NIEUWSBLAD
TOOR ZEELAND.
No. 43, 1904,
Donderdag 7 Januari.
18e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
ITIEC.
„De vrije arbeider gehoorzaam
Rechtszaken.
Gemengde Berichten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p p. 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Middelburg ook voor St. Laurens, 7, 8,
12, 13, 14, 15, 19, 20, 21, 22, 25, 26 en
27 Januari, 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 16,
17, 18, 19, 23, 24, 25 en 26 Februari, 1,
2, 3, 4, 9, 10 en 11 Maart.
ii.
En nu het debat over het gezag, tus-
schen dr Wielinga en ds Talma, gelijk
dit te kennen is uit een zestal bij de lezing
gevoegde »Patrimonium-artikelen".
Onze indruk hiervan is, dat het de quaes-
tie weinig heeft opgehelderd en dit is
zeer natuurlijk, omdat eene zaak die reeds
in zichzelve klaar is als het zonnelicht,
door het opperen en weerleggen van al
lerlei tegenbedenkingen moeielijk tot nog
meerdere klaarheid te brengen is. Men
doet dan ook somtijds wijzer met niet veel
aandacht aan zulke bedenkingen te schen
ken. En dit zou dan ook in zake het
patroonsgezag niet gebeurd zijn, waar
schijnlijk, als niet een overigens voor de
arbeiderskringen bijzonder verdienstelijk
man. als ds. Talma met bezwaren tegen de
gezagserkenning voor den dag was geko
men. Een onbekende zou men hierover
slechts alleen hebben laten praten. Want
al spreekt dr W. van »sommigen", die ds
T's. oordeel onderschrijven, van veel open
bare christelijke getuigen aangaande het
patroonsgezag is ds. T. toch inderdaad niet
de tolk
Het wil ons voorkomen, dat ds T. te
veel alle gezag onder menschen over één
kam heeft willen scheren, en te weinig
zijne oogen geopend heeft voor het groot
verscüil tusschen de hoogere en lagere
uitingen van het gezag, tusschen het for
meel dwingende en het geleidelijk mee
voerende bij de gezagsoefening, en dat hij
daardoor in een ongelukkig oogenblik er
toe gekomen is om de lagere en minder
formeele gezagsuitingen maar van de ge
zagslijst te schrappen.
En eenmaal deze inzet-fout begaan heb
bende heeft ds T. naar ons inzien met
een denk- en redeneertalent, een beter
doel waardig, zich schoor gezet tegen zijne
bestrijders en heeft hij het daardoor veel
erger gemaakt.
Het is hierbij, naar ons toeschijnt, ds
T. evenzoo gegaan als ds Sikkel in de
tegenovergestelde richting. Ds S. wilde
nl. de rechtmatige vrijheid der arbeiders om
zich voor sociale doeleinden, voor de speciale
belangen van hun groep te vereenigen in
afzonderlijke bonden, kortwieken, en liet
ook dat denkbeeld na felle tegenspraak
nog lang niet los. En ds T. geeft zich
nu, waar hij de vrijheid der arbeiders wat
al te los en ongebonden had voorgesteld,
evenmin maar zoo voetstoots gewonnen.
Toch herinneren wij ons geene Car. re
dactie of schrijver van naam, die in de
onderhavige quaestie naast ds T. ging staan.
Wjj wenschen ons gevoelen eenigszins
te staven uit de stukken zeiven.
Dr W. had het arbeidscontract genoemd
als begrenzingsmvlAel van het gezag der
patroons, en had dit voor zoover vergeleken
met de begrenzing van het overheidsgezag
door de wet.
En nu komt ds T. en antwoordtdus
houdt Gij het overheidsgezag voor een
accoordje
Dit is wel handig een loopje genomen
met dr W's. woorden, maar het brengt
niet verder.
De quaestie liep toch niet over de wijze
waarop de begrenzing van de verschillende
gezagskringen tot stand komt, of over den
oorsprong van het materiaal voor die be
grenzing, maar wel hierover of eene be
schreven begrenzing van de gezagsoefening
vereenigbaar is met de wezenlijkheid en
de eerbiedwaardigheid van het gezag; en
in dit opzicht ging de vergelijking van het
overheidsgezag en het patroonsgezag ge
heel op.
Dr W. had de Kamers van Arbeid als
zeer vereenigbaar met de gezagshandha-
viDg genoemd, omdat onderling overleg
tusschen patroons en arbeiders over de
gezagsgrenzen in het belang van beide
partijen is, en dus beide partijen te meer
in het besef van het gezag kan doen inleven.
Ds T. echter, cie een oogenblik te voren
in de wetten des lands, al zijn zij ook
het product van overleg met ondeidanen,
of hun vertegenwoordigersnog „den
geschreven wil der overheid" had gezien,
voert nu op eens als hinderlijk voor de ge
zagsverhouding in de arbeiderswereld aan,
dat de gezagsdragers met de aan het gezag
gehoorzamenden „als gelijkgerechtigden'"
over de contraeten of gezagsgrenzen zullen
delibereeren. Waarbij dan bovendien uit
het oog wordt verloren dat het gezag van
bepaalde patroons over bepaalde arbeiders
eerst begint als deze laatsten vrijwillig het
contract of de grensregeling van het ge
zag aanvaard hebben.
Dr W. had gezegd, dat juist die vrij
willigheid in de gezagsaanvaarding ook
alle ruimte laat voor het /o«maken van
den gezagsband na afloop van den over
eengekomen termijn of ook voor het zich
los gevoelen van dien band na schending
van het contract door den patroon. Maar
natuurlijk had bij daarbij ook een beroep
gedaan op het verstandig en voorzichtig
oordeel der arbeiders, omdat zij anders
door hun recht te laten gelden toch groote
schade zouden kunnen beloopen door wer
keloosheid en in andere opzichten.
En nu grijpt Ds T. dit laatste aan, on
roept aan Dr W. toeDus als de patroon
goed is, moet volgens u de arbeider bij
hem blijven; welk eene denkbeeldige vrij
heid Zoo komt er van de vrijheid der
arbeiders niets terecht
Als dat nu geen loopje nemen is met
iemands woorden, dan vatten wij er niets
van. Dr W. had toch kennelijk niet be
doeld, dat de arbeider om des gezags wil
een goeden patroon niet mag verlaten,
maar dat bij hierbij zijne vrijheid omzich
tig heeft te gebruiken.
Ook uit de erkenning van het recht van
werkstaking in geval van contractbreuk
van de zijde des werkgevers door Dr W.
wil Ds T. voordeel voor zijn standpunt
halen door te zeggenGij noemt werk
staking in één adem met opstand, en tevens
acht Gij de staking geoorloofdeen geoor
loofde opstand kan niet tegen gezag ingaan
bij gevolg hebben de patroons geen gezag.
Hoe onhoudbaar deze tegenredeneering
is, springt in het oog als men ze op het
huisgezin overbrengt. Verbeeld u, een
vader komt dronken thuis en wordt door
volwassen zonen van wege zijn wangedrag
buiten de dadelijke gemeenschap des hui-
selijken levens gezet; en nu zou daarmede
bewezen zijn, dat dan ook het vaderlijk
gezag geen gezag meer mag heeten.
Dr W. had gezegd, dat het vervangen
van den term „gezag" door „leiding" en
van „gehoorzaamheiddoor „schikking"
niet noodig of dienstig is, omdat „leiden"
toch ook gehoorzaamheid eiseht evenzeer
als gezag onderwerping vordert. Neen,
zegt DsT., dat gaat niet. Een volger onder
leiding heeft eigen verantwoordelijkheid,
w i6en 6e^00rzamer uiet alzoo.
Welk eene splinterige onderscheiding!
Alsof er geene zelfstandigheid en geen
eigen oordeel in het gehoorzamen kon
doorwerken, en alsof er geen waakzaam
heid noodig ware om het gehoorzamen
binnen de grenzen der redelijkheid te hou
den, en alsof het volgen van een leider
met op menig oogenblik moest geschieden
met loslating van de eigen aansprakelijkheid
Ook over de woorden „vrij" en „dienst
knecht", „zedelijk vrij'" en „rech'ens vrij"
houdt Ds T. bespiegelingen, en nadat hij
ontwikkeld heeft, dat hij op Ef. 6 en den
brief aan Filemon een anderen kijk heeft
dan Dr W., concludeert hjj kort en krach
tigde arbeider heeft geen eigenaar meer,
dus ook geen heer (blz. 41)hij is geen
slaaf meer, dus is de dienstbaarheid van
den arbeider vervallenweg met de ge
hoorzaamheid, leve de vrijheid
Is dit nu ten volle antirevolutionair
Wij meenen van neen. En de exegese van
Dr W. komt ons voor de sterkste te zijn.
Slot volgt.
6 Januari 1904.
Provinciale Stoombootdienst op de TPes-
ierschelde Vlissingen. Staat van vertraging in
den treinenloop te Vlissingen van Vrijdag
25 Dec. tot en met Donderdag 31 Deo. 1903.
25 Dec. trein 8,52 aangekomen 9,
25 11,44 12,15 (2)
28 11,44 12,09
28 3,16 3,28 f)
29 11,44 12,02 (3)
30 11,44 11,57 0
31 11,44 12,02 O
0) Wel aansluiting. Maar de post niet.
(2) Geen aansluiting. F) Wel aansluiting met
Neuzen, geen met Breskens.
Het jaar 1904 is een belangrijk jaar, ook
hierin dat er verkiezingen voor de Staten
zullen plaats hebben.
Daarom moeten, meer dan anders nog,
onze Kiesvereenigingen en vrienden aan
het werk om te zorgen dat de nieuwe
kiezers dit jaar op de lijst komen.
Wij stellen ons beschikbaar tot 't geven
van aller lei inlichting.
Men koope voor 25 cent bij Flörke te
Hilversum Verweycks Vragenboekje over
de Kieswetbij iederen boekhandelaar te
bekomen en men zal dan wel van alles
op de hoogte komen.
Wij herinneren nog 't volgende.
Belastingkiezers behoeven zich niet aan
fe geven. Zij moeten hun belasting op
tijd hebben betaald dan komen zij van zelf
op de Kiezerslijst.
Alle overige kiezers, dat zijn huur-,
inkomen-, spaarbank- en examenkiezers,
moeten zich voor 15 Febr. aan 't Gemeente
huis aangeven.
Huurkiezer is hij die op den 31en Ja
nuari, sedert 1 Augustus 1903 een huis
of een deel van een huis heeft bewoond
naar de huurwaarde voor iedere gemeente
bepaald. Men mag in dien tijd ook een
maal verhuisd zijn.
Wie den gestelden huurprijs niet ver
woont, maar minder, die kan ook nog
kiezer worden, wanneer hij in de gemeente
ook nog een stukje grond in pacht of
huur heeft, voor aardappels of iets der
gelijks; die pacht kan hij bij zijn huis
huur trekken.
Loonkiezers zijn zjj die van 1 Januari
1903 tot 31 Jan. 1904 bij niet meer dan
twee bazen gewerkt hebhen, dus die mogen
eens van baas veranderd wezen. Het
loon van de vrouw, en het halve loon van
de minderjarige kinderen kan er bij ge
teld worden. Zij moeten zich aangeven
tusschen 1 en 15 Febr.
Formulieren ter invulling zullen wel
reeds op de gemeente-secretarie verkrijg
baar zijn.
Doe een ieder zijn plicht, opdat straks
niemand op de Kiezerslijst ontbreekt die
recht heeft er op te staan.
De Parlementaire Kroniek van de Gids
van Januari opent op deze wijze
Met kunst- en vliegwerk is het de Tweede
Kamer wederom gelukt, vóór het feest van
den aardschen vrede, den jaarlijkschen
strijd over de verschillende onderdeelen der
Staatsbegrooting tot een einde te brengen.
Misschien is de uitdrukking kunst- en
vliegwerk niet geheel juist, want van de
kunst die vóór alle andere in parlementen
tehuis behoort, viel, naarmate de dagen
korter en donkerder werden, steeds minder
te bespeuren en de vaart waarmede de
debatten zich naar den eindpaal bewogen,
deed niet zoo zeer denken aan de vlucht
van e®n klapwiekenden adelaar als aan den
pijnlijk snellen gang van een opgejaagd
hert, hjjgend naar rust en een koelen dronk.
Dagbladen wijzen en zeer terecht op
den toes'and die in de Tweede Kamer met
ieder jaar bedenkelijker wordt.
Dat is geen behandeling van de Staats
begrooting meer.
De afgevaardigden worden meer en meer
knechten van een valsche democratie.
De Handelingen moeten gevuld met namen
en redevoeringen, de Couranten moeten den
naam vermelden van den districts-vertogen
woordiger als deelnemende aan het debat.
De kunst om twee drie uren te spreken
wordt geprezen. Lange, lange zittingen
met avond-zittingen tot middernacht moeten
helpen om den avond vóór Kerstmis naar
huis te komen.
Het past ons met dankbaarheid er op te
wijzen dat geen onzer Zeeuwsche afgevaar
digden zich tot dat kiezers-knechtschap
vernedert.
Noch Lohman, noch Pompe, noch Lucasse,
noch Hennequin, noch Fruytier doen aan
die onhebbelijke wawelarijen meê.
Zij althans maken een bescheiden en
sober gebruik van den nationalen tijd.
Ongetwijfeld zal het op die wijze niet
vele jaren meer kunnen voortgaan, zonderdat
zal moeten worden overgegaan tot maat
regelen die de inporking van deze babbel
zucht bedoelen.
Zij zullen het niet hebben,
Ons eigen dierbaar kind.
In hunne schoolpaleizen
Regeert een vreemd bewind.
Wij zullen scholen bouwen
Waarin de Heer regeert,
Met eigen geld en krachten,
Door Godes gunst vermeerd.
Zij zullen het niet hebben,
Het kloeke Geuzenkind
In hunne schoolpaleizen
Blaast niet de Pinksterwind.
Wij zullen scholen bouwen
Waar men Gods wegen leert,
Door 't voorgeslacht betreden,
Tot Zijnen dienst bekeerd.
Zij zullen het niet hebben
't Gedoopte Christenkind,
In hunne schoolpaleizen
Komt Jezus niet als Vrind
Wij zullen scholen bouwen
Waar men Zijn kruis vereert,
Trots alle macht en listen
Tot haar verderf gekeerd.
Maar Christus zal het hebben,
Hij Wien het dienen moet,
Hij kocht het met Zijn liefde
Hg kocht het met Ztjn bloed.
Hij wil het zalig maken
Voor tijd en eeuwigheid.
Hij wil het graag ontvangen
Hem zij het gansch gewijd.
Dr. G. J. VOS.
Voor de rechtbank te Middelburg
is behandeld de zaak tegen M. A. J., 44
jaar, werkster, geboren te Middelburg,
wonende te Vlissingen, aan wie, zooals
vroeger werd gemeld, wordt ten laste ge
legd dat zij den 6en November 1903 te
Vlissingen, in hare woning, uit eene porte-
monnaie van dej. Belgischen loods A. J.
van Hemelrijck, met het oogmerk van weder
rechtelijke toeëigening, heeft weggenomen
een bankbiljet van 100 francs, toebehoo-
rende aan voornoemden van Hemelrijck,
althans aan een ander dan aan haar, be
klaagde. De loods is, men zal het zich
herinneren, in de woning der beklaagde
bewusteloos gevonden, en is daar van
Donderdag- tot Zaterardagavond geweest,
toen een inspecteur van politie hem vond.
De loods is toen naar het ziekenhuis ge
bracht en daar den 13en November over
leden. De beklaagde bekende het haar ten
laste gelegde. Terwijl zij met den loods
in haar kamer was, is deze ongesteld ge
worden. Eerst viel hij op een stoel en
later op den grond. Beklaagde heeft haar
best gedaan om den man bij te brengen,
doch dat is haar niet gelukt. Hij heeft
haar nog vjjt frank gegeven, toen hij ge
vallen was. Zij heeft uit de portemonnaie
van bekl. een bankbiljet van 100 francs
gehaald. De getuige Horrevoets was, toen
zij dit deel, in de kamer, doch deze heeft
niet gezien dat beklaagde het geld uit de
portemonnaie nam. Van het geld heeft zij
eenige goederen gekocht en een deel aan
getuige gegeven. Uit de bank van leening
te Vlissingen heeft zij voorts eenige panden
gelost; ook heeft zij van hot geld haar
huishuur betaald. Zjj zag den man voor
dronken aan, niet wetende dat hij door een
beroerte was getrcffen, en heeft toen het
feit gepleegd.
De eisch tegen beklaagde is zes maanden
gevangenisstraf.
Daarna stond terechtA. H., 62 jaar
oud, zonder beroep, geboren te Zierikzee,
wonende te Vlissingen de eerste getuige
in de vorige zaak, beklaagd dat zij den 6en
November 1903 te Vlissingen, in de woning
van M. A. J., opzettelijk 2 gulden, 2 kwartjes
en 1 rijksdaalder, welke geldstukken zij
wist dat door bovengenoemde M. A, J.
door misdrijf verkregen waren, doordien zij
afkomstig waren van een gewisseld bank
biljet hetwelk door haar gestolen was, van
deze als geschenk heeft aangenomen.
De eerste getuige, M. A. Joosse, her
haalde dat zij aan de bekl. vijf gulden had
gegeven. Deze wist dat die afkomstig
waren van het gestolen geld, want zij had
haar het bankbriefje laten zien.
Uit de verdere mededeelingen van den
getuige bleek dat de beklaagde zeer ongun
stig bekend staat en bij de eerste getuige
inwoont. Zij is daar sedert November, wijl
zij anders geen onderkomen had.
Ook deze beklaagde bekende ten volle
zij wist dat het bankbiljet door de eerste
getuige uit de portemonnaie van den loods
was gestolen. Voor een deel van de vijf
gulden had zij een paar schoenen gekocht
en nog enkele andere zaken. Zij verklaarde
verder nog dat ook rij uit de portemonnaie
van den loods geld had gestolen en wel
een stukje van tien gulden.
De ambtenaar van het O. M. vorderde
schuldigverklaring aan heling en veroor-
deeling tot drie maanden gevangenisstraf.
Uitspraak Dinsdag a. s.
Onze Middelburgsche Corresp. schrijft
De eenvoudige couranten-lezer heeft nog
al eens gelegenheid zich te verbazen over
de wijsheid op dagblad-bureaux verkocht
en als houte nouveauté op de pers-markt
aangeboden.
Zoo doet nu in de pers de rondte
want de verschillende couranten vertellen
nog al eens hetzelfde een stukje over
het Elbe;felder-stelsel van armenzorg.
Dat stukje schijnt overgenomen uit het
Diaconaal Correspondentieblad, vertelt dat
het zg. Elberfelder-stelsel al vijftig jaren
bestaat, goed werkt en berust op eerbiedi
ging van het individu en op decentralisatie.
En die deze dikke woorden vermijden wil,
en het heel moon zeggeD, noemt de grond
slag van het Elberfelder-stelselHulp van
meusch tot mensch.
Ik bid u is dat nu een nieuwe uitvinding
Die mooie en dikke woorden willen, als
ik 't goed begrijp, zeggen dat er een band
meer dan van geld of goed moet zijn
tusschen den verzorger en den hulpbe
hoevende. Dat er voortdurend persoonlijke
aanrakiDg tusschen beiden zijn mo8f, een
ingaan in den geestelijken zoowel als stoffe-
lijken nood, een meeleven en meelijden waar
nood is, eene terechtwijzen waar schuld of
tekortkoming is.
Maar moet dat het Elberfelder-stelsel ons
leeren I
Wat heeft dan tcch de Christelijke kerk
ooit anders geleerd?
Het Elberfelder-stelsel is een jeugdige
copie, nog maar vijftig jaren oud, van het
eeuwenoude Christelijke stelsel dat in tal-