NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 12. 1905. Zaterdag 14 October. 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HIST0R1SGH Bnitenlandseh Overzicht. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Kiesrecht voor Gezinshoofden, Ma IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De antirevolutionaire partij staat nog op hetzelfde standpunt, waarop zij in '78 reeds stond, of althans door dr. Kuyper geleid werd. En wel ditdat voor den politieleen tak der volksvertegenwoordi ging het kiesrecht moet worden toege kend aan alle hoofden van gezinnen. Dat met dien politieken tak der volks vertegenwoordiging niet uitsluitend de Tweede Kamer bedoeld wordt en werd, is een opmerking die ons niet behoeft op te houden. Feit is dat door dr. Kuyper en later in Ons Program een kiesrechtregeling werd verdedigd, waaraan iedere uitslui ting wegens minder maatschappelijken welstand geheel vreemd was. In 1891 heeft de partij in de Deputa- tenvergadering haar wensch in betrekking tot het kiesrecht aldus geformuleerd „Bevestiging van onze constitutioneele vrijheden door invoering van reeds voor zoover de door de Grondwet gestelde gren zen dit gedoogen van een kiesstelsel op den algemeenen grondslag voor een kies recht der gezinshoofden." Nu, dank zij de in sommige districten door onze naaste geestverwanten zoo roe keloos weggeworpen meerderheid de man nen van het blanco-artikel aan het roer van Staat kwamen; en blijkens de jongste Troonrede Grondwetsherziening aan de orde komt, behoeft de antirevolutionaire partij het door ons gecursiveerde deel van haar kiesrechtartikel niet aan te houden. Artikel 80 der Grondwet dat over het Kiesrecht handelt zal zoodanig gewijzigd worden dat de gewone wetgever, indien hij algemeen stemrecht of huismanskies recht, of meer beperkt stemrecht wil in voeren, daarbij geen belemmering in de Grondwet vinden zal. Wat ons in 1894 mislukte, door de verwerping van een desbetreffende wij ziging door de heeren Mackay en v. Alphen in de Kieswet-Tak invoering van het kiesrecht veor gezinshoofden, zou bij de eerstvolgende wijziging der Kieswet wel eens kans van slagen kunnen hebben. Natuurlijk verondersteld dat het blanco kabinet een meerderheid vindt voor zijn grondwetsherziening, wat nog lang niet vaststaat. In ieder geval staan de kansen voor huismanskiesrecht thans beter dan in '94. Niet zoozeer door de veranderde partij verhoudingen in de Kamers dan wel door de meerdere en betere waardeering der strekking van hetgeen door de antirevo lutionaire partij op het punt van het kiesrecht verlangd wordt. Het valt toch niet te ontkennen dat twee argumenten voor een op onze hand zijn. In de eerste plaats dat in de politieker staten het volk gelegenheid hebben moet om invloed uit te oefenen op de staat kundige geestesrichting, waarin het door de overheid zal worden geleid. In de tweede plaats dat het staan aan het hoofd van een gezin waarborgen geeft van belangstelling in de belangen van zichzelf en anderen van zin voor orde en gezag; van aanleg tot maatschappelijke saamwerking, zoodat de beteekenis van het huisgezin als de oercel waaruit de maatschappij is opgebouwd, tot haar recht komt. Over elk dezer twee een woordje. Het eerste heeft betrekking op den volksgeest het tweede op de traditie. Het volk moet invloed hebben op de politieke geestesrichting waarin de over heid het zal sturen. Het komt er dan op aan dat het kies recht voor de verschillende staatkundige lichamen zoodanig geregeld wordt, dat de volksgeest daar het best en het vol ledigst tot uiting komt. Om vertegenwoordiger van dien volks geest te zijn, is het niet in de eerste plaats noodzakelijk dat men doorkneed zij in het staatsrechtof aangeslagen zij in lie belasting. Er is daarbij yolstrekt geen maatstaf van geleerd of ongeleerd, van arm of rijk, van vrijzinnig of behoudend aan te leggen. Aan de vorming van dien volksgeest arbeidt onbewust en ongemerkt heel het volk bij zijn huishaard. Zoodat wie de gezinshoofden roept naar de stembus, den besten waarborg heeft dat ook de gekozen staten den volksgeest tot opbaring zullen brengen. Hierbij komt geen beperking, gelijk bij het cewsMS-kiesrecht te pas. Tenminste geen andere dan dat menschen, die een ergerlijk leven leiden, idioten, opzettelijke verwaarloozers van 't gezin, en dergelijke staatkundige nonvaleurs natuurlijk van het kiesrecht verstoken blijven. Al ware 't alleen maar opdat het kies recht zijn hooge waardij in het staatkundig leven der natie niet verlieze. Maar ook, en vooral, om een waarborg te geven, dat de volksgeest zich onvervalscht ook in de volksvertegenwoordiging uitspreke. Hier zij volksvertegenwoordiging nu niet gedacht in den engen zin van Tweede Kamermaar in den ruimen zin van ver tegenwoordiging in een staatkundige groep en een Kamer van belangen. Daarbij is mogelijk dat het volk in al zijn rangen en standen aan de stemming deelneemt en eveneens in al zijn rangen en standen vertegenwoordigd wordt. Maar ook in de souvereiniteit der krin gen ligt een machtige aansporing tot de invoering van dit nieuwe kiesrecht voor gezinshoofden. Bij de verdediging van dat kierecht bij de behandeling der wet-Tak in 1893, sprak mr. A. Mackay o.a. „Het staan aan het hoofd van een gezin „geeft waarborgen. Dat zijn personen „die geleerd hebben te zorgen niet alleen „voor zichzelven, maar ook voor anderen „zij hebben meer verantwoordelijkheid „leeren krijgenzij zijn geroepen de „zaken ook van anderen te beheeren „zij zijn gewend aan meer ordeen bo- „venal zij hebben geleerd in den orga- „nieken kring waarin zij geplaatst zijn „eenige souvereiniteit uit te oefenen in „eigen kring. En dat zou ook in den toe- „komstigen kiezer wel geapprecieerd moe- „ten worden". Inderdaad is ook dit argument van groote beteekenis. Terecht heeft een ander Kamerlid, de heer Talma, gezegd „De verhoudingen in den Staat van volk tot overheid enz. vinden wij naar hun wezen terug in het gezin. Bij de onderlinge verhoudingen van vader, moeder, kinderen, broers en zusters komen al die elementen op den voorgrond, die wij in den Staat weer terug vinden. De eigen aardige opvoeding die men van het hoofd van het gezin door het staan op die plaats ontvangt is zeker heel wat dieper en de gelijker voorbereiding voor de vervulling van zijn burgerplicht dan een cursus in de geschiedenis onzer staatsinrichting". Het hoofd van het gezin is souverein. Ik, naast God, schipper op mijn schipis het devies waarmee de oud Hollandsche zee vaarder die souvereiniteit in zijn kring constateerde en wist te doen eerbiedigen. Die positie van den huisman stelt hem in veel verantwoordelijk. Daarom leeft hij niet alleen in, maar ook voor zijn gezin. De welvaart van zijn gezin gaat hem ter harte. Hij werkt er voor, en streeft er naar. Al wat God in den mensch legt tot sterking van den gezinsband: liefde wederzijdsch; bewustzijn van saamhoorigheidmaat schappelijk leven, wekt en oefent in hem ook diezelfde hoedanigheden welke hem als lid van 't groote maatschappelijk gezin doen uitkomen. In alles is het gezin de maatschappij in het klein. En de zorg voor het gezin staalt den man ook tot de zorg voor de maatschappij. Orde en regel in huis eischt hij op orde en regel is hij in saamwerking met zijn naaste, ook in de maatschappij gesteld. Het gezin, de groote leerschool van het gemeenschapsleven kan derhalve bij den opbouw van het staatkundig samenstel groote diensten bewijzen. Dat heeft het trouwens altijd gedaan. Hierin hebben wij historie en traditie als veilige gidsen voor en achter ons. Uit de gezinnen, de familiën, de kringen is de maatschappij, zijn de staten opge komen. Uit de staten heeft zich de tegen woordige staat ontwikkeld. En het tegen woordig geslacht plukt hierbij slechts de vrucht van de vlijt zijner voorouders. Gelijk zij aan hun voorgeslacht vast zaten, zoo is ook onze arbeid weer de grondslag van die na ons komen. Het menschdom is door alle eeuwen heen een eenheid, ook in het verantwoordelijkheidsbesef voor de prompte bewaring van het vaderlijk erfdeel als voor de ongeschonden overdracht van dat goed aan de eigen nakomelingen. Er ligt derhalve in het kiesrecht der gezinshoofden een waarborg van duurzaam heid. Dit geeft aan het staatsbestuur zekere vastheid. Het verhoogt in de natie het gevoel van gerustheid en zekerheid, dewijl alle willekeur ontbreekt, en een gezond beginsel van historische waardij er aan ten grondslag ligt. De natie bestaat niet, zcoals het algemeen stemrecht ten onrechte leert, uit los van en naast elkander staande aparte wezens, gelijk lucifers in een doosje of korrels zand in een zak, zonder eenigen band, maar is een organisch geheel, gelijk het menschelijk lichaam met hoofd en hand en voet, die allen op elkander inwerken, malkaar steu nen en dienen. Hierin ligt de kracht van het organisch leven, ook op 't gebied der staatkundedat het gebouwd is op werkelijkheid. En daarom, even principieel als wij ons tegen algemeen stemrecht verzetten, even beginselgetrouw verdedigen wij het huis manskiesrecht. 13 October 1905. Misleiding. De Standaard schrijft in een driestar Het Volk treedt, bij de staking en de uitsluiting in de bouwbedrijven te Am sterdam, weer even zwak en even be ginselloos op als bij de spoorwegstakingen in 1903. Leiding ging van de redactie in het voor jaar van 1903 niet uit. Ze was tegen poli tieke werkstakingen maar de anarchisten wilden de werkstaking en om de arbeiders niet tegen zich in het harnas te jagen, wierp zij haar beginsel als ballast over boord en schaarde zich aan de zijde der stakers. Later zou men er wel eens over vechten, wie ten opzichte van het verdedigbare dier werkstakingen gelijk had de sociaal democraten of de anarchisten doch nu moest men solidair zijn, schouder aan schou der staan. Later als duizenden gezinnen onge lukkig gemaakt waren. Later als, om met Henri Polak te spreken, de desorganisatie, de verwilde ring en de warhoofderij onder de werk lieden groote vorderingen hadden gemaakt. Hetzelfde spelletje wordt ook nu weer in Amsterdam vertoond. Met de manier waarop de werkstaking bij de bouwbedrijven aldaar is voorbereid en voortgezet, kan Het Volk zich niet vereenigen. Maar tóch steunt de redactie de staking, ook al geven de anarchisten de leiding aan. Later zal men wel eens er over praten, wie gelijk hebben in theoriede sociaal-democraten of de anarchisten. Later, als de menschen nog meer verwilderd en de arbeid nog meer gedesorganiseerd isi Nu moet men in elk geval tegen de patroons optreden. Dat is de leiding van Het Volk Het verwondert ons niet. Het Volk is geen arbeidersblad, het is een zuiver poli tiek orgaan. Veel, heel veel kiezers te winnen onder de arbeiders voor de stem bus dat is de hoofdzaak. Vooral veel «tolken van de arbeiders" in den Raad, in de Staten en in de Kamer. Daar draait alles om. En daarom moeten de arbeiders niet ontstemd worden. En zulk een blad, dat in al zijn stukken en berichten politiek is, niets dan politiek, blieft zich te noemen een arbeiders-orgaan. 't Gaat ver met de misleiding onder de sociaal-demoeraten Onder de dingen in dit ondermaansche waaraan een deel der bevolking zich ergert uit jalouzie, een ander deel zich vermaakt en een derde deel jammert, be hoort de grootheid des levens, die de oorzaak is van jacht naar geld. Altijd vindt men liefhebbers, dorstende naar geld en geneuchten, hoe ook ver kregen. De nieuwste avonturiers vindt men dit maal 't is meer gebeurd weder te Parijs. Veertig millioen is de som, die de be kende Jules Jaluzot, hoofd van het maga zijn De Printemps schuldig bleef en niet betalen kan, nu niet en nooit niet. Behalve het beheer over een der grootste magazijnen ter wereld, speculeerde deze man, die overal „in zat" in koloniale waren en couranten. Een ander Parijzenaar, een arme kan toorklerk heeft op vernuftige wijze een der bankinstellingen één millioen afhandig gemaakt en heeft in een juffrouw van minder zedelijkheidsgevoel een hulp ge vonden om deze respectabele som weg te krijgen. Dat is in een minimum van tijd gelukt en geboeid en wel werd de groote dief deze week tot zijn operatie-terrein, Parijs, teruggebracht. En een overtalrijk publiek gaapte monsieur Galley en mademoiselle Merelli aan, zooals zij het verleden jaar anderen deed, en een volgend jaar anderen doen zal. De oude geschiedenis, die immer nieuw blijft. China. Beginnen wij ditmaal eens met China. Op dit reusachtige rijk is Europa's aandacht gevallen, sedert den oorlog in Mantsjoerije en het Engelsch Japansch verdrag. De tijd zal leeren of' Engeland niet dwaas handelde met Japan te helpen groot maken. Maar Japan maakt in ieder geval China groot, en daar doet 't ver standig aan. Zulk een bondgenoot, een reus wien niets mankeert dan dat hij zijn eigen kracht niet kent, maar dan ook vreeselijk zal doen wanneer hij zij kracht bewust wordt, is voor Japan heel wat waard. En de overige mogendheden die belangen in Azië hebben, weten dat ook wel. Rus land heeft het te druk met zijn binnen- landsche troebelen. Duitsc.hland voelt een sterke schaduw geworpen op zijn gezag in Sjantang; Amerika ziet zich in zijnPhi- lippijnen bedreigd; Frankrijk kijkt angst vallig naar zijn Indo-ChinaEngeland zelfs toog op versterking van Singapore uit; alles ter wille van het Gele gevaar Niet zonder reden dat ten slotte toch allen zich door het nu geslagen Rusland voelen aangetrokken. Maar ook Nederland mag wel oppassen voor zijn Oost. W ordt eenmaal door China een aanvang gemaakt met den arbeid zijner ontwikke ling en daarvan zijn inderdaad vele ken- teekenen aanwezig in den trant van Japan, dan zal het dezen kleineren buur man in korten tijd kunnen overvleugelen; doch, evenals Japan thans nog op Engeland steunt, zal er eerst nog een tijdperk komen in hetwelk China zich van den mikado zal bedienen, ten einde daar te geraken, waar het wil. Organisatievermogen bezit het rijk van het midden ontegenzeggelijk. Het heeft zulks bewezen gedurende tweedui zend jaren. Het, door Japan, eenigen tijd geleden, opgericht Aziatisch verbond begint zich krachtig te gevoelen. In Siam en in Afghanistan, in Thibet en in Perzië, in Britsch-Indië en in Indo-China heeft het vertakkingen. Wat China betreft, zoo is, in dezen tijd, Japan de bondgenoot, de wegwijzer voor de hervormingsgezinden. Hun aantal is, betrekkelijkerwijze gesproken, nog gering; doch de vereischten van de nieuwe periode dringen door tot de groote massa's, die, eenige jaren geleden, te nauwernood wis ten, dat er een ander rijk als China in de wereld bestond. De jongste oorlog heeft in dit opzicht aan Japan onschatbare diensten bewezen. Nog in 1901 bezetten sommige provinciale overheden, belast door de regeering in Peking met het aanstellen van buitenlandsche onderwijzers voor op wes- tersche leest geschoeide scholen, liever die posten van leeraar door Europeanen en Amerikanen dan door Japanners; een kei zerlijk besluit vermaande, een jaar daarna, de provinciale gouverneurs, om leerlingen van bijzonderen aanleg te doen zenden niet naar Japan, maar liever naar Europa. Thans evenwel is China in de eerste plaats Japanschgezind indien niet om oorzaken van algemeene sympathie, dan uithoofde van praktische redenen. Overigens is het Japan in belangrijke mate gelukt, in China de meening ingang te doen vinden, dat voor een rijk als het Hemelsche, in den tegen- woordigen tijd, de rechtstreeks uit Europa en Amerika overgebrachte voortbrengselen des geestes verteerbaarheid missen, en dat deze, via Japan, voor de Chineezen moeten worden pasklaar gemaakt. China, nu nog aan den leiband van Japan, zal eenmaal zelfstandig optreden, en dan...? Duitschland. Zoo eens als Japan met China het is, is Duitschland het nog niet met Frankrijk. Doch wat niet is, kan komen. In ieder geval, de toenadering is er. En er zal wel een weinigje politiek achter schuilen dat de Duitsche pers, na Yon Bulow's opzienbarende mededeeling en de onthullingen van Le Matineen beetje hard scheldt op den oud-minister Delcassé, den dwazen Gambettiaan, die zich door de Engelsche regeering liet gebruiken om de Duitsche onaangenaam te .zijn, en nu, zinnend op wraak tegen zijn collega's die hem uitgeworpen heb ben, allerlei leelijks zegt van Engeland. De Duitsche regeeringspers wil nu het naadje in de kous weten. Zij vraagt welke verantwoordelijke of onverantwoordelijke factoren hebben Delcassé tot de overtui ging gebracht, dat Frankrijk op gewapende hulp van Engeland tegen Duitschland kon rekenen En het antwoord op die vraag zal belangwekkender zijn dan de pogingen, die men (vooral in Engeland) doet om de juistheid der onthulling te loochenen. Een ander blad vraagtKan Delcassé op zijn eerewoord verzekeren, dat hij nooit, ook niet vertrouwelijk beproefd heeft, zich uit Londen de «indrukken" van een be reidvaardigheid om in geval van oorlog gewapende hulp te verleenen te verschaf fen, die hij ter voortzetting van zijn poli tiek, gericht op baiigmaking van Duitsch land of op ontketening van een vreese- lijken Europeeschen oorlog, voor den minis terraad, de Kauier en de pers meende noodig te hebben? Maar zoo vervolgt het blad ook de onvoorwaardelijkste Fransche verklaring is niet voldoende. Ook in het Engelsche Parlement moet een ge zaghebbende verklaring volgen. Op hetzelfde spoor bewegen zich de artikelen in alle voorname bladen. Een oorlog, die aan gebrek aan stof doet denken, of aan bangmakerij, of aan een politiek v®n afleiding. De tijd zal 't leeren. Rusland. Aan de suikerfabrieken in Polen begint een algemeene werkstaking. Reeds staan zes fabrieken stil. Te Tiflis heerscht een gedrukte stemming. Yooral 's avonds yer-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1