Thans komen wij tot het verslag van heden. Voor de vrienden der Universiteit, die niet door zoo engen band aan haar zijn gehecht als de studenten, of de bestuurders, of de hoogleeraars, voor de breede schare die heel liet land door de Vrije steunt met goud en gebeden, voor het gerefor meerde volk, voor hetwelk de Universiteit een stuk is geworden van ernstig leven, was het vandaag een uur van plechtigen dank, een stond van feestvreugde in het Concert-gebouw. Van morgen reeds vulden meer dan 1500 meuschen van alle kanten opgekomen de zaal. Ter weerszijden van het orgel waren de met groen versierde levensgroote portretten gehangen van dr. A. Kuyper en prof. Rutgers. Op het podium zaten op de voorste rij links de directeuren en curatoren, rechts de professoren. Te half elf werd de dankstond aange vangen met het zingen van Psalm 103 1, waarna Ds. Sillevis Smitt, van Rotterdam, voorging in gebed en een rede uitsprak waarvan wij een kort verslag laten vol gen. Ds. Sillevis Smitt leest voor het eerste en laatste deel van Psalm 108 en wekt aan de hand van dit woord de aan wezigen met betrekking tot de vrije uni versiteit oplaat ons de weldaden des Ileereu opmerken, laat ons er de betee- kenis van verstaan, laat ons er mede in God eindigen. Onze school is geboren uit het waar achtige leven des geloofs. Ze is een slichting des geloofs en daarom des Heeren. Een oud heldengeslacht herleeft in haar. Als Bilderdijk, da Costa en Groen het eens zien mochtenMaar nu, waar de revolutie zich steeds vermeteler stelt tegen het Evangelie, is ze onmisbaar; daarom geen ruil met de grootsche staatsscholen die geen ander devies kunnen dragen dan «wat is waarheid Gods eeuwig geldende souvereiniteit eiseht dat onze ziel God love. Maar niet onze ziel alléén. Wij kennen geen God, die ergens buiten te sluiten is. Het loflied der Schepping zal het onze zijn Looft, looft den Heere, Zijn Engelen, looft den Heere al zijne werken, loof den Heere, mijne ziel. Aan het slot werd Psalm 103 11 ge zongen, waarna de spreker voorging in vurig dankgebed. Om 1'2 uur werd pauze gehouden. 's Middags te kwart over 1 was de groote zaai alweer stampvol. En de orgel bespeling van den heer D. van den Berg, organist alhier, waarmede dit samenzijn geopend werd, was die belangstelling overwaard. Drie nummers werden ten beste ge geven de „Marche Triumphale" en het „Scherzo Symphonique", beiden van J. Lemmers en een „Fantasie"' van den heer Van den Berg zelf. Dit korte, maar zeker welgeslaagde concert voldeed de aanwezigen zeer. Om half twee opende de voorzitter, de heer Bijleveld, de vergadering met gebed en met een openingsrede, waarin hij on geveer het volgende zeide Een vrije universiteit op Geref. grond slag stelt de antithese, de eere Gods, al of niet op alle terrein, ook op dat dei- wetenschap, zóó scherp, en het Calvinis tisch volk vindt in die antithese zóó zeer de belichaming van zijn innerlijk leven en streven, dat het niet anders kan, dan dat op een dag als heden velen bijeen komen met een danktoon aan den Heere God, waarvoor deze morgenure bestemd is maar ook om elkander te herinneren dat onze Universiteit groeit en bloeit, en nu reeds 25 jaar ons land ten zegen- is. Er is te veel strijd gestreden, te veel leeds geleden, te veel gebeds gebeden, dan dat we nu, na deze 25 jaren, niet feestelijk zouden zijn gestemd. Heeren DirecteurenHet zij mij ver gund, u en ons zeiven te herinneren dat wij zijn nazaten van het volk, waarvoor de Vader des Vaderlands badMon Dieu Mon Dieuaie pitié de moi et de ton pauvre peupleDit Calvinistische volk bleef één met de Oranjes, dit volk kan dan ook niet feestvieren, zonder met har telijke liefde te denken aan zijn beminde Koningin. Ik stel voor aan H. M. dit telegram te zenden „De 2000 Calvinisten, bijeen ter her denking van het 25-jarig bestaan der Vrije Universiteit te Amsterdam, gedenken met dank aan God wat Oranjes deden voor het aan Gods woord zich vastklemmende deel des Nederlandschen volks, brengen Uwe Majesteit eerbiedig hun hulde en bidden Haar toe dat de Heere zijn engelen van U bevele, dat die U bewaren op al Uwe wegen. BIJLEVELD, Voorzitter''. Maar, M. H., wij kunnen dit feest ook niet vieren zonder te denken aan en te spreken over den man, dien we zoo gaarne in ons midden hadden gezien, maar die rust geniet van zijn voor ons land gezegenden arbeid den man, die de eigenlijke grond legger dezer stichting is, die haar door zijn werk voor de pers ingang deed vinden bij ons volk, en haar verdedigde tegen de aan vallen, waaraan zij blootstond; denman, die eindelijk als Minister der Kroon hare rechten bepleitte en haar door de laatste herziening van de Wet op het Hooger Onderwijs een groote schrede nader bracht aan de rechtsgelijkheid met de openbare Universiteiten den man, aan wien ons Geref. volk steeds met liefde gedenkt, pnzen van God gegeven Dr. A. Kuyper. Met is door omstandigheden niet wel doenlijk, ook aan Dr. Kuyper te telegra- feeren. Konden wij dit, het zou van dezen inhoud zijn „Den stichter van de V. U., den hoog leeraar, die haar op katheder en door zijn werken diende, den redacteur van Stan daard en Heraut, die haar deed één worden met ons Geref. volk en haar recht bepleitte tegenover den vijand; den gewezen Minis ter, die de vrijmaking van het H. O. be werkte en de Vrije Universiteit een haar toekomende plaats gaf in de rij barer zus- teren, brengt de feestvierende menigte haren dankbaren groet, en de bede de Heere krone u met goedertierenheid en barmhartigheden Hij verzadige u met het goede en vernieuwe uw jeugd als eens arends''. En dat Geref. volk ziet ook met vreugde op u, professor Rutgers, die van den be ginne af deze Universiteit diendetin wiens handen kerkrechtelijke moeilijkhe den zoo veilig waren wiens veelomvat tende kennis van Calvijn en zijn werk zoovelen predikanten en juristen ten goede kwam. Dat volk vergeet u niet, prof Fabius, die door woord en schrift het recht be pleitte dat zijn grond vindt in de open baring Gods, die ons heeft geleerd „voort varen" die voor ons de taal van Groen van Prinsterer komt spreken, omdat wei nigen dien kennen als gij. Evenzeer denkt dat Geref. volk aan U, prof. Woltjer, die naar uw eigen woord „de diepste beginselen der weten schap zoo zuiver mogelijk moest opsporen en in 't licht stellen, opdat telkens de grondslagen hecht en vast mogen zijn". En wij vergeten ook de andere hoog leeraren niet, al bepalen wij ons .tot deze oudere. Ook zij zijn het Geref. volk lief, zoowel voor wat ze reeds voor ons volk waren, als om wat dat volk in 's Heeren kracht nog van hen verwacht. De V. U. viert feest. Zij gedenkt, en wij met haar, wat menschen in de mogend heid des Heeren voor haar mochten zijn, maar zij legt ten slotte alle gaven, alle talenten neder aan den voet van den troon des Drieëenigen Gods, wiens lof nu door het koor worde bezongen. De Christelijke Zangvereeuiging, onder leiding van den heer J. N. Bosch, voldeed aan dit verzoek, en bracht, geaccompag neerd doer den heer D. v. d. Berg, een zeer schoon koraal op voortreffelijke wijze ten gehoore. Hierna gaf de Voorzitter het woord aan Prof. Mr. D. P. D. Fabius, die een rede uitsprak over de Vrije Universiteit en hare beieekenis voor ons volk. Een kwart eeuw is het heden geleden, ving Prof. Fabius aan, dat dr. Hoedemaker in de Nieuwe kerk op den Dam de wijdings rede hield voor de daags daaraan te openen Vrije Universiteit. Dankbaarheid voegt ons, door hetrteil alleen, dat de stichting niet verzwolgen werd hare deuren niet gesloten zijn door willekeur van staatsmachtde middelen van bestaan niet ophielden door verflau wing van liefde de leerstoelen niet ledig staan door het wegvallen van wie ze be zetten moeste» het ondernemen niet ver ijdeld werd door het ontbreken van kwee- kelingen en, wat het voornaamste is, dat wij nog mogen staan, met bewustheid en bezieling, op het heilig fundament voor den bouw aanvaard. Vijf Hoogleeraren telde de Universiteit, toen zij werd geopend 4 en klom het aantal later hooger, van 18961900 moest zij het weer tot vijf zien inkrimpen. Eerst toen rees het langzaam, tot 12 op dit oogen- blik. De geschiedenis zal dan ook deze eerste 25 jaar als een periode van voor bereiding, van worsteling teekenen. Toch groeide de Universiteit in waar deering, ook bij wie haar beginsel niet deelen, toonde de jur. faculteit der ge meentelijke Iloogeschool alhier, die schier alle kweekelingen van onze jur. faculteit onderzocht het beneden zich te achten, ook maar den schijn van kleingeestige bemoei lijking te doen opkomen. Zelfs mag uit het feit, dat in den loop dezes jaars de vestiging van bijzondere leerstoelen aan de openbare Universiteiten met algemeene instemming is mogelijk gemaakt, terwijl die leerstoelen zich weinig anders dan op principieelcn basis laten venten, worden afgeleid, dat inderdaad zoodanige grondslag meer en meer geoor deeld wordt met hooger onderwijs niet onvereenigbaar te zijn. Met blijdschap constateerde de redenaar de verbetering van positie van het vrije onderwijs door de jongste verandering in de H. O.-wet gegeven, en uitvoerig ging hij de worsteling na, die daarvoor, van Groen af, gestreden was. Voor ware vrijheid moet nog immer, moet niet het minst in dezen tijd, moet ook in ons vaderland, waarlijk gestreden worden. Voor haar is de liefde bij velen zwak, terwijl haar spotbeeld met harts tochtelijken ijver nagejaagd wordt. Het verval van wat als goede zeden, als orde en regel gold op onze en anderer erve, wijtte spreker daaraan, en ook aan die oorzaak schreef hij het toe, dat een mach tige strooming al meer naar den onver- zadigbaren Staat drijft, die straks door zwaarte dreigt te barsten. Niet het minst heeft op het gebied van onderwijs en wetenschap de Staat, die ge roepen is de vrijheid te beschermen, zijn macht misbruikt, om haar te onderdrukken. Gelukkig zijn er nog velen, die, hoe verschillend van levensovertuiging, toch saamstemmen, dat vrijheid van onderwijs, ook op den hoogsten trap, een volksbelang is van uitnemende waardij uitlatingen van Laboulaye, Taine, Jules Simon, Paul Leroy-Beaulieu gaf spr. tot staving. Eu ook te onzent. Thorbecke in menigerlei uitspraak, Cort van der Linden in zijn „De wet van het recht" erkennen, dat vrijheid voor het onderwijs 't beste is. Toch is de Vrije Universiteit niet een voudig ter wille van de vrijheid ontstaan. Als de staat voor wetenschap wil zorgen, vervult hij daarmee een taak voor de maat schappij maar als de maatschappij haar functies aan den staat overlaat, schuilt daarin het gevaar, dat deze dit als eigen leven tot zich trekt, en straks de maat- schapij daarmee despotisch overheerscht. Zoo is het ook te onzent gegaan, wat spr. uit de geschiedenis aantoonde. Zóó kwam het dat een aanzienlijk deel der maatschappij zich al meer van wetenschap pelijke hulpmiddelen en krachten ontbloot vond. Uit dien nood is de Vrije Universiteit geboren. Zooals met het lager onderwijs, is de vrije school door den geest van het openbare onderwijs zeiven in het leven geroepen. Niet aan een doctrine maar aan den nood van het leven alleen, dankt de vrije Hoogeschool haar bestaan, en in dien zin is zij het werk meer van hare tegen standers dan van haar vrienden. Een Universiteit als zij, wier 25-jarig bestaan wij gedenken, komt niet anders dan uit dringenden nood tot stand. En zoo is zij dan ook de veelbeteeke- nende uitspraak, ja, het slecht te looche nen bewijs, dat de openbare instellingen niet beantwoord hebben aan wat zij moesten zijn. Een ernstig vraagstuk noemde spreker, of thans ook de openbare instellingen in den weg van vrijheid zullen worden 0ver- geleid. Wij mogen er niet aan denken eenvoudig het eene deel des volks, dat wetenschap gebonden aan Gods Woord verlangt, kort weg naar vrije inrichtingen te verwijzen, om, wel niet principieel, maar feitelijk toch de openbare universiteiten op den voet van thans aan den tegenstander te laten. Evenmin als wij het tegenoverstelde kun nen begeeren. De een zal den ander niet benauwen. Gerechtigheid moet heerschen, ja, verhoogt een volk, zóó zal ook de iandsvrede bevorderd worden. Niet „door eenheid tot vrijheid" zij de leuze, maar het omgekeerde, „door vrijheid tot een heid". Met nadruk wees de spreker er, aan het einde van zijn rede op, dat de V. U. tot dasver reeds een teeken was van niet te versmaden levenskracht, van gezonde energie. Niet de millioenen der Carnegies onderhielden haar. En is al de schep- pingsgedachte der stichting onlosmakelijk verbonden aan den man, wiens naam bij deze gedachtenisviering op aller lippen zweeft, en wiens beeld zich aan onzen geest in dankbaarheid opdringttoch is de uit voering van dit werk te danken aan den steun van tienduizenden en weinigen onder hen grooten en edelen. Zoo is hefboom tot verhooging van levenspeil geworden de stichting, die onder alle groepen van menschen belangstelling prikkelt voor wetenschap. Toenadering heeft de Universiteit ook gebracht, ten bate van de eenheid des volks. Voor die eenheid toch, voor een krachtig nationaal gevoel, voor ware liefde tot het Vaderland is niet noodig, dat allen in eenzelfde keurslijf worden geperst, en in instellingen van eenerlei aard door wetteiijken drang saamgedrongen, zoo wordt verbittering gekweekt, ziet men in zijn medeburger een vijand, die ons onder drukt en vertrapt. Door vrijheid tot eenheid. Geef vrijheid aan het volk, en het zal den bodem zegenen, waarop het leven mag. Dankbaar is spr., dat „de drie wenschen van Elout" bij de opening der V. U. ge sproken dat ook de verafstaande broe deren weldra hun bede met ons zouden opzenden voor de V. U., dat zij de Gerefor meerden in den lande meer vereenigen mocht, dat het Gereformeerd volksgeloof meer en meer weer de steun blijkevoorKerk, Oranje en Vaderland, boven bidden en denken zijn in vervulling gekomen. Met een opwekking, om „te jagen naar het wit, tot den prijs der roeping Gods" besloot de spreker zijn rede, vastelijk vertrouwende, dat zóó de arbeid opgevat, hier het zaad eener heerlijke toekomst, Gods Naam ter eer, het Vaderland ten zegen, ja, geve het de Heere, voor de menschheid tot heil gezaaid kan worden. Deze rede werd hartelijk toegejuicht en nauwelijks was het applaus eenigszins bedaard, of de aandacht werd opnieuw geboeid door Psalm 150, zetting van H. M. van 't Kruijs, welke compositie, onzen menschen- wel bekend, een dankbaar ge hoor vond. Nu stond de heer Bijleveld op, om aan H.H. Directeuren de feestgave aan te bieden. De voorzitter deed daaraan een rede gepaard gaan, ongeveer luidend als volgt Hooggeachte Heeren Directeuren van de V. U. Allereerst breng ik U den dank over van de liefhebbers onzer stichting, voor hetgeen door U ieder persoonlijk en als college in korter of langer tijd is verricht, om te voorzien in de materieele belangen, die dikwijls zooveel vereischen. Het volk, dat de V. U. eert en liefheeft ziet uit den aard der zaak allereerst de vruchten van het werk der professoren met U komt het niet zooveel in aanraking wij laten U gaarne de regeling der zaken over, omdat wij weten dat we het veiligst gaan, wanneer we ons niet met de finantiën bemoeien, en maar trouw betalen. Maat hot is natuurlijk, dat nu er een gelegenheid kwam om feest te vieren, het Gerefor meerde volk er op uit was, om niet met leege handen te komen. Dat volk kent den psalm „'k Zal de wondren gadeslaan, die gij hebt van ouds gedaan". En daarom viert het gaarne feest. Maar het kent ook den eisch der dankbaarheid, en heeft voor zijn stichting ook veel over, ziet daar een tweede punt van verschil met de Rijksuniversiteiten, waar men ook feest viert, elke 5 jaar. Omdat wij weten hoe ons Geref. volk over deze dingen denkt, hebben de locale comités te Amsterdam en Rotterdam vóór 2 jaar zich reeds vereeuigd om bij ons volk aan te kloppen en te zeggen komt, broeders en zusters laat ons de handen inéénslaan, en aan H.H. Directeuren op den feestdag eens toonen, dat ook de materieele belangen onzer stichting ons ter harte gaan, en dat wij waardeeren wat in dat belang door hen wordt gearbeid. En allerwegen kregen wij gehoor. En zoo ben ik door 's Heeren genade, in staat gesteld door dit Geref. volk in dezen lande U, H.H. Directeuren, te mogen aambieden de som van f 88,000, ouder bepaling dat indien voor 31 Dee. a. s. de honderdduizend niet '/.al zijn be reikt, door eenige vrienden, het restee- rende tot dit bedrag alsdan zal worden aangevuld, als een feestgave voor onze V.U. Deze som kwam uit vele kleintjes bijeen. Ik heb nog nooit vernomen, dat aan een Rijksuniversiteit zulk een feest werd ge vierd, maar ik vernam ook nooit van f 75.000, die haar voorstanders zoo eens bij gelegenheid aanboden. Ziedaar weel een verschil van nog al beteekenis Geachte h.h. dir.Het is ons een voor recht en eene eere u dit te mogen aan bieden. De beschikking er over, laten we gaarne aan u over. Opnieuw is ons gebleken hoe de V. U. in het hart onzes volks leeft. Wij commissieleden in deze taak, laten het er nog niet bij. We hopen nog eenigen tijd voort te gaan en in staat te zijn, u nog te doen toekomen, wat wij na dit feest ontvangen. Aanvaardt dan deze gave, en moge het u en ons gegeven zijn, om ten slotte al onzen dank te doen toekomen aan Hem, die de harten neigt als waterbeken, die van Zijn volk wil gediend zijn van hunne goederen, en die nooit zal toelaten dat de vijand komt verstoren, wat Hij heeft gewrocht Komt M. H., laat ons daarom zingen Ps. 68 8. Uit volle borst werd dit lied aange heven door de honderden aanwezigen, dankbaar gestemd, en in hooge geestdrift op dit oogenblik, een van de schoonste gedurende de geheele vergadering. Echter, nog wachtte den vrienden van de V. U. een blijde verrassing. Namens een commissie uit de leden der Vereeni- ging voor Hooger Onderwijs op Gerefor meerden grondslag, bracht de heer W. H. Ilovy aan h.h. directeuren en aan de verdere aanwezigen een goede boodschap in den vorm van een bezielde rede. De heer Hovy zegt, dat het hem een wezenlijk voorrecht is ook een enkel woord te mogen spreken in deze sympathieke vergadering, niet alleen om ook zijn blijd schap te mogen kenbaar maken, dezen herinneringsdag te mogen beleven maar ook om mede in naam van andere vrienden der stichting kon het zijn een woord van opwekking te doen uitgaan tot hen, die met ons haar welwezen be doelen. Hij zou zich dit niet veroorloofd hebbenware het niet dat hij eene op dracht te vervullen had. Zijn er oogenblikken geweest in het leven onzer stichting, dat bange vrees hem het hart beknelde, was het hem soms, dat de klaagtoon gerechtvaardigd scheen„Heeft de goedertierenheid des Heeren met onze stichting opgehouden" door Zijne goedheid is dat thans anders geworden. De gedenkdag mag ook een feestdag zijn. Hoe groot onze bewondering ook zij voor de hoogleeraren, op wier schouderen vele jaren een geheele faculteit rustte ieder voelde toch, dat op den duur een faculteit met één hoogleeraar onbestaan baar was. Thans echter zijn de vacante leerstoelen bezet met mannen in hun volle levenskracht, van welke naar menschen berekening door de goede gunste Gods, nog een reeks van jaren veel mag worden verwacht. Onze feestvreugde zij echter onbewolkt, ook die van onzen penningmeester. Wanneer het gezin vermeerdert, ver meerderen de zorgen, maar desniettegen staande is er groote blijdschap en dank bij rechtgeaarde ouders. Alleen weet de vader dat hij alle geoorloofde middelen moet aangrijpen om den zwaarderen last te kunnen torsen. Valsche lijdelijkheid kent een goed gereformeerd mensch niet. Zoo ook hier. |Wij verheugen ons har telijk, als God ons de mannen schenkt en gelooven vast dat Hij hel dan ook niet aan de middelen zal doen ontbreken, maar de ware vrienden van Gods Koninkrijk moeten dan ook al hun krachten inspan nen om te verhoeden dat er stoornis kome wegens gebrek aan geld. En dit moet hun eene hooge eere zijn. Telkens worden wij in de Schrift vermaand tot offervaar digheid, inaar ook telkens gewezen op de beloften, die voor den blijmoedigen gever zijn weggelegd, bij welk punt despreker eenige oogenblikken stilstond, aan de hand van uitspraken van den Heere en Zijne Apostelen. Nu het hoogleeraren-aantal zich onge veer heeft verdubbeld, is het gansoh na tuurlijk dat ook de inkomsten in die ma te moeten toenemen. Wel heeft de voorzitter der feestcom missie een mooie som aan Directeuren mogen ter hand stellen-, doch de rei :e daarvan is bij lange na niet voldoende. Een drietal vrienden (ds. Van Coever- den Adriani, A. W. v. Beeck Calkoen en spreker) hebben een briefje geschre ven aan eenige bekende voorstanders, en hebben dezen de vraag voorgelegd, of zij niet met hen eens waren, dat nu de Heere zoo rijke dankensstof had ge schonken door onze stichting genade te doen vinden in de oogen der hooge over heid, zoodat aan haar graden ook 1.0 rechten zullen worden toegekend, die de overheids Hoogescholen bezitten, nu het getal Hoogleerarcn zoo zeer was uitgebreid thans voor ons het tijdstip was aan gebroken de vaste bijdragen te vermeer deren Die roepstem was niet geheel onbeant woord gebleven, ofschoon zij gaarne beter gevolg zouden hebben gehad. Het was spreker vergund H.H. Directeuren ver hoogde contributies aan te bieden, ten bedrage van f1360 's jaars, door 17 leden toegezegd. Hij hoopte echter dat nog heden door velen uit de vergadering hun voor beeld inoeht worden gevolgd, zoo door leden als begunstigers, ieder naar vermo gen, opdat het bedrag van tenminste f2500 dat men gehoopt had te zullen bij elkander krijgen, nog vol moge worden. Meer en meer moge bij ons allen de overtuiging wakker worden, dat de Vrije Universiteit de school is van het gereformeerde volk van Nederland, waar otizt mannen, onze leiders in Kerk en Staat en maatschappij worden gevormd en bekwaam gemaakt voor hun roeping. Dit gevoel van saam- hoorigheid moet ons een spoorslag zijn 0111 ook samen de lasten te dragen, ieder naar zijn draagkracht. Geen willekeur of sen timent, maar plichtsgevoel moet ons daar bij leiden. Spreker eindigde met eenige aanlialii gen van zegenwenschen ter gelegenhe.u van de opening der V. U., den 20 Oct. 1880 haar medegegeven op den weg, en wel door nu wijlen Jhr. Elout vau Soe- terwoude, ds. Stocker uit Berlijn en wijlen dr. Onniston, pred. bij de Nederlandsch Geref. Kerk van New-York, allen inhou dende de bede dat de jeugdige stichting tol rijken zegen moge zijn voor Kerk, Oranje en Vaderland. Namens H.H. directeuren houdt de ht E G. Wentink een toespraak. «Hooggeachte voorzitter van de locale eomité's van Amsterdam enj Rotterdam. «Toen ik in October 1880 het voor recht had, met de heeren Elout van Soe- terwoude en Walcart Ameshof namens de stichters der Vrije Universiteit aan heeren Directeuren een feestgave van een ton aan te bieden, dacht ik niet na 25 jaren het voorrecht te zullen hebben, voor Directeuren op dezen feestdag een zoo belangrijke feestgave te zullen ont vangen", zoo begon Spr.; om dan te ver klaren dat Directeuren verbaasd staan over deze som, die dankbaar aanvaard wordt, als een welkom teeken, dat de actie van het Gereformeerde volk nog niet uit is. De heer Wentink dankte de commissie uit de locale coinité's van Amsterdam en Rotterdam voor hun ijverige bemoeiing. 11, en de leden en begunstigers voor hun ge waardeerde offervaardigheid voorts den heer Hovy, die reeds zooveel blijken van hartelijke liefde voor de Vrije Univer siteit gaf, cn nu namens een commissie een vermeerdering van bijdragen, van vrienden onzer Hoogeschool, aan direc teuren aanbiedt. Vermeerdering van jaarlijksche bij dragen blijft noodzakelijk in die richting kunnen Predikanten, die aan de «Vrijt' gestudeerd hebben, veel doen. E11 ook worde er voor onze Universiteit veel ge beden. Dan zal zij groeien en bloeien ter eere onzes Gods en tot verbreiding onzer beginselen en het heil van ons volk. Na deze rede wordt door den heer Bijle veld nog meegedeeld", dat 't ontbrekendo aan de honderdduizend eveneens gevonden is. Deze mededeeling werd met applaus begroet. Als om de stemming van de vergadering- in de taal der muziek te vertolken, laat nu de Christelijke Zangvereeniging het machtige „Hallelujah", koor uit de „Mes sias" van Handel weerklinken een keet - lijk lied, dat weerklank vindt in aller harten. Prof Dr. F. L. Rutgers houdt nu een korte toespraak. Deze werd door applaus herhaaldelijk onderbroken. Prof. Rutgers dankte voor de groote belangstelling voor de Vrije Univer siteit, en beval haar bij voortduring in de belangstelling der vrienden aan. Staande werd den grijzen hoogleeraar door de aanwezigen toegezongen Ps. 1313. Thans, nu men vrijwel aan het einde van het programma gekomen is, sluit de voorzitter de vergadering, met de vol gende rede -. Mij rest nog een enkel woord te spreken tot sluiting van deze feestelijke samen komst.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 2