NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 5. 1905. Vrijdag 6 October. 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Opcenten. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes PRIJS DER ADVERTENTIËN Snippers uit de oude doos. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Dat de oppositie tegen het vorig Ka binet voor een groot deel oppositie-gwflwd- mhne is geweest, blijkt weer uit de hou ding in de liberale pers tegeuover minis ter de Meester's opcenten op de vermo gens- en bedrijfsbelasting aangenomen, wanneer men deze vergelijkt met de hou ding tegenover een gelijk loorstel van minister Harte. Verleden jaar vonden verreweg de meeste linksche bladen een dergelijke dekking van het tijdelijk tekort afkeu renswaardig. Thans leest men bijna niet van bezwaren, en hebben integendeel de meeste bladen er hun uitdrukkelijke goed keuring aan gehecht. Sterker nog, verleden jaar sprak de heer v. Raalte bij het begrootingsdebat in de Tweede Kamer Het opcentenstelsel is, naar mijn inzicht, reeds in beginsel als middel tot dekking van tekorten niet aan te bevelen. Ik beschouw als karaktertrek van het systeem van opcenten, dat het is ondeugdelijk en gevaarlijk. Ondeugde lijk omdat het alle fouten, gebreken en onbil lijkheden, die in de belasting zelf liggen, ver meerdert in evenredigheid van het aantal op centen. En gevaarlijk, omdat het zulk een ge makkelijk en geleideljk middel is. Met andere woorden, wanneer men eenmaal met het heffen van opcenten begint, zal men allicht geneigd zijn om de opcenten allengs tot hooger bedrag op te voeren. Thans zit de heer v. Raalte als minister van Justitie in het Kabinet dat de opcen ten voorstelt. Te krasser is deze zwenking, wanneer men bedenkt, dat verleden jaar vijf, thans tien opcenten worden voorgesteld, en voorts, dat deze tien nog niet eens een 50 FEUILLETON. DOOK SCALDIS. GOES. III. Ieder gedenkstuk, dat eeuwen heugt, moet voor den men ach, die in zijn korten leeftijd zooveel ziet worden, maar ook vergaan, eenige waarde hebben, en mag wel zijne belangstelling trekken. Want het geeft getuigenis van de vlijt en werkzaamheid van een voorgeslacht, dat niet alleen voor zich zelf leven en zorgen wilde, dat zoo mogelijk tegen de vernielende hand des tijds zich sterkte. Die belangstelling wordt verhoogd, wan neer wij in die gestichten der Vaderen de sporen van orde en verheven stijl ontdekken, waaruit de nakomeling leeren kan maar vooral verdienen die eerwaar dige overblijfselen der oudheid, dat wij er prijs op stellen, en dat wij ze in waarde houden, wanneer ze als de uitdrukking van den vromen zin der Vaderen, nog tot het doel, waartoe zij bestemd werden, gewijzigd naar behoefte en omstandighe den, kunnen aangewend worden. Die ge dachte moet ons bezielen, wanneer wij de groote kerk te dezer slede gaan bezoeken. Dit kerkgebouw was, in de Roomsche tijden aan Maria Magdalena gewijd. Het is eene schoone kruiskerk. Het begin der stichting, en de naam des bouwmeesters zijn onbekend, doch toen in den aanvang der 15e eeuw, het wes telijk gedeelte werd opgetrokken, bestond het oostelijke reeds. (Dit gedeelte wordt thans voor de godsdienstoefeningen ge bruikt). Hertog Albrecht gaf den 22 Juli 1407 reeds eenige voorrechten, welke de stads-bierdrageis hadden, aan de Lieve Vrouwenkapel in deze kerk. Jacobus Ridder Bisschop van Hebreubeloofde als vicaris van den U trechtschen Bisschop, den 23 Juli 1410 groote aflaten aan degenen, die VP zekere tijden de Maria Magdalena kerk Va Goes bezoeken, of haar iets legateren vierdedeel van het tekort over 1906 dek ken, zoodat zelfs het effect van den maat regel weinig in overeenstemming schijnt met het sans-gêne waarmee men zijn oude plunje wegwerpt. Er is één blad dat het vernederende van zulk een politiek blijkt te gevoelen en ook de nieuwe opcenten rondweg bestrijdt. Het is de Arnh. Ct. Dit orgaan citeert wat het ten vorigen jare tegen de vijf opcenten van mr. Harte schreef en zegt dat zijn oordeel nog on gewijzigd is. O. a. vindt men daar van vroeger aangehaald Daarbij komt bovendien het niet te miskennen gevaar dat als eenmaal met het heffen van opcenten begonnen is, juist omdat de regeling en de inning zoo buitengewoon gemakkelijk zijn, bij latere behoeften der schatkist zoo licht op den eenmaal ingeslagen weg wordt voort geschreden en die opcenten van lieverlede wor den de sluitpost der begrooting. 'tls hiermede inderdaad c e n'e st que le premier pas qui c o u t e. Daarom hoede men zich voor dien eersten stap De Arnh. Ct. voegt hier thans aan toe „Voor deze waarschuwing bestaat thans zelfs nog meer grond, nu de Minister de Meester niet, als zijn ambtsvoorganger, met een bescheiden verhooging van 5 pet. voor den dag komt, maar alle aanslagen terstond Vio wenscht verhoogd te zien". En het blad eindigt met zich te verba zen, dat minister de Meester met gelijk voorstel voor den dag komt als wat ver leden jaar werd afgekeurd, zelfs tot hef fing van het dubbele bedrag. „Hoe hij zich daarvan succes heeft kunnen voor stellen, is ons een raadsel". Misschien doordat collega Van Raalte hem heeft duidelijk gemaakt, dat wat „ondeugdelijk en gevaarlijk" is in 1904, zouden. Dertien jaren later was het ge heel met den toren, die ook hier aan de westzijde was opgericht, voltooid. De vicaris Matthias wijdde haar den h8 Juni 1423, ter eere van den Almaehtigen God, van Maria (maters) en van Maria Magdalena in. Nieuwe aflaten werden ^oegezegd en bleven niet zonder uitwerking. Intusschen blijkt uit het eerst bijgebrachte dat de kerk gedeeltelijk reeds vóór de 15e eeuw bestaan heeft. Hooger dan het begin der 14e eeuw zal men echter de stichting niet kunnen stellen. Door de onvoorzichtigheid eens lood gieters, werd het schoone gebouw op 11 Sept. 1618 vreeselijk gehavend, ondanks allen ijver, verbrande, binnen den tijd van drie uren, het gansche dak met den toren. Het gewelf van het westelijk deel stortte in. Van het oostelijk deel werd slechts het dak berchadigd. Van de tegenwoordige wandelkerk, schijnt ook een goed deel behouden te zijn geworden. Ten minste de beide schoone ingangen dragen nog het kenmerk van den vroegeren bouw, men vindt er nissen in waaruit de beelden zijn weggenomen. Door de zorg van den Magistraat was het gebouw drie jaren daarna, reeds in dien staat hersteld, zooals het thans nog is, rustende op 64 pilaren. Het had ech ter der stad eene som van 1242.82 gld. gekost. De oude toren werd niet herbouwd, maar men plaatste op de vier middelste pilaren der kerk, een zeer net spits torentje en voorzag hel niet slechts van een uur werk, maar ook vqn een klokkenspel, bestaande uit 40 klokken de ijzeren trom mel er van werd van 120 maten voorzien, welke ieder 40 nootgaten hadden. De uurletters werden geheel vrij of door luchtig in de ruimte tusschen de cirkels geplaatst. De la Rue schrijftdat de brand zóó hevig was, dat de grafzerk, waaronder het ge beente rustte van den beroemden Jacob V a 1 c k e (die in Engeland den 9 Juli 1603 overleden was, en waar zijne ingewanden be graven waren), in stukken barstte. wel eens aanbevelenswaardig kan zijn in 1905. Nederlander. 5. October 1905. Kiesrecht. Nu de beweging voor algemeen kies recht in omvang toeneemt, achten wij 't niet ondienstig te herinneren dat de anti revolutionaire partij zich als van ouds tegen het beginsel van algemeen kiesrecht blijft verzetten. Tegen een zeer groote uitbreiding van het kiesrecht heeft zij zich nimmer ver zet. Daartoe had zij, en heeft zij nog, te groot vertrouwen in „het volk achter de kiezers". Ook Groen van Prinsterer was, een halve eeuw geleden, niet tegen een ruime uitbreiding van het kiesrecht gekant. Doch hij stelde een grens. Yan zijne gezinheid getuigen de vol gende uitspraken van dezen grooten grohd- legger onzer partij. Zij werden ons, in 1894 reeds, meegedeeld door de Neder lander. En ook andere bladen, met name de Rotterdammervestigden er later de aandacht op.. Den 11 Dec. 1849, in een zitting der Tweede Kanier, het was toen Groens liberale vriend Thorbecke minister van binnenlandsche zaken was, sprak Groen van Prinsterer het volgende Ik heb tegen de regtstreeksche verkiezingen thans, nu de Grondwet ze aangenomen heeft, niets, wat den -vorm betreft. Nu zij eenmaal zijn ingevoerd, zal ik mij niet kleingeestig be- toonen omtrent den census. Ik vrees niet eene betamelijke uitbreiding van het kiesregt. Ik ben niet wantrouwend omtrent onzen burger stand. Ik zou wel durven aannemen, wanneer het daarom te doen is, altijd nog één gulden te blijven beneden den Minister van Binnen landsche Zaken. Maar wat ik wel vrees, is eene uitbreiding van dat regt in verband met de be- Na den herbouw werd de kerk met vele geschilderde glazen voorzien, op welke aan den westgevel de brand zeer levendig was afgebeeld. Hiervan zijn thans geene overblijfselen meer aanwezig. Onder ge zegde afbeelding was een vierregelig vers gevoegd, waarin in de beide eerste regels de juiste tijd der afbranding; in de twee volgende het begin van den opbouw werd aangeduid. Hoewel verscheidene beroemde mannen binnen deze kerk hunne laatste rust plaatsen vonden, wordt er echter niet één praalgraf in aangetroffen. Men weet zelfs van velen de graven niet meer. In het middenvak der preekkerk, tegenover het orgel en dus bijna in het kruis, ligt volgens zeggen, onder de planken vloer de zerk van onzen kroniekschrijver Smal- legangemet het opschriftM. Smallegange obüt 1704". In de Wandelkerk ligt het stof van den menschenredder Frans Naere- bout. Op dit graf heeft het departt. der Mij. tot Nut van 't algemeen den 20 Dec. 1819 een zerk doen leggen, met de ins criptie „Hier rust de beroemde zeeman „en edele menschenvriend Frans Naerebout „geboren te Veere, den 30 Augs. 1748 „gestorven aan het Sas van Goes den 29 „Augs. 1818. De leden van het Goesche „departement der Maatschappij tot Nut „van 't Algemeen. Ter zijner eere".(+) Bij den brand van 1618 werd ook het orgel vernield. Dit vroegere orgel was niet daar geplaatst, waar het tegenwoor dige zich bevindt. Daar toch was weleer cte-plaats des altaars. Het vroegere was waarschijnlijk geplaatst aan de Westzijde tegen den voormaligen toren, welk gedeelte toen tot dè Kerk zelve behoorde en dat wel niet zoo diep, maar veel breeder was, dan het tegenwoordige koor, blijkens pila- Wij vernemen intusschen uit de nieuws bladen, dat men, bij het opbreken der houten vloeren, nog twee merkwaardige grafzerken heeft gevonden, welke steenen nu zoo gelegd zullen worden, dat zij voor ieder zichtbaar zul len zijn. De grafsteen van Naerebout bleek zoodanig uitgesleten en onkenbaar geworden dat men besloot dezen door een nieuwen te vervangen. ginselen welke door sommigen daaraan worden gehecht. Ik heb hier op het oog het denkbeeld van een algemeen staatsburgerschap zooals het door den Minister van Binnenland sche Zaken is voorgesteld als een beginsel van onzen tijd. (Adviezen 1856dl. I., blz. 88.) «Eén gulden beneden den minister." Doch in de zitting dierzelfde Kamer, van 4 Juli 1850 trok Groen deze woorden in, toen hij zeide Mij is tegengeworpen, ik heb bij eene vorige gelegenheid omtrent den lagen census gezegd, dat, zoo het om eene weddingschap te doen ware, ik wel een gulden onder den Minister zou blijven. Ik heb de weddingschap verloren; ik heb mij niet kunnen voorstellen, dat de Mi nister in het verlagen zoover zou gaan. Boven dien, ik heb toen gesproken van den lagen census, in verband met de theorie op grond waarvan de Minister verlaging verlangt. (Adviezen 1857, dl. I., blz. 392) «Ik heb de weddenschap verloren." Hij sprak toen zoo verklaarde hij in verband met de theorie der staatsbur gerschap die als zoodanig recht op het kiezerschap geeft. En in de lijn nu van deze theorie ligt het algemeen kiesrecht. Wij zijn derhalve in goed gezelschap wanneer wij ons op denzelfden grond tegen het algemeen kiesrecht verklaren. Wat natuurlijk niet zeggen wil dat wij ons zouden verklaren voor behoud van het tegenwoordige kiesstelsel of dwepen zouden met de menschelijkerwijs „vol maakte" kieswet die wij thans hebben. Hierover later. Het Tuberculose-Congres te Parijs. Hiervan komt in een der groote te Amsterdam verschijnende dagbladen een verslag voor, waaraan wij niet veel ren, die men nu nog vindt in den buiten muur der Wandelkerk. Dit gedeelte ver brande geheel en dus ook het Orgel. Het zelve schijnt echter, naar de denkwijze dier tijden, door de Hervormden nimmer gebruikt geweest te zijn. Volgens de Synode te Dordrecht van 1578 moesten de orgels, voor een tijd slechts geduld, zelfs weggenomen worden. Die van Middel burg (1581), hoewel dit vonnis eenigzins verzachtende, keurde mede het gebruik vóór of bij de predicatie af. Doch de orgels bleven bestaan. Te Goes werd zelfs in 1608 (blijkens de stads-notulen) een organist aangesteld, en (vrij zonderling) provisioneel uit de armenbeurs bezoldigd. De organist zal ook dus hier het orgel, gedurende de godsdienstoefening tot zwij gen gedoemd, na het eindigen derzelve, en daarenboven op bepaalde uren in de weekdagen, tot eene uitspanning voor de gemeenteleden bespeeld hebben, zooals ook elders plaats had. Dit zal dan ook de reden wel geweest zijn, dat de kerk zoolang zonder orgel bleef, want eerst den 12 Nov. 1641 werd de bouw aanbesteed van het nog tegen woordig aanwezig groot en naar den smaak diens tijds, schoon orgel, aan Willem Diakenorgelmaker te Haarlem voor 6000 gld, met belofte van eene vereering, zoo hij zich loffelijk kweet. In Dec. 1643 was het voltooid en werd het onderzocht door organisten van Haarlem en Bergen op Zoom die er een zeer gunstig verslag over uit brachten. De fabrikant had er drie regis ters meer in aangebracht, dan bij het bestek bepaald was en ontving daarvoor nog 2000 gld. behalve 100 gld. voor den hemel boven het orgel. In 1711 werd het aanmerkelijk ver beterd door den orgelmaker J. Cool. Te dezer gelegenheid heeft men er waar schijnlijk buitendeuren aangebracht, welke men echter tot afsluiting van het werk thans niet noodig keurt. Ze zijn niettemin een fraai sieraad en mogen als zoodanig in waarde worden gehouden. Zij zijn met zinnebeelden beschilderd, die, niet alleen om derzelver gepastheid te dezer plaatse, maar ook om teekening en koloriet de behoeven te ontleenen. Immers hetgeen er den eersten dag ter vergadering, en 's avonds aan het feestmaal is gesproken, schijnt onbeduidend of in sterke mate profaan te zijn geweest. Het congres werd geopend na het zingen vau „De Marseillaise", in tegen woordigheid van den president der Repu bliek en 2600 geneesheeren, staatslieden, afgevaardigden en genoodigden. De af gevaardigden, ook die uit Nederland, prof. Spronck, brachten verslag uit omtrent den arbeid hunner Bonden. Maar |dan gewaagt het verslag met ingenomenheid van het feestmaal in de zaal van het dagblad Figaro, waar Coquelin „door zijn vroolijkheid en geest wat leven in de wetenschap bracht' En wil men nn het gehalte van die „vroo lijkheid en geest" kennen, waaraan de „wetenschap" behoefte scheen te hebben? Laat ons er iets van afdrukken „Hartelijk lachte men om een ondeu gende voordracht, waarin Coquelin ver telde, hoe „de goede God" inzag, een vergissing begaan te hebben op den zeven den dag, nadat hij het menschdom had geschapen. Hij besloot zijn font te her stellen, door het zenden van een zondvloed. Doch de mensch was Hem te slim af en wist zich te redden. Toen besloot „onze lieve Heer" het den menschen zoo ellendig mogelijk te maken gedurende hun kort bestaan en zond verschillende rampen, zooals de wilde beesten, leeuwen, tijgers, schorpioenen, schoonmoeders enz. „Doch een Hageman temde leeuwen, speelde met de tijgers en de mensch ging naar de diergaarde om zich te ver maken met het door „den goeden Vader" gezonden gevaar. opmerkzaamheid verdienen. Zij zijn ver vaardigd door den kunstschilder A. Bis schop van Dordrecht en dragen het jaartal 1711. De mooie tent waaronder men het nu geplaatst ziet is van het jaar 1739. Het aantal sprekende registers is 28, yerdeeld over twee handklavieren, en een vrij pedaal. In 1833 werd het weder veel vernieuwd en verbeterd. Zoomede werd het in 1896 opnieuw gerestaureerd door den orgelmaker van den Bijlaard te Dordrecht; de verbete ringen bestonden in het aanbrengen van een trompet 16 voet, Dolce en Voir Celeste 8 voet op het Manuaal en Bazuin 8 voet op het pedaal, terwijl de Viola da Gamba toen doorloopend gemaakt is. Het werd in de avondbeurt van 11 October, door ds. Meloen van Kloetinge tot zijne bestemming ingewijd In 1896 vormde zich, uit leden der Herv. Kerk eene commissie, tot het plaatsen van een gedenkraam in dit kerkgebouw, ter herdenking van de troonsbestijging van H. M. Koningin Wilhelmina. Als symbool onzer jeugdige Koningin, vertoont zich onder het raam eene opgaande zon. In het midden zijn twee cartouches aangebracht met inscriptie, omgeven door eene gouds bloem. Het geheel wordt bekroond, door het alziend oog Gods. Het raam werd aan de Z.zijde van den predikstoel geplaatst. De nieuwe Psalmberijming werd hier ingevoerd den 30 Oct. 1744 door ds. Dirk Kaas. Door diens ijver, gesteund door die van zijn vriend L. F. van de Spiegel is dit kerkgezang hier vroeger dan elders in gebruik genomenhet werd dan ook zonder tegenkanting aanvaard, zelfs had er bij de invoering een „geestelijk concert" plaats, waarbij „het orgel door blaas- en snaar- getuig en koorgezang werd begeleid". Eén groote zilveren schotel en 4 kleinere, ten gebruike bij het H. Avondmaal zijn den 1 April 1837, aan de gemeente, dooreen ongenoemde, ten geschenke gegeven en den volgenden dag voor het eerst gebruikt, en uit dezelfde liefderijke hand ontving men, nog dat jaar, den 12 Augs., 2 fraaie zilveren wijnkannen, het eenige dat nog aan het Avondmaalszilver ontbrak. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1905 | | pagina 1