NIEUWSBLAD TOOR ZEELAND. No. 66. 1905 Zaterdag 16 December 20e Jaargang. CHRISTELIJK- m middenstand. HISTORISGH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAN Zij (lie zlcli met 1 Januari op ons l>l(i(l a. bonneeren, ontvan gen liet tol dien datnni grat i n, BERICHTGEYËRS. Berichtgevers voor dit blad worden gevraagd te St. Annaland. St. Philipsland. Scherpenisse. Poortvliet. Of het middenstand of middelstand moet z\jn, gelijk dezer dagen .in de bla den door een taalkundige breedvoerig is uiteengezet, daarin stellen wij op het oogenblik geen belang. Maar of regeering en Kamer van den middenstand notitie nemen, dat te weten is ons meer waard. Dat het vorige kabinet den strijd van den Middenstand begreep en steunde, is bekenddat het tegenwoordige kabinet den Middenstand althans niet in den weg wil staan bij diens strijd om het bestaan, staat nog te bewijzen. Wij herinneren reeds aan den Tienden Penning op de Bedrijfsbelasting thans voorgesteld, een maatregel die den mid denstand, toch reeds zoo geplaagd dooi den druk der bedrijfsbelasting, nog meer drukken moet. En dan rekenen wij tot den middenstand niet alleen de winke liers, maar ook de ambtenaars, de predi kanten en chr. onderwijzers, de kleine renteniertjes, de dagbladschrijvers, en dergelijken wien noch de bedrijfsbelas ting, noch de tien opcenten op deze be- belasting welkom zijn, vooral wanneer zij gezegend zijn met groote of zeer groote gezinnen. Maar hiervoor voelt dit vrijzinnige ka binet tot ons leedwezen schijnbaar niet en ook met de vrijzinnigen die, uit poli tiek waarschijnlijk, die tien opcenten ver dedigen. Tot onze verwondering behoort ook mr. Troelstra tot deze laatsten. Doch genoeg hiervan. Waar wij de aandacht op wilden ves tigen is dit, dat de heer Aalberse, af gevaardigde voor Almelo, adviseur van den ïïandeldrijvenden Middenstand, Re dacteur van het Katholieke Sociaal Week blad, Secretaris van de Katholieke Sociale Actie, Pleitbezorger, vooral in zijn week blad, van de belangen van den Midden stand, in de zitting der Tweede Kamer van 6 Dec. j.l. weer eens het pleit voor dien gedrukten middenstand gevoerd heeft. Zie hier wat uit zijn rede Mijnheer de Voorzitter. In het Voor- loopig Verslag is opgemerkt, dat door sommige leden spijt was uitgedrukt, dat in de Troonrede absoluut niets te vinden was over den Middenstand en zoo goed als niets over den landbouwstand. Nu hebben wij in de Memorie van Ant woord daarop een zwakken weerslag kunnen vinden, waar de Regeering zeer platonisch verklaart, dat de belangen van den middenstand naar behooren zullen worden behartigd, maar wij verder hoe genaamd niets vinden, in welk opzicht en waardoor de Regeering die belangen zal willen behartigen. Nu is de sociale mid denstands-politiek een van die onder werpen, die, in tegenstelling met Duitsch- land, Oostenrijk en België, hier in het Nederlandsche parlement al zeer stief moederlijk in vroeger jaren is bejegend. Het kan toch niet zijn, dat het Neder landsche Gouvernement in die opeenvol gende jaren niet voldoende doordrongen zou zijn van de groote kracht die voor den Staat schuilt in het behoud en in het bevorderen van een steeds breeder en sterker wordenden middenstand. Dat in ons land dit onderwerp minder sympathie behoudens loffelijke uitzon deringen in dit Parlement heeft ge- Vonden, is misschien wel hieraan te wijten, dat de historische ontwikkeling die in ons land de middenstands-beweging heeft genomen, afwijkt van die van andere landen. In andere landen hebben wij steeds sterker op den voorgrond zien treden een zelfstandige landbouwers-beweging, ander zijds meer zien deelnemen aan deze bewe ging de klein-industrie en het ambachts wezen, terwijl in ons land, naast een evenzeer zelfstandig optredenden land bouwstand, het vooral de winkeliers zijn geweest, die op de middenstandsbeweging hun stempel hebben gedrukt. Nu kan men het betreuren, een feit is het dat vele winkeliers worden beschouwd als parasieten, waarvoor men minder voelt, dan voor arbeiders, en dit heeft ten ge volge gehad, dat de geheele middenstands beweging in ons land door sommigen niet ernstig is genomen. Toch zal ik de Vergadering niet ophou den met in den breede het belang, dat de Staat heeft bij het behouden en uitbreiden van een krachtige en welgestelde midden klasse, te betoogen, maar ik wil wijzen op een verschil in standpunt, dat hier moet worden aangenomen, in tegenstelling met dat hetwelk de middenstandsbeweging zelf voorop zet. Het spreekt vanzelf, dat zij die tot den middenstand behooren en er de kracht van uitmaken allereerst vragen hoe de welstand van hen die tot den mid denstand behooren op de beste wijze te bevorderen is, maar wij hier, die niet het belang van één stand, maar van het alge meen in het oog moeten houden, moeten in de allereerste plaats vragenhoe kan de middenstand als zoodanig talrijker, uitge breider en vervolgens individueel sterker gemaakt worden. Wanneer wij van dat standpunt uitgaan, dan meen ik, dat ook hier nog wel eens mag herhaald worden hetgeen door dr. Kuyper zeer gelukkig op een van de middenstands congressen is gezegd, namelijk, dat een versterking en uitbreiding van den mid denstand eerst van den middenstand zelf zal moeten uitgaan. Het is eens zeer goed gezegd in een Bel gisch blad La Flandre liberale: „het zijn niet de socialisten, die aan den ondergang der burgerij werken; het is de burgerij zelf. Ik zal allerminst ontkennen, dat dit in het verleden de harde waarheid is geweest. Nergens sterker dan daar, dan in de kringen van den middenstand, de kleine industrie, het ambachtswezen is het egoïs tische individualisme doorgedrongen. Eerst zal de middenstand moeten beginnen met zich zelf te herzien, zelf meer solidariteits gevoel aan den dag te leggen, door vereeni- ging en coöperatie zich sterker te maken en het verkeerde egoïsme te onderdrukken, om plaats te maken voor het ware gevoel van stands-eer en solidariteit. Wij mogen er ons over verheugen, dat in ons land die beweging werkelijk jaar in jaar uit in omvang toeneemt, maar is dit zoo, dan zal ook aan den Staat, aan de Overheid in het algemeen want ook de gemeente heeft hier een taak te vervullen een groote taak zijn weggelegd, eener zij ds om zelf zelfstandig datgene te doen, wat van den middenstand zelf niet is te verwachten, namelijk het bevorderen van de uitbreiding van de middenklassen, anderzijds ondersteunen datgene, wat in den middenstand zelf gedaan wordt, om hem tot grooter bloei en kracht te brengon. Het eerst dient daarbij genoemd te worden de ontwikkeling van het vak onderwijs. Beginnende by het begin, moet men zeggen, dat de eerste voorwaarde voor goed vakonderwijs is een regeling van het leerlingwezen. En nu kan men het niet eens zijn met den vorm, waarin het vorig Kabinet deze zaak hier aanhangig heeft gemaakt, men zal onpartijdig oordeelende aan die Regeering niet de hulde mogen onthouden, dat zij heeft inge zien, wat op het gebied van het leerling wezen en vakonderwijs ook van Staats wege kan en moet gedaan worden. Ik behoef hier, om niet te uitvoerig te worden, niet te wijzen op hetgeen op dit gebied reeds in andere landen is gedaan maar wanneer ik noem inrichtingen als bijvoorbeeld de meester-cursussen, het houden van tentoonstellingen tot ontwikke ling van de klein-industrie en het ambaohts- wezen, model-werkplaatsen, nijverheids musea, en wanneer ik dan bij dit laatste herinner aan het bekende nijverheids museum ten behoeve van de klein-industrie en den middenstand in Weenen opgericht, waarvoor de Oostenrijksehe Staat een subsidie van 600.000 florijnen heeft ge geven, dan geloof ik, dat in die richting- met deze enkele woorden reeds voldoende is aangetoond de taak, welke de Staat te vervullen heeft. Evenzeer zal hier met het bevorderen van de klein-industrie rekening moeten worden gehouden bij de herziening der Gemeentewet, welke wij hopen, dat ook dit Ministerie weder aanhangig zal maken. Er zal de grootste zorg voor moeten gedragen worden, dat, als de gemeenten zelf en ik acht dat ook den besten weg de exploitatie van gas en electri- citeit in handen nemen, die gemeentebe- drij ven niet zullen ontaarden in middelen tot het heffen van indirecte belastingen, maar allereerst zullen gebruikt worden, om juist de belangen der klein-industrie, die om te kunnen concurreeren met de groot-industrie behoefte heeft aan een goedkoope drijfkracht, te bevorderen, om dat die bedrijven, in aantal en kracht toe nemende, zijn in het belang der gemeen schap. Een van de punten waarvan ik meen dat het initiatief van den middenstand zelf moet uitgaan, maar waarbij de Staat de helpende hand moet reiken, is de regeling van het crediet-wezen. Op het gebied van den landbouw heeft de Staat dit reeds gedaan en ik zie geen enkele reden, waarom de Staat niet het zelfde zou doen op het gebied van den handeldrijvenden en industrieelen midden stand. Een ander punt, waarover thans een be slissing genomen kan worden is de wette lijke bestrijding der oneerlijke concur rentie. Een andere zaak, waaromtrent ook reeds de gegevens in voldoende mate aanwezig zij, is de vervroegde winkelsluiting. Zooals bekend, is het een betwiste vraag of thans de Gemeentewet den gemeente raden de bevoegdheid geeft in deze een regeling te treffen. Waar nu ook in ge meenteraden nog weinig sympathie voor de middenstandsbeweging wordt aange troffen, is hel zeer verklaarbaar dat de meeste vroede vaderen zich achter die quaestie verschuilen en zeggen ja, er zijn zeer geleerde heeren, die zeggen dat de Gemeentewet den gemeenteraden niet toe staat in deze een regeling te makenwij willen onze vingers niet branden ge moet eerst aan de Regeering requestreeren dat de Gemeentewet veranderd worde. Welnu, zonder mij over die quaestie nu uit te spreken, waar werkelijk an weers zijden autoriteiten hun meening staande houden, meen ik, dat het zeer noodig is, dat op dit punt de Gemeentewet wordt gewijzigd, in dien zin, dat mogelijk zal worden een regeling der winkelsluiting te verkrijgen, zooals die in Duitschland reeds in werking is en goed voldoet. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de regeling der Zondagsrust. Ook bij de regeling der belastingen is door vroegere Regeeringen niet vol doende rekening gehouden met de belan gen, die de Staat ook zelfheeft bij de ont wikkeling van een krachtigen middenstand. Ook thans hebben wij gezien, dat bij de Kamer is ingekomen een adres van het hoofdbestuur van het Nederlandsch Yeibond van vereenigingen van denhan- deldrijvenden en industrieelen middenstand waarin met klem wordt aangedrongen op het niet aannemen van de 10 opcenten op de bedrijfsbelasting, op grond, dat in van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. die belasting al weder niet voldoende re kening is gehouden met de draagkracht der middenklassen en dat dus bij een generale heffing van 10 opcenten op alle aanslagen de fout met '/io wordt vergroot. Een ander punt, dat ook bij de wijzi ging van de Gemeentewet kan worden behandeld en eveneens bij de belastingen thuis behoort, is de groote onrechtvaar digheid, welke schuilt in het bekende ar tikel, dat aan de gemeenten verbiedt van hen, die zich minder dan drie maanden in een gemeente vestigen* belasting te heffen. Het gevolg daarvan is, dat de zoogenaamde „vliegende winkels" zich voor twee en een halve maand in een winkelhuis vestigen om dan, na met veel reclame tamelijk goede zaken te hebben gemaakt, te verdwijnen, om naar een an dere gemeente te verhuizen. Die rond reizende winkels betalen ten slotte in geen enkele gemeente belasting. Het zijn con currenten voor de gezeten burgers, die wèl belasting moeten betalen. Dit is ook een punt bij de regeling van het belas tingwezen behoorende, waarbij het belang van den middenstand in het oog dient te worden gehouden. Ik erken, dat uit den middenstand zelf op het gebied van het belastingwezen zieh andere eischen voordoen, waarmede ik mij persoonlijk niet kan vereenigen. Als zoodanig noem ik de belasting op de wa renhuizen en de coöperaties, tenminste zooals die in mindenstandskringen wordt gevorderd. Men bedoelt daar eigenlijk niet het heffen van een belasting, wat rechtvaardig kan zijn, indien goed gere geld, maar men bedoelt om door middel van het heffen van belasting dergelijke instellingen onmogelijk te maken en dat lijkt mij de praetijk heeft het geleerd feitelijk niet doeltreffend, uit oeconomisch oogpunt ondeugdelijk en uit zedelijk oog punt niet gerechtvaardigd. Ook bij de herziening van het tarief is met het belang, vooral van de kleine industrie, mijns inziens rekening tehouden. Wanneer men nu maar niet blijft staan bij een bijgeloovige vereering voor alles wat protectie heet, maar van den anderen kant zich ook niet laat verblinden door een dwaze vrees voor alles wat bescherming is, geloof ik, dat inderdaad voor de opkomende klein-industrie daarin wel deugdelijk mid delen kunnen liggen om met vrucht aan te wenden. Dat alles zijn punten van meer dadelijk practisch belang, maar ik meen toch, waar ik deze zoo kort mogelijk heb opgesomd, er te moeten bijvoegen, dat evenals voor den arbeidersstand, m. i. ook voor den middenstand ten slotte alleen dan een afdoende sociale wetgeving zal te verkrij gen zijn, wanneer wij de richting uitgaan van de puDIIeKrecuituje.*, satie. In Duitschland is men op het gebied van den middenstand, speciaal van de handwerkers, dien weg reeds opgegaan en heeft men speciaal voor dezen stand de zoogenaamde Innungen weer mogelijk gemaakt, men treft deze ook in Oosten rijk aan. Het is mijn vaste overtuiging, dat in die richting alleen oplossing kan gevonden worden voor de talrijke sociale quaesties, zoowel bij den arbeiders- als bij den middenstand. Ik geef gaarne toe, dat dit iets is, dat zich alleen historisch en ge leidelijk kan ontwikkelen, dat de drang daartoe uit den stand zelf zal moeten opkomen, zoodat de Staat ten slotte alleen sanctie behoeft te geven aan hetgeen historisch is geworden. Maar geheel iets anders is het, of men het nu alleen aan die eigen initiatieven moet overlaten of in die richtig de sociale wetgeving zal worden gestuurd, en dan meen ik, dat wel degelijk zij, die het hiermede eens zijn, dat in die richting de oplossing van de sociale vragen ligt, zich bij ieder wetsontwerp vap socialen aard moeten afvragen, in hoeverre in die richting reeds nu kan worden gestuurd, opdat de middenstand zich in die richting in de maatschappij zal ont wikkelen. Eerst zal kunnen worden gezorgd, dat ook de middenstand krijgt zijn publiek rechtelijke beroepsvertegenwoordiging. Door het vorige Kabinet is voor den landbouwsjand reeds een wetsontwerp aanhanging gemaakt. Men kan die Regee ring de hulde niet onthouden, dat zij het gevoeld heeft dat in die richting moest worden gestuurd. Welnu, hetzelfde geldt ook voor den middenstand. Aan de Kamers van koop handel heeft de middenstand, waarop ik het oog heb, zoo goed als nietsdat zijn feitelijk Kamers van grootindustrie en van groothandel. Ik zou het zeer verkeerd vinden, wanneer men zou willen dwingen, wat in de praetijk gebleken is dat inen niet wil, n.l. in die Kamers ook te doen vertegenwoordigen de kleine industrie en handel. Ik meen dat op den weg, waarop de Kamers van landbouw lagen, ook liggen de Kamers van ambachten en bedrijven of hoe men die noemen wil. Het heeft in middenstandskringen teleur stelling gewekt, dat geen wetsontwerp ten bate van den middenstand wordt aange kondigd. Ik vraag van Iiegeeringsweye een middenstands-enquête. Bij Koninklijk besluit is in 1902 door de Belgische Regeering een commissie ingesteld om dergelijke enquête te houden. Indien ik mij niet vergis was het ook de bedoeling van het vorige Kabinet, dat ook voor ons land een Staatscommissie heeft ingesteld voor den middenstand, dat dit de eerste stap zou zijn om te komen tot het houden van een enquête over de in den middenstand heerschende toestan den. Het lijkt mij noodzakelijk, dat, willen wij komen tot een gezonde, degelijke, wetenschappelijke middenstandswetgeving, wij zullen moeten beginnen niet met het dak, de ramen of de deur, maar met de heipalen in den grond te slaan. Dat zal moeten zijn het instellen van een onder zoek, dat waarborgen geeft voor deugde lijkheid en wetenschappelijkheid. Ik hoop dat de Regeering, evenals ik, ten volle overtuigd moge zijn van de groote waarheid, welke schuilt in de woor den, welke Fhr. van Hertling eens in den Duitschen Rijksdag sprak ,JIet behouden van de middenstanden is de voornaamste taaie eener verstandige sociale politiek". 15 December 1950. Aardig. Melding makend van de aanneming van een onbeduidend voorstelletje van den heer v. d. Yeen, waardoor een postje van f 1800 op de begrooting van Justitie moest worden geschrapt,vraagt de Middelburgsche Courant aan den heer v. Deventer, het eenige vrijzinnige lid die daar vóór stemde, Indien wij aan den heer Lohman, het eenige lid ter rechterzijde die er tegen stemde, ditzelfde gevraagd hadden, zou men aan het Middelburgsche redactie bureau ongetwijfeld en terecht 1 den draak gestoken hebben met zoo onge zonde opvatting van de partijtucht, waarbij een Kamergroep of coalitie verlaagd wordt tot een kudde schaapjes De opbrengst der rijksmiddelen in No vember 1905 bleef slechts een ton beneden de gelijknamige maand des vorigen jaars. En dat niet tegenstaande de suikeraccijns 1 ton en het successierecht 4 ton beneden die van November 1904 is gebleven. Bewijs dat alle overige middelen heel wat meer dan toen opbrachten. Belastingen, invoerrechten, accijnzen^ registratie, hypotheekrechten, post, tele graaf, het bracht al meer op. Geen kwaad teeken De opbrengst is tot heden ruim 2 mil joen meer dan in de eerste elf maanden van 1904. De regeering kah derhalve van het accres der middelen voordeel trekken,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1