NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 92. 1906. Vrijdag 19 Januari 20e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- Buitenlandscli Overzieht. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een Staatsman niet! een Evangelie-belijder. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Het antirevolutionaire volk kent zijn voormannen en bemint ze. Bemint ze het meest, wanneer ze blijk geven vast te houden aan de leuze van Groen van Prinsterer„Een Staatsman nieteen Evangeliebelijder". En ieder van die voormannen kan het Groen nazeggenniet in een politiek systeem ligt onze krachtonze band met de kiezers berust niet op afspraak en overleg, op organisatie en taktiek. Maar in de persoonlijke liefde en gene genheid en vertrouwen, die ons betoond wordt, wegens overeenstemming in het ééne noodige. „Zeg het aan de kiezers, „zeg het aan het volk achter de kiezers, „zeg het in het huisgezin van kiezer of „niet-kiezer, „zeg het aan ieder geloovig lid der Gemeente „zeg het aan man of vrouw, „die het Evangelie liefheeft, „die christelijke volksopvoeding waar deert, „die van onze verantwoordelijkheid „besef heeft, „zeg, en herzeg hun, dat ik, niet als „Staatsman, niet als hoofd eener partij, „maar als belijder van het Evangelie, hun „geloovig Amen op mijne belijdenis in „de Tweede Kamer tegemoet zie". Zoo is het. Wanneer onze voormannen ook in de hoogste plaatsen zich voor de belijdenis van het Evangelie niet schamen, dan dankt het geloovige deel van ons volk zijn God daarvoor. En dan spreekt het zijn „geloovig Amen" ook openlijk uit. Op zulk een belijdenis, zegt de Twee Provinciën, kunnen wij heden wijzen. En tegelijk op de ontvangst dier belij denis in liberalen kring. Bij de behandeling der Koloniale be grooting in de Eerste Kamer sprak Dr. Franssen (antir. afgevaardigde van Over- ijsel) over het uitzenden van predikanten voor de Indische Staatskerk. Dat op voor dracht van den minister van Koloniën als herder en leeraar van Christus' gemeente worden uitgezonden modernen, vergeleek hij met het benoemen van anarchisten van de daad tot burgemeester. En de heer Hovy (vroeger lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland voor Weesp, thans afgevaardigde van Zee land in de Eerste Kamer) kwam krachtig op tegen de weigering van den gouver neur-generaal Van Heutsz om zendelingen toe te laten in Soerakarta. Wat beteekent meer voor onze Regee ring zoo vroeg hij de wensoh van den Soesoehoenan van Soerakarta, of het ge bod van Christus„Predikt het Evangelie aan alle creaturen" De heer Hovy heeft dezer dagen zelf in Hel Handelsblad het geval aldus uit eengezet In de residentie Djocjacarta, een dei- beide dusgenaamde Vorstenlanden op mid den-Jawa, wordt vanwege de Gerefor meerde Kerk het Christendom verbreid onder Heidenen en Mahomedanen. Daar enboven is daar door die zelfde kerk een hospitaal gesticht, dat thans 125 bedden heeft, die. te allen beschikbaar zijn voor behoeftige inlanders, die bovendien in de daaraan verbonden polikliniek dagelijks ge olpen kunnen worden, waarvan jaar lijks tenminste 25,000 a 30,000 personen dankbaar gebruik maken. Ik wil hier niet uitweiden over den gezegenden invloed, die daarvan uitgaatook niet over den ingang, dien de prediking van het Evan gelie vindt in de harten van menigen hei den en Mahomedaan. Daar getuigen an deren voldoende van. Het zij voldoende te constateeren, dat de zegeD, door dezen arbeid verspreid, de aanleiding is geweest om vanwege onder scheidene landheeren en andere belang hebbenden, het verzoek te doen uitgaan tot den geneesheer-directeur van het hos pitaal, ook een dergelijken arbeid in het vorstenland Soerakarta en met name in de hoofdstad Soerakarta of Solo aan te van gen, waartoe krachtige steun werd aan geboden. Aangezien nu deze arbeid niet te schei den is van dien der zending, heeft ge noemde heer de inwilliging van dat ver zoek terstond afhankelijk gesteld van de vraagof dan ook, evenals te Djocja, vrijheid zou worden verleend onder de inlanders het Evangelie te verbreiden, niet alleen in het hospitaal, maar ook bij hun bezoeken der polikliniek en in hunne huizen. Teneinde die vrijheid te bekomen, moest tengevolge van het helaas nog bestaande art. 123 van het Regeerings-Reglement, daartoe vergunning worden gevraagd aan den Gouverneur-Generaal, welk verzoek evenwel door den gouverneur-generaal Rooseboom is gewezen van de hand. Toen evenwel na twee jaar aanleiding bestond het verzoek te herhalen, met uit- zieht op meer succes, is tot onze groote teleurstelling weer eene weigering werd ontvangen, vanwege den gouverneur-gene raal van Heutsz, ditmaal evenwel op mijn verzoek aan den minister van Koloniën toegelicht met de mededeeling „dat de afwijzing van dit verzoek een gevolg was van de inzichten van den Soesoehoenan, op hoffelijke wijze en in correcten vorm der Regeering kenbaar gemaakt." Dit antwoord heeft mij de vraag doen stellen aan den minister, of de Regeering van een Christenvolk daarin kon berusten? of hier niet een meten met twee maten was ten opzichte van de godsdienstige propaganda Immers, onze Regeering be let, noch in het vorstenland Soerakarta, noch op eenige plaats in onze koloniën, vrije propaganda voor de leer van Mo- hamed, die de Soesoehoenan is toegedaan; gaat het dan aan, dat de Soesoehoenan wel weigert dat de leer van Christus worde verbreid, welke Koningin Wilhelmina be lijdt In plaats van te berusten in die weige ring moet den Soesoehoenan het onredelijke van zijn eisch worden voorgehouden. Dan zal hij ook den indruk out vangen, dat hier een heilige zaak aan de orde is, aangezien het geldt de uitvoering van hel bevel van den Christus tot zijne discipe len „Predik hel Evangelie aan alle crea turen", en de Nederlandsche Regeering haren onderdanen, die zich in hunne cons ciëntie aan dat bevel gebonden gevoelen, niet verbieden mag dit ook uit te voeren in Solo. Zoolang van overheidswege daarin zoet sappig wordt berust uit bange vrees den Soesoehoenan onaangenaam te zijn, zal deze zich verheugen in de overwinning van het Mohamedanisme op het Christendom maar de uitwerking zal juist eene tegen overgesteld zijn aan die, welke de regee ring daarmee hoopt te bereiken. U dankend voor de plaatsruimte, Hoogachtend, W. HOVY. Hoe wordt deze belijdenis nu ontvangen door het liberalisme Het Handelsblad wijdt een artikel aan het geval. Het blad zegt volkomen terecht, dat hier het onderscheid tusschen liberale en christelijke staatkunde duidelijk uitkomt. De redeneering van den heer Hovy is zuiver anti-revolutionair, zegt het blad. „Niet wat zedelijk en verstandig is, moet worden toegepast, maar wat de Bijbel, „naar de letter, voorschrijft". Daarvan heeft een goed liberaal een gruwel.' „Voor „liberalen kan de Bijbel nooit meer zijn „dan „het beginsel van alle wijsheid De fout van den heer Hovy en zijn geest verwanten is, dat zij hun eischen niet stellen als verantwoordelijke staatslieden, maar als propagandistendat zjj niet handelen als practische politici, maar als theoretische idealenjagers. De liberalen gruwen van „het heersch- „zuchtig absolutisme van een bijbeltekst". De Bijbel kan volgens hen niet bruikbaar wezen voor de bijzondere toestanden, die met de eigenaardigheden van tijd, plaats volkskarakter de staatkunde beheerschen. Deze taal behoeft geen wederlegging. Althans niet, voor wie in de Heilige Schrift heeft leereD kennen niet „een boek „van algemeene wijsheid", maar het Woord van God. Wij constateeren slechts twee dingen, Ten eerste. Het Handelsblad bewijst hier, dat „de antithese" niet dood is. Maar dat nog heden ten dage op staatkundig terrein de groote vraag isbelijdt gij, of niet, het Evangelie En ten tweede. Op de kloeke belijdenis van den heer Hovy geeft het antirevolu tionaire volk zijn geloovig Amen. 18 Januari 1906. Gisteren wezen wij er al op dat de vrijzinnige pers zoo met de Standaard lezers te doen had omdat zij zulke ge leerde kost als een verslag eener theolo gische voordracht met vreemde woorden er in te slikken gehad hebben. Wij hebben er 't onze van gezegddoch verzuimden op nog een andere onnoozelheid dierzelfde pers te wijzen. Daar toch staat: Intusschen ps het verslag van deze lezing toch in één opzicht van belang. Het leert ons, dat omtrent een zeer belangrijk kerkelijk leerstuk bij de Gereformeerde broederen groot verschil van meening bestaatmen verweet den inleider zelfs „afwijking van de Gerefor meerde leer" en „afzakking naar het Remon strantisme''. Zulke verschijnselen zijn voor de Gereformeerden veege teekens. Verbeeld u, een zeer belangrijk nkerke- lijlc leerstuk'' En dan rerschil" en „veeg teeken" Zoo ooit, dan is het hier wel een net doen of men van de quaestie alles begrepen heeft, terwijl men zelfs de ver taling der vreemde woorden nog niet kent. Zouden de vrijzinnigen die dogmatische „quaestiën" maar niet liever onopgemerkt voor zich laten voorbijgaanHet inge zonden stuk van ds. Rudolph in De Stand aard bewijst bovendien genoeg dat er van beschuldiging van afzakking enz. geen sprake is geweest. Ds. R. toch schrijft: „Een der grootste onjuistheden is zeker de bewering van den verslaggever dat ik Dr. Greydanus afzakking naar het remonstran- tisme heb verweten. Zoodanige afzak king is, zou ik bijna zeggen, juist bij Dr. Grey danus uitgesloten. Dr. Greydanus is een wetenschappelijke adelaar, en deze moge eens wat hoog stijgen, afzakken behoort zeker niet tot zijn aard". Misschien zal de vrijzinnige pers, ook in onze omgeving, ter bevordering van het vertrouwen harer lezers in de objectiviteit harer Persoverzichten, en ter wille der waarheid, haar overzicht op dit speciale punt wel willen aanvullen en verbeteren. De vereeniging voor Rotterdamsche gezondheidskoloniën zal dezen zomer een derde koloniehuis openen en wel in de nabijheid van Arnhem. Daarin zullen tegen betaling worden opgenomen meisjes en jongens van zeven tot dertien jaren, woonachtig te Rotterdam of, voor zoover de ruimte het toelaat, ook van elders. Dit nieuwe huis, Sonsbeek genoemd, kan zomer en winter geopend blijven. Het is een soort pension, aan welks hoofd een directrice staat, die bijgestaan wordt door eenige dames helpsters. De gezondheids- of vacantiekoloniën da teeren nit het laatste vierde der vorige eeuw en zijn een plant van vreemden bodem, doch daarom echter niet minder welkom in ons vaderland. Een Zwitsersch dorpspredikant uiteen der bergstreken naar de stad verhuisd, en ziende, hoe het gemis van de gezonde bosch- en berglucht nadeel toebracht aan de gezondheid zijner kinderen, kwam daardoor op het denkbeeld, om ieder jaar een aantal kinderen uit de volksbuurten zijner woonplaats, in de gelegenheid te stellen de vacantie te doen doorbrengen in frisscher omgeving. Telken jare kon de proef herhaald worden, doch op grooter schaal en dat wel door den moreelen en finantieelen steun zijner medeburgers. Spoedig daarop volgden andere staten 't loffelijk voorbeeld van dezen Zuricher predikant. Thans worden deze koloniën gevonden in bijna alle landen van Europa, tot zelfs in de Vereenigde Staten, Brazilië en Japan. Aardbevingen in Nederland. Naar aanleiding van den veelbesproken aardschok te Harderwijk verdient het de aandacht dat in P. C. Hooft's Sestiende Boek der Nederlandsche Historiën even eens melding wordt gemaakt van een aard beving en wel een «door ganscli Needer- landt". Het verhaal luidt als volgt Op den zesten van Grasmaant 1580, met den aavondt, beefde, tot tweemale toe, gansch Neederlandt, soodat hier en daar steene van toorens en kerken geschudt werden. Een ding, zeldzaam in deeze door- waaterde ghewesten, luttel gebult met berghen, die, mits hunne holte en windt- vaug, aan dreuning onderworpen zijn. Ook scheen de windt zich, dit pas, in 't bin nenste des aardryx gepakt fe hebben, en van daer uit te dyghendoende deeze beweeghenis zich niet alleen van Kooien af tot Parys, maar tot Jork in Engelandt toe, voelen ende zelfs op de zee, die by bezaadiglit weeder van ondre werdt op- geheeven. Bij de intrede van het nieuwe jaar. Gij die niet weet wat morgen ge schieden zal. Jacobus 4 14. De slagboom is weêr opgeheven, De nieuwe onbekende baan Is thans voor kleinen en voor grooten, Voor Vorst als onderdaan ontsloten, Een nieuwe tijdkring ving weêr aan. En wat die tijdkring ons zal brengen, Eér hij zijn loop opnieuw volendt, Komt ons geen Engel openbaren, Kan ons geen wijze recht verklaren, Maakt ons geen menschenkind bekend. Wat in de wereld zal gebeuren, Wat met de volken zal geschiên, Wat lot den Vorsten zal weêr varen, De nieuwe tijdkring hun zal baren, Kan niemand zeggen, of voorzien. Wie kan Europa's toekomst spellen, Waar liefde, eerbied en ontzag Voor Vorst en Vorstenhuis verdwijnen, Men troon en macht zoekt t'ondermijnen, Geen Vorst zich veilig reek'nen mag Wie kan met zekerheid bepalen, Wat er van Rusland worden zal Zal de regeering triomfeeren, Den revolutiegeest bezweren? Of] brengt d' Anarchie 't Rijk ten val Zal 'toorlogsvuur dit jaar ontbranden, Europa blak'ren met zijn gloed Volk tegen volk ten strijde trekken, Het slagveld met verslag'nen dekken, En d' aarde drenken met hun bloed Of zal geen vuurmond zich doen hooren, Aan Theems of Newa, Spree of Rijn? Zal Duitschland Eng'land niet bestrijden, De vrede d' aard in 'trond verblijden, Wie weet, wat het dit jaar zal zijn? Zal voorspoed, welvaart, dezen jare Het deel der Natiën zijn op Aard Zal God d' ondankb're stervelingen Verrijken met Zijn zegeningen, Schoon eiken zegen gansch onwaard Zal 't land dit jaar zijn inkomst geven, Een goede oogst ons voorrecht zijn Zal graan en gras voorspoedig groeien, En dauw en regen 't veld besproeien, Gevolgd door zomerzonneschijn Of zal de oogst des velds mislukken, Des landsmans hoop dit jaar vergaan De droogte groei en wasdom keeren, Of luis en rups de vrucht verteren, Wie zegt vooruit hoe het zal gaan Zal ons dit jaar geen onheil treffen, Geen pijn of koorts, geen ramp of leed? Of krankheid onze kraeht verslinden, En ons aan huis en sponde binden, Wat wacht ons Niemand diehet weet. Wie kan, den levenduur bepalen Van't kleine wicht op moeders schoot - Wie kan aan man en vrouw onthullen, Hoelang ze samen reizen zullen, Wie meldt ons 't uur van 's grijsaards dood'? Zoo kan ik voortgaan met te vragen Wat wacht ons, vreugde of verdriet Zal zonneglans ons hoofd omzweven Of duisternis ons pad omgeven, En 't antwoord luidtIk weet het niet. Wij zijn van gist'ren, weten weinig, En van de toekomst niet-met-al Men mag ons hooggeleerden heeten, Voor wjjzen groeten,toch wij weten Niet eens wat morgen wezen zal. Ofschoon een nacht van weinig uren, Den avond van den morgen scheidt Toch is het voor ons oog verborgen, Wat ons bij't nad'ren van den morgen, Na luttel uren wordt bereid. Vaak is de hemel 's avonds helder, En spelt de morgen heerlijk weêr, En toch het bleek niet meer dan raden, Met wolken zien wij 't zwerk beladen, De regen stort in stroomen neêr. Gezond begeeft ge u ter ruste, Maar weet niet of ge op zult staan, En waar de morgen is verschenen, Moet men u hulp en bijstand leenen, Een zware krankheid greep_ u aan. Daar zit een echtpaar 's avonds neder, Niet vreezende voor dood of smart, En toen de morgen was gekomen, Was een van beiden weggenomen, En diepe rouw vult huis en hart. Het plan dat men des avonds vormde, Het werk geregeld naar den eisch, De reis bepaald en afgesproken, Zag men des morgens afgebroken, Niets kwam van plan, en werk, en reis. Zoo wisselvallig is ons leven, Onzeker ons toekomstig lot Wij mogen 't Heden 't onze noemen, Maar kunnen op geen morgen roemen, De Morgen toch behoort aan God. In Zijne hand zijn onze tijden. Wij weten van de toekomst niets Wie weet wat ons dit jaar zal bieden, Wie weet wat morgen zal geschieden Geen mensch, en toch wij weten iets. Ik weet, zoo sprak de wijze Koning, Neem met mijn hart die waarheid aan En d' eeuwen door, is zulks ^bewezen 't Zal allen, die den Heere vreezen, Altoos op aard gezegend gaan. Het zal u welgaan, volk des Hesren, Zoowel in voor- als tegenspoed U welgaan eiken nieuwen morgen, Want God belooft voor u te zorgen; u welgaan als gij „sterven" moet. A. WABEKE. Wemeldinge 17 Januari 1906. De presidents-verkiezing heeft in Frank rijk plaats door de Kamer en den Senaat in vereenigde zitting van deze «Nationale Vergadering" waarin de president van den Senaat voorzitter is, en de stemop- nemers door het lot worden aangewezeu. Het was dus wel toevallig dat Fallières presideerde en Doumer onder de stemop- nemers was. Om 1 uur opende eerstge noemde de vergadering onder driemaal herhaalde toejnichingen en bravo's van de linkerzijde en het centrum en gerucht aan de rechterzijde. Fallières las het decreet der bijeenroeping voor en de Stem ming begon met groot animo,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1