NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No 41. 1904
Vrijdag 1 Januari
18e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Bij iit Mier kleurt een Biiwtsel.
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
'tJaar, dat voorbijging.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p p. 0,95.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent,
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Nooit is Satan gevaarlijker, dan wanneer
hij zich kleedt in 't gewaad van een engel
des Lichts, en wjj mogen er onzen God
voor danken, als hij af en toe onvoorzich-
tiglijk zich in zijn afschuwelijke naaktheid
vertoont, zóó afschrikwekkend, dat zijn
trouwste trawanten zich zelfs voor hem
beginnen te schamen en zij, die zich van
verre tot hem aangetrokken gevoelden, zich
voor goed van hem afwenden.
Satan heefc sedert ruim een eeuw zich
uitgegeven voor den verdediger van de
ware vrijheid der volken, en sedert een
kleine halve eeuw voor den waren helper
en redder der armen. Uitlokkend is zijn
stem, bekoorlijk zijn gestalte, uitlokkend,
zóó bekoorlijk, dat zelfs sommigen, die den
schoonste onder de menschenkinderen ge
hoord en gezien hebban, hem, verblind,
groetten voor Zijn vriend, den voltooier
van Zij a werk. Anderen, minder snel tot
kiezen en tot handelen, hielden zich nog
wel op een afstand, maar vonden 't toch
niet noodig tegen hem 't harnas aan te
gespen. Ha, dat gaf hem moed Als de
menschen slapen, als 't duister is en stil,
dan kan hij zóó uitnemend zijn werk voor
bereiden, dat hij ten slotte 't wagen durft,
te lichten dage met de volvoering een aan
vang te maken
En zie, de prediker der hoogheerlijke
vrijheid blijkt zelf een tiran van de ergste
soort. De redder der armen velt zijn
slachtoffers bij duizenden, en ontneemt
gansche scharen zijner getrouwen arbeid en
brood, onder de ij dele belofte, ze tienwerf
te zullen vergoeden.
Maar nu ook ontwaken de sluimerenden
en slapenden. Zij sluiten zich aaneen. Zij
staan den ontmaskerden vijand. Zij dringen
hem in zLjö donkere moordspelonk terug
en wentelen met Jo3ua zware steenen voor
den ingang van 't hol, opdat hij 't niet
weder verlate, dan om te sterven
Blijft wakker, ontwaaktenMogelijk
heeft de spelonk nog wel een anderen uit
gang. Mogelijk ziet ge den geslagene straks
weder vóór u staan, in dezelfde of in andere
gedaante. Weet, óók 't Bee3t heeft zijn
gapende wonde, die genezen is. Ea zijn
volkomen overwinning is niet te wachten
vóór dien ontzaglijken dag, als de Zaon
des menschen hem verdoen zal met den
adem Zijner lippen.
We beproefden in enkele trekken de
groote gebeurtenis te teekenen, die 1903
voor ons vaderland tot een merkwaardig
jaar gemaakt heeft, een rampzalig jaar voor
zoovelen als den leugengeest gehoor gege
ven hebben, in euvelen moed, of in laffe
vreeze. O, die ellendige vreesachtigheid
Hebben zelfs Christenen nooit opgemerkt,
dat de boden Gods iedere maal, dat zij op
aarde verschijnen, den mensch toeroepen
Vrees niet 1 nooit gelezen, dat ook der
vree&aehtigen deel is in den poel van vuur
en sulfer, 't welk is de tweede dood (Openb.
XXI 8)?
Veel stemt tot dank bij de herdenking
van 't «anarchistisch avontuur" der sociaal
demokraten. Wij noemden 't openbaar wor
den van den Satansgeest in zijn ware ge
daante, als geest van dwang onder vrijheids-
schijn, van onme8doogende hardheid onder
de leuze van erbarming. Maar zou onze
ziele niet jubelen, als zij opmerkt, hoe tegen
dien geest de verdeelde Gemeente één lijn
trekt? Ha, Satan, ook dat was één uwer
schranderste zetten op uw schaakbord, dat
gij eerst de Gemeente verscheurdet, broe
ders tegen broeders verbitterdet ter wille
van namen en vormen, eer gij een aanvang
maaktet met uw laatsten strijd, den strijd
om den Troon der wereldMaar gij hebt
nu ten minste geen eer gehad van uw werk.
Hervormd en Gereformeerd stond even pal
en de breede klove, die de Kerk der Her
vorming van Rome scheidt (en scheiden
bljjft, zoolang Rome 't »Eón is uw Meester"
metterdaad verloochent, en geen boete doet
voor 't bloed der martelaren), bleek niet te
breed, dan dat men elkander zelfs daarover
de hand kon reiken tot eendrachtigen weder
stand. Tot dank stemde zeker niet in de
laatste plaats de kloeke houding onzer Re
geering, die zich door geen dreigend ge
schreeuw van de wijs liet brengen, en
begreep, dat 't haar toevertrouwde pand
te kostbaar is, om er ook maar ééa greintje
van prijs te geven.
Laat ons intussehen niet vergeten -- we
herhalen hier, wat reeds honderdmaal beter
gezegd is, maar niet te dikwijls herhaald
kan worden dat één der paarden vóór
de roode kar der revolutie is 't onrecht,
dat werkelijk in onze maatschappij heerscht,
't onrecht, door den sterkere den zwakkere
aangedaan, tot op de erve des Heeren.
't Kan niet te dikwijls gezegd worden
zoolang in de Kerk de vooraanzitting der
rijken, in letterlijken en figuurlijken zin,
gehandhaafd woidt, zoolang er weelde is
in de Gemeente, terwijl de Diakonie met
den bedelzak moét loopen zelfs bij onge-
loovigen, zoolang een uiterst ondoelmatige
organisatie der Kerk huis- en ziekenbezoek
in de steden schier onmogelijk maakt (en
de armen worden daarvan 't eerst 't slacht
offer staat de Kerk zwak tegen den
revolutiegeest. Zoolang de rijke man nog
lust vindt in 't vroolijk leven ten allen
dage, terwijl de arme Lazarus aan de poort
ligt, zoolang de mogelijkheid bestaat, dat
de arbeider, die al zijn kracht ten bate
zijns meesters aangewend heeft, op zijn
ouden dag naakt aan den dijk gezet wordt
zoolang heeft de maatschappij 't zich
zelf te wjjten, als zjj voor aanslagen van
die booze macht bloot staat. ZoolaDg de
Overheid niet met de meest mogelijke be
slistheid breekt met iedere gemeenschap
met de zonde, die 't volk lichamelijk en
geestelijk te gronde richt, met den drank
duivel, met de ontucht, met de loterij,
werkt zij zelf mede tot de zegepraal van
de beginselen uit den afgrond, daar zij 't
weerstandsvermogen der onderdanen ver
lamt. Dat wij toejuichen, wat onze Re
geering in dezen deed, spreekt vanzelf,
maar zou, als vrucht des geloofs, nog geen
meerdere beslistheid geëischt mogen worden?
Kan men ooit te radikaal breken met-,
strijden tegen de ongerechtigheid Blijft
we denken aan de voordeelen door
drank- en opiumhandel en staatsloterij in
de schatkist gestort niet eeuwig waar
't woord tot Amazia (2 Kron. XXV 9)
Jehovah heeft meer dan dit om u te geven"
Er werd dit jaar veel geklaagder was
veel reden tot klagen, als wij ons stellen
op ons laag standpunt, waarop we niets
anders zien, dan ons eigen, klein kringetje
en ons zelf niet eens erbij. (Zagen we ons
zelf er bij, zouden we dan anders durven
klagen, dan vanwege onze zonden?
Klaagl. III 39j. 't Weder, Gods weder,
was niet goed? durven wij 't zeggen?
was niet, zooals wij, menschen, het
gewenscht hadden. Er was regen en
regen en regen er was modder en
slijk er was geen overvloedige oogst, en
wat er was, moest tusschen de druppeltjes
door in de schuur gebracht worden en
wat in de schuur en op den dorschvloer
gebracht werd, bleek van minder hoeda
nigheid dan andere jaren. En de winden
hebben gewaaid do wind is 't blazen
Gods in de taal dei Psalmen en die
vreeselijke winden hebben niet alleen water
door dijken en schepen op 't strand ge
jaagd, maar hebben ook zooveel kostbare
levens afgesneden, ook uit ons gewest, en
de vraag: „waarom toch, o God?" is wee-
zen en wedusven op de lippen gedreven.
Maar hebben we ook niet van zulke wedu
wen en weezen gehoord, die God nog kon
den danken in en voor hun smart? hebben
we niet van a'om openbaring van nood-
len'gend mededoogen aanschouwd Was
't niet, of daarin een stemme tot ons kwam
niet ter dood, maar ter verheerlijking Gods
En als wij klaagden over regen en storm,
was daar in ons hart geen andere stem,
die ons van ondankbaarheid beschuldigde,
zoodra wij gingen vergelijken, vergelijken
b- v. met Macedonië, door opstand1, en
moord geteisterd, met arm Zuid-Afrika, lij
dend onder de naweeën van den droeven oor
log, nog vermeerderd _met droogte en mis
gewas
Als onder oud Israel rampen woedden,
zag 't volk die rampen wel, en de stem
des gewetens zei tevens er is zonde in
u maar voor 't verband tusschen die
twee was men blind. Maar dan stond er
een profeet op, die dat verband aanwees
de rampen straf der zonde, en dies roep
stem tot bekeering, en zóó aanwees, dat
niemand er langer 't oog voor sluiten kon
al steenigdo men de profeten, hun woord
droeg vrucht. Waar is de profeet onder
ons Een ieder onzer is tot profeteeren
geroepen wee onzer, zoo wij zwijgen
Profeten in den beperkten kring, waarin
God ons stelde, hebben wij allen te zijn,
tot profeten voor een gansche volk begaaft
God slechts enkelen. Onder hen zeker niet
in de laatste plaats de letterkundigen, de
dichters, die 't oor der natie hebben. Twee
onzer grootsten zijn dit jaar heengegaaD,
mannen in velerlei tegenstellingen, maar
toch ééa in 't allerhoogste, de belijdenis
van den Christus Gods: Nico'aas Beets en
Herman Johannes Aloysius Marie Schaep-
tnan de één, die op zijn sterfbed Pau-
lus' woord tot 't zijne maakte „ik wenschte
wel van Gnd, dat alle menschen waren,
gelijk als ik ben, uitgenomen deze banden",
d9 ander, die ontsliep met Johannes'
zielskreet«Jezu°, kom de een, Neder
lander in merg en been, wiens einde, naar
men zegt, verhaast werd door de ontstel
tenis over de beroering, onder ons volk
verwekt, de ander, in de eerste plaats
ultramontaan, d.i. één, wiens vaderland ligt
over de bergen, die rust in de scha luw van
Sint Pieter, gehuld in de pij van Francis-
cus van Ass si de eaD, die in proza en
dicht bewees, dat de hoogste eenvoud ook
de hoogste schoonheid is,de ander,
die wel eens al te kwistig was met't aan
brengen van tooisels, in dezen een tegen
stelling met Da Oosta, met wien hij menig
maal vergeleken werd beiden predikers
van de Almacht en Liefde Gods, voor Wien
't schepsel in diepen ootmoed heeft te
buigen, predikers van den Gekruisigde,
Die gezeten is aan 's Vaders rechterhand
en «voor Wien eenmaal al, wat leeft, de
knieën buigt," trouwe getuigen tegen stot
en menschvergoding.
Staande aan 't graf dezer grooten komen
ons onwillekeurig de regels van Beets in
de gedachten.
Maar waar of het maantje drijft,
Dat van nacht u zal vervangen?
Er was een tijddertig, veertig, jaar
geleden, dat aan onzen letterkundigen hemel
tal van sterren gloorden, die den schoonsten
luister ontleenden aan de Evangeliewaar
heid, waarin zij geloofden. De groote bij
uitnemendheid onder hen, Isaiie da Costa,
mocht, «met het oog op het onvergankelijke
Koninkrijk" (laatste brief aan Groen) ont
slapen zijn Beets en zijn Jonathan,
Hasebroek, Ten Kate, Ter Haar (men mocht
hem soms beslister wenschon), onze grootste
schrijfstor Mevr. Bosboom-Toussaint, geen
hunner schaamde zich 't Evangelie van
Christus, en zij waren geliefd bij den volke,
en menig letterkundige van lageren rang
zong of schreef in gelijken geest als zij
zelfs over Potgieters gespierde taal scheen
soms een adem van hooger Geest gevaren,
dan dien van 't Christendom boven ge
loofsverdeeldheid, dat toch 't zijne was.
Al die grooten en goeden zijn heengegaan.
Er is onder ons een nieuwe dichtschool
opgekomen, die wellicht veel waarachtig
schoons gaf naar don vorm, maar die onder
de satanische leuze»de kunst om de
kunst", pessimisme en menschvergoding
predikt en niet zelden door 't koudste
realisme de harten versteent en de ver
beelding ontreinigt. Wie onder hen, die
naam hebben onder de dichters en schrijvers
onzer dagen buiten hun eigen gelijkgezinden
kring, zjjn (ook in hun schrift) beljjders
van den Christus Zeker wat mannen
als ülfers en Hoogenbiik, onder de ouderen,
wat Enka en Postmus onder de jongeren
leveiden, heeft ook letterkundige waardij,
maar wordt eigenlijk niet alleen aan wat
Haspels schrijft buiten de rijen der be
lijders opmeikzaamheid geschonken, en is
wij vragen 't aarzelend Haspels zich bij
zijn letterkundigen arbeid wel altijd zijn
roeping als Evangeliedienaar bewust Onder
de Roomsche geloovigen behooren tot de
schrijvers van algemeen erkende verdienste
Pater Jonckbloet en Guido Gezelle, wie
buiten hen Voorts is 't gansche gebied
der kunst in handen der wereld. Dat
stemt zeer droevig.
Neerlands oudste Jongelingsbond vierde
dit jaar zijn gouden feest, juist even nadat
«Vader" Van Oosterwijk Bruin, na lange,
sombere krankheid ingegaan was in de
vreugde zijns Heeren, jongere zoon van
't Réveil, bezield met de vurige liefde tot
Jezus en om/Zijnentwil tot verlorene zon
daren, gelijk al de mannen, in die heerljjke
beweging geestelijk geboren. Na hem
gingen Grelinger en Visser heeD, evenzeer
in de kringen des Verbonds, van vroeger
of later, geëerd en bemind, 't Overlijden
van Van Oosterwijk Bruin was, helaas,
niet de eenige schaduw, die op 't Jonge
lingsverbond rustte, terwijl 't feest vierde
daar is ie's weg, iets heel kostbaars, 't goud
van eerlijkheid en openhartigheid; daar
is iets binnengedrongen van waanwijsheid,
van minachting voor den raad van oude,
trouwe vrienden, 't Doet pijn, dit te zeggen,
maar wat baat zwijgen En terwijl 't
Nederlandsche Verbond ziehzelfj misleidt,
wordt t door den Gereformeerden Bond be
handeld in strijd met affe goede trouw.
Zoo iets stemt bitter, en is ons één der
smartelijkste herinneringen van dit jaar^
Op onze Zendingsvereenigingen drukt
steeds zwaarder de geldelijke nood, die ze
schier alle in hun werkzaamheden be
lemmert een oneer voor de Gemeente, een
roepstem tot beperking der uitgaven, in
zooverre deze door samensmelting kan ver
kregen worden, een roepstem ook, om de
Zending steeds nauwer met de Kerk in
verband te breDgen.
Uit de klingen der Zending gingen heen,
in ons land ds. Doener, ds. Voorhoeve, dr.
Van Toorenenbergen, alle drie oud-direc-
toren, de laatste tevens een hoogst ver
dienstelijk kerkhistoricus, die o. a. zich
zelf een momument oprichtte door 't gedenk-
teeken, dat hij Marnix stichtte in de uit
gave zijner Godgeleerde werken. Buiten
Nederland, maar met 't Nederlandsch Zen
dingswerk innig verbonden, stierf dr. August
Wilhelm Schreiber, oud-zendeling op Suma
tra, sedert Inspector der Rijnsche Zanding
te Barmen, ijverig en vol des geloofs. In
Indië werden Zjndd. den Houter en Krumm
en Zr. Boekman weggerukt, terwijl, om in
de taal van «der Bote aus Zion" te spreken,
de grijze diacones Charlotte Pilz uit'taardsch
naar 't hemelsch Jeruzalem overging. Op
't graf dezer helden en heldinnen zonder
zwaard, met een Soli Deo Gloria op de
lippen, een krans der dankbaarheid neder
te leggen, is een heerlijke plicht.
Uit do rijen onzer Christelijke onder
wijzers ging in goeden ouderdom de altoos
Ijverige Schaberg heen verder Hartwig-
sen en Adriaanse uit hen, die in de
kringen van 't openbaar onderwijs naam
verwierven Bruins, Bjs, Degenhardt, en uit
zijn wakkerste voorstanders Alberda van
Ekenstein uit de Hoogleeraren o.a. Prof.
Lamers, de benoeming van wiens opvolger
tot zooveel verscheiden oordeelvellingen
aanleiding gaf.
Wenden we den blik de grenzen over
Iu Diitsehland zag men 't zeer leerzaam
schouwspel van hooggaanden twist tusschen
de manneD, die naar verandering staan,
wie huner de meeste zou zijn. De keizer
die zoo gaarne, zoo veel spreekt
moest zich eenigen tijd zwijgens getroosten,
terwijl zijn volk in angstige spanning ver.
keerde, denkende aan 't droef einde zjjna
geliefden vaders. Oostenrijk-Hongarije met
zijn staalkaart van Germaansch, Romaansch,
S'avisch en Mongoolseh bloed dreigde weer
voor de zooveelste maal uiteen te spatten,
maar werd voor de zooveelste maal weer
een weinig gesust. Rusland bestendigde en
vermeerderde 't onrecht, aan Finland begaan,
en de gruwelen van Kiesjinev wekten de
verontwaardiging op van allen, die hart
hebben voor de beminden om der vaderen
wil. Da Balkan-Staten stapelden gruwelen
op gruwelen. De bloednacht van Belgrado,
waarin Alexander en Draga vielen, en die
Peter Karageorgewitsj op den bezoedelden
troon bi acht, riep de treurige geschiedenis
van 't Tienstammenrijk in de herinnering
terug, of, wilt ge, die der keizers van By
zantium en der koningen uit den stam
van Merovee'n. Italië trok de aandacht, toen
'c revolutionair gedreig den Tsaar terug
hield van zijn reize, maar meer nog, toen
de grijze Leo XIII de oogen sloot en Pius
X den Sint- Petrusstoel beklom, en daarmee
de beschikking kreeg over schatten, in
schrille tegenspraak mef Petrus' betuiging
«Zilver of goud heb ik niet". De personen
wisselen, maar 't stelsel blijft. Toch is 't voor
't Godsrijk niet onverschillig, wie de tia-a
draagt, on 't stemt tot blijdschap, als wij
vernemen, dat Ook deze paus, geljjk zjjn
voorganger, krachtig 't lezen des Bijbels,
met name der Evangeliën aanmoedigt.
Ook leed de Italiaansche natie een groot
verlies met den dood van den oud-minister
Zanardelli. In Spanje ging de staatsman
Sagasta heen. Met genoegen vernamen
we, dat de jonge koning een bewijs gaf,
van geloofsvervolging afkeerig te zijn. Van
geloofsvervolging afkeerig betoonde zich
niet de Fransehe regeering, die, tegen de
macht van Rome 't wereldseh geweld stel
lende, vermoedelijk zal eindigen met te
zwichten tegen Rome is, de gansche ge
schiedenis door, nimmer aardsche macht
bestand gebleken. Alleen Gods Woord is
't wapen in dien strijd, en daarvan heeft
Frankrijk reeds lang de ooren afgewend.
In Engeland ging Salisbury heen en de
wijsgeer Spencer, en Chamberlain zette
zijn populariteit bij zijn eigen volk op 't
spel, niet tevreden, dat hij den haat en
de verachting van 'tgansch niet-Britsche
deel der menschheid te torsen heeft.
Afrika trok de aandacht door een strijd
om den troon in Marokko en de onlusten
in Somali land en in de Duitsche koloniën.
Der ellende in 't Zuiden waren wij reeds
gedachtig, maar laat ons ook denken aan
de krachtige beweging voor taal en onder
wijs, die moed geeft voor de toekomst, en
aan den ontwaakten Zendingsgeest.
Azië houdt de woreld in spanning door
de spanning tusschen Rusland en Japan,
terwijl Engeland poogt in 't ongastvrije
Tibet door te dringen. Tegen verwach
ting ging 't Zendingswerk in China voor
uit, terwijl in Voor-Indië de Zendings
geest ontwaakte in sommige inlandsche
Gemeenten. In 't oude Land van Israël
komt een tweede spoorlijn tot stand, nu
door de vlakte van Jizreël, die in verbin
ding zal staan met de belangrijke baan
van Damaskus naar Mekka.
Amerika werd een staat rijker door 't
zelfstandig worden van Panama, 't beruchte
Panama, dat reeds zooveel ellende en schande
verwekte, 't Aandeel van president Roose
velt in dezen handel doet den stralenkrans
verbleeken, die zich om zijn hoofd ging
vormer, wijl hij den moed had den zwarten
broeder de hand te reiken. In de West
rommelt weer de Haïtische vulkaan.
Onze rondblik is geëindigd. Slechts hoofd
punten konden onze opmerkzaamheid trek
ken. Ieder onzer vervolledigt onze schets
en voegt er aan toe, wat hem 1903 bracht
in zijn eigen kringveel liefs, meer leeds,
want de mensch heeft een strijd op aarde
en van de spanne tijJs, hem toebedeeld,
is 't uitnemendste moeite en verdriet. Hoe
treurig ook, toch maar goed, sinds de zonde
kwam, want de aaide mag den toensch geen
voldoening gevenhij zou dan vergeten
den hemel,'t onzienlijk Rijk Gods, te zoeken.