering
zal straks de zijde kiezen vap de part ij, die
„in deze ivorstéling de sterkste blijkt".
Met andere woorden Dit ministerie zal
zich laten jagen door hen, die de felste
zweepslagen op zijn rug doen nederdalen.
Zoo toont het geen hartverheffend
schouwspel.
Niet eerbiedwaardig.
Zelfs niet waardig. (Friesch Dagblad).
Rusland.
Gezag en orde schynen zich niet te kun
nen baan breken dan door een chaos van
van I5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
aanslagen en ongeregeldheden, als men
tenminste de berichten mag gelooven, want
die zijn de laatste dagen uiterst luguber.
Te Nizji Nowgorod schopt een jongen tegen
een bus, die half onder de sneeuw ligt, de
bus ontploft en doodt twee kinderen. Te
Kertsj geeft de commissaris van politie een
feesteen revolverkogel, dwars door het
raam, beneemt hem het leven. De stad
Orel staat sedert twee dagen in brand.
Verscheidene groote winkels, een bank,
eenige gebouwen en een hotel zijn reeds
door het vuur verwoest.
Het meest schokkende is wel de reeds in
ons vorig no. gemelde moordaanslag op
admiraal Tsjoeknin, den opperbevelhebber
van de Zwarte Zee-vloot. Naar nader wordt
gemeld heeft de vrouw, die den aanslag
volbracht, zich uitgegeven als een admi
raalsdochter uit Petersburg, die Tsjoeknin
een /erzoek had te doen. Zoo wist zij in
zijn paleis binnen te dringen.
In een buitenwijk van Warschau drong
een gewapende bende het postkantoor
binnen, doodde den directeur, wondde 2
beambten en ging daarna met de kas er
van door. Te Kedrin werd eveneens een
postkantoor leeggeplunderd. De wanbe
drijven ten plattenlande houden aan. Bij
Pskof en Ribinsk worden bosschen in
brand gestoken en landgoederen vernield.
Te Koetaïs in den Kaukasus zijn 15 win
kels afgebrand en vele vernield. Er heerscht
een paniek.
Ook uit Tchita komen berichten van
roering en onderwerping die aan een intijds
ontdekt complot doen denken. Tenminste
een telegram van LiDewitch meldtDen
2den Februari werden in Tchita 81 sol
daten van het spoorwegbataljon, die zich
bij het spoorwegbataljon aangesloten had
den, in hechtenis genomen. Van den 3den
tot den 5en Februari leverden de bewoners
van de stad en de spoorwegbeambten een
groot aantal wapens af. In de werkplaatsen
van den spoorweg vonden de troepen blanke
wapens en schietwapens van allerlei soort,
alsmede bommen in verschillende vormen,
helsehe machines en 100 pud schietkatoen.
Twintig leiders der opstandelingen werden
in hechtenis genomen. De rust in Tchita
is zonder bloedvergieten hersteld.
Wegens plaatsgebrek afgebroken.
LA NDBOU W.
De Landbouwproef.velden.
Slot.)
Proefveld op zivavelgrond.
Proefnemer de heer J. Gideonse, te St.
Laurens. Doeleen variëteitsproef met
tarwe.
Het proefveld, groot 0,772 heet., werd
verdeeld in 4 perceelen en bezaaid met
de navolgende variëteiten
Wilhelmina-tarwe, gladde Essex-tarwe,
witte dikkop-tarwe en Bordeaux-tarwe.
Het proefveld had tot voorvrucht erwten,
die bemest werden met 500 K.G. Thomas-
slakkenmeel en 500 K. G. kaïniet per
hectare. Na het oogsten van erwten werd
het land een paar maal geploegd en flink
geëgd en de hulpmest, superphosphaat en
kaïniet, tegen 500 K.G. van iieder per
hectare, ondergeploegd. Op 14 October
werd bij uitstekend weer met de machine
gezaaid. De afstand der rijen bedroeg
19.5 c.M. Eind October kwam de tarwe
uitstekend boven en de stand van het
gewas was gedurende den geheelen groei-
tijd best. In het voorjaar werd, als gevolg-
van het natte weer, wat last ondervonden
van het onkruid.
In April werden de achterlijke plaatsen
overbemest met wat Chili-salpeter.
Op 31 Juli werd met het snijden be
gonnen. De tarwe was door de zeer warme
dagen in 't laatst van Juli wat te snel
gerijpt. Op 8 Augustus werd de oogst bij
uitstekend weer binnengehaald.
Uit dat overzicht blijkt, dat alle varië
teiten een uitstekende opbrengst gegeven
hebben. De witte-dikkop, afkomstig van
den heer Mansholt, spant de kroon en
wordt gevolgd door de Wilhelmina-tarwe.
De qualiteit van de witte-dikkop, in mijn
verslag over 1904 niet erg gunstig ge
noemd, was op dit proefveld dit jaar uit
stekend en bracht per hectoliter het meeste
op. De Wilhelmina-tarwe voldeed ook weer
goed. De proefnemer schrijft, dat het stroo
van deze variëteit minder hard was dan
van de dikkop- en Essex-tarwe. De Bor
deaux-tarwe gaf weer zeer lang stroo en
is daardoor spoedig tot legeren geneigd.
Het lid van de Commissie van Toezicht
op de proefvelden in Walcheren, de heer
F. Polderdijk, en de proefnemer vonden
de vier verbouwde variëteiten alle aan
bevelenswaardig. Ik onderschrijf deze
meeningdoch wil voor Walcheren in 't
bijzonder wijzen op de Wilhelmina- en
de witte dikkoptarwe.
Proefveld op middelmatig zwaren kleigrond.
Proefnemer de heer A. de Schipper te
Ivapelle. Doeleen bemestingsproef op
suikerbieten.
Het proefveld, werd verdeeld in 6 per
ceelen, waarvan één onbemest bleef.
De jonge plantjes kwamen spoedig regel
matig boven, alleen de plantjes op het
onbemeste perceel waren wat later.
De planten groeiden goed op en hadden
noch van het weer noch van andere scha
delijke invloeden te lijden. In de eerste
week van November werd gerooid,
De opbrengst van het onbemeste perceel
was heel wat kleiner dan van de overige
perceelen. De bemesting met superphos
phaat en Chili-Salpeter heeft uitstekend
gewerkt.
De bedoeling met dit proefveld was
vooral om na te gaan, of een kali- en een
kalkbemesting rendeert en zoo ja, in wel
ken vorm de kalibemesting dan de voor
keur verdient. Bij proefnemingen, in voor
gaande jaren te Kapelle gedaan, had een
kali-bemesting steeds zeer goed gewerkt.
Dit jaar echter heeft op dit proefveld de
kali in 't geheel niet gewerkt en de kalk
evenmin. De bemesting met uitsluitend
superphosphaat en Chili-salpeter heeft de
hoogste opbrengst gegeven. Waarschijnlijk
had de grond geen behoefte aan kali en
kalk, in tegenstelling dus met de grond
stukken, die in voorgaande jaren voorde
proefvelden gebruikt werden.
Proefveld op middelmatigen kleigrond.
Proefnemer de heer B. de Jager Jzn.,
te 's-Heer Arendskerke. Doeleen be
mestingsproef op suikerbieten.
Het proefveld, groot 50 aren, werd
verdeeld in 5 gelijke perceelen. Perceel
1 werd bemest met 500 K.G. superphos
phaat en 350 K.G. Chili-salpeter per
hectareperceel 2 met 500 K.G. ammo-
niak-superphosphaat (7 X 9) en 150 K.G.
Chili-salpeter per hectare perceel 3 werd
bemest als perceel 1 en bovendien met
800 K.G. kaïniet per hectareperceel 4
werd bemest als perceel 2 en eveneens
met 800 K.G. kaïniet per hectare. Perceel
5 bleef onbemest.
Op 11 Mei stonden de jonge plantjes
regelmatig boven en groeiden verder goed
op. Door plantenziekten of schadelijke
dieren werd geen nadeel aangebracht. Op
drie verschillende tijden werden monsters
van het proefveld genomen voor een
onderzoek op het suikergehalte. De bieten
werden op 29 October gerooid.
Uit de opbrengst-cijfers blijkt, dat het
verschil tusschen het onbemeste perceel
en de perceelen 1 en 2 niet groot genoeg
is, om daarmede de kosten van bemesting
te dekken,
Een opbrengst van bijna 40.000 K.G.
op een onbemest perceel is zeer hoog,
in 't bijzonder, wanneer die opbrengst
verkregen wordt op grond, in een „Kraai-
ertpolder" gelegen. Hel vochtige weer
vooral heeft op dien groei in dien polder
zeer gunstig gewerkt. De proefnemer
schrijft in zijn verslag, dat in een droog
jaar het verschil tusschen onbemest en
bemest zeker veel grooter zou zijn geweest.
De combinatie van ammoniak-superphos-
phaat en Chili-salpeter heeft gunstiger
gewirkt dan die van superphosphaat en