NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 13. 1905.
Maandag 16 October.
20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
De Vrije Universiteit.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Snippers uit de oude doos.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02r'.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het zilveren jubilé dat deze vermaarde
stichting straks staat te vieren mag ook
voor de lezers van ons blad niet voorbij
gaan, zonder een woord van sympathie
en bewondering onzerzijds.
De onderen onder ons herinneren zich
den stichtingsdag nog wel19 October
1880, waarop onder zoo liefelijke saam
werking van vele Hervormden en Chr.
Gereformeerden, met een enkelen broeder
Darbist als geestelijk verbindingslid deze
eerste Hoogeschool in ons land op gere
formeerden grondslag tot stand kwam.
Reeds eenige jaren te voren hadden
verscheidene invloedrijke predikanten in
hartelijke bewoordingen de noodzakelijk
heid der oprichting eener Vrije Univer
siteit op algemeen christelijken grondslag
bepleit.
Men zag hier mannen van uiteenloo-
pende richting broederlijk saamstemmen.
Uitnemende artikels verschenen in het
Zondagsblad ran de Standaard om deze
idee van saamwerking tusschen predi
kanten met overigens uiteenloopende
kerkelijke en dogmatische gevoelens te
bepleiten.
Gunning, de oude, schreef een paar
kostelijke artikelen. Donner en v. Rhijn
uit Wassenaar voegden zich bij hem,
straks ook Lindeboom en Hoedemaker,
zelfs Bronsvelds bazuin gaf geen onzeker,
zelfs een zeer liefelijk geluid.
Kuyper betuigde aan Gunning openlijk
zijn adhaesieen moedigde hem aan om
zijn heroieke gedachte, een vrije chr.
hoogeschooluit te werken in bond met
Bronsveld en Hoedemaker, en Hogerzeil
als geestelijk verbindingslid.
Helaas, die wolke als eens mans hand
werd maar al te spoedig en al te wreed
door den wind des dags weggevaagd.
Op 'tpunt van den grondslag gingen
58
FEUILLETON.
DOOS
SCALDIS.
OROEDE.
II.
De broeders der Classe achtten zich
echter bezwaard om aan dat verlangen
toe te geven, vermits IJserman onbevoegd
was en ook geene zekere getuigenis van
zijn' goeden wandel leveren kon. Op het
aanhouden echter van die van Groede en
van hemzelven, werd hem toegestaan uit
het „Huisboek'' van Henricus Bulling er
voor te lezen en eenige gebeden te doen,
totdat de naastvolgende Cl. van 18 Febr.
1581 te Brugge, nader over hem beslist zou
worden.
Op deze vergadering wendde zich de
gemeente met een door IJzerman zelf ge
schreven verzoek tot de Classis, om hem
toe te laten tot de Heilige bediening.
In dit verzoekschrift dat ook ondertee
kend was door de gemeentenaren Adriaan
Logiers, Cornells Ileijne, Jan Dranclee en
Cornells Saijzoen, wordt betuigd dat men
IJserman wenscht te beroepen en behoor
lijk te bezoldigen en de noodzakelijkheid
daartoe aangetoond uithoofde der Roomsch
en Doopsgezinden, die dagelijks inslopen.
11118tig werd dit verzoek in overweging
genomen. IJserman werd binnengelaten en
deed voor de vergadering een „voorstel",
welke propositie werd goedgekeurd.
Door dit huisboek hebben wij hier te
verstaan het werk van den voortreffeiijken
Uu Ulnger, getiteld: ,>Huijsboeck, Vijf
«decades, dat is vijftig sermoonen van de
«voornaemste hoofdstucken der Christelijcker
«Religie, m dry deelen gescheijden, door
.Heinrijchum Bullinger am, dienaer
er ghemeijnte te Z u r i c h Het boek werd,
voor t eerst vertaald ir. 't Nederduitsch, uit-
Se§e.ven ln 15d>7 te Emden en is later ver
scheidene malen herdrukt geworden.
de broeders uiteen. Dat de hoogleeraren
gereformeerd zouden zijn, was voor Gun
ning geen bezwaar. Maar dat, volgens
artikel 2 der statuten, het onderwijs ge
reformeerd zou wezen, zie dit kon er bij
dezen edelen strijder niet mee door. En
hij onttrok zichmet hem ging het
meerendeel der Haagsche broederen henen.
Straks wendde ook Bronsveld zich af,
meenemende het gros der Utrechtsche
vrienden.
Doch, ook vele anderen hielden stand.
Hoedemaker, Felix, Rutgers, v. Ronkel,
Hovy, Esser, Keuchenius, Voorhoeve,
Elout, De Geer v. Jutfaas, De Savornin
Lohman, v. d. Hoop.
Wij zullen de opsomming maar staken.
De lezer heeft gelegenheid uit de herin
nering aan te vullen.
Voor ons is 't voldoende op 't heuglijke
feit de aandacht te vestigen dat de Vrije
Universiteit in die vijf en twintig jaar
voor Land en Volk, voor Staat- en Kerk
tot grooten zegen is geweest.
Van de oprichters zijn velen reeds
heengegaan doch anderen hebben hunne
plaatsen ingenomen.
Van de hoogleeraren ontviel er ook
meer dan een aan de stichting, doch ook
zij werden op waardige wijze vervangen.
Het getal der hoogleeraren klom reeds
tot elf. De juridische faculteit werd uit
gebreid. Ook over een geneeskundige
faculteit wordt gedacht.
Vele oud-studenten der Vrije vervullen
met eere betrekkingen in Staats of Ker-
kendienst.
Vele jongelingen bereiden zich voor en
worden gevormd tot den dienst des woords,
de rechtspractijk, de studie der letteren.
Honderden, duizenden steunen deze
stichting met gebed en geld. Moge hun
aantal, in Zeeland vooral, toenemen.
Wie de toekomst onzer natie ter harte
gaat, zal zijn steun ook verder niet wei-
Sommige dienaars van Gent hadden eene
waarschuwing tegen hem ingezonden, doch
deze beschuldiging van zijn persoon, als
niet genoegzaam gemotiveerd, onvoldoende
bevonden. Er werd echter besloten, hem op
zijn geweten af te vragen wat daarvan was,
en toen men verstond, dat de aanklacht
onwaar was, bepaalde men, dat hij in al de
hoofdpunten des geloofs zou geëxamineerd
worden, hetwelk aan den Brugschen pre
dikant Jan Lamot werd opgedragen. Toen
het geschied was, oordeelden de broeders,
dat hij gezond was in de leer en zijne ant
woorden redelijk en dragelijk waren en
voldoende om tot den dienst toegelaten te
worden. Men zou echter nog aan die van
Gent vragen, of zij nog wat tegen hem had
den en die zóó in overweging nemen, dat de
broederen te Sluis hem óf tot den dienst
aannamen, óf geheel afwezen.
De Synode der Vlaamsche kerken, te
Gent op 8 Maart 1581, was ophanden; zijne
volledige aanneming zou uitgesteld worden
totdat de gedeputeerden naar die Synode
zouden hebben ingebracht wat er van zijne
beschuldiging was.
Den 9 Mei daarop vergaderde de Cl.
te Westkapelle en hoorde het verslag der
gemelde gedeputeerden, dat echter niets
bijzonders tegen IJserman behelsde, zoo
dat hij in den dienst, zonder voorbehoud
werd aangenomen. In diezelfde vergade
ring werd hem gelast, om voor twee of
meer maanden, totdat er een eigen pred.
zou zijn, bij vorm van combinatie te
zullen voorzien in dienst te Breskens.
Hij werd op de Cl. te Oostburg van 12
Sept. d. a. v. nevens twee andere predi
kanten gedeputeerd om zich te begeven
naar St. Kruis, teneinde de broeders al
daar te vermanen, dat zij voldoen zouden
wat zij schuldig waren aan hun pred.
Daniël Wanteop de Cl. te Brugge van
14 Nov. klaagde UserTnan over zijn onder
houd, waarop de broeders van Groede
beloofden liem daarin te helpen. Of zijn
bezoek aan St. Kruis aanleiding gaf tot
eene verwisseling van standplaats, is
geren, en anderen opwekken zijn voorbeeld
te volgen.
Leve en bloeie de Vrije Universiteit
14 October 1905.
Nu door ons uit O. C. is overgenomen
een beschuldiging aan 't adres van den
heer Ketelaar naar aanleiding van diens
advies in zake de ongehuwde moeder op
de school nemen wij ook de tegen
spraak op uit De Bode:
Dit stukje nu is wat 't laatste gedeelte be
treft totaal gelogen.
Toen een der aanwezigen aan Ketelaar
vroeg, of hij meende de gehuwde of de on
gehuwde vrouw, werd door hem gezegd, dat
daarvoor in 't Hoofdbestuur van de „Bond
van Nederlandsche Onderwijzers" niet gespro
ken was, dat hij de bepaling in 't algemeen
zou willen laten staan, maar dat hij
zich zeer goed kan voorstellen
dat bij ongehuwde vrouwen no o-
dig zou zijn artikel 36 van de
proeve der wet toe te passen,
waarbij wegens 't particulier le
ven ontslag kan verleend wor
den.
En 'twas niet Ketelaar, maar de voor
zitter, die lachend zeide „We zullen dus de
burgerlijke stand er maar buiten houden". De
voorzitter was trouwens tegen 't geheele voor
stel gekant.
Wat blijkt hier nu
De Bode zegt het zelf, dat (dhr.) Kete
laar niet gezegd heeftik meen ook de
ongehuwde vrouw. Maar dat hij wel ge
zegd heeft zich zeer goed te kunnen voor
stellen dat op de ongehuwde vrouw art. 36
wordt toegepast, doch de bepaling in 't
algemeen zou willen laten staan
(Dhr.) Ketelaar heeft zich derhalve niet
positief uitgelaten.
Zijn antwoord was niet flinkeen slag-
om-den-arm een weinig politiek. Zijn
geestverwanten zullen er van alles uit
distilleerenhetwelk een man van zijn
onzeker, maar zeker is, dat eerlang IJser
manpred. werd te St. Kruis en Wante
te dezer plaatse.
Uit de handelingen der Cl. van Sluis
den 12 April 1581, blijkt dat IJserman,
St. Kruis onordelijk verlaten had, om zich
aan eene andere gemeente, vermoedelijk
die van St. Anna ter Muiden, waar hij
gezegd wordt van 1 Oct. 1582 tot 31 Mei
'83 gearbeid te hebben, te verbinden,
waarop hij veroordeeld werd om voor de
gemeente van St. Kruis openlijk zijn
schuld te bekennen en zoo hij dit weigerde
te worden geschorscht in zijn dienst en
mocht men hem te St. Kruis niet meer
begeeren, dan zou hij gehouden zijn, zijn
achterstallige schulden aldaar te voldoen.
IJserman heeft na dien tijd ook nog te
Middelburg en Vlaanderen gediend.
Toen Panna in 1583 en '84 Vlaanderen
grootendeels weder innam, weken de
meeste der Vlaamsche predikanten naar
Zeeland en Holland en werden daar zeer
herbergzaam, zoowel door de Staten, als
door de gemeenten bejegend. Ds. IJser
man begaf zich toen naar Goudawaar
hij in stilte uitzag wat God over hem be
schikken zou.
Nu gebeurde het dat Conradus Essen-
diensis, pred. te Moordrecht, toen ter tijd
naar zijn vaderland, het Hertogdom Bern
vertrok, verzoekende dat die van Gouda,
in zijne afwezigheid zijne gemeente be
dienen zouden.
Maar eenmaal in zijn Vaderland zijnde,
verkreeg hij daar gelegenheid om in den
predikdienst werkzaam te zijn en haalde
zijn familie van Moordrecht over, om er
niet weder te keeren, wellicht vreezende
dat aan Holland en Zeeland, hetzelfde lot
als aan Vlaanderen wedervaren zou.
De gemeente van Moordrecht alzoo her
derloos zijnde, heeft IJzerman zich aldaar
ingedrongen en eindelijk zóó gehandeld
dat die van Moordrecht, zonder voorweten
der Classe met hem eene overeenkomst
maakten, dat hij voortaan hun dienaar zou
wezen, Dit mishaagde echter de Cl,, die
positie door een ondubbelzinnig antwoord
had kunnen en moeten voorkomen.
In tusschen was de conclusie der O. C.
onjuist op een belangrijk punt. Daarom
nemen wij ook het zakelijk deel der tegen
spraak op.
Ijverig is men in de weer om den drie
honderd-jarigen geboortedag van Rem
brandt 15 Juli 1906 op gepaste^
wijze te kunnen vieren. Te Leiden, waar
eene vereeniging bestaat onder den naam
van „Rembrandt Harmenszoon van Rijn",
den eigenlijken naam van den schilder,
zal men een monument gaan oprichten
te zijner eere, en te Amsterdam heeft
eene commissie, in verband met do komen
de herdenking, het plan opgevat om de
beide perceelen in de Jodenbreestraat,
waarin Rembrandt met zijne vrouw, Sas-
kia van Uilenburg, heeft gewoond, een
dankbare hulde aan zijne nagedachtenis,
voor het nageslacht te bewaren. De tegen
woordige eigenaars zijn bereid om bedoelde
perceelen voor vijf en veertig duizend
gulden overtedoen. En alle kans bestaat,
dat het daartoe zal geraken, daar boven
genoemde commissie een bedrag van tien
duizend gulden, zijnde het bedrag boven
de eigenlijke verkoopwaarde, voor de
gemeente Amsterdam beschikbaar wil
stellen, indien deze laatste, wat zeer
denkelijk is, tot den aankoop zal besluiten,
mits geen andere veranderingen aan de
bedoelde perceelen worden aangebracht,
dan welke kunnen strekken tot herstel
of terugbrenging van het huis in den
vroegeren toestand.
Het voornemen bij een aantal vrienden
van de Vrije Universiteit, opgekomen om
bij haar te vieren zilveren jubilé op 19
October a.s. haar een ton gouds aante-
bieden, nadert zijn voltooiing.
deze zaak, den 4 Sept. 1584, met ernst
behandelde. Er vielen voorts te Moor
drecht nog verscheidene zwarigheden voor,
waarmede de gemeente en de Cl. geen
geringe moeite en kosten hadden. Het
einde daarvan was dat hij in zijne be
diening geschorst werd.
Na dezen werd hij echter, na schuld
belijdenis, weder aangenomen en trad te
Polsbroek in dienst. Daarop werd hij den
6 Apr. 1592 te Charlois beroependoch
ook hier gedroeg hij zich niet onberis
pelijk, want in 1601 werd hij opnieuw
geschorst en hij bleef het.
Den 8 Jan. 1607 verzocht hij in den
H. Dienst hersteld te worden, of, door
voorspraak der Cl. een jaarlijksch onder
houd van de Staten te erlangen. Het
schijnt dat hij na zijne schorsing in 1601,
te Charlois bleef en daar velerlei rumoer
verwektealthans op een verzoekschrift
der Cl. vau Rotterdam en Schieland, ge
lastte Gecomm. Raden der Staten van
Holland en W. Friesland den 18 Nov.
1604 dat IJserman van Charlois naar
Rotterdam vertrekken zou en bevalen den
Schout en Gerechte van Charlois daaraan
de hand te houden. Daarop volgde een
bevél van 22 Dee. d. a. v., waarbij „aan
die van den dorpe en ingezetenen van
Charlois verboden werd, voortaan schan
dalen aan de kerkedienst te geven, gelijk
zij nu meermalen hebben gedaan", een
bevel dat Jkhr. Karei van Mathenes, baljuw
van Putten werd opgelegd desnoods met
boete en straf te handhaven.
Wat de uitslag geweest is van IJser-
mans verzoek tot rehabilitatie en wat zijn
verdere lotgevallen waren blijkt niet.
Als kenmerkend den geest dier tijden,
zijn we wat uitvoerig geweest, den levens
loop van ds. IJserman na te gaan. Zoo
als we zagen heeft hij een veel bewogen
leven gehad, wat hij voor een gröot ge
deelte aan zich zeiven had te wijten.
Zijn opvolger was, zooals we boven
zagen
Overal in het land zijn comité's gevormd
die 75 mille hebben bijeengebracht. Het
is waar slechts enkele dagen scheiden ons
meer van dezen gedenkdag, maar dat zijn
dan ook de beste dagen. Zonder beweging
of reclame, zonder buitengewone collecten
is deze som bijeengebracht. Nu naderen
de dagen waarop deze stichting vanzelf
meer op den voorgrond treedt, waarop
haar meer aandacht wordt geschonken.
Nu komen de dagen dat een vergeetachtige
of langzame met het zijne of met het hunne
aankomt, of dat deze of gene een verras
sing bereidt.
In 1880 bij de opening boden eenige 1
heeren, onder voorgang van nu wijlen
Jhr. mr. Elout van Soeterwoude, haar een
ton gouds als fundeeringskapitaal, nu zal,
na vijf-en-twintig jaren „ons christenvolk"
haar een cadeau tot uitbreiding van een -•
tonne gouds aanbieden.
Uit die verschillende jaren zoowel als
uit die gelijkheid van cijfers spreekt een
zegen die tot dankbaarheid stemt.
Hoeveel hoofdbrekens het soms kost aan
den kleinen burger of eenvoudigeu rente
nier om te kunnen besluiten zijn spaar
penningen in staatspapieren, al zijn ze nog
zoo soliede, te beleggen, daar weet de
makelaar of bankier alles van. Voor den
een zijn de procenten te laag, voor den
ander weer te hoog, de een is te weinig,
de ander weer te veel op de hoogte naar
hij meent, van den maatschappelijken en
socialen toestand van het een of ander
land, dat zijn papieren uitgeeft. En toch,
wat is zoo'n enkel papiertje voor den
bezitter een groote schat, vergeleken bij
de serie, waarvan het een nummer zooveel
uitmaakt, en de serie wêer op haar beurt
bij de geheele leening.
Een groote duizend gulden wellicht op
een milliard, wat is het anders dan een
droppel aan een emmer. En zoo toch is
DANIËL WANTE.
Hij was uil Vlaanderen afkomstig en
giDg met zijn vader Pieter, die beiden het
schoenmakersvak uitoefenden tot de Herv.
leer over. Beiden legden zich nu tóe tot de
betrekking van Evangeliedienaar. Onze
Daniël kwam het eerst in dienst te Oostburg
en kwam, als zoodanig den 8 Maart 1580
op de Cl. te Brugge. In datzelfde jaar
nog ontmoeten wij hem als pred. te St.
Kruis. Ingevolge zijne klacht dat hem
aldaar geene betaling geschiedde, verliet
hij St Kruis en verbond zich tijdelijk aan
die van Ileinkenswerve, om van daar, in.
ruil met ds. IJserman te Groede in. dienst
te komen. Hij verbleef hier tot op het
laatst van 1583, toen de Spanjaards weer
meester van het land werden, vertrok
naar Zeeland en werd pred. te Eikerzee
vanwaar hij in 1588 te Zonn ent ah '«beroepen
werd, alwaar hij in 1603 overleed.
Weinig is er van de Hervorming te
dezer plaatse meer mede te deelen. Toen
op de Cl. van Oostburg den 12 Sept. 1581
de Brugsche Classis verdeeld werd in
die van Brugge en Sluis, werd Groede tot
de Sluische gebracht en toen op die
van Sluis van 18 Dec. 1582 de school
onderwijzers voor de vergadering versche
nen en op de goede getuigenissen hunner
predikanten tot leden der Cl. aangenomen
werden, was de onderwijzer van Groede
niet opgekomen, en werd omtrent hem
besloten, dat hij ter volgende zamenkomst
verschijnen moest en goede attestatie
indienen, op straffe van geschorst te wor
den. Toen de oorlogsfakkel in 1583 in
deze streken ontbrandde, deelde Groede in
het lot der omliggende plaatsen de Her
vórming werd er van den bodem wegge
vaagd. De Gröeschepolder, met dorp en
al werd onder water gezet, terwijl 't uit
den schoot der golven niet anders dan
zijn hoogen kerktoren opstak.
Een volgende maal zullen we zien,
wanneer de polder wêer opnieuw werd
ingedijkt.
(Slot volgtj.