NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND HUIS ding. etrnarl 1904, No. 51 1904 Dinsdag 26 Januari. 18e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH De Rede van Minister Kuvper. HONDIUS, geslagen Es- er kenkapho ut, geschikt voor drooge Muts- braak en meer. ure, zal in het r J. J. W. Tack voor den heer eed wee nieuwe en verder daar- werken. zijn ter inzage Aanwijzing op ing des voormid- men bij dhr. W. h o r e. 's te koop, bij de Wed. J. e jr e r k e. lijken prijs: in goeden staat r, merk C D C. ENS, rnr. smid, d d e 1 b u r g. in qualiteit, per eter, tegen zeer CR", Vlasmarkt, lurg. nooit en is zeer Je aaimaehines politoerde Naai- II!!! zichzelf wanneer van Winterhanden springende handen het eenige probate L gebruikt, a f 0,15 en f 0,25. )E STER", Middelburg. i 25, 35, 50, 75 ets. )E STER", Middelburg, VERSCHIJNT elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te en van F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes vin. PRIJS DER AÜVERTENTIËN m. G zal v e r k o o- ri 1904, des mor- WelEd. Heer Mr. r, als Curator in C. DE JONGE, collectie Spiegels, eriën, Glas- en eerd, Dekens, enz. WelEd. Heer Mu. als Curator in het J. v. HALEM te alhier, Suiker- ocoladeen aanver- eldoozen, Busson, Gewichten, Gas- ken, Winkelop en, enz. rkocht Meubilaire w. o. Chiffonnière, met on zonder dere Huishoude- één dag vóór den 1, Raam-Etalage, ten zijn te bezich- Delft B 127. ieke veilingen. RHULST, zal op i 1904, des voor de buitenplaatsen k" en »Eikenoord" in het KOOPEN jgbaar bij A. HUBKEGTSE. Zeeland: tr. C 31. t gedraaide pooten. akt met de nieuwe en verbaasd zult 3S en de sterkte, het kheid. Prijs per drie maanden franco p p0,95. Enkele nummers-0,025. UITGAVE DER FIRMA Sociaal Democratie. Ik ga nu don handschoen opnemen, die mij is toegeworpen door den heer Troelstra. Hij wenschte, dat ik het debat met de sociaal-democraten niet zou voeren op het laatst, maar midden in de debatten. Ik moet nogmaals protesteeren tegen de voor stelling, dat ik dit vroeger opzettelijk heb gedaan, ofschoon ik daartoe volkomen het recht had gehad. Niemand kan mij hier de wet stellen, hoe ik debatteeren zal. Maar is het vroeger al eens voorgekomen, dan is dit vooreerst omdat men licht ge neigd is om in een publiek debat eerst bij tweeden termijn tot zijn peroratio te komen en om in de tweede plaats omdat de stof daarvoor door de sociaal -democraten eerst in laatste instantie was geleverd. Het eerste punt door mr. Troelstra op geworpen betreft de passage uit de Memorie van Antwoord, waarin gesproken wordt over Henri Polak. Wat de heer Troelstra daarvan gezegd heeft, neem ik gaarne aan maar de zaak wordt er niet beter door. Wanneer waar is, dat de voor hem droevo afloop van de gebeurtonissen in het voor jaar het gevolg was van de slechte orga nisatie, dan volgt daaruit wel, dat op hem do verplichting rust om beter te or- ganiseeren, en zijn macht meer te ver sterken maar wanneer hij, dat gedaan hebbende, dan ook meent tegenover de Regeering sterk genoeg te zijn, volgt uit hetgeen ik zeg, dat do strafwetnovelle a's zoodanig niet hem kan belemmeren in de vakorganisatie, de spoorwegstaking alleen uitgesloten, doch ook dit nog slech's voor een deel, want ik betwist, dat een spoor wegstaking onmogelijk zou zijn door do strafwetnovelle. Het zou wel op een andero wijze moeten toegaan, maar het blijft toch mogelijk. In de tweede plaats ontmoet ik den ge- achten afgevaardigde, waar hij sprak over het stuivertje wisselen van mevrouw Roland. Dit snijdt geen hout. Het is niet de vraag, of mevrouw Roland dit ge zegd heeft, alsof zij voor mij zou zijn de autoriteit, maar het is de vraag, of door baar iets is uitgesproken, wat in beginsel de sociaal-democratie zou verloochenen. Nu de sociaal democatie, hoezeer prijs- stellend op de zedelijkheid, nochtans leer- aart, dat zedelijkheid een vloeiend goed is, een gedurig wisselende hoegrootheid, welke door de ooconomische omstandig heden van landen en tijden steeds ver andert, nu ligt juist wat mevrouw Roland- Holst heeft uitgesproken, in den wortel en het beginsel zelt' der sociaal-democratie. De geachte spreker heeft voorts de anti revolutionairen aangevallen en heeft ge zegd de Christelijke ethiek heeft twee kanten de een, die het gezag mainteneert, en de andere dien men keert tegen den Mammon. Nu heeft de anti revolutionaire partg den eenen keer uit het eene vaatje getapt, den anderen keer uit het andere, en nu in April deed ze het alleen uit het eerste. Ik merk hierbij op, dat aan de Christelijke ethiek ten grondslag liggen twee geboden. Het eerste is»Go zult den Heere uwen God liefhebben met ge. heel uw hart, met geheel uw verstand, en al met al uw kracht. Dit is het eerste en het groote gebod". Dienovereenkomstig komen de anti-revolutionair en de Roomscb- Katholiek evenzeer op voor het gezag, omdat het gezag niet is een menschelijke vinding, niet iets is door menschelijke beschikking verkregen, maar van goddelijken oorsprong. Het is Gods gezag, dat door de mensche- ljjke overheid wordt gehanteerd. En daarop volgt het tweede gebod, daaraan gelijk En het tweede aan deze geljjk, is»Ge zult uw naaste liefhebben als u zeiven". Welnu juist de combinatie van die beide, nameljjk de handhaving van het ge zag en de zorg voor de verdrukten, hulpbehoevenden in het volk, is in het program van dit Kabinet uitgewerkt en bij de staking toegepast. Het gezag is gehandhaafd en do onquête is ingesteld. Volkomen kan ik mjj vereenigen met den heer Bos, dat het streven niet te stuiten is om bij de hoogere ontwikkeling van de lagere standen ook allengs de levenscondi- tiën der standen, voor zooveel het kan, te verbeteren en hun daardoor ook een vrijere positie in het leven te verschaffen welke die zijn zal laat ik in het midden maar zuiver antirevolutionair is het en naar de Christelijke ethiek gehandeld, om eenerzjjds het gezag te handhaven en anderzijds in zijn program te schrijven die veranderingen en sociale hervormingen, welke eensdeels de ontwikkeling van het volk kunnen be vorderen, ook door het technisch onderwijs, en anderzijds te hulp te komen in den noodstand, welke bjj de lagere bevolking bestaat. Breed is de heer Troelstra ingegaan op den genetischen samenhang dien hij meent dat tusscben hem en de liberalen en de an'Revolutionairen bestaat. Het onderzoek naar het vaderschap is hier blijkbaar niet verboden; de liberalen, hij erkende het, zijn wel de geestelijke vaders van de socialisterr, maar hun grootvaders zijn de Calvinisten. Formeel heeft hij hierin volkomen gelijk. Wanneer hij vraagt, of niet van Roomsch- Katholieke zijde herhaaldelijk en op allerlei wijze in het licht is gesteld dat het breken met de Kerk in de 16de eeuw een bewe ging heeft doen ontstaan, welke ten slotte alle banden van gezag over boord heeft geworpen en tot culmineering is gekomen in de Fransche revolutie en in hetgeen thans de srciaal-democraten bedoelen, dan weerspreek ik dat allerminst. Dat is in- tusscken niets dan de formeele zij der zaak. Ik stem toe da'', als men de Gereformeerde schrijvers over Staatsrecht uit de 17de eeuw leest, bijv. Languet, Brutus, Hottomannus, de epistulae Magdenburgenses en het ontwerp, dat toen gemaakt is voor de enkele steden in het zuiden van Frankrijk, men dan ziet dat ze toen in de regeling van dat Staats recht zelfs zeer ver zijn gegaan. Van die zijde is inderdaad toen zelfs de volkssou- vereiniteit op den voorgrond geschoven. Hij houde mij echter de opmerking ten goede, dat al is dit volkomen waar, hij daarmede nog niets vordert. Volkssouve- reiniteit is op zich zelf ais vorm van Staatsrecht nergens in de Schrift ver boden. Alle schrijvers, hetzij van Roomsch- Katholieke, hetzij van Gerefoi meerde zijde, hebben er nooit anders over gedacht dan dat do drie vormen van Staatsrechtelijke inrichting, hetzij de monarchale, hetzij de aristocratische, het zij da democratische, de democratische, in dien laatsten zin be doeld alle drie acceptabel zijn. Maar daar ligt de quaestie niet. Zooals die ge achte afgevaaidigde volkssouvereiniteit ver staat, bedoelt hij, dat het gezag inhaerent is in den mensch van nature en wel afgeleid uit de inhaerenle macht van den menschelijken geest. Ea dat nu juist is door die schrijvers van Gereformeerden huize al'ijd met alle kracht bestreden. Altoos hebben die men kan het in hun geschriften nazien op den voorgrond gestel), dat wij moesten leven als Overheid voor de eere Gods, en dat wij als Over heid gebonden waren aan Gods wil. Er is dus in wat hij zegt formeel niets wat ik tegenspreek, maar materieel en daarop komt het aan vordert hij hier mede niet. Ik stuit ook hier bij de sociaal-democraten op hetzelfde wat wij vroeger hebben gehad ten opzichte van den heiligen persoon van onzen Heiland. Een tijdlang, bij het eerste opkomen van het socialisme, toen het trachtte zooveel mogelijk zieltjes te winnen onder de Christelijke arbeiders, heeft men op den voorgrond gesteld, dat Jezus was de groote profeet van het socialisme. Dan haalde men van de woorden van den Christus er enkele aaD, dia in die lijn lagen, voor zoo ver die woorden scherp veroordeelden alle heerschappij, die tegen recht en gerechtig heid door de rjjken en machtigen over de van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. minderen en verdrukten werd uitgeoefend. Men behoeft de Schrift slechts op te slaan, en men vindt dit telkens bevestigd. Maar die woorden werden dan uit het verband gelicht en het tegenwicht in de balans dat in dezelfde Schrift voorkomt als plicht der lagere klasse, werd eenvoudig op zij gez°t, en over den heiligen persoon van den Godmenseh en zijn verzoeningswerk werd gezwegen. Datzelfde gebeurdt nu ook, nu men de stelling verkondigt, dat het socialisme ge slachtelijk samenhangt met het Calvinisme, dat bier dan zooveel zou zijn als de groot vader. Het formeele wordt dan op den voor grond geschoven, en wat er materieel in de geschriften en levensuitingen der Calvi nisten tegen iDgaat, wordt weggelaten. Men kan aan een ander pnnt zien hoe ik daarin gelijk heb. Het geheele streven der socialisten is ontevredenheid te ver wekken, en aan de ontevredenen toe te zeggen allerloi stoffelijke voordeelen. En wat ziet men nu bij de Calvinisten van dien en van eiken tijd Dat bij hen juist het zoeten van stoffelijk voordeel in hun actie niet alleen nooit op den voorgrond heeft gestaan, maar dat zij omgekeerd offers gebracht hebben. Dat hebben zij toen ge daan, en dat hebben zij in de verdrukking van wat mr. Krabbe genoemd heeft »de fjrannie van de liberale school" eveneens gedaan. Wanneer men nu vraagt en d'e vraag is gesteld door den geachten afgevaardigde uit Groningen, ot dan aan het socialisme ook niet een goede zijde is, dan antwoord ik dat geef ik hem volkomen toe en is altoos door mij erkend. Voor zoover 2Ïj negatieve critiek oefenen op bestaande toe standen en daarover licht ontsteken, is ban optreden veelszins te waardeeren. Maar wanDeer men nu gisteren nog van den beer Schaper hoort zeggen och, die menschen zouden er graag een beetje Staats- communisme voor over hebben, als ze maar wat centen kregen Do heer Schaper: Ik heb van centen niet gesproken. De hoer Kuyper, Minister van Binnen- landsche ZakenAls gij het goed vindt, wil ik ook wel zeggen »guldens". De heer Troelstra: Het is te doen om hun brood te verschaffen, verzorging, geen voldoen aan hebzucht. Do heer Kuyper, Minister van Binnen landsche ZakenZij het zoo, voor brood is toch geld noodig. Dat standpunt nu om te zeggen het beginsel geef ik prijs, laat ik dan zeggen voor brood, is juist het standpunt, dat door ons Calvinisten, steeds in beginsel bestreden is, en waarmee wij nooit zijn meegegaan. Nu zegt de j geachte afgevaardigde, hij heeft derede »Maranatha" gelezen, een rede die ik vroeger gehouden heb. Daarin staat»Gjj kunt ons volk niet regeeren met sabel en bajonet, maar alleen door zedeljjke middelen". Zouden de heeren nu meenen, dat ik/daarover thans anders denk? Natuurlijk heb ik met die woorden ook toen niet bedoeld dat, als er een op roer uithrak, men de opstandelingen niet moest terugslaan, maar ditdat de Over heid die enkel op sabel en bajonet haar gezag doet steunen zelf valt en het vo.lk niet verder brengt. Wat heol't nu de Regeering gedaan Zij heeft begrepen met de Strafnovelle juist te kunnen voorkomen dat met de sabel en bajonet opgetreden zou moeten worden. En dat dit gelukt is, is duidelijk want toen do Eerste Kamer haar 's Zaterdagavonds heeft aangenomen en de Strafnovelle ge- teekend was, heeft juist dit gemaakt dat de staking geheel bezweken is. Men zeide toen neen, du waag ik het niet meer. Er is dus juist gebeurd wat ook door de Regee ring, steeds op den voorgrond gesteld is De sabel altimum remedium. Vraagt men mij waaraan toch danken de sociaal-democraten hun invloed, dan mag or allereerst wel op gewezen worden, dat die invloed niet zoo groot is als zij beweren. De heer Troelstra heeft gezegd Wij zijn de georganiseerdo arbeiders. Het heeft er niets van. Tot zijn partij behooren allerlei geleerde heeren, mannen van veel verstand, voorts dames en dan ook arbeiders. Men zegge echter niet dat dit groepje is de georganiseerde arbeiderspartij. Aan zulk een grootspraak moet men zich niet wagen. De overgroote moerdorheid van onze werk lieden staat geheel buiten hen of tegen hen ovor. Dit vooropzettend, wensoh ik nu te zeg gen waarin m. i. de kracht schuilt van de soci aal-democratische, en de zwakheid van de liberale partij. De kracht der sociaal-democratische partij zit m. i. hierindat zij zjjn, wat Bernstein gezegd heeft, Calvinisten zon der God. Er ligt in ons volk een neiging om het teven zoo op te vatten, dat het door een noodzakelijkheid behoerscht wordt. Dit ligt voor de Calvinisten in de praedestinatie; voor de sociaal-demoeraten in hun materialistisch historische boschouwing. Daaraan paart zich nu aan de andere zijde een ideaal, dat don ontevredenen voorgehouden wordt. Hun wordt toegeroepen: gaat mede dan wordt aan de mannen die de macht bezitten die macht door de arbeiders ontrukt, dan komt een toe stand, waarin alle gebrek en kommer zal ge weken zijn, om voor een toestand van volkomen geluk en weelde voor u plaats te maken. Voor den Christen ligt dat ideaal hierin, dat al het leed dat hier wordt uitgestaan, daar aan de overzijde van het graf wordt opgewogen door een gelukzalige toekomst, die den verloste wacht. Dit maakt de groote kracht uit van den Christen demo eraat. Maar wat is nu het gevolg van het voorhouden van het ideaal door de sociaal-democraten? Het is dit. Het ide aal van de eeuwigheid, dat den Christen wordt voorgehouden, is iets waartoe ieder op zijn beurt de gelegenheid heeft te go- raken maar het ideaal der sociaaldemo craten kan naar hun eigen beweren eerst verwerkelijkt wordeD, als zij die er voor strijden reeds lang dood zijn, zoodat de sociaal-democraten, en de arbeiders die hun levensbeschouwing deelen, hun ver wachting nooit zelf zullen vervuld zien, en er zelf nooit deel aan zullen hebben. En dat nu is de kracht van Domela Nieuwenhuis. Men moet zich niet ver- boeldon dat de sociaal-democraten de stel sels van Marx en Bakonine begrjjpen. Die begrjjpen zij in het minst niet, maar die hebben ze. Men heeft hun ontevredenheid opgewekt en aan de arbeiders een toekomst voorgespiegeld die hun een geluksstaat zal brengon, een veel hooger staat dan dien zjj op het oogenblik bezitten, en dien beteren staat wensehen de ontevreden ar beiders nu bij hun eigoD leven te verwer kelijken, en als het te lang duurt, grijpen ze daarom naar geweld. Daarom hebben dan ook de sociaal-democraten in het voor jaar niets anders kunnen doen dan met de ontevredenen medegaan, en de waar borg bestaat allerminst dat zij dit een volgenden keer niet weder zuilen doen. Eer moet men verwachten, dat zij dezelf de rol zullen spelen, die zij nu gsspeeld hebben. Hun eigen theorie lokt het ver zet uit, dat ze, als het komt, niet in den steek kunnen laten, want dan zijn ze weg. Do geachte afgevaardigde uit Groningen heeft gezegd: hij staat lijnrecht tegenover de sociaal-democraten, en dat heeft hij niet zoo maar eventjes, bij heeft het kras ge zegd in den grond, in beginsel, in den klassenstrijd, in de tactiek, in zake de sta king en in zake de theorie van verdacht making. Ik dank hem dat hjj zich zóó kras en beslist over deze zaak heeft uitge sproken. Hij heeft echter desniettemin doen uitkomen hoe door zachte middelen die strijd is te ondervangen. Nu zou ik, wat dat betreft, willen vragen meent gij dat gij met uw theorie vordert, meent gij in derdaad, dat, wanneer de stembus weder opengaat, de mannen, die vroeger met de sociaal demoeraten meeliepen, dan met u mede zullen gaan? Het kan toch, dunkt mij, kwaljjk ontkend worden, dat juist om gekeerd mannen die vroegor met u mee gingen thans met de sociaal democraten loopen, en dat men van het omgekeerde niet veel merkt, en dan toch wil ik vra gen of gij met het oog op de toekomst kunt zeggen, dat gij van uw theorie in de toekomst betere dingen verwacht. En nu een woord ten slotte over de vraag, of de liberalen en sociaal-democraten van één familie zijn, of wel dat men te doen heeft met geheel uiteenloopende htamboomen. De heer Goeman Borgesius heeft zich daar sterk over uitgelaten en beweerd, dat ik, door te zeggen dat de liberalen en de sociaal-democraten in be ginsel één waren, een bewjjs van min achting gegeven had jegens mijn tegen standers. Hoe is het mogelijk dat hij dit zeggen kon Wanneer ik de Handelingen opensla van 2 December 1897, bladz. 288, dan lees ik daar iets dat door den Premier van zijn Kabinet, den heer Pieison, ge zegd is. Dit namelijk »Wat is het kar dinale verschil tusschen socialisten en (be doeld word liberalen) niet-socialisten Het loopt over de vraag: Hoe denkt gij over de armoede, over het pauperisme De socialisten zijn de meening toegedaan, dat het blijven bestaan van het pauperisme eenvoudig een vraag is van willen en niet willen". Wij oordeelen, »dat de armoede niet is een zaak van willen of niet willeD, maar van kunnen of niet kunnen. De armoede is voor ons een groote alp, dien wij niet met een machtwoord verwijderen kunnen. Wij kunnen er wel een stuk van afslaaD, maar niet hem slechten". Nu moet ik toch zeggen dat ik niet zie hoe men een zachter teekening vinden kan dan deze van het kardinale verschil tus schen socialisten en liberalen. Laat ik in verband hiermede nog een woord aanhalen dat te lezen stond in het TJtrechtsch Dag blad, van Oct. 1901, dat geen radicaal blad is. Daar staat»tusschen liberalen en socialisten ligt bij eenheid van levensbeschou wing slechts een nuance van zacht rose tot vurig purper". Hoe kan men nu, waar liberalen zeiven zoo spraken en schreven, mij toedichten, dat ik minachting jegens tegenstanders open baar, wanneer ik op den samenhang tus schen beiden wijs 25 Januari 1904. De ijverige secretaris van de Unie »Een school met den Bijbel" vond Zaterdag den dag der herinnering aan de oprichting der Unie een kwarteeuw geleden nog juist g-legenheid de voorstanders der vrjje Ciir. school te verblijden met de mededee- ling dat de 25ste Unie Collecte in 1903 heeft opgebracht f 90928.54, dat is f 3451.53® meer dan in 1902. Ruim drie duizend gulden meer; en het gaat weer gelijk in den goeden tijd toen alles nog ééa was naar de ton toe. Dit Nieuw- en St. Joosland was nog een nagift van f2.40 ingekomen. Dit zijn goede tijdingen. Het drietal Lohman-Pierson-Derksen heeft nu in de Unie 25 jaren lang het Unie vaandel hoog gehouden den vrijheidsschep- ter gezwaaidde Christenen bezield voor »de vrije school". Hun komt een woord van lof en dank toe, den secretaris niet het minst voor zijn vaak ingespannen arbeid in 't belang van Ch-istelijk onderwijs. Leve, bloeie, groeie de Vrije School! Onze Tijd, Halfmaandeljjksch tjjdschrift, order red. van A. J. Hoogenbirk, met medewerking van Adelpha, A. Brummel- kamp, en anderen een lezens- en prij zenswaardig tijdschrift bevat het vol gende stukje onder „Velerlei": Wat hij van den Bijbel kende Een eenvoudig man zat in den trein zjjn bijbeltje te lezen. Een zjjner medereizi gers, een baardeloos jongmensch, van den tegonwoordigon stempel, scheen dat te er geren. „Het is tijd dat ge dit boek weg doetsprak hij zeer onbescheiden den lezer" aan„een verstandig en opgevoed mensch gelooft het niet meer". „Ik ben het volstrekt niet met u eens", was het

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1904 | | pagina 1