WSBLAD No. 43. 1905. Maandag 20 November. 20e Jaargang. CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes Een lesje voor allen. F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN Opgeschrikt door de woeste tooneelen van roof en moord tegenover de Joden in Rusland, de vorige week op zoo drieste wijze te aanschouwen gegeven, heeft menigeen de vraag gesteld wat mag toch de oorzaak zijn? Niet van de revolutie in het slecht gere geerde Ozarenrijk, niet van de onstuimige eischen om vrijheid, na zoovele jaren van knevelarij en despotisme. Neen, maar dit is de vraag die op veler lippen komtwat mag toch wel de oorzaak zijn dat in het groote Rusland met zijn 135 millioen zielen, en waar Heidenen en Mahomedanen, Joden en Christenen, Aziaten en Europeanen wonen, alle volks woede en alle volkshaat zich keert tegen de Joden, en tegen geen anderen Op die vraag kunt ge verschillende ant woorden vernemen, die we niet zullen her halen. Slechts om één antwoord, het meest algemeen gegevene, is het ons te doen, het is ditomdat de Joden de uitzuigers zijn van Christenen en Mahomedanen, van de bewoners van Siberië zoowel als van die van de boorden der Zwarte Zee, omdat men in Rusland altijd en voor alles bij de Joden terecht moet komen. Voor het huren van een huis zoowel als voor het pachten van land, voor het koopen en verkoopen van alle mogelijke dingen, voor het plaatsen van geld zoowel als voor het leenen van geld. Ieder die in de active maatschappij werken wil wordt in Rusland door den Jood als door zijn schaduw gevolgd, en altijd tot zijn schade. Het is de klassestrijd in al zijn scherpte en in al zijn naaktheid, die, overal ver spreid, maar toch aan de oevers van den Newa, zich op de ruwste wijze vertoont. Wij, die zoover van Rusland wonen en zoo weinig aanraking met bekenden in Rusland vinden, kunnen over de waarde van dit antwoord te weinig oordeelen,maar wel kunnen we weten dat, indien deze Jodenmoord en Jodenvervolging een uit vloeisel is van den klassenstrijd, deze ge schiedenis ook voor ons een lesje bevat. Wat daar ginds tot volle ontwikkeling kwam is hier in beginsel aanwezig, en al moge, Gode zij dank, niemand hier de treurige excessen verwachten waartoe de klassenstrijd in Rusland heeft geleid, toch gaat in ons midden ook de klassenstrijd voort ons leven te vergiftigen. Wat is de klassenstrijd Immers de ontwikkeling der maat schappij heeft geleid tot de hedendaagsche manier van voortbrenging. Toen Adam spitte en Eva spon, wie was toen de heer of edelman? De grond was het gemeenschappelijk eigendom van allen. Nu is de grond en de middelen tot voort brenging in handen van enkelen, gerekend tegenover de velen die niets van dit alles bezitten, en alleen hun arbeidskracht kun nen aanbieden. De enkelen zijn de kapitalisten, en de velen de arbeiders, en daarom zoo redeneert de klasse-bewuste arbeider leven we in een kapitalistische maat schappij. Wat is eenvoudiger dan grond en arbeidsmiddelen te stellen in handen van de gemeenschap, van de maatschappij, dan zullen allen arbeiders zijn, en ontvangen naar geleverden arbeid. Dan zullen er geen kapitalisten meer zijn, en geen ondernemings-winst, en ver lies gedragen door allen, gelijk de op brengst door allen zal gedeeld worden. Dan is er geen klassenstrijd meer. Privaat bezit of gemeenschappelijk bezit, zie daar dus de eenvoudige vraag waarover de klassenstrijd loopt. Maar toch, zoo eenvoudig is de vraag weer niet. Die vraag hangt met zoo velerlei en veel te zamen. Hoe zal een maatschappij zonder privaat bezit er wel uitzien Zal persoonlijke ener gie en ondernemingsgeest blijven, waar persoonlijke winst ontbreekt? Zal de naastenliefde groot genoeg en de eigenliefde klein genoeg zijn om een maat schappij zonder privaat bezit in orde te houden zonder grooten dwang En zoo niet, zal het dan niet een ver plaatsen, geen opheffen, van den scherpen strijd, scherper wordende, opleveren Indien de exploitatie der maatschappij verplaatst wordt van het kapitaal naar den arbeid, wat zullen we dan gewonnen hebben Natuurlijk beweren we niet dat de kapi talistische inrichting nu de maatschappij exploiteert, evenmin als we zouden be weren dat de arbeiders een maatschappij zonder privaat bezit zouden exploiteeren. Er zijn misstanden, wie zal het ont kennen Er zijn patroons, die groot onrecht doen, en dat blijven doen, sterk door hun positie. Er zijn slechte toestanden, onnoodige Zondags-roovingen, treurige loonen, ellen dige willekeur. Maar er zijn ook arbeiders, bij wie totaal gemis van verantwoordelijkheids-begrip, brutaal eigenbelang, ruwe zeden openbaar worden als ellendige misstanden door «•geen klassenstrijd te genezen. Indien het waarheid is dat de Russische toestanden in klassenstrijd hun .oorsprong vinden en dat uitzuigerij op zijn beurt door doodslag gevolgd wordt, dan is het daarmee voldoende duidelijk geworden, dat de rechte remedies tegen deze mis standen alzoo niet te vinden zijn. En dan is daarmee opnieuw alweder het be wijs geleverd, dat, hoe ook de maatschap pelijke inrichting zijn moge, wij allen ons zelf zoeken. De les ons door deze zwarte geschie denis geboden is oud, maar blijft immer nieuw. En die les is djzedat recht en zede lijkheid niet de gevolgen zijn van in richting der maatschappij of van 'stoffe lijke toestanden, maar dat die goederen ons door God geschonken zijn. Hij gaf zijn wet op aarde en met die wet liet recht en de zedelijkheid. Hij heeft zich zeiven willen openbaren. Daarom moet niet, tot algeheel herstel de klassenstrijd worden opgelost, en een nieuwe maatschappij worden gegrondvest, maar ons eigen hart gereinigd en onze handelingen onder controle gesteld van de Heilige Schrift, opdat wij voortdurend kennen en weten wat kwaads wij doen, onverschillig of we patroon zijn of arbeider, of onze plaats is aan de zijde van het kapitalisme of van het proletariaat. Zoowel aan de eene als aan de andere zijde is het kwaad doen niet uitgesloten en het goed doen niet onmogelijk. De maatschappelijke inrichting behoeft geen onderstboven-werping en geen om keering. Slechts de erkenning,dat de Heere onze Wetgever en onze Koning is, ge lijk Hij in werkelijkheid is. Naarmate Hij Koning is, niet voor anderen, maar voor ons zelf, naar die mate zal het goed gaan, en waar afwijking is, daar wreekt zich dat van zelf. Het medicijn ligt naast de kwaal. 18 November 1905. In een onzer vorige nommers komt een afdruk voor van het adres dat in zake de vaccinatie door onze Walchersche vrien den aan H.M. de Koningin en de Tweede Kamer is aangeboden. Wij zouden in de tegenwoordige om standigheden niet hebben durven advi- seeren om een adresbeweging op touw te zettende kansen voor een ontwerp tot inperking van den vaccinedwang ston den nooit goed, en nu, bij de tegenwoor dige samenstelling der Tweede Kamer, staan zij slechter dan ooit. Niemand verwacht derhalve iets er van. Edoch, nu de bede om recht en vrijheid ook in de inentings-quaestie tot Koningin en Kamer uitgaat, achten wij 't gewenscht dat ook de overige tegenstanders van den vaccinedwang in Zeeland 't adres van de vrienden te Meliskerke steunen. Opdat de Koningin wete dat wij in den huidigen toestand niet mogen berusten. Opdat de antirevolutionaire partij in de Kamer, indien zij 't voor 't Chr. volks deel in zake de vaccine opneemt, verze kerd zij van breeden steun en weerklank bij het Christenvolk. Opdat ook aan de consciëntie der andere partijen nog eens de vraag gelegd worde, of het recht is, dat er nog kinderen zijn die geen schoolonderwijs mogen genieten, ter wille van een gemoedsbezwaar der ouders tegen de vaccine, en of het oirbaar is in het klassieke land der vrijheid dat een Nederlandsch vader gedwongen wordt zijn kind aan een kunstbewerking te onderwerpen, waarvan het nut, zelfs onder heeren medici, niet vaststaat, en waarvan blijkens de feiten, gevaar voor het leven te duchten is. In alle plaatsen waar tegenstanders van den vaccinedwang zijn, haaste men zich derhalve om per gezegeld adres aan H. M. en de Volksvertegenwoordiging adhaesie te betuigen aan het adres van ds. Ker sten c.s. Prof. Treub, gelijk verwacht kon wor den, beantwoordt het lang niet malsche schrijven van dr. Soer, den bekenden arts te Ginneken in zake pastoor Kneipp. Men behoeft zoo zegt dhr. Treub geen specialiteit in watergeneeskunst te zijn, om te kunnen beoordeelen of iemand kwakzalver is of niet, ook al kwakzalvert hij met water. Alleen gezond verstand en een beetje algemeene geneeskundige kennis is daartoe noodig, wat toch een professor in verloskunde en vrouwenziekten niet per sé ontzegd behoeft te worden. Daarenboven heeft het feit, dat een klein onderdeel van Kneipp's methode door ge neeskundigen en dat nog wel door een „Geheimrath" aangewend wordt, niets te maken naar professors meening met de vraag, of Kneipp in zijne dagen al of niet een kwakzalver was, zelfs dan nog niet, als deze de „begietingen" voor het eerst heeft aangebracht. Een haan, om een voorbeeld te geven, is nog geen juwelier, al pikt het beestje, op den mest hoop scharrelend, ook bij geval een parel op. Neen, neen, eerst moet dr. Soer de on juistheid van een viertal beweringen be wijzen, voor hij professor bereid zal vin den, Kneipp's nagedachtenis van het epithetou kwakzalver te ontlasten. Ze zijn deze. Kneipp was een kwak zalver, omdat ten eerste hij in zijn boek „Meine Wasserkiir" doet, alsof vóór hem nooit van eenige rationeele waterbehan deling sprake was. Vervolgens, omdat hij praat over ziekteoorzaken, terwijl hij daarvan klaarblijkelijk niet de minste kennis heeft, daarbij met quasi-nederige pedanterie zijne theorie inderdaad niets meer dan eene mismaakte weerschijn van reeds lang onhoudbaar gebleken en daar om verlaten medische opvattingen der ouderwetsche humoraalpathologie den volke mededeeltten derde, wijl hij boud weg beweert, dat zijne behandeling goed is en genezing geeft van alle mogelijke hvalen, die maar voor genezing vatbaar zijn en ten laatste, omdat alles wat Kneipp in zijn boek onder het opschrift „Krank- heiten" schrijft, niets anders is dan een mengsel van gevaarlijken medischen onzin en deerniswaardige zelfoverschatting. Me dunkt, werkprogram genoeg voor dr. Soer, indien hij n.l. op de beweringen ingaat. Met zoo iets komt men niet klaar in een 8-urigen arbeidsdag. Met verlangen zien we uit naar dr. Soers toegezegde brochure. De revolutie is omkeering van begrip pen. Dit toont Rusland met de daad. Dit toont Het Volkde tolk der sociaal democratische arbeiders, met het woord. Haar averechtsche opvatting van tucht spreekt zich weer uit in haar jongste hoofdartikel „Volksleger". Daar zegt zij onder anderen „Gelijk wij in het algemeen de maat schappelijke verhouding bestrijden, die van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. den een tot onbeperkt heerscher stelt over vele anderen, zoo bestrijden wij een leger waarin de massa geen wil, geen eigen leven heeft," maar de slaaf is van enkele commandeerenden. Op die wijze ondermijnt dat blad de tucht in het leger, en dat niet alleen maar ook alle gezag dat zich in Staat en Maatschappij doet gelden. De verhouding tusschen Koning en onderdanen patroon en knechtouders en kinderen huisvrouw en dienstbode ook zelfs de kerkelijke tucht wordt op die wijze op haar kop gezettot een caricatuur gemaakt. ig Maar zouden de onnoozelen, die deze levenswijsheid met volle teugen indrinken, nu toch werkelijk gelooven dat dit alles meenens is? Of zouden tooneelen als aan zeker redactie-bureau zijn afgespeeld, waar een zestal journalisten wegens verschil van meening met hun socialistischen chef zonder gehoord te zijn, aan den dijk werden gezet, nadat men eerst getracht had op slinksche manier een drietal te ontslaan, hen ook kunnen ontnuchteren De soc. dem. Vörwarts te Berlijn Met de verhouding tusschen de hoofden van openbare lagere scholen en het onder wijzend personeel aan hun school, staat het in sommige gemeenten van ons land kwaad. Natuurlijk zal wel een en ander tusschen de muren blijven, maar onder hetgeen uit lekt is veel dat wij als beneden alle critiek mogen bestempelen. Met name hetgeen de Amsterdamsche openbare hoofden over hun personeel in het midden hebben gebracht. Die hoofden verklaren rondweg, dat het te Amsterdam de omgekeerde wereld wordt. Ziehier iets uit hun klachten-relaas »Op verscheiden scholen wordt het hoofd door zijn personeel getyranniseerd en in het nakomen van de hem voorgeschreven verplich tingen dag aan dag bemoeilijkt. Het gaat hier en daar zoover, dat bij som mige vacatures niet dan met de grootste moeite een hoofd bereid wordt bevonden om zich met de leiding van zulk een school te belasten. De wijze, waarop een nieuw benoemd hoofd die dus nog geen enkele reden tot ergernis kan hebben gegeven wordt ontvangen, is soms zoo beleedigend, dat de burgerij vreemd zou opkijken, als zij daar de bijzonderheden van vernam. Er behoeft voor een hoofd heel wat tact, dikwijls heel wat moed toe om een opmer king te maken over geconstateerde tekort komingen. Zoo hij kennis neemt van het schriftelijk werk der leerlingen en naar de vorderingen een onderzoek doet, wordt dit als een casus belli (oorlogsverklaring) beschouwd en het is voorgekomen, dat hij opgeroepen werd om te verschijnen op een door het personeel belegde vergadering, teneinde het misnoegen der onderwijzers in ontvangst te nemen". Het is diep te betreuren, dat ondanks de in menig opzicht zoo schitterende in richting van 't openbaar onderwijs, het met de verhoudingen zoo slecht staat. Want deze zelfde heeren moeten de jeugd opleiden tot christelijke en maat schappelijke deugden. En hoe kunnen zij nu toch waar het met de chr. deugd eerbied voor den patroon, en de maatschap pelijke deugd der verdraagzaamheid zoo zwak bij hen staat, met bezieling en dus met kans op eenige vrucht, deze deugden de Amsterdamsche jeugd inprenten? Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Maar welk een toekomst zal 't op die manier wel zijn Het bovenstaande hadden wij geschre ven toen wij het Gemeenteraadsverslag van Amsterdam lazen. In die raadsvergadering is menig har tig woord gevallen naar aanleiding van een onderwijzer die het hoofd der school letterlijk tiranniseerde en deswege over geplaatst moest worden. Toen hij niet bevorderd werd in salaris, werd op zeer revolutionaire wijze tegen de autoriteiten in enkele schoolbladen geschreven. De wethouder zwichtte daarvoor en B. en W. herstelden dien onderwijzer in zijn eer, en verhoogden zijn salaris „met terug werkende kracht". Zoo kwamen nog andere staaltjes van corruptie (bederf) aan het licht. Zoo vragen B. en W. daar wel aan de hoofden en aan de schoolopzieners om advies, maar volgen het niet opdaar staat de be schaving onder de onderwijzers op zeer laag peil, getuige deze uitlating van „De (soc. dem.) Volksonderwijzer" „Voor sommigen zal echter de satiere nog niet voldoende zijner zijn er, die te stom zijn, om satiere te begrijpentegen diegenen zullen we zo nodig op „lompe" en „onbe schofte" wijze optreden. Dat zal dan echter niet zijn, omdat „ons minimum van bescha ving lager staat dan van een gasfiUer," mijn heer Wormser, maar omdat er altijd nog lieden gevonden worden, wier hersenpan zo hard is, dat daarin geen satiere kan doordringen." Zou er wel een land in Europa zijn, waarin een ambtenaar zoo durft optreden tegen het over hem gestelde gezag? In een deel der pers wordt nogal ge redekaveld over het „toetsingsrecht". Wat dat is Het is de bevoegheid aan den gewonen rechter verleend, en derhalve de ver plichting hem opgelegd om elke wet te toetsen aan de grondwet, en haar nietig te verklaren, zoo zij daarmee in strijd is. Een kolf j e naar de hand der oud-liberalen. Doodsbang als zij zijn voor nog meer dere uitbreiding van het kiesrecht, ver langen zij bij invoering van algemeen kiesrecht een zeker tegenwicht, om de gevaren van dat kiesrecht, uitkomende in de onder vigeur van dat kiesrecht aangenomen wetten, te onderbreken. Men meent dat het ministerie op die wijze den steun der oud-liberalen voor het ótowco-artikel hoopt te verkrijgen. Wat te meer schijn van grond heeft wijl een der „zeven wijzen", prof. Oppen- heim, zich almede voor dit toetsingsrecht heeft uitgesproken. De antirevolutionaire partij zal zich tegen dit toetsingsrecht wel als één man verzetten, dewijl dit redmiddel den ge wonen rechter promoveert tot „wetge vende macht" en hem doet treden in de rechten der Eerste Kamer, en de Kroon die door haar handteekening een wets ontwerp tot wet maakt, echt revolutio nair, plaatst onder den wil der volkssou- vereiniteit, althans onder de voogdij van de door Haar zei ven benoemde rechter lijke macht. De oudste vorst van Europa, graaf Adolf van Nassau, groothertog van Luxemburg sedert 1890 als opvolger van onzen Koning Willem III is gisteren op het kasteel Hohenburg bij Tolm in Beijeren overleden. In 1866 verloor hij zijn hertogdom aan Pruisen en bleef nagenoeg een kwart eetiw vorst zonder land toen hij in 1890 den troon van Luxemburg erfde. In 1902 droeg hij de regeering aan zijn 50-jarigen zoon Wil helm over. Sedert dien tijd leefde hij met zijn tweede gemalin Adelheid van Anhalt (geb. 25 Dec. 1833) op zijn kasteelen buitens lands. Nog op zijn 85ste jaar verbaasde hij de omstanders door zijn paardrijden en krachtig mennen bij het besturen van zijn rijtuig. Zijn eenige dochter, Hilda, huwde in 1885 met den erf hertog van Baden, waar door de verzoening met het Russische Koningshuis werd voorbereid. Drie jaar later had hertog Adolf een ontmoeting- met Keizer Wilhelm II te Mainau, waar door de verzoening een feit was. Groothertog Adolfs eenige zoon Wil helm is gehuwd met de infante Maria Anna van Portugal en heeft zes doch+5>èlft.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1