NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 34. 1903, Donderdag 17 December, 18e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Zij, die zicli met 1 Jan. op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. „Onze politieke gezichteinder". ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VEIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p, p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN V.AN van 15 regels 25 cent, iédere regel meer 5 oent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Op Maandagavond, 14 Dec. jl. trad de heer G. G. Gijben van Yerseke voor de antirev. kiesvereeniging „Vreest God, eert den Koning" te Wemeldinge op, om een woord te spreken over den politieken toe stand onzer dagen. Naar aanleiding der bijvoeging zjjner maatschappeljjke betrekking in de aankon- digings-advertentie, begon bij met er op te wjjzen, dat hij alleen als betrekkelijk vrij burger ging spreken, en zóó, dat zjjn spre ken niets anders te maken heeft met zjjn staatsambt dan alleen dit 'eene, dat de bur gerlijke ambtenaar overal en bjj elke ge legenheid gematigdheid in den vorm beeft te betrachten, opdat de in bet ambt zoo strikt noodige rechtvaardigheid niet noo- deloos in eenige verdenking kome. Eene gematigdheid, die trouwens ook reeds uit anderen hoofde dure plicht is voor ieder, die zich mede waagt aan het publiek debat. Immers mogen wij de mensehen niet strijd- vaardig trachten te maken tenzij dan tegen het kwaad, en dus ook tegen den boozen vorm. Spr. stelde zijnen hoorders nu allereerst voor oogen, wat tot het houden van „poli tieke vergaderingen moet nopen." Reeds in algemeenen zin is dit naar den Woorde en don wille Gods, en behoort het tot de „goede dingen", waarvan in den Brief van Jacobus getuigd wordt, dat het niet uitvoeren zondig is. Eu zulks, omdat het hebben en onderhouden van een aardsch Vaderland geene particuliere lief hebberij is, maar een rechtstreeksch uit vloeisel van een werk Gods, waardoor het menschelijk leven grooteljjks is verrijkt, nl. het breken van den cosmopolitischen toeleg bjj Babels torenbouw, en dat door gaat tot aan het einde der eeuwen (Vgl. Openb. 21 20). Doch ook in engeren zin, krachtens rechtstreeksch gebod van Boven is het be lang stellen in den gang der politieke ge beurtenissen onafwijsbare plicht. Niet natuurlijk in dien zin, dat men gemakke lijk een politiek deskundige kan heeten of dit ook behoeft te worden. Daarvoor is het leven te druk, en schier elk ander dagelijkseh beroep te veeleisehend. En daarom is het kweeken en kiezen van diep ingeleide en geheel in de politiek wer kende kamerleden dan ook een dringende eisch. Maar wèl is het voor ioderen lands- burger plicht om ten minste zóóver kennis te nemen van hetgeen er op onze vader - landsehe erve omgaat, als noodig is om tot heldere beseffen te geraken omtrent hetgeen van regeeringswege hetzij klemt of verruimthetzjj onzen „menschwaar- digen" welstand bedreigt óf bevordert. Immers, zonder dit is het ten eenenmale onmogelijk om te voldoen aan de Bjjbelscbe voorschriften, vervat in I Tim. 2 1—4, Rom. 13 17 en I Petr. 2 13 en 14. Aldaar toch wordt een bijzondere nadruk gelegd op de verhouding tusschen overheid en onderdanen wordt de rnst der burgerij in haar geheel, en van de Kerk en hare ledeD in het bijzonder, in dadelijk verband gebracht met het bidden en danken voor de overheid worden voor dit zoeken van Gods aangezicht zelfs vier uitdrukkingen direct bij elkaar gebruiktwordt »voor alle dingen" daartoe vermaand, en wordt het als eene dwaasheid geschetst om opzichtens de over heid het goede niet te betrachten. Dit alles nu is onverstaanbaar en onvatbaar voor de rechte toepassing, wanneer de staatszaken ons koud laten. Bij deze goddeljjke voorschriften komen dan die van de aardsche overheid. De toekenning van kiesrecht, de oproeping door stembriefjes voor volksvertegenwoor digers mag niet opgevat worden als het fondpresenteeren van koekjes of sigaren. Stemrecht is ook stemplicht. En deze stem plicht is onvolbrengbaar zonder in hoofd trekken notitie te nemen van de behoeften des lands ten opzichte van de wetgeving, zonder iets van de verschillende beginselen in het regeerbeleid te kennen en zonder acht te geven op de beginselen der candi- daten, uit welke onze vertegenwoordigers in staten en raden moeten gekozen worden. Indien nu, zeide spr. deze dingen alzoo zjjn, is het dan niet onverklaarbaar en onverantwoordelijk dat sommige beljjders van den Naam des Heeren, ja zelfs voor gangers ODder hen, of onaandoenlijk zijn voor de politieke belangen, öf zelfs actief de antirevolutionaire, dat is de christelijke politiek tegenwerken en het staatsrecht, dat buiten God om redeneert, steunen. Dit geschiedt dan niet altjjd bewust, het is zoo. Maar daarom niet minder stellig en niet onschuldig. Vraagt men mij, of ik dan dr. Kuyper's ^kerkelijke worsteling'' niet ken, of mjj de jaren 1834 en 1886 niets te zeggen heb ben, dan antwoord ik o, zeker, daar weet ik ook wel iets van. Maar ik weet óók, dat dr. Kuyper zijn gedachten over kerkreforma tie in 1883 op het 4e eeuwfeest van Luther's geboorte, in een Tractaat van ongeveer 200 bladzijden helder heeft ontwikkeld. Ik weet óók, dat dr. K. daarin alle plaat selijke Hervormde Kerken in Nedeiland, destijds op 500 a 600 geschat, waarin nog eene tamelijk zuivere bediening van Gods Woord wordt verstrekt, zonder aarzelen verklaart te houden voor ware kerken van onzen Heere Jezus Christus, ook al staan zij in een verkeerd kerkverband en al sleet de tucht er in uit. Ik weet ook, dat dr. K. geen lid der Flerv. Kerk kon blijven, of hij zou met zijn volle bewustzijn, bij de grootste klaarheid van behandeling, als besturend ouderling mede hebben moeten bewilligen in den raad om honderden ver loochenaars van Jezus' Naam als leden van Zijn lichaam te erkennen door inboeking. Ik weet ook, dat het een roomsch kerkbe- ginsel is, wanneer men geene andere wer king van het christelijk leven in aanmer king neemt dan die door het kanaal gaat van de gereglementeerde, instituaire kerk inrichting. Ja, ik weet ook, dat het zelfs veel erger dan roomsch is om ter wille van zijne kerkgemeenschap het ongeloof in de staatkunde bij te vallen, dan om, gelijk thans de roomsch-katholieken doen, met hunne kerk het geloof op het terrein der politiek te steunen. En ten slotte weet ik ook, dat zij die aldus hunne kerk tot een deksel voor hunne geloofsopenbaring in het burgerlijk leven misbruiken, in het eind zoowel in kerkelijk als in ander op zicht groot verlies zullen moeten lijden, nademaal het niet anders kan of het on geloof, als het zijne consequentiën vol trekt, zal alle uitwendig keikwezen ver dringen en deszelfs stoffelijke goederen omverstooten. De godsdienst „privaat zaak", o dat schijnt goed te gaan, zoolang de sociaal-democratie in de minderheid is en het privaat bezit bestaat, maar waar is het steunvlak van het kerkegoed en de staatsbijdragen in de traktementen, als een maal de oeconomische onderbouw der maat schappij naar socialistisch model in „orde" gebracht is. Beseft men dan niet, dat de plak van de Marxistische leer nog veel meer dreigend is voor alle protestar.tsche ker ken dan de plak van „bet N ut" Ook het uiten van afkeer van partij schap en het verwijzen naar veel bezoe deling in de politiek kunnen hier niet verontschuldigen. Want wij hebben onze vermeende wijsheid niet te stellen boven den ons opgelegden plicht. Het werkelijke leven gedoogt geene kleurloosheid en het verjaagt de mensehen, die onzijdig willen zijn, van schrede tot schrede. Zoomin een Transvaler een paar jaar geleden zich boven den strijd met Engeland bon verheffen, evenmin is in clen kamp der geesten en de wrijving en botsing der levensovertui gingen ssonder keuze eene houdbare plek te vinden, of ook maar van verre te be naderen. En wat list en sluwheid aangaat, die vaak zich in de politiek dringt, is het niet zeer begrijpelijk, dat juist bij zulk een veel omvattenden en ingewikkelden" handel als die van het politiek overleg, de geweld hebbers dezer eeuw het 't meest op ver strikking toeleggen. Maar moet niet dat juist te m9er aanwakkeren om voor recht en waarheid te getuigen Moest ook de apostel Paulus zelfs in den heiligen E van- geliedienst niet klagen, dat nevens zijn trou wen Timotheus nog allen het hunne zochten en niet hetgeen van Christus is En hoe zon dan ooit de bezoedeling van den po litieken dampkring, hoe opzettelijk somtijds ook, uwe bestendige zelfopsluiting buiten den stroom des nationalen levens kunnen rechtvaardigen Is het alzoo reeds in normale omstan digheden onze plicht en ons veelzijdig be lang om ons een weinig met de politiek in te laten, dit klemt te meer in onze dagen, in het tijdperk van overgang naar andere ogjonomische verhoudingen, want nu krijgt de overheidstaak eene buitenge wone uitbreiding, en is er te meer behoefte aan verruiming van den politieken ge zichteinder. Onder de klein-critis- ho aanmerkingen, die op onze tegenwoordige regeering zijn gemaakt, behoort ook deze, dat zij in hare wetgevingsplannen niet altijd bij haar eerste voornemen blijft. Hierbij wordt vergeten, dat ook het vorige ministerie èn bij de leerplichtwet èn bij de militiewet, èn bij de draokwet, èn bij de ongevallen wet, na overleg met do Staten Generaal de ingediende wetsvoorstellen wjjzigde. Maar dit nu voor het oogenblik daarge laten, zoo is het ontegenzeggelijk de in gewikkelde en verbasterde nationale toe stand, die het regeeren zoo ontzaglijk zwaar maakt, en die bij elk plan van wet geving het wikken en wegen dubbel nood zakelijk maakt, ja schier een bovonmen- schelijke veerkracht vordert. Wat toch is in gewone tijden de over heidstaak 'f Zeker niet om ons stoffelijk en geestesleven te regelen, en in te drin gen in het inwendige der verschillende levenskringen dus niet om het werk over te nemen van de handelaren, de patroons, de professoren en onderwijzers, de huis vaders en de geneeskundigen on daardoor het menschdom tot zijne bestemming te lelden. Neen de overheid heeft in nor male tijden alleen tce te zien, dat de ver schillende levenskringen ruimte van bewe ging behouden, en dat in die kriDgen de een den ander niet het leven onmogelijk maakt. Dat is het doorloopend rechtsbe stel. En zoolang het zedelijk en maat schappelijk leven constant gefundeerd en energiek werkende hlijven, kan de overheid zich meer van verre houden en meer ge leidelijk de wetgeving onderhouden en voortzetten. Maar ziet, als de pilaren der maatschappij aar hetschudden gaanals de religie uitslijt en dientengevolge de moraliteits- begrippen verflauwen, als de zedelijkheid tot modeartikel, tot een wisselend goed wordt verlaagda's deugd en ondeugd, recht en onrecht, wijsheid en dwaasheid stuivertje gaan wisselenwanneer mannen als Lombroso on Maeterlinck het plegen van misdaad voorstellen als iets ziekelijk- erfelijks en iets dat niet bevlekt, en zulk eene leer vindt onder het volk bare plompe tospassingen als daarbij door groote, nieuw invallende oorzaken het contrast tusschen rijken en armen aldoor schriller wordtals de „gezeten" werkman gedurig in gevaar komt te vallen onder de paupers, ook ondanks vakkennis en ijver; o ja, dan moet de Overheid nieuwe ankers in het sociaal gebouw slaan opdat het niet allengs meer in puin valle. Maar dan is het toch nog lang niet hetzelfde naar weike beginselen dat geschiedt, en tot hoever het ingrijpen gaat. Want leest men er de Duitsche reehts- Maeterlinck leerde, dat de vuilste daden iemands ziel niet besmetten. geleerden en wjjsgeeron, als Ling, Schultze, Preuss, Von Mohl en anderen op na, dan ziet men dat volgens hen »de Staat", al hangt zijn doel in de lucht, als een soort godheid zoowat alles vermag, dat hij zich over alle menechelijke bemoeiingen kan uitstrekken, dat er geen hoogor recht is dan het zijne, en dat hij dus onvoorwaar delijk moet heerschen en gehoorzaamd worden. Prof. Buijs schreef hierover in 1876 in de Gids in denzelfden geest. En hoede sociaal democraten voortgezet onderwijs geven in deze theorieën en van den Staat één groot werkmanshuis willen maken, is in hoofdzaak wel bekend. Doch daartegenover blijven de antire volutionaire staatslieden ook bij do bij zondere verleeningen van overheidshulp het richtsuoer der H. Schrift gebruiken. Zij willen geene oeconomie los van de religie, evenmin als zij vrijheid zonder godsdienst begeeren. Zij willen de maatschappij, die zoo ernstig krank is, niet alleen met stoffelijke maar vooral J ook met geestelijke middelen er boven op trachten te helpen. Zij spiegelen den volke geen hemel op aarde voor, maar werken gelijktijdig druk ter verkrijging van het bereikbare. Buiten God en Zijn woord gerekend is men altijd bezig met een stuk van den mensch, met een deel van de Maatschappij. Dan doot men vspecialiteitendienst", zooals er ook geneeskundigen zijn enkel voor één of twee lichaamsdoelen. De liberalen grepen de hersenen tot voorwerp van »gostadige zorg". De radicalen grepen een stukje van de maag er bjj. De sociaal-democraten nemen meer uitsluitend de maag voor hunne zorg, en laten daaibii, meer nog dan vroeger de liberalen, het hart glippen. En omdat zij het hart buiten rekening laten (en de be hoeften van dat hart), wijkt alle kieskeu righeid in de wapenkeus voor den strjjd dien zjj aanbonden, en brengen zelfs gewel dige nederlagen hen weinig tot bezinning. De antirevolutionairen daarentegen zoeken in het sociale Lazaret artsenijen te brengen voor den geheelen patiënt, zij zoeken voor hem niet dwaselijk het paradijs op deze zondige aarde, maar wèl hem te brengen tot betrekkelijken welstandzij willen wer ken met ijzer èn olie, met zwaard èa truffel. Dit hebben zij van den beginne aan tot oogmerk gesteld. Daarom spreekt art. 19 van hun program van beginselen niet van oplosriag van den socialen strijd door de wetgeving alleen, (want de wet kan het innerlijk leven en de daaruit voortkomende ontelbare kleine handelingen toch niet re gelen) maar wel van de medehulp der wetgeving. Met dit program stemmen overeen de verkiezingsprogrammea van 1897 en 1901 en ook het regeeringsprogram, dat de Troonrede van 1901 te lezen gaf. Aan deze beginselen is de regeoring ook getrouw gebleven. Zij voort niet alleen uit hetgeen zij toegezegd heeft, maar zij verbetert bovondien nog aan andere wetten en regelingen zooveel zij maar kan. De groei der beginselen en de bevordering der belangen gaan nu krachtig samen. Het geen in de Troonrede van 1902 is toege zegd, is alles thans ingeleverd, met uit zondering alleen van de arbeidswet, die evenwel klaar is en dezer dagen wordt verwacht. Verder is er ingediend eene wet tegen den sterten drank, eene wet tegen de Staatsloterij, eene wet tegen de verontreiniging der openbare wateren, eene wet tot verlegging der schoorsteenbelasting naar het mobiliir, en voor belasting der automobielen. De vruchten van het Cbr. Ministerie zijn reeds nu zoo talrijk dat b. v. een anders zeer onvriendschappelijk gestemd blad als de N. Arnhemsche Courant in de vorige week schreef»Wat wij mede- öeelen (uit Minister Kuyper's rede n. 1.) spreekt genoeg van eene werkkracht waar voor eerbied moet worden gevoeld. En nu komt het ons voor hetzij met de meeste bescheidenheid gezegd, dat de linkerzjjde waardiger handelt door eene loyale medewerking dan door eene kleine »kritiek'" welke haar ditmaal goene lau weren deed oogsten." „Geen lauweren" neen. Maar (och is er in de eerste Decemberweek weer zoo veel damp en nevel in den politieken dampkring opgestegen, dat niets minder noodig was dan de schier ongeëvenaarde kennis van een staatsman-theoloog als dr. Kuyper, om weer voor ieder de noodige ruimte in den gezichteinder te brengen. Ook da anti christelijke persorganen deden al hun best om het Kabinet-Kuyper in schaduwen te hullen. „Wachtwoorden" werden uitgeroepen, om het te discredi- teeren. Men sprak hat eene jaar van te weinig avanceeren, het andere van retireer en. Men neemt het Ministerie heden kwalijk, dat het te veel aanvat, en morgen dat het iets uitstelt. Men maakt zich druk met allerlei bijzaken en prof. Drucker hoe echt voornaamkwam in éóae rede (1 Dec.) zelfs v'ermaal terug op de taal van dr. Kuyper (die hem door haar over redingskracht zeker zoozeer hinderde) zon der dat hij er iets kwaads van kon aan wijzen. Nadat Spr. hierover nog verder het een en ander gezegd had, vervolgde hij Tevens komt allengs aan het licht wat de tegenpartijen in het schild voeren. Zij willen vooreerst den volke diets maken, dat de gezamenlijke partyen tot éóa geestesoorsprong behooren en dus op ééa zelfde terrein staan, voor allen even hecht en even goed verlichtzoodat dus eene deeling in chr. en niet-ohr. partijen niet te pas komt. Tot deze tactiek behoort dan dat men goed uit laat komen, dat de verschillende partijen, die uit de vroegere >groote liberale partij" afstammen, op cirdinale punten vierkant tegen elkaar overstaan, en dat óók zij, al trekken zij dan ook soms ééielijn, toch wel hunne eigen zelfstandigheid kun nen bedingen en behouden. Dit doelt na tuurlijk op eene antichristelijke coalitie bij de stembus van 1905. Tot die tactiek be hoort, dat men den christen-democraat Staalman dapper uitspeelt tegen de antirevo lutionairen, hoewel deze feitelijk door hem verloochend worden en dat men daarmede tracht te beduideD, dat er ook wel eene demo cratische coalitie mogelijk is van christelijke on niet-chr. staatslieden. Tot die tactiek behoort dat men het er op toelegt om zooals Dr. Schaepman het in vroegere ja ren noemde „knuppels te werpen in het hoenderhok" tusschen de antirev. en de roomschen dat zij zoo uitdagend mogelijk de Reformatie der 16e eeuw (in het oog der R. C. evenzeer kerkelijke revolutie als destijds de sehoiding van 1834 in hot oog der liberalen) aan de bondgenooten voorhouden. Tot d e tactiek behoort ook, dat die calvinistische karaktertrekken welke de democra'ie begunstigen eenzijdig naar voren gohaald worden. Tot die tactiek behoort, dat het opkomen der chr. regee ring voor het gezag zooals dat in de stakingsdagen gezien werd meer als eene liefdelooze verloochening dan als een uitvloeisol der chr. beginselen wordt ge brandmerkt. Tot die tactiek behorrt, dat men afweert de gedachte, dat er iets of veel specifbk christelijks in de wetsvoor stellen der tegen woo.-dige Regeer ng zoude te proeven zijn. Tot die tactiek behoort, dat men nog eens weeropr.ieuw tot vervelens 'oe het liberale dogma ophaalt, dat algibruikfc men den Bijbel niet op hei staatsterrein, men toch wel een vroom man en een vroom christen kan zijn (zoo haalt de een de witte das en de ander een paar roode draadjes van Calvijn's kleedeien). Tot die tactiek behoort om niet meer te noemen het breed uitgewerkt betoog van Prof. v. d. Vlugt, dat de liberalen behalve hun particulieren godsdienst (d'en de soc. demacraten hun voorloopig gaarne gunnen) nog een schat van wetenschappe lijk betoog tegen het socialistisch drijven kunnen orerstellen. Of als dit alles geen tactiek is, dan is het schromelijke zelfverblinding, want als balletjes op een tafelvlak ging men do

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1