fiïil NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. AND, boonien, No. 21. 1905. Woensdag 25 October, 20e Jaargang. GHRISTELIJK- ihten HISTORISCH f ER, Goes. 5öp eren. zachte 000000000 jaren G. 188 R.) te Koudekcrke Wegeling bij den in te leveren fen aris J. HOSAN i Dam vóór den talf, rekening 28 USE, Oostkapelle. O P >rgen 10 uur ABRAHAMSE ÖÖP (vingerstukkeiri, en paardenkracht, r Hooge", Koudekerk e. SG TE KOOP d ij k. Te bevra- Wemeldingebij ngen worden in- 5 November '05. TE KOOP a tiendvrij AND, Rouclekerke. or Koudekerke. e koop, haar tweede kalf, i 2 jaar oud, bij arg. TOP de rekening, bij R i 11 h e m. OP arig Rninpaard, rragen bij C. DE n (Z.-B.) knecht rke. AdresP. s t k a p e 11 e, ei ^eid. 3E, Kleverskerke. ei in eene Meid Jz., Oud. Vliss. )NE, Moesbosch, lei IGEMANSE Az., ei nde Meid RMEULEN, Se traat. ei vdleid. benoodigd bij 7rouwepolder bij ei leid HOUT, Seisweg, gsen vereisehte, VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Luctor et Emergo. Sprokkelingen uit de historie. i rijgbaar bij 3i }i inecht nknechi gj IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. We vleien ons de gedachte te vertol ken die in de laatste dagen in menig hart oprees door de Zeeuwsche wapenspreuk, die we aan het hoofd van ons Zeeuwsch orgaan plaatsten, Luctor et Emergo, ik worstel en ontkom, het is op menig terrein de ervaring, eene ervaring meestal ge mengd met ernstige en droeve herinne ringen. En zeker is het Luctor et Emergo mis schien meer dan elders toepasselijk op het christelijk onderwijs. Menigeen onder onze lezers kan, zij het dan ook op bescheidener en kleiner ter rein, wijlen den grijzen Elout van Soeter- woude op zijn zeven-en-zeventig-jarigen leeftijd nazeggen ik heb een halve eeuw het christelijk onderwijs gediend. En met den aartsvader Jacob, de hitte des daags en de koude des nachts is mij niet voorbij gegaan. Jaren van bange zorg en angstige bezorgdheid zijn aan het nog levende ge slacht niet onbekend, maar de Heere heeft ons ruimte gemaakt. Een lange, bange avond van geween werd gevolgd door een helderen morgen met gejuich. Met tranen is er gezaaid, met vreugde wordt gemaaid. Wat toch is het zilveren jubilé dat de Vrije Universiteit dezer dagen vierde anders als een episode uit den straks tachtig-jarigen oorlog voor het christelijk onderwijs Wat anders als een overwinnings-bul- letin in den strijd om de toekomst onzer natie O, die overwinningen zijn er, Gode zij dank, zoovele geweest. Bij het betwisten van iederen voet gronds, door de neutrale staatsmacht, stond het voor vijf-en-twintig jaren voor ieder die meeleefde toch reeds vast dat de christelijke school een toe komst had, zich een weg baande in ons leven. Ondanks de scherpe wet van den Minis ter Kappeyne, was het toen wel reeds duidelijk dat, hoe verder de openbare school afzakte van alle geestelijk ideaal, en de neutraliteit prijs geven moest om steun te zoeken aan de andere zijde, zoo veel te meer plaats werd gemaakt voor de school die met het geloovig deel dei- natie één en lotgemeen wilde zijn. In geestelijken zin was het pleit voor het christelijk lager onderwijs voor een kwart eeuw reeds gewonnen. Openbaring en rede beheersehle ook toen reeds, evenals nu, het volksleven en vormde de antithese, waarover zoo be zwaarlijk te zwijgen die zeker niet te verwijderen is. En nu zou, van achteren bezien, het een voudig gezond verstand hebben moeten zeggenwat voor de lagere school geldt, geldt zeker, zonder twijfel, voor alle scholen. Als ge de Staatsschool met haar neutraal devies veroordeelt, dan hebt ge reeds alleen daardoor de bijl gelegd aan den wortel onzer aloude Universiteiten die evenzeer steunen op denzelfden grond, een zandgrond die afglijden doet. Alzoo werd het dan ook begrepen voor vijfentwintig jaren in vrij breeden kring. En dat begrip was de moeder van de stich tingsoorkonde der Universiteit die dezer dagen haar zilveren jubilé vierde. En zou het wel te veel gezegd zijn als we beweren dat, nu een kwart eeuw lang gansch Nederland uit de gedachtenwereld der Vrije Universiteit heeft geleefd? Haar tegenstanders scherpten tegen haar hun wapenen, haar voorstanders vertolkten wat zij zeide. Geen treffender, meer door de geschie denis bevestigd woord, dan het woord tot hare wijding gesproken: er ivas geen smid in Israel. Er was geen smid om wapenen te smeden die den tegenstander treffen konden, en er was ook geen smid om wapenen te smeden die den vernielenden aanval van revolutio en modernisme op eigen terrein konden be kampen. In 1880 werd een smidse gebouwd en door het bestel Gods van smeden voorzien die werkten voor heel het terrein des levens, wier Woord zich plaats maakte ook in den kring der tegenstanders, en nu eens bestrijdend dan weder overtuigend werkte. Begraven onder het stof der revolutie heeft de Vrije christelijke hoogeschool, dat stof weder van ons oud-nationaal-verleden, van onze oude belijdenis weggevaagd, om het te toonen in oude degelijkheid. In Schrift en Psalmbundel heeft die zelfde Hoogeschool, op forschen toon, ook in haar strijdschriften, de zielskreet doen hooren van een klein het zij zoo maar miskend en misdeeld volksdeel. Vijf en twintig jaren van wasdom en groei ook van tekortkoming en mis grepen. Hoe zou het anders kunnen zijn? Alle menschenwerk is onvolmaakt, maar geworteld en gegrond in het hart onzes volks, gevreesd en bestreden feller dan eenige andere door allen die zich tegen standers gevoelen, ook al getuigen ze het niet openlijk. God gaf ons in de Vrije Universiteit een sterk fort in den strijd dat in boek en blad zijn projectielen uitzendt, tot aanval of verweer, en waar men van alle oorden van ons land de krijgskunst komt leeren. God zij haar genadige en zegene ze 24 October 1905. De verbetering van maatschappelijke toestanden heeft met het Socialisme niets te maken, en dient slechts als noodzakelijk propagandamiddel, waarachter heel de wereldbeschouwing en de godsdienst van het ongeloof verborgen ligt. De Haagsche correspondent van de vrijzinnige Zutfensche Courant (zijn wij goed ingelicht is hij een goed vriend van minister Goeman Borgesius) schreef dezer dagen in zijn blad een waardeerend ar tikel aan 't adres van den vorigen minister Kuyper, wegens diens sociale wetgeving. Het begint met de bekentenis „dat onder de vrijzinnigen bijna iedereen warm instemt met het beginsel der ingetrokken sociale wetsontwerpen van het vorig Mi nisterie.'' En, vermoedelijk vermoedend dat de lezer hem vragen zal, maar waar om heb je er dan in Juni zoo tegen ge- aposteld of het anderen laten doen, laat hij er verontschuldigend op volgen „maar men had bezwaar tegen de voorgestelde regeling". Alsof men daarvoor het vorige ministerie zoo vervolgen moest Maar, als om u gerust te stellen, voegt hij er bij „Trouwens niet alle verzekeringsont- werpen zijn ingetrokken. Gehandhaafd is het voorstel tot uitbreiding van de Onge vallenwet tot het landbouwbedrijf, opmer kelijk vooral, omdat dit ontwerp zich hierin onderscheidt van de andere wèl ingetrokken ontwerpen, dat het veel meer gaat in de richting van decentralisatie". Ja, zeker is 't opmerkelijk. Dat ongevallenwetje voor 't landbouw bedrijf behoort ook tot die ontwerpjes die men voorloopig met het hoofdje boven de aarde begroef om ze er in 't vervolg nog levend van onder uit te kunnen halen. En het is nog opmerkelijker, dat men het ontwerp overneemt, ondanks de rich ting van decentralisatie dat wil zeggen ondanks het afbreken van en breken met het liberale stelsel dat in alle vrijzinnige wetten doorschemert, en het vrijzinnige, democratische, staatssocialistische lieve lingsdenkbeeld vertolkt dat alles van uit Den Haag, uit de bureaux van den Staat moet geregeld worden, als door de spin die de draden spant en vanuit het mid denpunt van zijn web alles overziet en naar zich toe haalt. En dan vraagt deze correspondent, die er meer van schijnt te weten „Zou de onderstelling te gewaagd zijn, dat de nieuwe Regeering dit als een stap in de goede richting beschouwt en de zelfde methode ook wil toepassen op de ziekte- en de ouderdomsverzekering Vooral waar het de ziekteverzekering be treft is decentralisatie, gebruikmaking van het particulier initiatief ook van be langstellenden over een billijke uitvoering en strenge controle bij de toepassing der wet te verzekeren, zeker in hooge mate gewenscht". Wel, het ware te wensclien dat de vrijzinnigen eens voor goed van dat cen- traliseer-stelsel genezen waren dat de les die eerst dr. Kuyper in zijn groote amen dement op de Ongevallenwet, en later de vrijzinnige Eerste Kamer zelve hun gaf, en waarbij nu het wetsontwerp landar beiders van minister Kuyper hen weder bepaalde, zoo door hen ter harte genomen werd, dat zooveel moglijk, niet door den Staat, of althans niet door dezen alleen, maar door het vrije initatief der Staatsbur gers, zoonoodig door den Staat gesteund, het ideaal wordt waarvoor zij in de wet geving en in de praktijk van het leven op ieder terrein wensehen te jagen De erkentenis van mr. Goeman Bor gesius zij het ook al in den vorm eener vraag, was ons te kostelijk uit dien mond, om ze onzen lezers te onthouden. Gods Woord keert niet ledig weder. Van deze belofte in het schoone Jesaja 55 heeft met name de bekende zendeling onder de Joden de heer J. Zalmann te Rotterdam soms aangename vervullingen ervaren. Onderstaande, van nog jongen datum, is er een van Op zekeren middag kwamen eenige emigranten „Elim" binnen. Ik was even afwezigtoen ik binnen kwam, trad een hunner, een jonge man, mij tegemoet, stak mij de hand toe, en zeide„Wel, mijn Vader, hoe gaat het U Ik zag hem verwonderd aan, maar herinnerde mij niet, hem ooit ontmoet te hebben. Toen vertelde hij mij dat hij bijna 4 jaar geleden (dus als een der eerste bezoekers in „Elim") hier geweest was en het, naast God, aan mij te danken had, dat hij zich nu bewust was, een kind van God te zijn. De lezers kunnen zich mijne blijdschap/voorstellen, toen ik dit vernam. Nu vertelde hij mij het volgende „U zult zich wel herinnoren, dat toen ik bij u was er een oude rabbijn en nog een grijsaard, een koscher-slachter, in de zaal waren. De rabbijn was hevig ver toornd, toen ik het N. Testament las. Vóór mijn vertrek waart u zoo vriendelijk mij eenige traktaatjes en een N. T. te geven. Toen de rabbijn op het schip bemerkte dat ik daarin las, werd hij hoe langer hoe toorniger, en drong er op aan, dat ik het zou verscheuren. Aanvankelijk luisterde ik naar hem en scheurde twee bladen uit. Toen ik het gedaan had, speet het mij, dat ik ze niet eerst gelezen had, en ik besloot mij verder niet aan den rabbijn te storen, maar het N. T. geheel door te lezen. In Amerika aangekomen, had ik het dan ook reeds tweemaal doorgelezen. Inzonder heid trof mij de brief van Paulus aau de Hebreen, en de leer van Jezus werd mij hoe langer hoe dierbaarder. Na een moei lijk jaar van werkeloosheid te hebben door gebracht, begaf ik mij naar een zendeling, door wien ik verder onderwezen en ten laatste gedoopt werd. Met diep berouw herinnerde ik mij telkens, hoe er dikwijls bittere spot in mijn hart geweest is, wan- neer ik u in „Elim" van Jezus hoorde ge- i tuigen. Thans echter geloof ik dat ook j deze zonde mij vergeven is, daar ik ze in onwetendheid gedaan heb." Eenigen tijd geleden vernam hij dat zijn ouders tengevolge der vervolging en revo lutie in Rusland naar Galicië vertrokken waren. Hij besloot nu derwaarts te gaan, en nam het N. T., dat voor hem zoo'n bijzondere waarde had, mede. Hoewel zijn familie wist, dat hij gedoopt was, werd hij toch vriendelijk door hen ontvangen, en mocht hij openlijk van zijn geloofge tuigen. Bij zijn vertrek vroegen zijn ou ders of hij hun het N. T. wilde achterlaten. Toen zijn zuster er bezwaar tegen maakte hem te berooven van een boek, dat hem zoo gelukkig gemaakt had, antwoordde hij „O, dat is' niets. Ik keer via Rotterdam naar Amerika terug. De vriend, die mij dit gal, zal mij zeker gaarne ook een tweede geven". De lezers begrijpen, dat ik dit met blijdschap deed. Zes emigranten, die met hem medegekomen waren, kochten er ook enn van mij. Geve God, dat ook aan hun hart de lezing ,vr Gods Woord geheiligd worde Wat den leeftijd betreft, is de Benjamin der Europeesche vorsten Koning Alfons XIII van Spanje, die 20 zomers telt. Dan volgen Karei Eduard van Saksen Koburg Gotha en Frederik Frans IV van Mecklenburg Schwerin, elk 28 jaren oud. Dan volgt onze Koningin met 25 jaar vervolgens Hendrik van Reuss Greiz, die 29 jaar oud is, Willem Ernst van Saksen Weimar Eisenach 30, en de Koning van Italië Victor Emmanuel, 36 jaar. Op hem volgt de Keizer aller Russen, die 37 jaar oud is. Daarna Frederik August van Sak sen, oud 40. Dan Carlos van Portugal, tellende 42 jaar. Keizer Wilhelm II van Duitschland is 46 jaar. Dan is er een groote gaping. De volgende, de vorst van Monaco, Albert, is 57. Koning Willem II van Wurtemberg en Koning Otto van Beieren elk 57 jaar. Koning George van Griekenland is 60 jaar, Sultan Abdoel-Hamid van Turkije is 63 jaar, vorst Nikolaas I van Montenegro en Edward VII van Engeland, elk 64 jaar, Koning Karei v. Roemenië 66 jaar, Koning Leopold II van België 70 jaar. In de laatste groep, die der veteranen, komen Keizer Frans Joseph van Oostenrijk, die 75 jaar telt, vervolgens Koning Oscar, van Zweden en Koning Albert van Saksen elk 77 jaar, Koning Christiaan IX van Denemarken 87 jaar, Groothertog Adolf van Luxemburg 88 jaar, die derhalve de Nestor der vorsten van Europa is. XXIII. Half Augustus ongeveer, toen de ziekte nog steeds in hevigheid toenam, stierf de „ziekentrooster", wiens plaats werd inge nomen door een zekeren Lieven van Duijne, een krankbezoeker van „zeer goede en bekwame gaven". Van stadswege werd hem tijdens de heerschende epidemie een traktement uitbetaald van driehonderd gulden, benevens vijftig gulden toelage om daarvoor een meid te huren. Slechts kort was deze man in functie, een tiental dagen slechts, of de vreeselijke pestziekte tastte ook hem aan. Gedurende zijne doodelijke krankheid bleven de „pest zieken" onbezocht en van allen geestelijken bijstand en troost verstoken. De magistraat aarzelde om een tweeden ziekentrooster aantestellen, alvorens het lot van den functionaris Van Duijne be slist was. De kerkeraad was van oordeel, dat het zeer zeker op den weg lag van de drie pre dikanten, om hier geestelijke hulp te bieden trouwens daar hadden deze niets op tegen doch meende, dat hier alle voorzichtigheid diende betracht te worden en het zeer dienstig zou wezen, dat één der predikanten, hetzij Montanus, Maen- hout of Koelman, door het lot aantewijzen, alleen de pestzieken en niet de gezonden zou bezoeken, opdat ze alzoo niet alle drie in besmette huizen behoefden te gaan. Betreffende dit laatste punt waren de gevoelens der predikanten wel wat ver deeld. Bij onderling goedvinden werd bepaald, dat ieder in zijn eigen wijk de zorg voor de besmetten op zich zou nemen II en lien met raad en daad zou bij staan Koelman liet zich niet onbetuigd zooal: te denken valt, evenmin zijne trouwe gade Anna Hus. Trouw bezochten zij de huizei der kranken en spraken hun van dei eenigen troost beide in leven en sterven Hun ijver was voorbeeldig. Doch ooi wel wat gevaarlijk, meende de kamer vai gezondheid. En ze besloot tusschcnbeid te komen. Aan den morgen van 28 Septembe werd Ds. Koelman namens genoemde kame aangezegd, dat hij en zijne vrouw ziel in huis zouden houden en dat er volgen de toenmaals heerschende ordonnantie o besmette huizen, een witte lat voor hu raam zou geslagen worden, tot waarschu wing voor allen, die er wilden binnengas: Zulks geschiedde dan ook. Deze handel wijze vond de domine alles behalve prettig Tol overmaat van smart werd Koelman echtgenoote, toen zij de markt te Slui bezocht, door den burgemeester, een va dominees heftigste tegenstanders, in zij kwaliteit van lid der kamer van gezond heid, nadrukkelijk aangezegd naar hui te gaan, alzoo zij tegen het bevel de kamer handelde. Over een en ander beklaagde zich d domine op den kerkeraad. 'tls bepaal ongehoord en ergerlijk, zeide zijn Z.W.Ef Als wij predikanten, nu de ziekentroo.' ter doodkrank ter neder ligt, de besmetl huizen niet binnengaan, om de slachtoffer op te zoeken, dan blijven deze zonde troost en aanspraak, die ze vooral nu zo zeer behoeven. Ook verhaalde de domine hoe zeer hem zijn vrouw in tijd van noo< in dit liefdewerk had geholpen en bijge staan. En daaraan had ze goed gedaai meende hij. De broeders vonden dit ook. Ze ware zelfs „bedroefd over dezen ongeregelde handel" der heeren en besloten al h< mogelijke te doen om hun beminden e volijverigen leeraar, die geen „wekker behoefde, in dezen ter wille te zijn. Er ging een deputatie naar de Kame van Gezondheid met het beleefd verzoe dat toch die witte lat aan dominee Koe' man's huis mocht weggenomen worde: Eerst had blijkbaar de Kamer daarvoc geen ooren, ze verschool zich achter ee nietig voorwendsel, doch de volgende kerk( raadsvergadering kon Koelman den brot ders mededeelen, dat de ergernis van voc zijn huis was weggenomen. Twee leden van de Kamer van G( zondheid hadden zich bij de dominee vei voegd en na minzame samenspreking wé men tot onderlinge schikking bereid. De dominee, zoo zeiden de heeren, hee aan de gemeente „bijzondere contentemei gegeven" om de pestelingen te gaan b> zoeken, en nu zouden zij zoo gaarne wille dat hij haar verder „contentement" wik geven, om in de kerk op eene afgezoi derde plaats te gaan zitten, en wel den tuin, evenals zijne vrouw, indien n.l. het bezoeken der lijders voortzett Ds. Koelman had daartegen geen bi zwaar gemaakt om des vredes wil en i heeren hadden hem verzekerd, dat de wit lat van voor zijne ramen zou weggeda worden. Deze mededeeling was den kerk eras hoogst aangenaam. Nog aangenamer was intusscken het fei dat langzamerhand de ziekte begon af nemen. Ongeveer half Januari van het volgent' jaar 1667, konden de leden van de kami van gezondheid de hoogst verblijdenc verklaring afleggen, dat niet één pestlijdi meer binnen Sluis gevonden werd. I kamer kon alzoo worden opgeheven,2) Bedoeld wordt „De Wekker der Leera ren in tijden van verval", door Koelman vc taald 1674. 2) In September deszelven jaars werd weder opgericht, toen zich wedep'enkele g vallen voordeden. De ziekte kwam sporadisc voor tot de maand December, toen zij wee om nimmer in die mate weer te keeren.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1