Thans komen wij tot het verslag van
heden.
Voor de vrienden der Universiteit, die
niet door zoo engen band aan haar zijn
gehecht als de studenten, of de bestuurders,
of de hoogleeraars, voor de breede schare
die heel liet land door de Vrije steunt
met goud en gebeden, voor het gerefor
meerde volk, voor hetwelk de Universiteit
een stuk is geworden van ernstig leven,
was het vandaag een uur van plechtigen
dank, een stond van feestvreugde in het
Concert-gebouw.
Van morgen reeds vulden meer dan
1500 meuschen van alle kanten opgekomen
de zaal. Ter weerszijden van het orgel
waren de met groen versierde levensgroote
portretten gehangen van dr. A. Kuyper en
prof. Rutgers. Op het podium zaten op
de voorste rij links de directeuren en
curatoren, rechts de professoren.
Te half elf werd de dankstond aange
vangen met het zingen van Psalm 103 1,
waarna Ds. Sillevis Smitt, van Rotterdam,
voorging in gebed en een rede uitsprak
waarvan wij een kort verslag laten vol
gen. Ds. Sillevis Smitt leest voor het
eerste en laatste deel van Psalm 108 en
wekt aan de hand van dit woord de aan
wezigen met betrekking tot de vrije uni
versiteit oplaat ons de weldaden des
Ileereu opmerken, laat ons er de betee-
kenis van verstaan, laat ons er mede in
God eindigen.
Onze school is geboren uit het waar
achtige leven des geloofs. Ze is een
slichting des geloofs en daarom des Heeren.
Een oud heldengeslacht herleeft in haar.
Als Bilderdijk, da Costa en Groen het
eens zien mochtenMaar nu, waar de
revolutie zich steeds vermeteler stelt tegen
het Evangelie, is ze onmisbaar; daarom
geen ruil met de grootsche staatsscholen
die geen ander devies kunnen dragen dan
«wat is waarheid Gods eeuwig geldende
souvereiniteit eiseht dat onze ziel God
love. Maar niet onze ziel alléén.
Wij kennen geen God, die ergens buiten
te sluiten is. Het loflied der Schepping
zal het onze zijn Looft, looft den Heere,
Zijn Engelen, looft den Heere al zijne
werken, loof den Heere, mijne ziel.
Aan het slot werd Psalm 103 11 ge
zongen, waarna de spreker voorging in
vurig dankgebed. Om 1'2 uur werd pauze
gehouden.
's Middags te kwart over 1 was de
groote zaai alweer stampvol. En de orgel
bespeling van den heer D. van den Berg,
organist alhier, waarmede dit samenzijn
geopend werd, was die belangstelling
overwaard.
Drie nummers werden ten beste ge
geven de „Marche Triumphale" en het
„Scherzo Symphonique", beiden van J.
Lemmers en een „Fantasie"' van den heer
Van den Berg zelf.
Dit korte, maar zeker welgeslaagde
concert voldeed de aanwezigen zeer.
Om half twee opende de voorzitter, de
heer Bijleveld, de vergadering met gebed
en met een openingsrede, waarin hij on
geveer het volgende zeide
Een vrije universiteit op Geref. grond
slag stelt de antithese, de eere Gods, al
of niet op alle terrein, ook op dat dei-
wetenschap, zóó scherp, en het Calvinis
tisch volk vindt in die antithese zóó zeer
de belichaming van zijn innerlijk leven
en streven, dat het niet anders kan, dan
dat op een dag als heden velen bijeen
komen met een danktoon aan den Heere
God, waarvoor deze morgenure bestemd
is maar ook om elkander te herinneren
dat onze Universiteit groeit en bloeit, en
nu reeds 25 jaar ons land ten zegen- is.
Er is te veel strijd gestreden, te veel
leeds geleden, te veel gebeds gebeden,
dan dat we nu, na deze 25 jaren, niet
feestelijk zouden zijn gestemd.
Heeren DirecteurenHet zij mij ver
gund, u en ons zeiven te herinneren dat
wij zijn nazaten van het volk, waarvoor
de Vader des Vaderlands badMon Dieu
Mon Dieuaie pitié de moi et de ton
pauvre peupleDit Calvinistische volk
bleef één met de Oranjes, dit volk kan
dan ook niet feestvieren, zonder met har
telijke liefde te denken aan zijn beminde
Koningin. Ik stel voor aan H. M. dit
telegram te zenden
„De 2000 Calvinisten, bijeen ter her
denking van het 25-jarig bestaan der Vrije
Universiteit te Amsterdam, gedenken met
dank aan God wat Oranjes deden voor
het aan Gods woord zich vastklemmende
deel des Nederlandschen volks, brengen
Uwe Majesteit eerbiedig hun hulde en
bidden Haar toe dat de Heere zijn engelen
van U bevele, dat die U bewaren op al
Uwe wegen.
BIJLEVELD,
Voorzitter''.
Maar, M. H., wij kunnen dit feest ook
niet vieren zonder te denken aan en te
spreken over den man, dien we zoo gaarne
in ons midden hadden gezien, maar die rust
geniet van zijn voor ons land gezegenden
arbeid den man, die de eigenlijke grond
legger dezer stichting is, die haar door zijn
werk voor de pers ingang deed vinden bij
ons volk, en haar verdedigde tegen de aan
vallen, waaraan zij blootstond; denman,
die eindelijk als Minister der Kroon hare
rechten bepleitte en haar door de laatste
herziening van de Wet op het Hooger
Onderwijs een groote schrede nader bracht
aan de rechtsgelijkheid met de openbare
Universiteiten den man, aan wien ons
Geref. volk steeds met liefde gedenkt,
pnzen van God gegeven Dr. A. Kuyper.
Met is door omstandigheden niet wel
doenlijk, ook aan Dr. Kuyper te telegra-
feeren. Konden wij dit, het zou van dezen
inhoud zijn
„Den stichter van de V. U., den hoog
leeraar, die haar op katheder en door zijn
werken diende, den redacteur van Stan
daard en Heraut, die haar deed één worden
met ons Geref. volk en haar recht bepleitte
tegenover den vijand; den gewezen Minis
ter, die de vrijmaking van het H. O. be
werkte en de Vrije Universiteit een haar
toekomende plaats gaf in de rij barer zus-
teren, brengt de feestvierende menigte
haren dankbaren groet, en de bede de
Heere krone u met goedertierenheid en
barmhartigheden Hij verzadige u met het
goede en vernieuwe uw jeugd als eens
arends''.
En dat Geref. volk ziet ook met vreugde
op u, professor Rutgers, die van den be
ginne af deze Universiteit diendetin
wiens handen kerkrechtelijke moeilijkhe
den zoo veilig waren wiens veelomvat
tende kennis van Calvijn en zijn werk
zoovelen predikanten en juristen ten goede
kwam.
Dat volk vergeet u niet, prof Fabius,
die door woord en schrift het recht be
pleitte dat zijn grond vindt in de open
baring Gods, die ons heeft geleerd „voort
varen" die voor ons de taal van Groen
van Prinsterer komt spreken, omdat wei
nigen dien kennen als gij.
Evenzeer denkt dat Geref. volk aan
U, prof. Woltjer, die naar uw eigen
woord „de diepste beginselen der weten
schap zoo zuiver mogelijk moest opsporen
en in 't licht stellen, opdat telkens de
grondslagen hecht en vast mogen zijn".
En wij vergeten ook de andere hoog
leeraren niet, al bepalen wij ons .tot deze
oudere. Ook zij zijn het Geref. volk lief,
zoowel voor wat ze reeds voor ons volk
waren, als om wat dat volk in 's Heeren
kracht nog van hen verwacht.
De V. U. viert feest. Zij gedenkt, en
wij met haar, wat menschen in de mogend
heid des Heeren voor haar mochten zijn,
maar zij legt ten slotte alle gaven, alle
talenten neder aan den voet van den troon
des Drieëenigen Gods, wiens lof nu door
het koor worde bezongen.
De Christelijke Zangvereeuiging, onder
leiding van den heer J. N. Bosch, voldeed
aan dit verzoek, en bracht, geaccompag
neerd doer den heer D. v. d. Berg, een
zeer schoon koraal op voortreffelijke wijze
ten gehoore.
Hierna gaf de Voorzitter het woord aan
Prof. Mr. D. P. D. Fabius, die een rede
uitsprak over de Vrije Universiteit en hare
beieekenis voor ons volk.
Een kwart eeuw is het heden geleden,
ving Prof. Fabius aan, dat dr. Hoedemaker
in de Nieuwe kerk op den Dam de wijdings
rede hield voor de daags daaraan te openen
Vrije Universiteit.
Dankbaarheid voegt ons, door hetrteil
alleen, dat de stichting niet verzwolgen
werd hare deuren niet gesloten zijn door
willekeur van staatsmachtde middelen
van bestaan niet ophielden door verflau
wing van liefde de leerstoelen niet ledig
staan door het wegvallen van wie ze be
zetten moeste» het ondernemen niet ver
ijdeld werd door het ontbreken van kwee-
kelingen en, wat het voornaamste is, dat
wij nog mogen staan, met bewustheid en
bezieling, op het heilig fundament voor
den bouw aanvaard.
Vijf Hoogleeraren telde de Universiteit,
toen zij werd geopend 4 en klom het aantal
later hooger, van 18961900 moest zij
het weer tot vijf zien inkrimpen. Eerst
toen rees het langzaam, tot 12 op dit oogen-
blik. De geschiedenis zal dan ook deze
eerste 25 jaar als een periode van voor
bereiding, van worsteling teekenen.
Toch groeide de Universiteit in waar
deering, ook bij wie haar beginsel niet
deelen, toonde de jur. faculteit der ge
meentelijke Iloogeschool alhier, die schier
alle kweekelingen van onze jur. faculteit
onderzocht het beneden zich te achten, ook
maar den schijn van kleingeestige bemoei
lijking te doen opkomen.
Zelfs mag uit het feit, dat in den loop
dezes jaars de vestiging van bijzondere
leerstoelen aan de openbare Universiteiten
met algemeene instemming is mogelijk
gemaakt, terwijl die leerstoelen zich weinig
anders dan op principieelcn basis laten
venten, worden afgeleid, dat inderdaad
zoodanige grondslag meer en meer geoor
deeld wordt met hooger onderwijs niet
onvereenigbaar te zijn.
Met blijdschap constateerde de redenaar
de verbetering van positie van het vrije
onderwijs door de jongste verandering in
de H. O.-wet gegeven, en uitvoerig ging
hij de worsteling na, die daarvoor, van
Groen af, gestreden was.
Voor ware vrijheid moet nog immer,
moet niet het minst in dezen tijd, moet
ook in ons vaderland, waarlijk gestreden
worden. Voor haar is de liefde bij velen
zwak, terwijl haar spotbeeld met harts
tochtelijken ijver nagejaagd wordt.
Het verval van wat als goede zeden, als
orde en regel gold op onze en anderer erve,
wijtte spreker daaraan, en ook aan die
oorzaak schreef hij het toe, dat een mach
tige strooming al meer naar den onver-
zadigbaren Staat drijft, die straks door
zwaarte dreigt te barsten.
Niet het minst heeft op het gebied van
onderwijs en wetenschap de Staat, die ge
roepen is de vrijheid te beschermen, zijn
macht misbruikt, om haar te onderdrukken.
Gelukkig zijn er nog velen, die, hoe
verschillend van levensovertuiging, toch
saamstemmen, dat vrijheid van onderwijs,
ook op den hoogsten trap, een volksbelang
is van uitnemende waardij uitlatingen
van Laboulaye, Taine, Jules Simon, Paul
Leroy-Beaulieu gaf spr. tot staving. Eu
ook te onzent. Thorbecke in menigerlei
uitspraak, Cort van der Linden in zijn „De
wet van het recht" erkennen, dat vrijheid
voor het onderwijs 't beste is.
Toch is de Vrije Universiteit niet een
voudig ter wille van de vrijheid ontstaan.
Als de staat voor wetenschap wil zorgen,
vervult hij daarmee een taak voor de maat
schappij maar als de maatschappij haar
functies aan den staat overlaat, schuilt
daarin het gevaar, dat deze dit als eigen
leven tot zich trekt, en straks de maat-
schapij daarmee despotisch overheerscht.
Zoo is het ook te onzent gegaan, wat
spr. uit de geschiedenis aantoonde. Zóó
kwam het dat een aanzienlijk deel der
maatschappij zich al meer van wetenschap
pelijke hulpmiddelen en krachten ontbloot
vond.
Uit dien nood is de Vrije Universiteit
geboren. Zooals met het lager onderwijs,
is de vrije school door den geest van het
openbare onderwijs zeiven in het leven
geroepen. Niet aan een doctrine maar aan
den nood van het leven alleen, dankt de
vrije Hoogeschool haar bestaan, en in dien
zin is zij het werk meer van hare tegen
standers dan van haar vrienden.
Een Universiteit als zij, wier 25-jarig
bestaan wij gedenken, komt niet anders
dan uit dringenden nood tot stand.
En zoo is zij dan ook de veelbeteeke-
nende uitspraak, ja, het slecht te looche
nen bewijs, dat de openbare instellingen
niet beantwoord hebben aan wat zij
moesten zijn.
Een ernstig vraagstuk noemde spreker,
of thans ook de openbare instellingen in
den weg van vrijheid zullen worden 0ver-
geleid.
Wij mogen er niet aan denken eenvoudig
het eene deel des volks, dat wetenschap
gebonden aan Gods Woord verlangt, kort
weg naar vrije inrichtingen te verwijzen,
om, wel niet principieel, maar feitelijk toch
de openbare universiteiten op den voet
van thans aan den tegenstander te laten.
Evenmin als wij het tegenoverstelde kun
nen begeeren. De een zal den ander niet
benauwen. Gerechtigheid moet heerschen,
ja, verhoogt een volk, zóó zal ook de
iandsvrede bevorderd worden. Niet „door
eenheid tot vrijheid" zij de leuze, maar
het omgekeerde, „door vrijheid tot een
heid".
Met nadruk wees de spreker er, aan
het einde van zijn rede op, dat de V. U.
tot dasver reeds een teeken was van niet
te versmaden levenskracht, van gezonde
energie. Niet de millioenen der Carnegies
onderhielden haar. En is al de schep-
pingsgedachte der stichting onlosmakelijk
verbonden aan den man, wiens naam bij
deze gedachtenisviering op aller lippen
zweeft, en wiens beeld zich aan onzen geest
in dankbaarheid opdringttoch is de uit
voering van dit werk te danken aan den
steun van tienduizenden en weinigen
onder hen grooten en edelen.
Zoo is hefboom tot verhooging van
levenspeil geworden de stichting, die onder
alle groepen van menschen belangstelling
prikkelt voor wetenschap.
Toenadering heeft de Universiteit ook
gebracht, ten bate van de eenheid des
volks. Voor die eenheid toch, voor een
krachtig nationaal gevoel, voor ware liefde
tot het Vaderland is niet noodig, dat allen
in eenzelfde keurslijf worden geperst, en
in instellingen van eenerlei aard door
wetteiijken drang saamgedrongen, zoo
wordt verbittering gekweekt, ziet men in
zijn medeburger een vijand, die ons onder
drukt en vertrapt. Door vrijheid tot eenheid.
Geef vrijheid aan het volk, en het zal
den bodem zegenen, waarop het leven mag.
Dankbaar is spr., dat „de drie wenschen
van Elout" bij de opening der V. U. ge
sproken dat ook de verafstaande broe
deren weldra hun bede met ons zouden
opzenden voor de V. U., dat zij de Gerefor
meerden in den lande meer vereenigen
mocht, dat het Gereformeerd volksgeloof
meer en meer weer de steun blijkevoorKerk,
Oranje en Vaderland, boven bidden en
denken zijn in vervulling gekomen.
Met een opwekking, om „te jagen naar
het wit, tot den prijs der roeping Gods"
besloot de spreker zijn rede, vastelijk
vertrouwende, dat zóó de arbeid opgevat,
hier het zaad eener heerlijke toekomst,
Gods Naam ter eer, het Vaderland ten
zegen, ja, geve het de Heere, voor de
menschheid tot heil gezaaid kan worden.
Deze rede werd hartelijk toegejuicht
en nauwelijks was het applaus eenigszins
bedaard, of de aandacht werd opnieuw
geboeid door Psalm 150, zetting van H.
M. van 't Kruijs, welke compositie, onzen
menschen- wel bekend, een dankbaar ge
hoor vond. Nu stond de heer Bijleveld op,
om aan H.H. Directeuren de feestgave aan
te bieden. De voorzitter deed daaraan
een rede gepaard gaan, ongeveer luidend
als volgt
Hooggeachte Heeren Directeuren van
de V. U. Allereerst breng ik U den dank
over van de liefhebbers onzer stichting,
voor hetgeen door U ieder persoonlijk en
als college in korter of langer tijd is
verricht, om te voorzien in de materieele
belangen, die dikwijls zooveel vereischen.
Het volk, dat de V. U. eert en liefheeft
ziet uit den aard der zaak allereerst de
vruchten van het werk der professoren
met U komt het niet zooveel in aanraking
wij laten U gaarne de regeling der zaken
over, omdat wij weten dat we het veiligst
gaan, wanneer we ons niet met de finantiën
bemoeien, en maar trouw betalen. Maat
hot is natuurlijk, dat nu er een gelegenheid
kwam om feest te vieren, het Gerefor
meerde volk er op uit was, om niet met
leege handen te komen. Dat volk kent
den psalm „'k Zal de wondren gadeslaan,
die gij hebt van ouds gedaan". En daarom
viert het gaarne feest. Maar het kent
ook den eisch der dankbaarheid, en heeft
voor zijn stichting ook veel over, ziet
daar een tweede punt van verschil met
de Rijksuniversiteiten, waar men ook feest
viert, elke 5 jaar.
Omdat wij weten hoe ons Geref. volk
over deze dingen denkt, hebben de locale
comités te Amsterdam en Rotterdam vóór
2 jaar zich reeds vereeuigd om bij ons
volk aan te kloppen en te zeggen komt,
broeders en zusters laat ons de handen
inéénslaan, en aan H.H. Directeuren op
den feestdag eens toonen, dat ook de
materieele belangen onzer stichting ons
ter harte gaan, en dat wij waardeeren wat in
dat belang door hen wordt gearbeid. En
allerwegen kregen wij gehoor.
En zoo ben ik door 's Heeren genade,
in staat gesteld door dit Geref. volk in
dezen lande U, H.H. Directeuren, te
mogen aambieden de som van f 88,000,
ouder bepaling dat indien voor 31 Dee.
a. s. de honderdduizend niet '/.al zijn be
reikt, door eenige vrienden, het restee-
rende tot dit bedrag alsdan zal worden
aangevuld, als een feestgave voor onze V.U.
Deze som kwam uit vele kleintjes bijeen.
Ik heb nog nooit vernomen, dat aan een
Rijksuniversiteit zulk een feest werd ge
vierd, maar ik vernam ook nooit van
f 75.000, die haar voorstanders zoo eens
bij gelegenheid aanboden. Ziedaar weel
een verschil van nog al beteekenis
Geachte h.h. dir.Het is ons een voor
recht en eene eere u dit te mogen aan
bieden. De beschikking er over, laten
we gaarne aan u over. Opnieuw is ons
gebleken hoe de V. U. in het hart onzes
volks leeft. Wij commissieleden in deze
taak, laten het er nog niet bij. We hopen
nog eenigen tijd voort te gaan en in
staat te zijn, u nog te doen toekomen,
wat wij na dit feest ontvangen. Aanvaardt
dan deze gave, en moge het u en ons
gegeven zijn, om ten slotte al onzen dank
te doen toekomen aan Hem, die de harten
neigt als waterbeken, die van Zijn volk
wil gediend zijn van hunne goederen, en
die nooit zal toelaten dat de vijand komt
verstoren, wat Hij heeft gewrocht
Komt M. H., laat ons daarom zingen
Ps. 68 8.
Uit volle borst werd dit lied aange
heven door de honderden aanwezigen,
dankbaar gestemd, en in hooge geestdrift
op dit oogenblik, een van de schoonste
gedurende de geheele vergadering.
Echter, nog wachtte den vrienden van
de V. U. een blijde verrassing. Namens
een commissie uit de leden der Vereeni-
ging voor Hooger Onderwijs op Gerefor
meerden grondslag, bracht de heer W.
H. Ilovy aan h.h. directeuren en aan de
verdere aanwezigen een goede boodschap
in den vorm van een bezielde rede.
De heer Hovy zegt, dat het hem een
wezenlijk voorrecht is ook een enkel woord
te mogen spreken in deze sympathieke
vergadering, niet alleen om ook zijn blijd
schap te mogen kenbaar maken, dezen
herinneringsdag te mogen beleven maar
ook om mede in naam van andere
vrienden der stichting kon het zijn
een woord van opwekking te doen uitgaan
tot hen, die met ons haar welwezen be
doelen. Hij zou zich dit niet veroorloofd
hebbenware het niet dat hij eene op
dracht te vervullen had.
Zijn er oogenblikken geweest in het
leven onzer stichting, dat bange vrees
hem het hart beknelde, was het hem
soms, dat de klaagtoon gerechtvaardigd
scheen„Heeft de goedertierenheid des
Heeren met onze stichting opgehouden"
door Zijne goedheid is dat thans anders
geworden. De gedenkdag mag ook een
feestdag zijn.
Hoe groot onze bewondering ook zij
voor de hoogleeraren, op wier schouderen
vele jaren een geheele faculteit rustte
ieder voelde toch, dat op den duur een
faculteit met één hoogleeraar onbestaan
baar was. Thans echter zijn de vacante
leerstoelen bezet met mannen in hun volle
levenskracht, van welke naar menschen
berekening door de goede gunste Gods,
nog een reeks van jaren veel mag worden
verwacht.
Onze feestvreugde zij echter onbewolkt,
ook die van onzen penningmeester.
Wanneer het gezin vermeerdert, ver
meerderen de zorgen, maar desniettegen
staande is er groote blijdschap en dank
bij rechtgeaarde ouders. Alleen weet de
vader dat hij alle geoorloofde middelen
moet aangrijpen om den zwaarderen last
te kunnen torsen. Valsche lijdelijkheid
kent een goed gereformeerd mensch niet.
Zoo ook hier. |Wij verheugen ons har
telijk, als God ons de mannen schenkt en
gelooven vast dat Hij hel dan ook niet
aan de middelen zal doen ontbreken, maar
de ware vrienden van Gods Koninkrijk
moeten dan ook al hun krachten inspan
nen om te verhoeden dat er stoornis kome
wegens gebrek aan geld. En dit moet
hun eene hooge eere zijn. Telkens worden
wij in de Schrift vermaand tot offervaar
digheid, inaar ook telkens gewezen op de
beloften, die voor den blijmoedigen gever
zijn weggelegd, bij welk punt despreker
eenige oogenblikken stilstond, aan de hand
van uitspraken van den Heere en Zijne
Apostelen.
Nu het hoogleeraren-aantal zich onge
veer heeft verdubbeld, is het gansoh na
tuurlijk dat ook de inkomsten in die ma
te moeten toenemen.
Wel heeft de voorzitter der feestcom
missie een mooie som aan Directeuren
mogen ter hand stellen-, doch de rei :e
daarvan is bij lange na niet voldoende.
Een drietal vrienden (ds. Van Coever-
den Adriani, A. W. v. Beeck Calkoen
en spreker) hebben een briefje geschre
ven aan eenige bekende voorstanders, en
hebben dezen de vraag voorgelegd, of zij
niet met hen eens waren, dat nu de
Heere zoo rijke dankensstof had ge
schonken door onze stichting genade te
doen vinden in de oogen der hooge over
heid, zoodat aan haar graden ook 1.0
rechten zullen worden toegekend, die de
overheids Hoogescholen bezitten, nu het
getal Hoogleerarcn zoo zeer was uitgebreid
thans voor ons het tijdstip was aan
gebroken de vaste bijdragen te vermeer
deren
Die roepstem was niet geheel onbeant
woord gebleven, ofschoon zij gaarne beter
gevolg zouden hebben gehad. Het was
spreker vergund H.H. Directeuren ver
hoogde contributies aan te bieden, ten
bedrage van f1360 's jaars, door 17 leden
toegezegd. Hij hoopte echter dat nog heden
door velen uit de vergadering hun voor
beeld inoeht worden gevolgd, zoo door
leden als begunstigers, ieder naar vermo
gen, opdat het bedrag van tenminste f2500
dat men gehoopt had te zullen bij elkander
krijgen, nog vol moge worden. Meer en
meer moge bij ons allen de overtuiging
wakker worden, dat de Vrije Universiteit
de school is van het gereformeerde volk
van Nederland, waar otizt mannen, onze
leiders in Kerk en Staat en maatschappij
worden gevormd en bekwaam gemaakt
voor hun roeping. Dit gevoel van saam-
hoorigheid moet ons een spoorslag zijn 0111
ook samen de lasten te dragen, ieder naar
zijn draagkracht. Geen willekeur of sen
timent, maar plichtsgevoel moet ons daar
bij leiden.
Spreker eindigde met eenige aanlialii
gen van zegenwenschen ter gelegenhe.u
van de opening der V. U., den 20 Oct.
1880 haar medegegeven op den weg, en
wel door nu wijlen Jhr. Elout vau Soe-
terwoude, ds. Stocker uit Berlijn en wijlen
dr. Onniston, pred. bij de Nederlandsch
Geref. Kerk van New-York, allen inhou
dende de bede dat de jeugdige stichting
tol rijken zegen moge zijn voor Kerk,
Oranje en Vaderland.
Namens H.H. directeuren houdt de ht
E G. Wentink een toespraak.
«Hooggeachte voorzitter van de locale
eomité's van Amsterdam enj Rotterdam.
«Toen ik in October 1880 het voor
recht had, met de heeren Elout van Soe-
terwoude en Walcart Ameshof namens de
stichters der Vrije Universiteit aan heeren
Directeuren een feestgave van een ton
aan te bieden, dacht ik niet na 25
jaren het voorrecht te zullen hebben,
voor Directeuren op dezen feestdag een
zoo belangrijke feestgave te zullen ont
vangen", zoo begon Spr.; om dan te ver
klaren dat Directeuren verbaasd staan
over deze som, die dankbaar aanvaard
wordt, als een welkom teeken, dat de
actie van het Gereformeerde volk nog
niet uit is.
De heer Wentink dankte de commissie
uit de locale coinité's van Amsterdam en
Rotterdam voor hun ijverige bemoeiing. 11,
en de leden en begunstigers voor hun ge
waardeerde offervaardigheid voorts den
heer Hovy, die reeds zooveel blijken van
hartelijke liefde voor de Vrije Univer
siteit gaf, cn nu namens een commissie
een vermeerdering van bijdragen, van
vrienden onzer Hoogeschool, aan direc
teuren aanbiedt.
Vermeerdering van jaarlijksche bij
dragen blijft noodzakelijk in die richting
kunnen Predikanten, die aan de «Vrijt'
gestudeerd hebben, veel doen. E11 ook
worde er voor onze Universiteit veel ge
beden. Dan zal zij groeien en bloeien ter
eere onzes Gods en tot verbreiding onzer
beginselen en het heil van ons volk.
Na deze rede wordt door den heer Bijle
veld nog meegedeeld", dat 't ontbrekendo
aan de honderdduizend eveneens gevonden
is. Deze mededeeling werd met applaus
begroet.
Als om de stemming van de vergadering-
in de taal der muziek te vertolken, laat
nu de Christelijke Zangvereeniging het
machtige „Hallelujah", koor uit de „Mes
sias" van Handel weerklinken een keet -
lijk lied, dat weerklank vindt in aller
harten.
Prof Dr. F. L. Rutgers houdt nu een
korte toespraak.
Deze werd door applaus herhaaldelijk
onderbroken. Prof. Rutgers dankte voor de
groote belangstelling voor de Vrije Univer
siteit, en beval haar bij voortduring in de
belangstelling der vrienden aan.
Staande werd den grijzen hoogleeraar
door de aanwezigen toegezongen Ps. 1313.
Thans, nu men vrijwel aan het einde
van het programma gekomen is, sluit de
voorzitter de vergadering, met de vol
gende rede -.
Mij rest nog een enkel woord te spreken
tot sluiting van deze feestelijke samen
komst.