No. 49, 1905.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Maandag 27 November.
20e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0>p25.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
MUI I MM HgMMW
25 November 1905.
Tarief herziening.
Onder het spottend hoofdje „Technisch",
schrijft de a.-r. „Rotterdammer"
Tot den huidigen dag is het nog een
onopgelost vraagstuk, vanwaar het nieuwe
ministerie denkt te komen aan de noodige
geldmiddelen.
De tien opcenten op de bedrijfs- en ver
mogensbelasting vallen bijzonder slecht in
den smaak, en geven bovendien veel te
weinig.
Die „tiende penning" is dus gehaat, en
brengt niet veel baat.
Hoe dan echter de schatkist ruimer te
vullen
Door verhooging van het tarief voor
invoerrechten, zooals het vorige Kabinet
voorstelde
Foei, hoe kunt ge dat van dit liberale
ministerie verwachten.
En toch...
Wij lezen, dat in de afdeelingen thans
weer stemmen zijn opgegaan, dat de Re
geering toch eene technische herziening
van het tarief mocht voorbereiden.
En het „Handelsblad", alleszins van vele
gebrekkigheden in de tegenwoordige ta-
riefwet overtuigd, „vertrouwt", dat de
minister van finantien aan dezen wensch
van vele leden eerlang zal gevolg geven.
Dan krijgen we dus eene technische
herziening van de tariefwet.
Onder het ministerie-De Meester, gefor
meerd door mr. Goeman Borgesius.
Zal dan echter die technische herziening
er misschien eene zijn van soortgelijk
karakter als de „technische" herziening
van „Van Houten's kieswet" door minister
Borgesius 1
Die „technische" kieswetsherziening
bracht ook heel wat meer kiezers.
Zou dan soms ook de „technische"
herziening van het tarief tevens bestemd
zijn om meer geld in de schatkist te
brengen
Wij zullen het afwachten.
Het zou anders oolijk bedacht zijn.
Oolijk maarin verband met den
stembusstrijd, niet eerlijk.
De vrijzinnige pers valt Van Kol aan,
over zijn bestrijding van het kabinet, en
zijn grove opmerkingen naar aanleiding
van ons optreden in Djambi, c. a.
Maar zij vergeet daarbij dat zij Van Kol
warm heeft aanbevolen en gesteund, bij de
jongste en zijn vroegere verkiezing, en dat
hij zonder hare hulp, daar niet staan zou.
Waarbij nog komt dat zij steeds geweten
heeft wie Van Kol is, zoodat haar opschrik
ken van 's mans baldadigheden wel iets
heeft van vertoon.
Wat echter niet wegneemt dat wij het
hartelijk eens zijn met haar protest tegen
de grofheid door den afgevaardigde uit
Enschedé, gedebiteerd over de Koningin.
Sprekende over de vervolging der
Indische vorsten, haalde hij er vergelijken
derwijs de Koningin bij en zei dat naar
dienzelfden regel ook Hare Majesteit de
Koningin moest worden uitgeroeid.
Het is wèl vèr gekomen dat een regle
ment van orde der Kamer 't bezigen, zij
het ook in veronderstellenden zin, van
dergelijke woorden niet verbiedt, en het
pleit wel voor den kalmen Nederlandsehen
gemoedsaard dat niemand in de Tweede
Kamer van dergelijke grofheden opkijkt.
Of zou men er al zoo aan gewend zijn dat
men het niet meer hoort
En het pleit niet minder voor de verre
gaande beginselloosheid van de vrijzin
nigheid dat het zich in de pers en bij de
verkiezingen, ter wering van wat zij grie
vend het Kuyper-régime noemde, het vuur
uit de sloffen liep om dergelijke vijanden
van het Oranjehuis, het Vaderland en
het Gezag in de Kamer te brengen of
te houden.
Een kwaad dat zich in het eerstvolgend
vierjarig tijdperk op deszelfs bedrijvers
wreken zal.
Wat echter niet uitsluit dat deze nu
elkaar in 't haar zittende partijen van
één familie zijn.
Een bewering die reeds meermalen
van vrijzinnige zijde volmondig werd be
aamd. Zoo onder anderen in haar artikel
van 15 October 1900 tot aanbeveling van
den heer Oudegeest als candidaat voor
den gemeenteraad, heet het van de zijde
van liet Utrechtsch Dagbladdat voor drie
jaar de candidatuur Karnebeek en Bastert
met warmte voorstond
„Het staat hier nu tusschen een prin
cipieel tegenstander eenerzijds, anderzijds
„een banierdrager aan onze eigen uiterste
„linkervleugel" en verder
„Tusschen liberalen en socialisten ligt,
„bij eenheid van levensbeschouwing slechts
een nuance van zacht rose tot vurig
„purper".
We verheugen ons, dat men van de
zijde onzer „tegenstanders" tot deze open
lijke erkentenis kwam. Wij zullen het
secuur onthouden.
Het blijkt intusschen bij vernieuwing,
dat Groen het bij het rechte eind had,
toen hij slechts de keuze stelde tusschen
de revolutie en het evangelie.
De Amsterdamsche openbare onderwij
zers ruim 700 in getal, leden van den
Raad van Nederlandsche Onderwijzers,
hebben gisteren avond de in ons vorig
no. gemelde stem- en protestmotie met
algemeene stemmen, gelijk te verwachten
is, aangenomen.
De Twee Provinciënvan het geval met
de onderwijzers Edelman en Traanberg
melding makend, leidt het verhaal aldus in:
Het gaat op^de Amsterdamsche openbare school
vreemd toe verschillende onderwijzers zijn daar
heel gewoon in opstand tegen het Hoofd der
School; beleedigen hun chef; jouwen hem uit
en doen dingen, die niet alleen in een beschaafde
maatschappij ondenkbaar zijn, en die doen zien
tot welk een peil van ontwikkeling het de lieden
gebracht hebben, die een groot deel van de Am
sterdamsche schooljeugd „opvoeden".
De Amsterdammers zijn met recht ^bekocht".
Voor dat stelletje ^leerkrachten" betalen zij
alleen aan salaris, niet minder dan bijna drie
millioen gulden per jaar; dat kan
nog al schikkenen daarvoor hebben ze een
personeel, dat in iedere goede deugdelijke school
zou worden gezuiverd.
In gemeenten waar het nog niet zoo is, neme
men het Amsterdamsche voorbeeld als een
waarschuwing.
Had het Amsterdamsche Gemeentebestuur
van het begin af krachtig gehandeldwas de
Amsterdamsche Raad op zijn post geweest, de
toestanden zouden zoo onhoudbaar niet zijn
geworden.
Maar zoo gaat het als men zich slap aanstelt.
Dan loopt alles in het honderd.
Van twee opvoeders
De Echo, een vrijzinnig Amsterdamsch
blad, bevatte verdere mededeelingen be
treffende de geschorste openbare onder
wijzers, van welke een zich o. m. de vrij
moedigheid had gepermitteerd, een stuk
papier, waarom het hoofd der school vroeg,
aan dezen toe te reiken op zijn schoen.
De Echo zet nu wat breeder uiteen, hoe
het op de school, waarop de geschorste
onderwijzers werkzaam waren, toeging
Voor de heer Holtzappel aan het hoofd van
school T werd geplaatst, stond deze school
onder den hoofdonderwijzer Koning, een reeds
bejaard man, die zooveel onaangename beje
geningen van de zijde van zijn personeel had
te verduren, dat hij er het bijltje bij neerlei
en zijn pensioen nam.
Den autoriteiten was de reden zeer goed be
kend. Waarom zij toen niet reeds krachtig
tegen de belhamels aan de school zijn opge
treden zal thans misschien wel blijken. Voor
het oogenblik zullen wij in de mérites van B.
en W.'s toenmalige houding niet treden.
In elk geval begrepen zij, dat niet maar
de eerste de beste tot opvolger van den heer
Koning kon worden benoemd. De keus viel
op het Amsterdamsch schoolhoofd Holtzappel,
een bijzonder humaan en tactvol man, zeer
gezien in de onderwijswereld, ook bij de klasse
onderwijzers, voor wie een schoolhoofd niet
»a priori" een minwaardig individu is.
De heer Holtzappel had uiteraard weinig
lust om naar school T te worden overgeplaatst,
maar het dringend verzoek der autoriteiten en
zijn liefde voor den goeden naam der open
bare school deden hem zwichten
De ontvangst door zijn nieuw personeel be
loofde reeds veel. Koning, zeiden zij tot hem,
hadden ze nog gespaard, omdat hij een oude
man was, «maar jou zullen we wel krijgen 1
De heer Holtzappel was echter niet zoo spoe
dig ontmoedigd. Opgewekt, en alsof er niets
was voorgevallen, ging hij aan hetwerk. School
vergaderingen waren aan school T nooit ge
houden. De heer Holtzappel zou ze invoeren
om zijn personeel te gerieven.
Een eerste bijeenkomst heeft plaats.
De heer Holtzappel leidt de zaak in het kort
in, en verzoekt het personeel om over te gaan
tot het benoemen van een secretaris. Er wor
den stembriefjes rondgedeeld. Bij opening blij
ken alle blanco ingeleverd te zijn.
De heer Holtzappel spreekt een gemoedelijk
woordzegt, dat dat toch niet gaat. Er moet
een secretaris zijn. Men zal over stemmen.
Weer worden alle stembiljetten blanco inge
leverd.
Tegen zooveel onwil moest het hoofd der
school het afleggen. De bijeenkomst werd op
geheven. Er zijn natuurlijk nooit meer school
vergaderingen gehouden.
Een ander staaltje.
Het hoofd der school heeft de gewoonte om
's morgens een wakend oog te houden bij het
aangaan der school, opdat dit ordelijk en .ge
regeld geschiede. Op een morgen, terwijl
hij dit weder deed, komt iemand hem spre
ken. Hij begeeft zich naar zijn spreekkamer
met den bezoeker, na eerst den thans ge
schorsten onderwijzer Traanberg verzc/cht te
hebben zijn plaats bij de schooldeur éven in
te nemen.
Traanberg maakt een plagerig militair saluut
en voldoet aan het verzoek.
Als de school reeds twintig minuten aan
den gang is, verlaat de bezoeker het school
hoofd, die nu de klassen doorgaat. In fle klasse
van Traanberg zijn de kinderen aanüiun lot
overgelaten. De onderwijzer is er niet. Het
hoofd gaat op onderzoek uit. Wat blijkt
Traanberg staat nog altijd op straat
school. Op de vraag van het hoofd
daar nu nog doet, antwoordde hij écht
jongensachtig, weer met een militair saluut"
«U hadt nog geen contra-bevel gegeven
Toen ten slotte het hoofd der school precies
genoeg had van de oppositie en de miskenning
van zijn gezag door zijn personeel, en een
gedocumenteerde klacht door hem was inge
diend, moet de wethouder van onderwijs zeer
handig en tactvol zijn opgetreden. Hij wist het
zoo te regelen, dat het geheele personeel plot
seling op het stadhuis kon worden gehoord,
zonder dat de een iets van den ander af
wist. Daardoor werd voorkomen, dat een
afspraak kon worden gemaakt omtrent de
aan te nemen houding. Het gevolg was,
dat velen door de mand vielen en bekente
nissen deden, alle stenografisch opgenomen,
welke met elkaar het volledig bewijs moeten
leveren, dat er aan school T een georgani
seerde oppositie bestond. Onderwijzer Edelman
had het heele stel.-,behoorlijk onder den duim.
Hij was de leider en Traanberg zijn adjudant.
Het hoofd Holtzappel was vroeger lid
van den Bond van Nederlandsche Onder
wijzers.
En nu om in den stijl van zekere
klasse van onderwijzers te blijven, of een
euphemisme (mooie wijze om iets leelijks
te zeggen te gebruiken nu „tyran-
niseert" hij zijn oud-mede-Bondsleden
Dat wij uitvoerig bij deze dingen stil
staan en op dezelve zullen terugkomen,
is niet om de openbare school te bestrijden
maar integendeel om ze te behouden,
om ze te verdedigen tegen deze verde
digers die haar meer schaden, dan wie haar
bestrijden.
Die frontmakers van jl. Juni zijn be
zig in de school zelf, haar fondamenten
te ondergraven. En tegen deze revolu
tionairen nemen wij het zelfs voor de open
bare school incluis op.
Nu reedseer dit kwaad ook tot Zee
land mocht doordringen indien het
wij hoorden er wel eens wat van niet
reeds hier en daar sporadisch voorkomt
Wij hebben indertijd een groot verslag
van het jubilé der Vrije Universiteit van
onzen Amsterdamschen correspondent op
genomen, Het slot van dat verslag be
vreemdde ons, en ergerde niet weinige
vijanden der Vrije, want er werd van
„kroeglucht" en dergelijke in gesproken.
Wij gingen terstond op kondschap uit,
en bevonden dat onze berichtgever, dezelfde
blijkbaar als die van De Standaard,, niets
krenkends bedoeld had, alleen zich ietwat
in studententaal had uitgelaten.
De Heraut heeft dan ook verklaard dat
het feest, waar de ernstigste mannen,
als o. a. Hovy, Bavinck, Van Schelven,
tegenwoordig waren in geen enkel op
zicht den christelijken toon heeft ver
loochend.
Dit komt thans profeg.-or dr. Honig, van
de Theologische School, in De Heraut be
vestigen. Hij verklaart „dat ik hetgeen
door U over dit feest is gezegd, van het
begin tot het einde onderschrijf. Het zou
dan ook grootelijks onrecht zijn, uit het,
mede door U gewraakte verslag af te
leiden dat op onbetamelijke wijze uiting
was gegeven aan de vreugde die ons aller
Kart vervulde"
Onrust en ergernis-zullen hiermede wel
^iot zwijgen gebracht zijn.
Het Volk beschrijft in zijn Kamerover
zicht aldus den heer De Waal Malefijt,
die 't gewaagd heeft Van Kol tegen te
komen in diens jongste beschouwingen:
Dit verlepte heertje, dat van alles te weinig
heeft: te weinig botten in zijn lijf en te weinig
vleesch en vet erop, te weinig haar op zijn
bloote wangetjes, op zijn wittige kopje en op
zijn kaduke tandente weinig kleur in zijn
slappe koonen, te weinig stem in zijn longen,
te weinig gloed in zijn oogen, en te weinig
bloed in zijn ribbekast, te weinig temperament
en te weinig talent, te weinig verstand en te
weinig hart.
Dit heet nu voor ons, „kapitalisten",
schelden.
Het Volk noemt het slechts een euphe
misme (mooie wijs om iets leelijks te
zeggen
Aan het verslag m de Midd. Crt. over
de zaak tegen K. S. te Hansweert, den
paardendief, is het volgende ontleend
De eerste getuige H. Overbeeke land
bouwer te Rilland-Bath, verklaarde dat
hij beheerder is van een hofstede in den
Damespolder, die met den inventaris be
hoort aan den heer Völcker.
In den morgen van 16 Aug. is getuige
in de weide gekomen, waarin zich 23
paarden bevonden, waarvan er slechts 22
in den stal waren gebracht. Hij heeft,
omdat er een paard vermist werd, een
onderzoek ingesteld, maar noch in de
weide noch in de daarin zich bevindende
slooten het ontbrekende dier gevonden.
Wel vond hij een paardenspoor, dat hij,
wijl het in den nacht geregend had, van
af de hofstede heeft kunnen volgen tot
Putten in Belgiëhij kende dat spoor
omdat het bewuste paard vierkant was
beslagen.
Het was een donkerbruine, achtjarige
merrie, waarvan getuige de kenteekenen
opgaf.
's Middags vond hij het vermiste paard
te Antwerpen bij den getuige P. van
Boeckhoven, die het, volgens zijn ver
klaring, gekocht had van P. v. d. Velde
vrachtrijder te Tholen.
Getuige is naar de politie gegaan, die
het paard in beslag nam. Later heeft hij
het terug gekregen.
Op een vraag van den verdediger ant
woordde getuige dat een zijner knechten
het paard om half vier gemist heeft en
hem daarvan kennis heeft gegeven.
De weg van den Damespolder naar
Antwerpen is ongeveer 5'/a a 6 uur té
voet, te paard 2'/2 a 3 uur.
De tweede getuige, P. van Boeckhoven,
voerman te Antwerpen, verklaarde niet te
weten waarom de andere Antwerpsehe ge
tuige niet was verschenen.
Verder deelde hij mede dat de beklaagde
de week vóór 16 Aug. bij hem een jong
paard is komen presenteeren. Dat paard
was te Tholen en wilde hij naar Antwer
pen brengen.
Den 16en kwam beklaagde bij hem met
de vraag of hij het paard, dat hij bij zich
had, op stal mocht zetten.
Hem werd gevraagd wat hij voor dat
paard vroeg hij wilde het niet verkoopen,
wel ruilen. Tot dien ruil kwam men. Met
het geruilde paard zeide hij naar Tholen
te gaan.
Hij noemde zich Piet van de Velde,
koopman te Tholen.
Later in den middag is Overbeeke bij
hem gekomen, die met zijn vrouw sprak.
Hij was niet thuis. Getuige Overbeeke
heeft het paard gezien, als het zijne her
kend en het dier is door de politie mede
genomen.
Het met beklaagde geruilde paard heeft
getuige te St. Nicolaas gevonden en is
weer in zijn bezit.
De beklaagde gaf toe een paard ver
kocht te hebben maar niet gezegd te heb
ben P. v. d. Velde uit Tholen te zijn. Dat
was niet noodig want Van Boeckhoven
kende hein wel.
Dit laatste ontkende getuige.
De verdediger vroeg hoe laat beklaagde
bij getuige gekomen was. Hij antwoordde
om 7 uurhet paard was niet bijzonder
bezweet.
De laatste getuige, F. van Bogaert, dijk
werker te Zwijndreeht, heeft beklaagde
op een Woensdag, 16 Aug. omstreeks, ont
moet bij zijn woning. Deze had een paard
bij zich en vroeg den weg naar Hulst, en
toen getuige dien verklaarde niet te weten,
de route naar St. Nikolaas. Dien wist ge
tuige wel en hij is met beklaagde naar
die plaats gegaan. Hij gaf op dat er een
paard gestolen was en dat hij daarom den
nu ingeslagen weg had gevolgd anders
zou hij langs een anderen weg naar Hol
land zijn gegaan.
Beklaagde ontkende dit laatste.
De getuige verklaarde vier francs voor
zijn moeite ontvangen te hebben en eenige
pintjes bier.
Getuige was erbij dat den beklaagde te
St. Nicolaas het paard door de gendarmerie
werd afgenomen.
De beklaagde verklaarde dat het paard,
door heui bij Van Boeckhoven verruild,
door hem gekocht is van P. v. d. Velde
te Tholen, die hij ontmoette tusschen Ca-
pelle en Putten. Hij kwam van Antwer
pen, waar hij Dinsdagavond was aange
komen met een schipper, aan boord van
wiens vaartuig hij had gelogeerd.
Hij kocht het paard voor f 140 en heeft
dat, teruggaande naar Antwerpen, bij Van
Boeckhoven geruild voor een ander. Met
dit dier is hij den weg op gegaan tot bij
Van Bogaert. Te St. Nicolaas is het paard
door de gendarmerie hem afgenomen.
Hij gaf toe de week vóór den 16 Aug.
bij Van Boeckhoven te zijn geweest, maar
ontkende toen met hem over den verkoop
van een paard gesproken te hebben.
De president wees hem er op dat hij
dit toch in de instructie bekend heeft,
zeggende dat hij dit paard koopen kon
van zekeren Mulder.
Nadat hem die verklaring was voor
gelezen, zeide beklaagde daarvan niets
meer te weten later kwam hij echter
daarop terug en erkende met Van Boeck
hoven over een railing gesproken te hebben.
Hij had zijn paard door den dood verloren.
Ten stelligste ontkende beklaagde ech
ter zich bij Van Boeckhoven V an de Velde
genoemd te hebben.
De voorzitter wees den beklaagde er nog
op dat hij volgens verklaring van den niet
verschenen getuige, den stalknecht O.
Pluym te Antwerpen, dezen 8 dagen vóór
16 Aug. had gevraagd wanneer het paar
denmarkt te Antwerpen was.
Dit ontkende beklaagde.
Verder gevraagd waarom hij den weg
naar zijn huis over Hulst nam, zeide bekl.
dat bij dit gedaan heeft omdat die de