No. 67. 1904. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Donderdag 3 Maart. 18e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Zij, die zich met 1 April op ons blad abonneeren, ontvangen het van nn tot 1 April a. s. gratis. XTTZ. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en yan van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Middelburg, ook voor St. Laurens 3, 4, 9, 10 en 11 Maart. 2 Maart 1904. De Baanbreker, heeft in een tamelijk aristocratisch, conservatief artikeltje het Hooger-onderwijsontwerp bestreden. Op enkele minder juiste opmerkingen van den schrijver hopen wij in een vol gend no. terug te komen. Met recht mag men van 1904 spreken als van een gedenkjaar. Niet minder dan zes heugelijke gedenkdagen voor kerk en school komen er in voor. Twee zijn er reeds met dank aan den Heere herdacht, n. 1. het 25 jarig jubilé der Unie „Een school met den Bijbel" en van de Ver- eeniging voor Hooger Onderwijs op Gere formeerden grondslag. In den loop van dit jaar zullen volgen Het 50 jarig jubilé van de Theologische sehool van de Gereformeerde Kerken in Nederland en wel op 15 Juni. Het 40 jarig jubilé van de Christelijke Normaalschool te Zetten. Op 14 October zal het 50 jaren geleden zijn, dat de Vereeniging van chr. onder wijzers en onderwijzeressen in Nederland en deoverzeeschebezittingen werd opgericht. En eindelijk herdenkt op 6 December de Vereeniging voor Gymnasiaal onderwijs op Gereformeerden grondslag te Zetten het heuglijk feit, dat hare opleidingsschool 40 jaren heeft bestaan. Wat opoffering, wat strijd, wat arbeid, wat zegen roepen ons deze data's en feiten voor deD geest. Wat al namen en wat herinneringen aan die namen verbonden. Elk dezer inrichtingen en vereenigingen vertegenwoordigt een deel van de christe lijke werkzaamheid op het gebied van kerk en school. de De Hollander klaagt dat het socialistisch weekblad Vooruit (red. Melchers) nu al twee keer achtereen geen verslag had over een te 's-Qravenhage gehouden vergadering in 't belang van het werkliedenreglement, waarin de heer De Wilde optrad. Men kon dezer dagen in De Baanbreker soc. dem. weekblad voor Zeeland een der gelijke klacht lezen omtrent ons „dood zwijgen" van hetgeen de s. d. hier doen. Met genoegen zien wij dat ook soc. dem. bladen niet precies alles opnemen wat op 't gebied van vergaderingen overal voorvalt. Soc. dem. en Anti-rev. zullen dan ook wjjs doen, klein ingericht als zij zjjn, el kander, op dit punt maar nooit verwijtin gen te doen. Natuurlijk heeft iedere redactie het recht om al dan niet van sommige quaestiün notitie te nemen. Maar mededeelingen omtrent vergade ringen, verslagen, enz. zijn er zooveel in onzen eigen kring, dat wij heusch geen of althans zeer weinig plaats kunnen in ruimen voor hetgeen in de kringen onzer principiëele tegenstanders besproken wordt,- Dit is geen doodzwijgen maar sukkelen met de plaatsruimte. Het zal er dan ook nog van moeten komen, dat belanghebbenden uit alle par tgen de handen ineen slaan tot het op richten van een nieuw weekbladDe Vergadering. Zulk een blad zou voorzien in eene be hoefte, en een aangename ontlasting be zorgen aan de Pers. Zeer liefdelijlc en vereerend. „Eene partij, die vertegenwoordigt een bekrompen, politiek versuft deel van het Nederlandsche volk, dat niet door zedelijke en intellectueele kracht, maar door de ver zwakking van de liberale bourgeois-partjjen tijdelijk in ons land de eerste viool speelt." Lezers, zoo wordt go betiteld, als ge niet meevaart in het socialistisch zorg. Dat hoet te strgden voor „gelijkheid" en „recht voor allen." Mr. Troelstra laat hierdoor een eigen aardig licht vallen op de Groninger motie. Christelijke Onderwijzer. De ook in ons land welbekende Bremer predikant Otto Funcke zal binnenkort zijn emeritaat aanvragen. Eene lange reeks van jaren mocht hij het Evangelie verkondigen. Langer dan de gevierde man zelf heeft vermoed. Zijn jeugd toch was een lijdensschool. En met bezorgdheid ging de familie de toekomst tegen, meenende dat een vroege dood een einde zou maken aan zijn dierbaar loven. Alleen zijn moeder, Funcke verhaalt het zelf, had verwachting van beterschap en hoop op herstel. En als de onverstandige menschen haar wel voorspelden, dat Otto niet oud kon worden, dan was de teer hartige moeder alles behalve op haar ge mak. En geen wonder. Eens drong iemand in de pastorie bin nen tot in de kamer, waar de moeder bezig was den tienjarigen knaap te wasschen. ,,4ch, lieve help Mevrouw, wat een er barmelijk schaap, Hij ziet er uit als een gevilde haas. Daar komt van zijn leven niets van 1" De waardige vrouw antwoordde beslist en fier: „Goede vriend, ossen en schapen taxeert men naar het gewicht, naar vleesch en beenderen, maar bij menschen komt het aan op hoofd en hart, en dat is alles bij mijn jongen in orde. En het zou wel kunnen gebeuren, dat hij U en al uwe kinderen nog lang over leefde, want ik wil u nog zeggen, dat hij een prediker van het Evangelie worden zal." Beide voorspellingen zijn in Funcke vervuld. Geen wonder, dat de invloed van zulk eene moeder, overigens een eenvoudige, gemoedelijke vrouw, beslissend was voor de vorming van den zoon. De wijze, waarop deze dit steeds heeft erkend, eert den nu grijzen prediker. Ook in Nederland is Funcke geen on bekende. Men moge met hem verschillen van opinie, ook zelfs in godsdienstige denkwijze, erkennen zal men, dat door de meeste ge schriften van den populaireD, genialen schrijver, een friscche, opwekkende geest waait. En humor evenzeer. Wie kennis gemaaktheeft met zijn „Chris telijke vraagteekens" „Wilt gij gezond worden", „Het boek Jona", „Paulus te water en te land", „Schetsen en Beelden uit Engeland", of wel andere zijner ge zochte werken heeft zeker genoten, en het niet kwalijk genomen, dat deze auteur zich hier on daar wat herhaalt. Zijn „Reisebilder en Heimathklange", naar wjj meenen bij ons onder den naam van „Reisindrukken" verschenen, is onge twijfeld van Funckes werken wel het oor spronkelijkst en het schoonst. Uzer en olie. Aldus luidt het opschrift eener politieke rede, op Vrijdag jl. door den heer G. G. Gijben van Ierseke uitgesproken in eene openbare vergadering der antirev. kiesver- eeniging te Serooskerke. Spr. begon met te wijzen op de gelei delijke en allengs grooter geworden levens verruiming der Christelijke groepen en partijen in den lande. Bij het uitslijten van traditiën der vaderen, onder den ver- zwakkenden en ontwrichtenden invloed van het humanisme en het naturalisme in de achttiende eeuw, waren de belijders des Heeren allengs meer geknecht en geker kerd en in de ziekenkamers geraakt. Maar toen kwam ook de reactie, en wat meer zegt, toen kwam er opwekking, nieuwe bezieling van Boven, Waren de minnaars van Gods Woord in het begin der vorige eeuw al vergenoegd, dat zij hun Bijbel ten minste in huis en in gezelschappen kon den gebruiker, in den loop van die eeuw traden zij, in steeds ruimeren kring op. Dat begon met de in- en uitwendige zen ding en het gedeeltel jk herstel der insti- tuair-kerkelijke inrichting. Vervolgens ging men ijveren voor de vrije schoo', voor de antirevolutionaire politiek, voor de pers, voor de organisatie der arbeiders op chri - lijken grondslag en voor de vrijheid der wetenschap, terwijl inmiddels allerlei stich tingen van christelijke barmhartigheid verre zen. Op die wijze, vooral ook middellijk door den arbeid van uitnemende voorgangers, geraakte de Nederlandsche christenheid wat opgewassen tegen de sociale beroering, die eensdeels uit de oeconomische omstan- digheder, anderdeels uit de verbreiding van bedwelmende, goddelooze theorieën voort sproot. Aldus is thans de chr. partij lang geen stille partij mee; in den lande, en is haar deelneming in de bespreking der landsbelangen zeer natuurlijk. Wel is dit niet bijzonder naar den zin der andere partijen. Onder deze toch leeft nog altijd voort, in meerdere of mindere mate, wat Toorbecke in 1851 e s fpgen Groen van Prinsterer zei Je Waart gij een stille partii, die enkel zocht God op hare wijze te dienen, men zou, al hield men uw meening voor dwaling, u eerbiedigen." Het zeggen der sociaal-Jemocraten«laat uw godsdienst toch privaa'-zaak blijven'', is in den grond' niets anders. Maar aan dat verlangen mag niet voldaan worden. Gelukkig beginnen meerdere landgenooten dat ook in te zien. Niet naar hun zir, en naar hun gemak hebben 's Heeren belijders te leven, maar zij hebben hun goddelijke roeping te vol brengen op elk gebied. Z j hebben bij de «broederlijke liefde" klaarlijk te betoonen «liefde jegens allen"ook door in allerlei gemengde kringen voor de waarheid te getuigen. Zóó alleen komt ook het verband tusschen de Verbonds- en de algemeene genade tot zijn recht, en is er kans op terugkeer der dwalenden. Buiten het christendom, of ork bij een lijdelijk of oppervlakkig christendom vervalt ui8n in eenzijdigheden, en drijft öf het individualisme op de spits, öf men laat het particuliere leven opzwelgen door de ge meenschap. Maar in het dieper christe lijk karakter worden die twee verzoend. Na eenige meerdere uitweiding hierover, ging Spr. tot zijn eigenlijk onderwerp over, strekkende om te betoogen, dat gelijk land en water, skelet en carnatip, of gelijk in de machinerie ijzer en olie elkaar moeten aanvullen, alzoo ook in het staatsleven dwang en liefde, verordening en goedwil ligheid, rechtsbesef en plooibaarheid, over heidshulp en vrije sociale actie bebooren samen te werken voor den gemeenschap- pelijken welstand. Op hen die met do antirevolutionaire partij in de laatste 25 a 30 jaren mede leefden, moet het wel bijna een comiscben indruk maken, als aan de tegenwoordige Regeenng wordt aangewreven, dat zij omdat zjj zich inschikkelijk toont niet „vast" genoeg zou zijn in haar beleid. Vooral wanneer zulk eene lichtvaardige betïehting komt van den kant derzulken die zelf alle fundeering missen en geheel drijven op den woeligen stroom der om standigheden. De soc.-demoeraten en de vrijzinnig- democraten bewereD, dat onze Regeering niet genoeg doet. Volgens 't rapport in d9 Middelburgsche Courant van 29 Jan. jl. heeft de Secretaris der Liberale TJniede heer A. Roodhujjzen van Enkhuizen (duB een liberaal van weer ietwat andere nuance) te Vlissingen smadelgk durven zeggen, dat de Regeering thans niet meer praat over arbeidorspensioenen en dat zij de sociale hervormingen „stop gezet heeft". Die secretaris schijnt dus noch van de ontwerpen van de arbeidswet en het ar beidscontract, noch van de ontwerpen in zake de drankwet en de staatsloterij, noch van 's ministers pertinente verklaringen in zake arbeidspensioenen iets to weten. Want indien hg er wèl van weet, waar komen dan die tastbare onwaarheden vandaan? Wat is echter het geval? Evenals tegen het laatst der 18e eeuw gaan de revoluti onaire partgen zich meer en meer aan dweperg en droomerij overgevoD. Geljjk zij vroeger verleid werden door de inbeel ding, dat bandeloosheid de menschen ge lukkig zoude makeD, zoo worden thans de lieden gestreeld met de verwachting, dat eenmaal allen rijkelijk zullen genieten door de kracht van het Staatsalvermogen. Men droomt van Paradjjs-toestanden ts midden der zonde, van ziekte-herstel ondanks toe diening van voel vergift. Of verklaarde „Rienzi" (de heer H. van Kol) niet in „Socialisme en Vrjjheid", dat de verwer ping van de leer van het Godsbestuur het geloof aan den vooruitgang der mensch- heid niet deert, dat thans het dier nog „vrger" is dan de door het sociaal ver band afhankelijke menseh dat het straf recht weldra uit onze wetboeken zal kun nen uitgewischt worden, en er ook geen rechtsgeleerden in de toekomst zullen zijn, omdat het zelden moeielijk zal vallen voor het gezond verstand en het goede hart des volks om te beslissen tusschen rechtvaar dige en onrechtvaardige maatregelen dat de geheele regeering „de onderdanige die nares van het volk" zal worden dat er dan recht wordt gesproken door de „belang hebbenden" ja dat, als allen hebben ge regeerd, alle regeering overtollig zal wordeD, want dat de Staat (aldus) de opvoeder tot vrijheid zal wezen Zgn nu dergeljjke uitlatingen, die met vele gelijksoortige kunnen vermeerderd worden, geen voldingend bewijs, dat althans onder de sociaal democraten de nuchterheid des geestes ontbreekt Van „wissels op de eeuwigheid" willen zjj niet hooren. Het adres daarvan kennen zij niet. Maar zij geven wissels af op eene gemeenschap van menschen zooals er op den ganschen aard bodem niet gevonden worden. De vrijzinnig-democraten doen evenmin bljjken, dat zjj bezadigd en nnchteren door denken. Zjj zeggen te streven naar oeco nomische gelijkheid van ontwikkelingsvoor- waarden, doch zien voorbij lo dat zij over den eersten en grootsten factor der ontwikkeling, nl. den verstandelijken aanleg van ieder menseh afzonderlijk letterlijk niets te zeggen hebben2o dat gelijkheid van ontwikkelingsvoorwaarden tot op groote hoogte gelijkheid van stoffelijke levensom standigheden eisehten 3o dat, gesteld men kon die gelijkheid verkrijgen en daar door een kunstmatige ontwikkeling voor zeer velen daarstellen, do maatschappij nog meer topzwaar zou worden dan zij reeds is, en do geleerden elkaar bij boopen in den weg zouden loopeD. Omtrent het staats- erfrecht droomen de vrijzinnig-democraten van een Staats vermogen afgescheiden van het Staatsinkomenzjj houden het voor mogeljjk, dat het geheele erfrecht zal ver vallen, en dat „bet gevoel" van recht alleen maar weggeruimd behoeft te worden om het zoo ver te brengen. Te midden van de in vollen gang zijnde sociale wetgeving, waarbij aan alle belanghebbenden gelegen heid gegeven wordt om fan hunne inzich ten te doen blijken, steken zij de spaken der kiesrechtuiïbreiding in het wie', of schoon zij weten, dat zij niet de minste kans op succes voor hun plannen hebben. Al dat klageD, dwarrelen en droomen komt echter hieruit voort, dat zij niet be hoorlijk tusschen volk en overheid en maat schappij onderscheider, en alles dooreen- haspelen in het begrip van den allesver- mogenden „Staat". Om te weten of de Overheid „genoeg doet", dient men toch allereerst haar taak te kennenmaar die taak is in de schatting der revolutionaire partijen oneindigderhalve kan zjj ook nooit „genoeg" uitrichten. De antirevolutionairen daarentegen hou den de stukken behoorlijk uiteen. Zij vinden in Gods Woord de maatschappij als eene van de sohepping onafscheidelijke levensbeweging, die de later door God ingestelde overheid steeds heeft te ontzien. De overheid moet wel naar omstandigheden hulp aan verdrukten en tegenstand tegen de openbaring der zonde bieden maar zij mag daarbij nimmer het sociale leven be letten zich volgens zijn eigen ingeschapen krachten verder te ontwikkelen. Hieromtrent heeft onze tegenwoordige Regeering ijzervaste beginselen, en met ijzeren consequentie handhaaft zij dan ook zelfs meer dan zij strikt genomen ver plicht is het schema, dat bij verschil lende gelegenheden, in de Daputaten-ver gaderingen en elders, omtrent den meest noodzakelijken arbeid gegeven werd. Met de wetsontwerpen zelf toonde de heer Gij ben dit aan. En na vooral voelbaar gemaakt te heb ben hoeveel goeds er in de ontwerpen «arbeidswet" en «arbeidscontract" zit, be toogde hij, dat men van de sociaal-demo craten ea hunne naaste verwanten schier niets dan knarsen en lamenteeren hoort, en alle olie der waardeering ontbreekt. Groote mannen verlagen zich tot eene cri- tiek die ver beneden hun stand moet ge acht worden. Prof. Drucker veroorloofde zich aardigheden over Dr. Kuypei's taal, Mr. Eysseli qualifieeert de toelichting van het oiitwert-iraakwet als eane «nadering van den dweepzieken gehee'-onthouder- straatprediker, en mr. Kerdijk legt de arbeidswet uit als druktemakerij of aan stellerig vertoon. Het bestek «an dit blad kat niet toe om verder den inhoud van het gesprokene weer te geven. Vermelden wij alleen nog, dat de Spr. waarschuwde om niet wegens het onder 't liberalistisch régime gemaakte mtsb'uik van het regeeringsgezag, af kearig te wor den van eene betamelijke overheidszorg in die dingen welke niet het geweten in de klem brengen, en dat hij wees op de veel meerdere vruchten die in een volgend vier tal jaren kan verwacht worden van zulk eene fundamenteele Regeering als de te genwoordige is. Laat dan ook onder ons, antirevolutionairen, de olie niet ontbreken, zoo eindigde Spr.de olie voor de lamp der kennis niet, de olie der zalving voor de hoogere plichtvervulling in het getuigen nieten evenmin de olie der barmhartig heid in het streven naar verzachting van anderer lijdenwant door alle eeuwen heen kan de wet slechts ten deele helpen. De vergadering was vrij goed bezet Van de aangeboden gelegenheid tot debat werd geen gebruik gemaakt. RUSLAND en JAPAN. Onze jongens op sehool leeren een jaar tal: Julius Oesar trekt den Rubicon over. Een dergelijk jaartal schijnt voor hun kinderen te zijn weggelegdde Russen trekken het Batkalmeer over. De eerste treinen zijn deze week over dat meer Azië binnen gereden. Dagelijks gaan er zes treinen over met tusschen de 400 en 900 manschappen en proviand. Men heeft met die arme Russische sol daten te doen, wanneer men leest hoe groote moeilijkheden zij te overwinnen hebben. En dat is nu nog maar op een enkel punt. En het juiste krijgt men ook nooit te weten. Doch hetgeen reeds ter oore kwam is vree- selijk. Een Russische ambtenaar ze;, blijkens een verslag in de N. Rott. Crt. Bij het Baikal-meer woeden sneeuwstor men van wier geweld men in Europa geen denkbeeld heeft en die eenvoudig den op- marsch van de troepen- en sledenafdeelin- gen voor korter of langer onmogelijk maken. Het vriest daar sedert eenige dagen tusschen de 35 en 42 graden Celsius, zoodat niet te verwonderen is dat niet alleen ledematen van vele soldaten bevriezen, maar sommigen zelfs doodvriezen. Wel duizend manschap pen zijn dientengevolge .reeds nu voorgoed buiten gevecht gesteld. De troepen krijgen, voor de marsch begint, op het station Baikal 's ochtends thee en I

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1904 | | pagina 1