NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No. 94. 1906.
Maandag 22 Januari.
20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
iiiteBlandssk Orerzlehl
UIT RE PERS.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Grootmoeders lievelingsdichter.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02".
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Een staart.
Onze Courant schreef enkele artikelen
over de „fopperij-Borgesius" en voegt daar
in haar jongste nummer de volgende staart
aan toe
Hoe staan wij, antirevolutionairen nu tegen
over minister Staal en zijn bestrijders Gaan
wij met hem door dik en dun Zoo ja, waarom
Indien niet wat dan?
Van links heeft men ons nauwkeurig waar
genomen. Onze oogen, zegt men, glommen
van pret. We schud'den van plezier, dat min.
Staal zoo'n raar «eendekuiken» bleek te zijn.
We smoesden onder mekaar van een «politiek
fortuintje». We juichten over die tirade van
zuigelingen, die in hun wieg al om «bezuini
ging vragen.
Zoo zegt, zoo verwijt men, links
Nu willen we niet den braven Hendrik uit
hangen. Toen min. Staal zich zoo allergekst
ontpopte, hebben we géén asch op ons hoofd
gedaan, omdat de «baas» zich zoo vergist of
zijn bondgenooten zoo gefopt had.
Dat ware te veel van ons gevergd. Daartoe
verplichtte ons niets. Dat de rare linksche ge
zichten, die zich in velerlei plooien trokken,
ons tot een weinig vroolijkheid prikkelden, zal
ook wel waar zijn. Zoo'n zaak heeft eer. ko-
mischen kant. En wie voor de komische zijde
van het leven geen oog meer heeft, is 'n knies
oor, 'n hypochondrist, die voor het leven ver
loren is.
Maarj dat wij van de Staal-zaak wel graag 'n
politiek kunstje zouden maken, 'n dam waar
mede we de schijven onzer tegenpartij van het
bord slaan.dat is met verlof, gelogen.
Onze partij kan zich beroepen op haar
historie.
't Is niet voor 't eerst, dat de rechterzijde een
liberale minister van Oorlog of Marine voor
wankelen en vallen behoedde Toen de libera
len nog oppermachtig waren, zat er altijd in
de Kamer zoo'n antimilitaristische club, die
afstemde en ministers wipte. En daartegen
hebben wij, niet pas nu, maar altijd, gepleit en
gewaakt.
Als onze mannen, in vroeger tijd, tégen
Oorlog of Marine stemden, was het omdat de
Begrooting zélf daartoe aanleiding gaf. Nooit
om dat de minister hun te »militairistisch" was.
Aan de Legerwet-B ergansius in 1901
offerden wij zelfs de toen bestaande »coalitie"
op. De »persoonlijke dienstplicht" hielpen wij
FEUILLETON^
In het kleine achterkamertje, waar
grootmoeder sinds grootvaders dood zoo
eenzaam verblijf hield, stond op een klein,
eenvoudig boekenrekje, als soldaten op
een rij, een aantal min of meer lijvige
werkjes, meest duodecimo formaat, van
godsdienstige, zoogenaamde „oude schrij
vers" uil de 17e ook wel 18e eeuw. Broe
derlijk stonden daar naast elkander Voet-
sianen en Coecejanen, vóór-Jen tegenstan-
van de Conventikelen, binnen- en buiten-
landsche godgeleerden, de laatste natuur
lijk verduitscht, die allemaal hun pro- en
contra voor zich hielden en zelden hun
gereserveerde plaatsen verlieten.
Grootmoeder hield volgens haar zeggen
meer van het heldere, frissche water uit
de bron en met die bron bedoelde ze
"en Bijbel dan wel van het zoo niet
troebele, dan toch afgeleide water uit de
heek. In het boek der boeken las ze graag.
Vooral na haar sober middagmaal, wan
neer zij, na haar lectura van een paar
kapitteltjes uit evangeliën of brieven, nog
gelegenheid vond een uiltje te knappen
den bril op den neus en den dierbaren
bijbel opengeslagen voor haar.
Niemand, die haar dit ooit kwalijk zou
genomen hebben. Het was er zoo opval
lend stil en eenzaam in grootmoeders ka-
niertje. En dan zulk een oude ziel.
Maar om op die boeken terug te ko
men. Reeds meer dan een vijftal jaren
waren ze slechts een enkele maal in hun
rustige rust gestoord. Sinds grootvaders
dood stonden ze daar altijd even stil en
onaangeroerd.
Een paar malen in het jaar verlieten ze
Jjun hooge standplaats, om in lagere sfeeren
mee invoeren, op gevaar af, dat we bij de
Roomschen ons toorn en wrok zouden verga
deren.
Wel hebben ook w ij steeds op »bezuiniging"
aangedrongen.
Dr. K u y p e r, vóór zijn ministerschap, sprak
al van de »mysteriën" van »Oorlog". En nu,
na zijn aftreden, bestaan die misteriën voor
hem nóg, blijkens zijn brief over 't Rumeensche
leger.
Maar als de Regeering, welke ook, kwam en
aantoonde dat vermeerdering des legers, snel-
vuurkanonnen, repeteergeweren enz. noodig
waren voor de verdediging des vaderlands
dan heeft onze partij nooit geweigerd tot
het uiterste onzer draagkracht te gaan.
En dat waarom?
Niet uit ziekelijke vereering van gouden pas
sement en zilveren tressen. Niet uit verzotheid
op den roffel der trom of 't geschal van den
hoorn. Wij zijn Nederlanders, ook wij, anti
revolutionairen. D. i. we zijn niet militair aan
gelegd.
Maar oók wij zijn nazaten en geestverwanten
van die kloeke Leidenaars, die hun linkerarm
wilden opeten om met hun rechter nog hun
stad te kunnen verdedigen. Van de Kenau's
die op de wallen harer vaderlijke stede den
vijand weerstonden. Van de poorters en boeren,
die met Willem III desnoods sterven wilden,
bij de verdediging der laatste gracht.
Van hun geloof, hun moed, hun ijver, bleef
iets in ons over.
We weten, dat de verdediging des vader
lands, vooral in onze eeuw een hachelijke zaak is.
Maar we weigeren te gelooven, dat ze slechts
een rekensom is.
Nu, zoomin als vroeger.
En in deze door-en-door materialistische
eeuwnu velen onzer landgenooten cynisch
zeggenwaar ik 't goed heb, daar is mijn
vaderland in deze eeuw schamen wij ons
niet, te zeggen, dat Nederland, de van God
zoo gezegende martelaarsbodem, ons boven
alles dierbaar is en we 't uiterste willen wagen
en offeren, om dien grond te verdedigen.
B i 1 d e r d ij kna lange ballingschap terug-
keerend, zingt van het omvademen van dien
grond, om er zijn kloppend harte tegen te
drukken en hem met zijn tranen te besproeien.
Zulke ouderwetsche Bilderdijken zijn wij
nu eenmaal ook.
En d&arom steunen we min. Staal, als
hij ons bewijst het goede te zoeken voor de
handhaving onzer onafhankelijkheid.
Hem, onverschillig of hij liberaal is of niet.
bevrijd te worden van het overtollig stof,
dat hen zoo niet ouder, dan toch zeker
grijzer maakte. En het was inderdaad,
alsof die kleine duodecimo's want in de
kleinste werkjes zit soms de grootste mate
van geest en leven het beseften, dat zij
alleen maar in grootmoeders tegenwoordig
heid gedoogd werden, sinds zij zulk een
braven schutspatroon in grootvader ver
loren hadden.
Een enkel dezer boekdeeltjes maakte een
uitzondering op dezen anders zoo streng
volgehouden regel. Het was een klein,
lijvig werkje in zwarten band, verscholen
tusschen meest jongere broers, oven be
scheiden als het nederig boschviooltje te
midden van een krans fijne bloemen. Af en
toe werd het voor den dag gehaald, voor
namelijk als grootmoeder in een „brocke-
lingh van tijt", om met den heere van
Zuylichem te spreken, nader met hetzelve
wilde kennis maken, of beter gezegd, de
kennismaking van jaren telkens weêr ging
vernieuwen.
Want eerlijk gezegd, grootmoeder hield
wonder veel van versjes en gedichtjes, en
het bedoelde boek was er vol van.
Voor alle gelegenheden en tijden, op
allerlei „voysen" en wijzen, aangename en
onaangename, gemakkelijke en moeilijke,
de laatste het meest. Soms raakte zij bij
het zingen dier liederen van de wijs, doch
ze wist er zich wel door te slaan en kwam
gewoouiijk behouden aan wal.
Ze zong toch niet om de kunst, maar
voor haar genot. Hoe zou ze ook anders,
de oude met haar bevende en trillende
stem, die veel weg had van het geluid
van de „tremblant", op een versleten pijp
orgel. Het zingen van een „salmpje" of
„versje" deed haar zoo goed aan het hart,
vooral in hare eenzaamheid. Als zij daar
zoo stil ter neder zat in het schemerdonker
Een „groote" daad.
De parlementaire socialisten staan ook
in ons land tamelijk scherp tegenover de
vrije socialisten, anarchisten, of wat men
ze anders noemen wilHet Volk en het
Volksdagblad bestrijden elkaar geregeld
en voor de „directe actie', is ook het eerste
blad, vooral na zijn laatste ervaringen,
zeker niet meer te vinden.
Daarom is het wel eigenaardig in een
artikel, dat mevr. H. Roland Holst in
Het Volk schrijft om te bewijzen dat de
sociaal-democratie de revolutie in Rusland
voorzien had, een verheerlijking te lezen
van de revolutionaire beweging in Rusland
in de jaren 187781. De schrijfster is vol
bewondering voor de kleine groep die het
„systematisch toegepast terrorisme" tot
wapen had gekozen. En vooral voor hun
„koenste grootste daadde welgelukte
aanslag van Maart", waarbij Tsaar Alex
ander II door een bom werd gedood.
Als nu een heethoofdig lezer van Het
Volk door deze verheerlijking van een
aanslag op een staatshoofd er eens toe
moeht komen ook zulk een koene, groote
daad" te verrichten, aan wie was dan de
schuld? (Ildbl.)
Protectie.
If,, Chamberlain aldus Het Handels
blad beriep zich op Amerika. Maar
hij verzweeg, dat Amerika een werelddeel
is, dat over ongeveer een werelddeel de
nij veren van de Staten vrijen handel drij ven,
dat het een nieuw en jong land is, niet
bevolkt als Engeland, dat protectie 's lands
scheepvaart vermoord heeft, zoodat Enge
land de wereldschipper werd, dat terwijl
in het vorig jaar 5 pCt. der arbeiders werk
loos waren in Groot-Brit tan je, 10 pCt.
van die der Yereenigde Staten werkloos
waren zeven maanden langin dalzelfde jaar.
Rusland.
De kiezerslijsten, waarvoor de kiezers
zioh maar heel matigjes hebben aange
geven, zijn gesloten. In Petersburg be
vat die ruim 21,000 namen, in Moskou
en een poosje aan het nadenken of mijmeren
was over de dingen, die boven zijn, over
de oorden des lichts met de stralen van
goud, dan klonk het met bevende stem
'k Zat dan gedurig bij U zijn
In al mijn nooden, angst en pijn.
In die oogenblikken kwam ook haar
lievelingsdichter van de plank. Het was
Jodocus v. Lodensteyn met zijn stichtelijke
liederen. Want met den auteur dezer uit
spanningen stemde zij volkomen in, dat
het „seldzaam is te bemerken, wat op des
menschen herte in 't gemeen vermag de
Digt- en Sangkunst", waardoor het de
Goddelijke Majesteit dikwijls heeft behaagd
hare geheimenissen aan den menseh te
openbaren. Vandaar, dat moeder in hare
innige vroomheid zich niet ergerde aan de
wereldsche wijzen, waarop deze Loden-
steinsche liederen werden gezongen.
»De voys en" weegt Godt niet, of die
[is swaar of licht.
Wat de waarde van het boekje in hare
oogen nog vergrootte, was de wijze, waar
op ze in het bezit er van was gekomen.
Als souvenir had ze liet van een oude
vriendin ontvangen, eene vriendin, die
met de piëtistische lettervruchten van den
nu zaligen heer Lodensteyn dweepte en
niet had nagelaten te trachten denzelfden
eerbied voor haren lievelingsschrijver in
het hart van hare jongere vriendin in te
planten.
Wonderwel was dit haar gelukt. Met
innig welgevallen zag ze neer op de vroom
heid van den Utrechtschen asceet, die
zoo'n teeder leven leidde voor het aange
zicht zijns Heeren. Het liefst zag hem
hare verbeelding in de eenzaamheid der
natuur, neergezeten in den grooten tuin
van het ruime heerenhuis tusschen de
op 120,000 kiesgerechtigden slechts ruim
4000. De boeren laten er zich heelemaal
niet mee in.
Dientengevolge hebben althans in Peters
burg, Moskou en Kief de constitutioneel-
democraten de meerderheid. In Moskou
staan voor deze partij eandidaatKokosjin,
Skzefkin en Moeromzof.
Op hun congres zullen de constitutioneel-
detnocraten krachtig protesteeren tegen de
wijze waarop zij overal van overheidswege
worden tegengewerkt.
Over heel Polen bereidt alles zich voor
op een krachtig deelnemen aan de Doema-
verkiezingeu. De op enkele plaatsen tegen
de Doema op touw gezette intriges zijn
door geestelijkheid en plattelands-bevolking
krachteloos gemaakt.
Gedurende de laatste twee maanden is
er, onder den invloed van de revolutio
nairen, die poogden het volk tot wanhoops
daden te brengen door het te ruïneeren,
door tal van particulieren en ook door
Russische handelsfirma's mee begonnen,
hun vermogen naar het buitenland over
te brengen.
Op winst beluste lieden hebben aan de
beurs a la baisse gespeculeerd in Russische
effecten en den roebelkoers. Zij hadden
den houders van Russische effecten de
verzekering gegeven, dat de Rijksbank ten
slotte niet meer bij machte zou wezen, het
Russische papier tegen goud in te lossen.
Te ooraeelen echter naar den loop, dien de
zaken de laatste weken hebben genomen,
is men gerechtigd tot de onderstelling, dat
de speculanten zich hebben misrekend, en
hun posities zoo spoedig mogelijk hebben
geliquideerd.
Te Moskau is in het huis van een jonge
vrouw, die zich prinses Koslofska liet
noemen, een ijzeren kast ontdekt, waarin
zich 8 geladen bommen bevonden ook
wapens werden aangetroffen. Naar uit de
in beslag genomen correspondentie bleek,
waren de bommen bestemd, heden te wor
den gebruikt om een paniek teweeg te
brengen gedurende de godsdienstoefening
en dan een aanslag te plegen op den gou
verneur-generaal.
Witte-Vrouwen- en de gewezen Malie
poort, het vroege morgenuur doorbren
gend in godvruchtig gepeins of wel als
ontspanning na zijn herderlijken arbeid
op het latere van den dag, een dier lie
deren opschrijvend, die spraken tot haar
ziel. De ervaring van Lodensteyn neer
geschreven voor Willem Sluyter's Buiten
leven was ook de hare
Eenzaam leer ik Jezus vinden,
Eenzaam aan mijn harte binden.
Eenzaam met hem omtegaan.
Om, als rijkdom, vrienden, staten,
Met dit leven ons verlaten,
Eenzaam, niet alleen te staan.
Dit buitengewoon opzien tegen den ne-
derigen, getrouwen dienaar des Heeren,
deed haar door de vingers zien, wat zij
anders grooteiijks zou afkeuren. In dezen
was hare houding een veelzeggende com
mentaar op Paulus' woord „De liefde zal
menigte der zonden bedekken".
Sprak er haar niet van, dat Lodensteyn
wellicht in een zwak oogenblik er toe ge
komen was, om de Fransche mode te volgen
en zich op 's heeren straten te vertoonen
met den platten, driekanten hoed oftewel
steek, tot groote ergernis van velen zijner
vrienden.
Want direct had ze haar drietal van ver
ontschuldigingen gereed, om zijn gedrag te
vergoelijken.
's Mans toornen tegen „strikken en lin
ten" tot op den predikstoel toe, waarborg
genoeg voor de oprechtheid van zijn be
doelen, en voorts, behalve het feit, dat de
man, om allen aanstoot weg te nemen, zijn
vreemdsoortig hoofddeksel weldra tegen
den gewonen hoed verwisselde, om dien te
blijven dragen tot zijn dood toe, ook en niet
het minst zijn gevoel van „kleinheid" en
„nietigheid", dat in alles doorstraalde tot
in zyne gezangen toe,
Met genoemde Koslofska zijn nog twee
vrouwen en een jongmensch in hechtenis
genomen.
Frankrijk »n Venezuela.
Wegens de beleediging door Venezuela
den Franschen gezant te Caracas, Taigny
aangedaan, heeft de Fransche minister van
buitenlandsche zaken, tevens eerste minis
ter, Rouvier onmiddellijk aan den zaak
gelastigde van Venezuela diens paspoort
doen geven, en hem uitgenoodigd, nog
denzelfden dag Frankrijk te verlaten.
Het schijnt alzoo inderdaad ernst te
worden tusschen de Fran che regeering
en president Castro.
Het had tusschen deze twee al lang
gebroeid. En nu kwam Zondag een nieuw
ongelukje van de zijde der Venezolanen
de maat vol meten.
De Fransche gezant, zoo even genoemd,
was Zondag te La Guayra aan boord ge
gaan van het Fransche oorlogsschip Mar
tinique om een vriendschapsbezoek te
brengen aan den commandant van dat
vaartuig. Volgens de reglementen der
Venezolaansclie haven en de thans gel
dende quarantaine-voorschriften had hij
daartoe een pas moeten bezitten. Taigny,
die nog al hooghartig schijnt, had verzuimd,
zich daarvan te voorzien en toen hij de
Martinique weder verlaten wilde, werd
hem zulks door de douanen belet. Hij
moest dus aan boord van de Martinique
blijen, en men gelooft, dat hij niet meer
beproeven zal op Venezolaanschen grond
terug te komen.
De aanleiding tot de eerste verwijdering
tusschen den president van Venezuela en
den Franschen gezant ligt in het duister,
Men weet alleen dat met Nieuwjaar deze
laatste niet op de ïeceptie werd genoo-
digd en de Fransche gezant hierover ge
belgd was en de Amerikaansche gezant
te vergeefs beproefde de zaak bij 'te leggen.
Nu was er in de haven van La Guayra
een Fransche stoomboot aangekomen.
Taigny, die wegens storing van den tele-
graaf-lijn al in geen vijf dagen instructies
had kunnen ontvangen, hoorde, dat de
kapitein van het Fransche schip, de Mar-
Met wat tinteling van oog en innig ge
voel des harten, wist ze haar lievelingsvers
uit den bundel te reciteeren
't Hoort den Hemel alles toe,
Wat ik denk, en wat ik doe,
Wat ik heb of ooit vermoog,
Wat mij lief is, wat mij lust,
Al 'tbegeeren van mijn oog,
Mijn vernoegen en mijn rust.
Zie, dit was taal van het hart tot het hart.
En naar grootmoeders overtuiging, moest
de strenge asceet, zoo nauw van leven, een
ruim sterfbed hebben gehad.
Het was of de ziel daarvan een voor
gevoel had bij het lezen en overdenken
van zijn zwanenzang.
Wat berusting in zijn lot, wat onder
werping in zijn lijden. Het was goed,
zooals God het wilde. En hierin had ze
zich niet vergist.
Stervensangst heeft hij niet gekend,
stervenssmart al heel weinig.
In zijn laatste u.-e zei hij tot de om
standers „Is dit sterven zoo sterf ik
wel gemakkelijk".
En „seer vol van gedachten" stierf deze
knecht des Heeren, bij het aanbreken
van den dageraad, ongeveer drie uren des
morgens.
Toen, zei grootmoeder, had Lodensteyn
zijn wensch verkregen, want eenmaal
zong hij
O, konde ik eens uitgalmen
Uw lof door lied of psalmen
Tot grootheid van Uw eer
En bij het lezen van dit couplet zuchtte
de goede ziel, een traan blonk in haar
vochtig oog. En die traan was wel
sprekender dan het schoonste lied.