NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 35, 1903. Zaterdag 19 December. 18e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH De Rede van Minister Kuyper. RECLAMES. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN Zij, die zicli met 1 Jan. op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Het Régeeringsheleid. VEROORDEELD TOT DE STILTE. Gemengde Berichten. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p- p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ii. Ik kom nu tot de bespreking van het algemeen Regeeringsbeleid, ingeleid door de zoo voortreffelijke rede van den geaehten afgevaardigde uit Groningen. Hij sprak het daarbij uit, dat de eind afrekening eerst later zou komen. Niet dat ik over die afrekening in 1905 eenige illusie koester, ik weet wel hoe van die zijde de afreke ning zal zijn, maar ik wensch mij toch deze opmerkingen te veroorloven. Wanneer deze voorloopige teekening den maatstaf moet aangeven van wat er zal volgen bij de totaio afrekening, dan weet ik niet waar het debat, eenmaal begonnen, moet eindigen. Althans de geachte afgevaardigde zal mjj toegeven, dat er bij heugenis nooit een periode geweest is, dat men in het derde jaar op zoo breede schaal de dis- cussiën opzette. Er schijnt dus aan die zijde wel eon zekere neiging te bestaan om alvast in het derde jaar te trachten er wat af te krabbelen om daardoor aan de volkomen slaging van het veroordeelend vonnis vast een zekeren grond te geven in de discussie van dit jaar. Ik wees daar op wat nu gedaan is op andere wijze als het gewoonlijk geschiedt maar nu moet mij toch een woord van het hart over die verschillende onderstel lingen omtrent den schrijver van de Me morie van Antwoord. Dit hebbon wij al twee jaar gehad. Nu zou ik wel eens willen vragen is er in vroegere discus- siën onder vroegere Kabinetten ooit eenige opmerking over gemaakt, dat stukken uit die Memorie van Antwoord op Hoofdstuk I, hoewel geteekeDd door den Minister vau Financiën, vermoedelijk niet van dien Minister herkomstig waren In het vorig Kabinet, waarin de for mateur van het Ministerie tevens was de Minister van Financiën, gaf natuurlijk niets tot een dergelijke opmerking aan leiding. Evenwel, er zijn toch vroegere Kabinetten geweest, waarvan de Premier niet Minister van Financiën wasen nu vraag ikis het aan den geaehten af gevaardigde niet bekend en als hij zegt neen, neem ik dit gaarne aan maar dan vraag ik toch, vermoedt ook hij niet, dat ook onder die vroegere Kabinetten al die stukken, die geteekend werden door den Minister van f inanciën, daarom nog niet geheel van dien Minister herkomstig waren En wanneer de geachte afgevaardigde nu zegtdit heb ik heel goed geweten dan vraag ik waartoe dient het dan om nu voortdurend, op een wijze die meer dan eens voor mijn ambtgenoot van Financiën niet heel aangenaam was, op dit alleszins bekende feit te wijzen, wat daarin ligt, dat men hier niet, zooals bij de Eerste Kamer, een afzonderlijk stuk heeft voor de Algemeene Beschouwingen, maar deze hier vastkoppelt naar vast parlementair gebruik aan hoofdstuk I? Zoo ook wat mijn stijl betreft. De heer Troelstra heeft zelfs woorden en zwakke e's aangehaald, die ik gebruik. Maar kan men het dan iemand, die 30 jaren ge schreven heeft, kwalijk nomen, dat hij een zekere manier van schrijven gekregen heeft En geldt dan het spreekwoord van het vogeltje met zijn bekje niet ook ten op zichte van den schrijver met zijn pen? En als dit dan zoo is, wat behoeven wij dan over zulke natuurlijke feiten hier tegenover elkander geestigheden te debi- teeren, die nooit hebben een buitengemeen welwillende strekking Ik kom thans tot de besprekingen over het algemeen Regeeringsbeleid. En dan zij er in de eerste plaats op gewezeD, dat het Kabinet, als Kabinet van coalitie optredende, in de eerste plaats stond voor de vraag zal een coalitie Kabinet houdbaar zijn Er is in vroeger jaren door de groote pers in ons land tegenover het inonsterbond van Rome en Dordt zulk een langdurige strijd gevoerd en de historische herinnering aan ons verleden het bleek nog onlangs, toen een blad de onhandigheid beging om een artikel op te nemen over de standbeeld- quaestie heeft in zoovele opzichten in ons volk nagewerkt-, dat het de vraag was of een coalitie, zooals nu in de Kamer ge steund wordt, op zou kunnen treden, of dit, zooals de Franschen zeggen viable zou zijn. Metterdaad, dit is een zaak van ernstige beteekenis; en daarom meen ik er met eenigen nadruk op te mogen wijzen, dat tot dusver de samenwerking tusschen anti-revolutionairen, Roomsch-Katholieken en Christelijk-historischen in deze Kamer geen enkel oogenblik heeft geleid tot zoo danig conflict dat de positie van het Kabinet in gevaar kwam. Integendeel, toen de geachte afgevaardig de uit Leiden ik zal niet zeggen on deugend, want het was zijn recht in zijn rede poogde daartusschen een wig- gelje te steken de geachte afgevaar digde schudt van neen, ik geloof dat en zeg dus dat hem onbewust een wig in zijn hand gleed die deze tegen den muur aan hield toen is op duidelijke wijze uit gekomen, dat het onbewust in zijn hand gegleden wiggetje wel verre van een reet in den muur te vindeD, afstiet op het cement der coalitie van de rechterzijde in een coii'itie zijn natuurlijk altoos twee groepen aan elkander gehecht, dit kan niet anders dat aan de vastheid van dat cement niets hoegenaamd ontbreekt zoodat dan ook die geachte afgevaardigde, zoowel bij Roomsch-Katholieken als bij anti-revolutionairen, niets heeft kunnen beluisteren dan een fier gevoel van elk een eigen karakter, verleden en toekomst te hebben, en dat men toch duidelijk ver klaarde dat men niets anders wenschte dan samen voort te gaan. Dit voorop stellende, dient nu de vraag onder de oogen gezien, hoe het staat met het werkplan der regeering. Het is bekend, dat het Kabinet bij zijn optreden zijn werkplan in duidelijke trekken uiteengezet heeften wanneer de heer Borgesius aan merking heeft gemaakt op het woordje «ten minste," dat voorkomt in de Memorie van Antwoord, alsof daaruit zekere pretentie sprak, dat dit Kabinet meent langer dan vier jaren te zullen zitten, zij het mij ver oorloofd er op te wijzeD, dat ook een zachtere verklaiing mogelijk is, nl. dat de RegeeriDg haar denkbeelden uitsprekende en in een werkplan neerleggende zich zelf niet in staat gevoelde den tijd juist te berekerien, die zij voor verwezenlijking daarvan noodig had, en omnietonvoorzichtig te zijn, zich zoo uitdrukte, dat dit program niet was voor één jaar, maar voor ten minste 4 jaren. 18 December 1903. Staalman De Christen Democraat, het blad van Staalman, zoekt er op allerlei wijze de liefde voor Staalman in te houden. Het vorige nommer bevatte de Kamer speech van Staalman, eerste gedeelte. Het no. van heden bevatop bladzij 1 enz. de rede van Staalman tweede gedeelte 't antwoord van den minister en de toe zegging van Staalmans antwoord op bladzij 3 een gesprek tot verheerlijking van Staal man en een stukje waarin de red. op wekt om de rede van Staalman over te drukken, „overal" verkrijgbaar te stellen, en te bespreken. En op bladzij 4 de be kende groote advertentie aanbieding van Staalmans portret met levensschets voor een kwartje, o. a. te bekomen aan het bureau van Staalman. Deze aanbieding heeft men nu al ongeveer een jaar kunnen genieten. Dat mag ijdelheid heeten. Twee en twintig duizend, acht honderd zes en twintig gulden en zeventien centen is hot bedrag dat ingekomen is voor de nagelaten betrekkingen der op 11 Soptember van Arnemuiden verongelukte visschers. Een bedrag verre overtreffende de stoutste verwachtingen, en meer dan eenig ander voldoende aan den eisch van het Christelijk levenondersteuning van weezen en weduwen in de eerste plaats. En de tentoonstelling van Zeeuwsche nijverheid die men zich voorstelde het volgend jaar gaat niet door. De deelneming is te gering. De af leeling Rotterdam van de Vereeni- ging «Onderlinge Vrouwenbescherming" hield verleden week een propaganda-avond, waar o.m. ook art. 342 Burgerlijk Wetboek, (verbod onderzoek van het vaderschap) werd besproken. Het onderzoek naar het vaderschap was vroeger onbekend. In de 13e eeuw werd de eed der vrouw gedurende de bevalling afgelegd, waarin zijden .ader van het kind aanwees, geloofd. In navolging van Frank rijk, heeft men ook hier te lande het on derzoek verbodeD. Thans bestaat er kans, dat art. 342, zooals het nu luidt, spoedig zal verdwijnen. Onze regeering zal deze gewichtige aangelegen heid, waarover ook de Middelburgsehe afge vaardigde, dhr. Lucasse, een gepast woord in het midden bracht, bij gelegenheid van de «Justitiebegrooting", spoedig regelen. De spreekster van genoemden propaganda- avondhet was Mevr. Wijnandts Franken Dijserinck kwam tot de volgende con clusie. Er dient tusschen den vader en zijn buitenechtelijk kind een rechtsbetrekking gevestigd te wordeD, niet die van vader- en kindschap, maar een, waardoor de vader slechts de schuldenaar van zijn kind wordt. De vader, en bij overlijden diens eifgena- meD, wordt verplicht tot de zorg van zijn kind tot zijn meerderjarigheid, overeenkom stig den stand der moeder en in verhouding tot zijne inkomsten. Voorts zou volgens het oordeel der spreekster, van staatswege een bureau van toezicht op buitenechtelijke kinderen moeten worden ingesteld. Dit laatste wil ons minder bevallen. Men herinnert zich hoe de heer Van Kol bij het koloniaal debat na overleg met zijne partij (de sociaal demokratische) het denkbeeld opperde, om een deel onzer O.-I. bezittingen te verkoopen, om met de opbrengst het overblijvende uit den nood te helpen. Niet onaardig teekent het Kath. Sociaal Weekblad hierbij onder andere aan 't Zal ons benieuwen, waarmee de sociaal democraten nu weer aan zullen komen. Misschien wel met een voorstel, om het district Enschedé aan Duitschland te ver koopen. Als Duitschland dan Van Rol mee op den koop nam 't Ware te overwegen. In elk geval zou 't aan het land een hoop drukkosten Van onzen eenigen Braakensiek zagen wij in de Groene Amsterdammer van deze week eene plaat; «Na de Tüeologische debatten in de Tweede Kamer". Men ziet een man met den Bijbel op den schouder, en een ander met de collectezakjes de zaal verlaten. Een ouderliDg en een diaken dus. Op den voorgrond staan de theologen Kuyper, Talma, De Visser, met den rechts geleerden professor v. d. Vlugt, naast wien weer dr. Nolens en Aalberse in het oog vallen. Van der Vlugt heeft zijn zwart dasjein de hand. Allen hebben het witte dasje om. En v. d. Vlugt zegt tegen den premier Mij dunkt, wij kunnen nu het witte dasje weer wel afdoen. Ki.yper antwoordtZooals je wil v. d. Vlugt, het staat je anders zoo kwaad niet In dit laatste gesprek ligt een profetie. In 1905 zal men in de liberale partij tal van witgedaste heeren zien optreden, mannen o, zoo vol godsdienstzin, en o zoo vrij en vroom, dierbaar de goede gemeente uitnoodigende om op de liberale candidaatjes te stemmen. En dan wanneer al de sociaal-democra tische domir é's die met Troelstra mee loepen, eens vaardig worden, en net gaan doen als dominé v. d. Heijde, die nu al het land afloopt met zijn speech om te betoogen dat Christendom en Socialisme niet in strijd zijn met elkaar, en het Calvinisme zich gemakkelijk verzoenen laat met het histo risch materialisme 1 Men kan nog rare dingen zien. Maar wat men niet zal zien, is dat ons Christenvolk zich zal laten bij den neus nemen door een sociaal-democraat meteen steek jen op, of door een witgedasten li beralise Ongeveer een week heeft de minister van Binnenlandsche Zaken in lange zit tingen al de klachten en aanvallen, in redevoeringen, sommigen van twee uren lang als bij v. die van den heer Ter Lang o neen Ter Laan moeten aanhooren, en hij heeft in een rede van slechts ruim een uur al de sprekers beantwoord en daarbij niets overgeslagen. De groote pers is er over uit, zoo mooi als 't was. Er valt niets tegen te zeggen, schrijft De Nieuwe Courant, grooter meesterschap in het debat dan dr. Kuyper heeft in ons Parlement niemand. Zijn redevoeringen zijn het rijkst van stemming; het pittigst, het grootst in brute kracht. Er is, althans in Nederland, niet ééa politicus, in wiens woord men in zoo sterke mate de persoon lijkheid hoort. De zinnen van dr. Kuyper tiilleD, en niet het minst sympathiek is de spreker, wanneer de overvloed of over maat van temperament zich baan hreekt." En het Handelsblad, nog meer in bewon dering, schrijft: «Dr Kuyper heeft heden getoond, dat zelfs een onderwerp, dat den meesten anderen te machtig is en door hen niet op interes sante wijze is te behandelen, door groote gaven van geest en woord zóó is te bezie len, dat het een voortdurend genot is, naar de bespreking er van te luisteren. Nadat wij ons gisteren bijna den gansehen dag bij de Lager-Onder wijs-debatten eerbiedig had den verveeld, kwam hedenmorgen de minis ter van Binnenlandsche zaken over dezelfde quaesties aan het woord, greep met één forschen greep al die lang uitgeteemde betoogen samen en besprak in minder dan anderhalf uur hetzelfde waarover anderen een ganschen langen dag hadden gedaan, en deed het frisscher, pittiger en met meer ziel, en toch zonder een zweem van opper vlakkigheid. «Wij hebben in langen tijd niet zulk een prachtige rede van dezen minister gehoord vijftien onderwerpen in minder dan ander half uur te behandelen in één rede, zóó, dat noch de eenheid en de gang van het betoog, noch de grondigheid van de bespre king er door lijden, dat is een meesterstuk, dat niet slechts in ons land, maar vermoe delijk ook in den vreemde slechts weinige publieke sprekers den heer Kuyper zullen nadoen. Daarbij komt dan de bekoring van den pittigen geest, van de bezieling en van den frisscher, struischen stijl. Een mooi beeld zooals ditdat tegenwoordig de ethi sche opvatting wisselt «als oeverzand," schudt de spreker even makkelijk uit zijn mouw als een grap over de vermakelijke gewoonte van den heer Borgesius om tel kens, onder 't spreker, zich om te wenden naar één enkelen afgevaardigde, schoon die afgevaardigde niets met het onderwerp heeft uit te staan. Het was buitengewoon knap." Ook de Nieuwe Rott. Ct. spreekt van een „keurige, wij zouden haast zeggen van een model-redevoering van den minister van Binnenlandsche Zaken." Het blad noemt die rede „oen uitnemend voorbeold, hoe met weinig woorden veel gezegd kan worden nadat gisteren herhaaldelijk was gebleken, hoe met veel woorden bitter weinig kan worden verteld." In Bulgarije, moet iedere pas getrouwde vrouw, volgens eene oude gewoonte gedu rende een maand stilzwijgend zijn, met uitzondering voor haar echtgenoot. Wan neer het oogenblik gekomen is dat dit stil zwijgen kan worden afgebroken, stelt zich de echtgenoot aan zijne vrouw voor met een geschenk en van af dat oogenblik kan zij naar luste spreken. Deze regel moet wel hard zijn om door de vrouwen in acht genomen te worden die zoo gaarne de klank hunner eigen stem hooren. En zijn evenwel uitzonderingen en Juf frouw de Wed. van RLjssen te Enschede TV. Rijssen, volgens portret is door dit voorschrift niet verhinderd ge worden. Zij schrijft ons 't volgendDaar ik de goede werking der Pinkpillen on dervonden heb en in het belang der lijdende mensohheid ook iets wil doen, zoo geef ik u de vrijheid 't volgende te publiceeren en tevens zend ik u mijn portret. Ik was sedert geruimen tijd lijdende aan binnen- koortsen en rheumatiek en ben thans na 't gebruik der Pinkpillen hiervan geheel en al genezen. De zoo krachtige werking die de Pink pillen op het bloed uitoefenen dat zij re gelen en verrijken, maakt hen onovertref- felijk tegen bloedarmoedebleekzucht neurasthenie, rheumathiek, scheele hoofd pijnen, algemeene zwakte, zenuwpijnen, zenuwziekten, verblindingen, duizelingen, hartkloppingen, onregelmatigheden. Zoo gij dus lijdende zijt, aarzelt geen minuut maar zoekt uw heil bij de Pinkpillen, zij hebben anderen genezen, waarom zouden zij u ook niet genezen. Zoo gij nog mocht aarzelen wendt u alsdan tot hen die ge nezen zijn en zij zullen u de gewenschte inlichtingen geveD. Prjjs f 1.75 de doos, f9— per 6 doozen. Verkrijgbaar bij Snabilié, Steiger 27, Rot terdam. Hoofd-depothouder voor Nederland en Apotheker. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar voor Middelburg en omstreken bjj JOH. DE ROOS en voor Goes en omstreken bij üebr MULDER, Drogerjjen en Verfwaren. Onze Middelburgsehe corresp. schrijft Wij lezen in 2 Samuel 23, dat een aantal helden meer dan dertig den troon van Isrels grooten koning David omringden. Maar onder die zeven-en-dertig waren er drie uitmnntende boven allen. Eleasar, Abisai en Benaja dat waren de helden die door hun stoute daden zich den hoogsten roem hadden verworven. Maar er waren ook anderen. Een Asahel en een Ethanan en een Samma worden evenzeer met eere genoemd. Zoo ging het ook in onzen vrijheidsoorlog. Prins Willem I, Maurits en Frederik

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1