NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 47. 1905. Vrijdag 24 November. 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH UIT DE PERS. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02°. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Saamwerkinjs niet de Roomschen. Onder het opschrift Geen historie-verval- sching schrijft de Standaard over het stand punt dienaangaande van Mr. Groen van Prinsterer en Dr. Kuyper Nog telkens keert het pogen terug, om Groen van Prinsterer als stormram tegen het samengaan van orthodoxe protestanten en orthodoxe katholieken te bezigen. Tegen die historie-vervalsehing dient even dikwijls te worden geprotesteerd. Groen is, wie zou er aan twijfelen kunnen, begonnen met anti-papist te zijn Dit vond zijn oorzaak in de Belgische troebelen, die, voor het protestantsch oud- Nederlandsch gevoel, met name een ultra- montaansch karakter droegen. De overgang uit de Republiek der Zeven Provinciën in het verdubbelde Koninkrijk der Nederlanden was te geweldig geweest. In die Republiek was het land bezuiden Moerdijk generaliteitsland, en in de Zeven Provinciën was de meerderheid der Pro- teslantsche bevolking derwijs beslissend, dat er van Roomsclie oppositie nauwelijks sprake was. De Gereformeerde kerk was Staatskerk. De Gereformeerden alleen be schouwden zich als de eigenlijke Neder landers. Wat er bij kwam werd geduld. Nauwelijks geduld in de plakkaten, mild geduld in de practijken. Daarin nu bracht de Revolutie onvoor bereid, zonder overgang en plotseling, zulk een totalen omkeer, dat niet alleen de Staatskerk wegviel, en wettelijk alle gezindten gelijke rechten kregen, maar, wat vooral stak, bovendien werd het generaliteitsland afgeschaft, en heel 't Zuiden als van gelijken rechte in den staat opgenomen. En daarbij kwam nu, ingevolge het besluit van 't Congres in Weenen, en niet zonder medewerking van Willem I, nog ongedaehtersde op neming in onzen' Staat van het geheel Katholieke België, dat in zielental ons zielental te boven ging. Kan het verwon deren, dat in de jaren na '13 het protes- tantsche deel van Noord-Nederland zich niet op zijn gemak gevoelde, onrustig werd, en bedacht was op maatregelen van tegenweer, althans van verweer. Uit die stemming, waarin door den koning gedeeld werd, zijn toen de pogingen op gekomen om het Katholicisme in België te breidelen. In verband en overeenstem ming met een gewijzigd roomsche denk wijs, die destijds ook in andere landen veld won, is toen vooral onder Yan Maanen de poging gewaagd, om de macht der ïoomsche geestelijkheid in het roomsche België te breken, en door een gewijzigde opleiding der geestelijken voor de toekomst een clerus van gansch andere gezindheid aan te kweeken, terwijl tegelijkertijd het onderwijs der volksjeugd zooveel doenlijk aan de macht der orden, geheel op de wijze van Combes, onttrokken werd. Dit pogen was ondoordacht, en moest op bittere teleurstelling uitloopen. Het bracht ons den Belgischen opstand met al de financieele en nationale ellende, die we in de periode van 1830 tot 1844 doorworsteld hebben. Maar hoe weinig „statesmanlike" dit pogen ook was, men verstaat geen historie en mist elk psycho logisch inzicht, zoo men niet inziet, dat het niet anders kon, of de protestantsche bevolking van Noord-Nederland moest door dezen loop der zaken in sterk anti papistische richting geprikkeld worden, en zoo zich de stemming voorbereiden, die vijf jaren na de Grondwet van 1848, ons èn de April-beweging èn Thorbecke's val bracht. Groen nu is aanvankelijk geheel in dien streom meegegaan. Hij was toen nog geen antirevolutionnair. Hij was conserva tief protestantsch Noord-Nederlander, te genover het clericale geweld, ons door de roomsche Belgen aangedaan. Edoch, reeds voor '48 was hierin bij Groen een beslissende kentering gekomen. Niet, dat hij plotseling op andere rails oversprong. Maar toch, juist de ellende ons door de troebelen van 1830'40 over komen, gepaard met zijn persoonlijke verandering, en zijn kennisneming van de roomsche oppositie in andere landen tegen de beginselen van 1789, en niet minder van de historische school, ver breedden zijn inzicht, zetten hem over in een gansch andere levensopvattingen het was niet 't minst de revolutionnaire strooming, welke in 1848 heel Europa aangreep, die hem 'troer om deed slaan, en hem antirevolutionair gemaakt heeft alleen ook dit weer niet plotseling, maar met natuurlijken groei. Hierdoor nu is Groen's verhouding tegenover den roomschen radicaal gewij zigd. Reeds in 1853, bij de April-bewe ging, was dit merkbaar. Steeds meer door zag Groen dat de hoofdstrijd, waarvoor de ontwikkeling der revolutie-beginselen ons plaatste van heel ander en veel overwel digender karakter was, dan de voortge zette worsteling van het protestantsche tegenover hel roomsche element. Het sterkst kwam dit uit, toen Groen in de laatste jaren zijns levens Dr. Kuyper als zijn bondgenoot begroette, maar juist op dit punt aanvankelijk in hem een te genstander vond. Dr. Kuyper toch was toch in zijn eer ste optreden beslist tegen Rome gekant. Zijn eerste meeleven in de politiek dag- teekende van de dagen der April-beweging, die in geheel den kring waarin hij was opgevoed als de groote triomf op het Libe ralisme gevierd en herdacht werd. Ons blad in zijn drie eerste jaargangen gaf in dit opzicht geen onzeker geluid. Onze oppositie tegen Rome was fel en onverzoenlijk. En nog uit de jongste Kamerdebatten en uit de stembuslittera tuur herinnert men zich, hoe van liberale zijde juist op onze uitlatingen tegen de roomschen uit dat tijdperk gewezen is, om Dr. Kuyper tegen zichzelf en tegen zijn bondgenooten uit te spelen. Toen dit spel in de Kamer begon, heeft Dr. Kuyper als minister geweigerd op wat hij toen zijn „oude plunje" noemde, in te gaan niet, gelijk men het duidde, om den strijd te ontwijken, want hij voegde er uitdrukkelijk bij, dat hij 't debat op zou nemen over alles wat hij sedert 1874 in de Kamer had gezegd, doch wel om uit het Kamerdebat te weren wat van geheel persoonlijken aard was. Deze zienswijze van Dr. Kuyper heeft toen in 1875 vanzelf, en bijna met nood zakelijkheid, tot een botsing met Groen geleid. Kuyper meende aan zijn antipa pisme te moeten vasthouden. Groen keurde dit af en overtuigde hem van beter. Het verschil van gevoelen spitste zich toe naar aanleiding van het „vernageld kanon". Gelijk men zich herinnert, had Groen, toen zijn plan de campagne ten opzichte van wijziging der Lager-onderwijswet mislukt was, den eisch vooropgeschoven, dat Art. 194 der Grondwet zelf moest worden aangetast en dat van elke zwakkere poging voorgoed moest worden afgezien. Tot zijn teleurstelling echter weigerde de roomsche pers hem op dit spoor te volgen. Met kracht bestreed zij dit zijn denkbeeld, en liet duidelijk doorschemeren, dat, ging Groen op die lijn door, samen werking was afgesneden. Dit plaatste Groen voor het dilemma, om óf dat nieuwe plan de campagne te laten varen, óf voortaan alleen te steunen op de protestantsche orthodoxie. Toen hier nu bijkwam, dat de oude heer Voor hoeve met zijn Bond blijkbaar Groen niet begrepen had, en de positie in elk opzicht onhoudbaar werd, nam Groen het kloeke besluit te retireeren, en verscheen in zijn Ned. Ged. de bekende driestar Het vernageld kanon. Die zwenking heeft Dr. Kuyper toen eerst geweigerd mede te maken. Met den ouden heer Brummelkamp in de Bazuin bleef Dr. Kuyper in ons blad den eens gestelden eisch bepleiten. MaarDr.Kuyper trad pas op en stond eerst aan het begin van zijn politieke ontwikkelingGroen was de bedaagde, ervaren en volleerde staatsman en kenner der historie van het staatsrecht. Reeds uit dien hoofde stonden de partijen volkomen ongelijk. En toen hierbij nu, door Dr. Kuyper's verhuizing naar de Residentie, voor het eerst de dagelij ksehe omgang met Groen kwam, is ook hij allengs tot het inzicht gekomen, dat zijn antipapistisch standpunt ondoordacht en niet langer houdbaar was. Er is alzoo niets van aan, datDr. Kuyper tegen Groen's antipapisme in, de antirevo lutionaire partij te kwader ure op de paden der coalitie heeft geleid. Het omgekeerde Is waar. Dr. Kuyper heeft juist het omgekeerde gewild, en is door niemand minder dan door Groen van Prinsterer van dit bekrom pen en verouderd standpunt afgebracht. Het was Groen's vaste overtuiging ge worden, dat wie in ons land in den strijd tegen de Revolutie-beginselen alleen op de protestantsche orthodoxie wil steunen en de roomschen voor het hoofd stoot, niet anders doet dan den ondergang van zijn eigen geloof en den triomf van de Revolutie bezegelen. Het jaar daarop stierf Groen, op 20 Mei 1876, terwijl Dr. Kuyper gevaarlijk krank in den vreemde vertoefde. In 1877 teruggekomen, en door Gods goedheid hersteld, heeft Dr. Kuyper toen Groen's testament aanvaard, en dit ten einde toe, door principieele prijsgeving van het politiek antipapisme, trouw en consequent uitgevoerd. Tot zoo ver De Standaard, waarmee ieder chr.-historische, die historisch op de hoogte ie, instemt, wijl het de zuivere waarheid is. Doch nu kwam Het Handelsblad met de volgende opmerking Indien hei vorenstaande geheel juist was, zou dan »De Standaard" niet eens willen toe lichten, hoe het mogelijk kan zijn, dat om van andere voorbeelden maar te zwijgen dr. Kuyper op den 12en Mei 1891 (dus 15 jaar na Groen's dood) in zijne bekende redevoering Maranatha nog sprak als volgt »Steeds zou ik dan ook van verraad aan onze historie, van een verraad aan onze beginselen roepen, zoo er ooit van ineensmelting of ook maar van te nauwe aaneensluiting met onze roomsche landgenooten sprake viel. Immers, wat er tusschen hen en ons ligt is het pleit voor de vrijheid van consciëntie En in dezelfde rede werd zoo beslist mogelijk de gevolgtrekking afgewezen, alsof dr. Kuyper en de zijnen als één man met hen (de Room schen) konden optrekkena-Dat dit niet kan, ligt aan onze glorieuze historiedat dit niet kan ligt aan het bloed der martelaren, dat gevloeid heeft; dat dit nu niet kan en nooit zal kunnen; ligt aan den schranderen grijsaard te Rome, die de pretentie maakt gevolmachtigd Stedehouder van Christus op aarde te zijn". Aldus dr. Kuyper in 1891. Hoe zit dat nu? En de Middelburgsche Courant haar hoedje in de hand en een bravovoor het brave Handelsblad in den mond, nam het over. Dus, „wat nu?'' Wel, dat zullen wij eens zeggen. Het Handelsblad heeft een citaat gede biteerd, dat door de vrijzinnige sprekers dezen zomer, aan de hand van hun pro pagandaboekje in alle kiezersvergaderin gen is uitgegalmd en door het denkend deel is toegedaverd, natuurlijk om een wigge te drijven in de coalitie, hetgeen ook nu de bedoeling is. Nu kan men een vrijzinnig propagan dist niet kwalijk nemen dat hij om zijn slag te slaan een citaat slechts ten halve voorleest. Maar een vrijzinnige redactie wier blad zelfs op professorale en koninklijke tafels komt en door Rood- huijzens en Ketelaars en tutti quanti ge lezen wordt Dat kan er niet mee door. Laten wij daarom het gewraakte citaat wat uitbreiden gelijk dezen zomer onzer zijds herhaaldelijk ook in 't debat met vrijzinnige sprekers of opponenten is geschied. Aan t citaat gaat namelijk vooraf li.... terwijl de partijen der revolutie i/eenparig de wederkomst des Ileeren zooal „niet bespotten dan toch ignoreeren, be lijden ook onze roomsche landgenooten „met ons„Yan waar Hij wederkomen „zal om te oordeelen de levenden en de „dooden". Het Maranatha leeft ook bij „hen, ja, wat meer zegt, ook bij hen ligt „daarachter dezelfde grond van overtuigin- „gen en feiten. Zij en wij erkennen dat „alle gezag en alle macht ook op aarde „uit God vloeit en gegrond is in het feit „der ScheppingIn zooverre hebt gij „(die meent dat de Roomschen bij ons „behooren) dan ook gelijk, dat het Mara- „natha ons met hen aan één kant stelt, „tegenover alle andere partijen, die van „géén Halleluja voor „het Lam dat geslacht „werd" weten". En daarna komt dan wat in Handelsblad en Middelburger staat aangehaald, en waar in, zeer terecht, er op wordt gewezen dat afzonderlijke, zelfstandige partijformatie en een waken voor ineensmelten onzerzijds steeds noodzakelijk is. Verstaat gij dat, Middelburger? Wel gecoaliseerd optrekken met de Roomschen, dat leert u het door u ver zwegen eerste gedeelte van het citaat. Maar niet samensmelten tot één partij met hen, het motief daarvoor ligt in het tweede gedeelte van 't citaat. Dat juist heeft Groen van Prinsterer ons geleerd. Zie 'tmaar na in zijn geschriften. En daaraan is Kuyper steeds getrouw ge weest, hij de man van hetgeen fusie maar confederatie In ons isolement ligt onze kracht. En 't mooiste is dat alle Roomschen en hetgeen aan vrijzinnigen kant nog zelf standig denkt 't hiermee eens is. Wij kunnen de Middelb. Crt. wel aan raden Kuypers Maranatha eens te lezen. Zij had 't zeker gisteren niet bij de hand. 23 November 1905. De Nieuwe Rotterd. Couranteen woord van lof wijdend aan de krachtige begroo- tingsrede van den minister van koloniën, schrijft „Met genoegen mag worden geconsta teerd, dat in de richting, door den minister Idenburg aan het koloniaal beheer gegeven, in hoofdzaak geen verandering zal worden gebracht". Bij deze bestatiging van een lofwaardig feit, tevens de beste lofrede op een lid van het vorige door de vrijzinnigen zoo diep verachte Kabinet sluiten wij ons „met genoegen" aan. Loop der bevolking. Het Centrum schrijft Er zijn donkere stippen in de pas ver schenen mededeelingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek omtrent den loop der bevolking in 1904. Geringer dan het voorafgaande jaar was weder het aantal levend geborenen (31,1 per 1000 inwoners of 0,5 pet. minder). En dat ofschoon het aantal levenloos aan- gegevenen aanmerkelijk dalende is. Geringer ook het aantal huwenden. Per 1000 mannen huwden in 1901 15,59, in 1902 15,04 in 1903 14,71 en in 1904 14,70. Bij de vrouwen waren die cijfers resp. 15,25, 14,95, 14,54 en 14,54. Stijgend daarentegen was het getal echt scheidingen (658 en 152 scheidingen van tafel en bed). Op 100 gehuwde paren vonden gemid deld in de laatste 3 vijfjarige perioden de volgende aantallen echtscheidingen plaats0,52, 0,62 en 0,69. Een ander minder gelukkig verschijnsel is, dat de bevolking op het platteland nog steeds afneemt, ten bate in cijfers althans van de groote steden. In de gemeenten met 20,000 en min- r——n '9 der inwoners was de totale toeneming 1,25 pet., welke het resultaat was van 1,58 pet. toeneming wegens geboorteover schot en 0,33 pet. wegens meer vertrek dan vestiging. Intussclien wordt dit verschijnsel min der en blijkt uit de cijfers voor 1904, dat naast enkele snel zich uitbreidende groote gemeenten (Apeldoorn, Enschedé, 's-Gra- venhage en Rotterdam) er andere zijn, waar de toeneming zeer geding is, zoodat zij in toenemingspercentage ver beneden dat van het Rijk blijven (Arnhem, Deventer, Gouda en Leeuwarden). Ook Amsterdam's be volking nam in geringere mate toe dan die van het Rijk, terwijl bij Haarlem een absolute teruggang viel waar te nemen. Hier valt dus eenige kentering te con- stateeren, welke helaas uitblijft wat de dalingen en de stijging betreft hierboven genoemd. Lichtpunten zijn, dat, al was de sterfte in 1904 in geringe mate hooger dan in het voorafgaande jaar/zij gedurende de laatste kwart eeuw toch steeds gunstiger cijfers vertoont.- (van 186069 24,80 per 1000 in 190416,57 per 1000), en ten andere, da4 het aantal analphabeten gaandeweg slinkt. Op „intellectueel" en hygiënisch gebied gaan wij dus vooruit. Op economisch en moreel gebied wer den blijkbaar niet dezelfde vorderingen gemaakt. Wij ontvangen heel wat verslagen en andere protocollen, die wij met leedwezen in de snippermand moeten gooien, want ons blad is maar klein en de redactie heeft te kleine kracht om al die pape rassen te doorworstelen. Toch moeten wij een uitzondering ma ken met het jaarverslag (het le) van de Vereeniging tot chr. verzorging van krank zinnigen in Zeeland - goedgekeurd bij kon. besluit van 20 Juni 1905. Dit ver slag dient door allen die het ontvangen hebben, zorgvuldig te worden bewaard, want het is de eerste bladzijde van een merkwaardig stuk geschiedenismisschien wel een stuk lijdensgeschiedeniswant ook van dit kindeke geldt dat het niet zonder ernstige weeën geboren werd, en niet zonder pijn zal groeien. De secretaris der Vereeniging, de heer de Kruijter, is een optimistisch aangelegd man, en de penningmeester de heer Blum is een man vol energie, wiens lijfspreuk wel heeten kon: altijd goeden moed! Dit komt in dit verslag uit. Het geeft een overzicht van de geboorte en het eerste openbaar optreden der Vereeniging; het rapporteert van de ernstige besprekingen die in de oprichtingsvergadering werden gevoerd, de regeling daarna getroffen, en de met treffende eensgezindheid aanvaarde taak van propageeren en reglementeeren en organiseeren, die, aanvankelijk met 's Hee- ren zegen gekroond, den lezer tot blijd schap stemt. Onder de energieke leiding van ds. Donner, en de krachtige bezielende hulp van ds. de Ligt werd het kerkelijk struikelblok tot aller genoegen wegge ruimd, en ziet men thans als bestuurders der Vereeniging een tiental Hervormde, en evenzooveel gereformeerde broeders op treden, gereed en gezind om het eens begonnen werk te voltooien. Het verslag van den Bidstond te Middelburg op 21 Juni dezes jaars kan daarvan getuigen. Met belangstelling namen wij er kennis van. Thans telt de vereeniging 40 afdee- lingen, waarvan 17 op Zuid- en 3 op Noord-Bevoland8 op Walcheren, 3 op Schouwen, 2 op Tholen en 7 in Vlaanderen. De corporatiën die zich bij de Ver eeniging aansloten, zijn de Hervormde Kerken van Borsele, Arendskerke, Kloe- tinge, Kruiningen, Oudelande, Ovezande en Rilland-Bath en de Gereform. kerken van Baarland, Borsele, 's-Gravenpolder, Heinkenszand, Nieuwdorp, Krabbendijke, Kruiningen en Zierikzee. Mogen er nog vele volgen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1