NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 33 1903. Dinsdag 15 December. 18e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH De Rede van Minister Kuypet VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Zij, die zicli met 1 Jan. op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. J. II. BLIM, elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VKIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. GEMEENTERAAD. Bij de stemming op Dinsdag a. s. van 8 tot 5 uur te Vlissingen bevelen wij drin gend aan den heer districls-schoolopziener, man van groote bekwaamheid en onbevangenheid, die de stoffelijke en geestelijke belangen der stad krachtig zal behartigen. i. Staalman. Deze belangrijke rede ter beantwoording der 25 sprekers door minister Kuyper den 4 Dee. uitgesproken nemen wij over. De minister begon met namens de Re geering te danken voor de welwillendheid waarmede de algemeene beschouwingen dusver gevoerd zijnook van de zijde der sociaal democraten. Alleen de heer Staalman (antir.) maakte hierop een uitzondering. Bij dezen was »geen welwillendheid in den toon der critiek". Tot hem sprak de Minister: »Een schot van voren gaarne, maar een schot in den rug heeft iets wat be denking kan opleveren. Nu is voor mij niet uitgemaakt of een lid, hier in deze Kamer opgekomen uit dezelfde actie bij de stembus en uit dezelfde strooming in de bevolking, waaruit de meerderheid ge boren werd, en ook het Kabinet opkwam, wel mag optreden zooals die spreker deed. Liefst wil ik dien afgevaardigde zelf laten beoordeelen van welken aard de positie is waarin hij hier in het Parlement optrad. Natuurlijk is het zijn recht dat hij critiek uitoefent, wanneer hij dat tot zijn plicht acht. Immers er kunnen oogenblikken komen waarin esn meerderheid die er tegen op zou zien om een Regeering ern stig te waarschuwen voor een verkeerden pas, daarmede metterdaad niet doen zou wat op haar weg lag en haar plicht was. Wanneer men echter, zelf tot de rechter zijde behoorende, gelijk immers de heer Staalman voorgeeft, critiek op de Regeering oefent, dan kan men dat doen verschoonend, zoodat blijkt dat men er zelf leed over draagt, dat men het doen moet; doch het kan ook geschieden op zulk een wijze dat men verraadt daarin zeker genot te vinden. „Van welken aard was nu de critiek van dien spreker Ik zou de beantwoor ding dezer vraag het liefst aan den heer Staalman zelf overlaten, maar wil hem toch twee details aan de hand doen die hem bij het vellen van een oordeel over zichzelf kunnen leiden. „In de eerste plaats was in de stukken medegedeeld dat het ontwerp-Arbeids- wet het Departement van Binnenlandsche Zaken half Juni had verlaten, en eerst 5 Nov. bij het Departement was terrugge- komen. Waaraan ligt dit vergelijkerderwijs zeer lange oponthoud? Nu heeft de Re geering in de Memorie van Beantwoording op de meest natuurlijke wijze deze vraag in dezer voege trachten te beantwoorden, dat men den Raad van State daarover geen verwijt kon maken, omdat de Regeering wist dat juist in die periode van het jaar zich de wetsontwerpen aan dien Raad toegezonden, derwijze hadden opgestapeld. Wat deed nu echter de heer Staalman? De door de Regeering opgegeven (geloof waardige, toejuiching verdienende) reden ter verklaring van het oponthoud zet hij ter zijde en stelt daarvoor in de plaats dezehet zal wel daaraan gelegen hebben dat het wetsontwerp technisch zoo slecht in elkaar zat. Nu vraag ik toch of, gelijk bier het geval is, uit bet feit blijkt dat, waar men twee mogelijkheden van ver klaring heefteene ten goede en een9 ten kwade, en men kiest, zittende aan de zijde der meerderheid, de kwade, die zonder eenig bewijs een blaam op het Kabinet werpt of men dan kan gezegd worden met leedwezen te opponeeren »En nu het tweede detail. Zonder eenig bewijs herhaalt de geachte afgevaardigde het beweren van de linkerzijde dat het Kabinet geroemd had in wat het gedaan heeft naar aanleiding van de gebeurtenissen in het voorjaar, en voegt er bij dat dit ge- geheel ten onrechte was, want dat de goede gang van zaken, gelijk die zich toen ont wikkeld heeft, vooral behoort dank geweten te worden aan de goede gezindheid die zich juist onder den arbeidenden stand openbaarde. Zoo heeft de heer Staalman het voorgesteld. Nu heb ik hier voor mij de Troonrede. En wat staat daarin Niets minder dan dit»Toch doet de nuchter heid van geest, die zich in de dagen van spanning bij het overgroote deel onzer werklieden openbaarde, hope koesteren voor een gezonden voortgang van de arbei dersbeweging'. Hieruit blijkt afdoende dat de Regeering in de Troonrede geen woord gesproken over zichzelf, maar een voudig met nadruk gewezen heeft op de nuchterheid van geest, die zich in die dagen bij het overgroote deel onzer werk lieden openbaarde. En nu vraag ik weder om wanneer men, zittende aan de Rech terzijde, en wetende wat in de Troonrede staat, nochtans hier zulk eene verklaring geeft, of men dan oppositie voert met leed wezen en enkol uit plichtbesef? »Ik wensch hierbij nog enkele opmerkin gen, naar aanleiding van het door dien afgevaardigde gesprokene, te voegen. Deze verklaarde in al wat de Regeering gedaan heeft, niets te bespeuren van de Christe lijke beginselen. Hierbij dient men zich wel te vergewissen omtrent de beteekenis der taak die volgens dien spreker het Ka binet te vervullen heeft. De taak is zijns inziens van drieërlei aard. In de eerste plaats zorgen voor het tarief; in de tweede plaats zorgen dat het bijzonder onderwijs meer geld kreeg; en in de derde plaats de pensioenverzekeriDg. »Stel nu dat die ontwerpen reeds allen geheel uitgewerkt ter tafel lagen, zou men dan niet met eenig recht kunnen vragen waar is nu toch het Christelijk beginsel? Het is toch duidelijk dat een tariefwijziging even goed door een ander Kabinet zou kun nen worden voorgesteld. Trouwens de Premier uit het vorige Kabinet heeft inder tijd een wetsontwerp in soortgelijken geest ingediend. Daar is dus, zal bij zeggen, niets Christelijks in. »Hoe staat het nu, wat het christelijke be treft met de verhooging van bijdragen aan het bij zonder onderwijs Het antwoord daarop kan kort zijn. Immers minister Borgesius heeft in 1901 bij de herziening van de wet op het lager onderwijs hetzelfde gedaan. Daar is dus zijns inziens ook niets Christelijks in. En wat nu ten slotte betreft de Pensioen verzekering, doze is in Duitscbland en andere landen reeds ingevoerd terwijl door minister Lely een voorontwerp betreffende die verzekering was opgemaakt. Daar was derhalve naar zijn stelsel ook niets Christe lijks in. »Alzoo komt do hoer Staalman met een drieërlei taak voor de Regeering waarin zijns inziens niets specifiek Christelijks gelegen isen toch jammert hij er over, dat juist door het uitblijven van de door hem bedoelde wetsontwerpen de Regeering niet van haar Christelijken geest doet blijken. En zegt hij nu dat toch het uit voeren van het Unie-rapport wel het Christelijk beginsel vertoont, omdat hij het Christelijk onderwijs bevordert, dan mag ik toch vragen of bij niet heeft ingezien het ontwerp tot wijziging van de wet op het hooger onderwijs, dat strekt om ten opzichte van de gymnasia hetzelfde te doen niet heeft gezien dat een ontwerp tot herziening van het middelbaar onder wijs is ingekomen, dat strekt om voor het middelbaar onderwijs hetzelfde te doen Van tweën een dus. Of de heer Staalman schrijft een taak voor, waarbij het Chris telijk beginsel niet ter sprake kan komen, en dau mag hij althans niet klagen over het niet toepassen van de Christelijke be ginselen of hij ontkent dat in de wets ontwerpen op het hooger en middelbaar onderwijs het Christelijk beginsel uitkomt, maar dan zou ik haast zeggen het zijn de ergste blinden die niet willen zien. «Waaraan nu moet deze soort van oppo sitie worden toegeschreven Mijns inziens aan de eigenaardige opvatting van den ge- achten afgevaardigde om de Christelijke beginselen en overtuigingen en de door werking daarvan in het Staatsbeleid in mystieken, onmiddellijken zin te nemen. Het is bekend hoe in de dagen van de reformatie, een mystieke, spiritualistische richting is opgekomen, die als eisch stelde de onmiddellijke doorwerking van de Chris telijke overtuiging in mystieken zin op allerlei gebied. Door den heer Lobman is reeds opgemerkt dat in het Barebone-par- lement onder Cromwell die richting aan het woord was. Wil de heer Staalman zich nu in die richting bewegen, dit zij zoo, ik laat het voor zijn verantwoording overmaar dan moet er toch op gewezen worden dat van antirevolutionaire zijde de zaak zóó nooit verstaan is, en dat de antirevolutionairen nooit hebben beweerd dat er op eens met het bestaande tabula rasa (bij den grond gelijk) moest gemaakt worden om een geheel nieuw gebouw op te trekken. Integendeel men heeft altijd gewild, zich aan het historisch bestaande aan te sluiten, om te verbeteren wat in minder goeden stijl was opgetrokken en den bouw voort te zetten. Men heeft van antirevolutionaire zijde voorts altijd voor gestaan en met klem en kracht op den voorgrond gesteld dat in een land als het onze gerekend moet worden met den be- staanden toestand, en dat men hier te doea had met een zeer gemengde bevolking, waaruit dan volgde dat men niet uitsluitend voor zichzelf mocht zorgon, maar den Staat zoo had in te richten dat men ook aan andere landgenooten een goed en gelukkig leven hier mogelijk maakt. »Ec is inttussehen meer. De heer Staal man heeft gezegd dat het Kabinet eenvoudig het program van urgentie der antirevolu tionaire partij had te nemen. Nu zij toch gevraagd of iemand die zich antirevolutio nair noemt, zóó kan en mag spreken Mag een antirevolutonair ooit beweren dat wan neer een Kabinet optreedt, het program van urgentie, van welke partij ook, moet dienen om aan dat Kabinet zijn taak voor te schrijven Natuurlijk zal niemand ontkennen dat een Kabinet (uit welke stembusactie ook voort gekomen) dat niet rekening weet te houden met de strooming in het volk, waaruit het zelf is voortgekomen, niet op de hoogte van zijn taak zou zijn. Doch daarover loopt het hier niet. Da heer Staalman heeft gezegd»dat is het antirevolutionair program van urgentie, en dat is uw taak, en niets anders". Uitdrukkelijk voegde hij er bij »wat bemoeit gij u met al die andere dingen, dit is uw taak en niets anders". Metterdaad als het zóó stond, zou het al heel eenvoudig gaan. Er waren namelijk drie dingenonderwijs, pensio neering en tarief. Daarmede moest de Regeering zich bezig houden. Met mijn ambtgenoot voor Financiën zou ik dus de geheele taak hebben moeten afwerken en de overige Ministers zouden niets te doen gehad hebben. Nu gevoelt men toch dat een zoodanige opvatting van het Regee- ringsbeleid zoo in elk opzicht in strijd is met elke gezonde en goed antirevolutionaire opvatting, dat ik inderdaad moet zeggen mij niet te kunnen verklaren dat de heer Staalman tot die uiting gekomen is. Er is nog een andere zonderlinge uiting van hemde liberalen hebben vroeger voor hun scholen geld uit de Staatskas genomen nu zijn wij meerderheid, doe dat nu ook, ga uw gang maar. »Ook die uiting heeft op mjj niet den in druk gemaakt van te zijn in anti-revoluti onairen geest. Er sprak uit een plomp partij egoïsme, dat; elke partij onteeren zou die zoo sprak. Ik zeg niet dat ook van Liberale, Katholieke, of Antirev. zijde te dien opzichte niet op de eeno of andere wijze geldelijk voordeel beoogd kan worden maar toch is men zelfs van de meest radicale zijde links nimmer zóó ver gegaan om hier in de Kamer uit te roepen »wat, het geld is erwij zijn nu de baas, neem het nu ook maar". Daar zou men zich voor geschaamd hebben. Ik vind er in derdaad iets bedroevends in dat juist een afgevaardigde die bier zegt voor de Chris telijke beginselen te komen strijden, een afgevaardigde die hier een mystiek gees telijk figuur aanneemt, tot zulk een plomp partij-egoïsme vervallen is. »Er is nog iets. Deze afgevaardigde heeft aan het slot tot viermaal toe uitgeroe pen zeven miljoen voor sneJvuurgeschut De Kamer zal zich herinneren dat de heer v. d. Zwaag hier in een debat mot zijn naaste familie het eens duideljjk ge zegd heeft, dat men van tweeën één moet doen óf op de landsverdediging bedacht zijnóf zeggen»dat is wanhopig daar doen wij niet aan"; maar dat als men een maal zegt»wij moeten ons land in geval van oorlog verdedigen", het dan ook vol komen logisch is dat men goed gewapend zij en dat aan die logica niemand zich kan ontworstelen. Nu komt hier de heer ^Staalman met een tot vier maal toe her haalden uitroep dat uitgaven voor bewape ning het toppunt van dwaasheid van dit Kabinet zijn. Behoort nu echter ook niet tot een der eigenschappen van de antire volutionaire beginselen de bestrijding van het internationaal cosmopolitisme en de aankweeking van vaderlandsliefde En msg ik dan vragen of daaruit vader landsliefde spreekt, wanneer men, wetende dat de partijen bier in de Kamer, met uit zondering van eene, allen overtuigd zijn dat bet van Godswege onze plicht is, om als wij door een buitenlandschen vijand worden aangevallen, en onze onaf hachelijk heid wordt bedreigd, daarvoor te strijden met kloeken moed, dan hier aan te komen met znlke uitdrukkingen En wanneer dan nu die kleine christen-lieden, tot wier tolk bij zich hier heeft opgeworpen, eens later kwamen wij wat God verhoede in oorlog op het slagveld moesten op trokken met een slecht geweer en met slecht geschut, en zij werden als mussehen doodgeschoten, zou hij dan meenen, dat hij tegenover de vaders en de moeders van die jongelieden zich kon verantwoorden »De geachte afgevaardigde heeft, toen hij sprak aan de gezichten om hem be9n wel kannen zien, wie de leden dezer Kamer waren, die met den meesten wel lust zijn woorden indronken. Welnu, laat bjj nu eens in zijn blad De Christen Democraat een schaduwbeeld geven van de Kamer' zooals die was toon hij sprak, en laat hij dan zelf eens zien of dit hem niet zou veroordeelen. Toch is hij een man die, doorgaande gelijk nu de uitdruk king is, meen ik, van den heer Drucker een politiek fortuintje kan worden voor de linkerzijde. Welnu, dan komen wij lang zamerhand goljjk; wij hebben dan de staking gehad; gij krijgt dan den hoer Staalman. (Gelach. De hoer Drucker roept Dank je wel slntusschen wil ik nog even hierop wijzen. Indienten gevolge van de, niet critische maar, oncritische woelingen van den heer Staal man in 1905 het bewind weer omgaat, dan zou ik hem willen vragen of in dat geval de mannen voor wie bij zegt het woord te voeren, hem zullen zegenen en danken, zijn politieke houding en gedrags lijn niet eenparig zullen veroordeelen." 14 December 1903. Provinciale Stoomlootdiemt op de Wes- terschelde Vlissingen. Staat van vertraging in den treinenloop te Vlissingen van Vrijdag 4 Dec. tot en met Donderdag 10 Dec. 1903. 4 Dec. tiein 8,52 aaDgekomen 9,30 4 11,44 12,35 4 i> 3,16 3,35 7 11,44 12,02 9 11,44 12, 10 j> 8,52 9,02 De beide laatste hadden aansluiting met Breskens en Neuzen de overigen niet. De minister van financiën heeft een wets ontwerp ingediend tot wijziging van de wet op het personeel. Het is een ontwerp van zijn voorganger, maar op enkele punten gewijzigd of ver beterd. De minister stelt voor de haardsteden als grondslag voor de personeele belasting te schrappen, en de automobielen onder de grondslagen op te nemen. Met beide wijzigingen vereenigen wij ons gaarne. Met het eerste evenwel slechts voorwaardelijk, namelijk voor 't geval de belastingbetaler hierdoor ook minder betaalt. Want wanneer hij niet meer behoeft te betalen voor zijn stookplaatsen, maar hij wordt dan zooveel te hooger aangeslagen voor zijn meubilair, dan houdt hij liever zijn belasting op de stookplaatsen. Het spreekwoord zegthet moet uit de lengte of uit de breedte komen. Ea wan neer dit nu hier ook 't geval moest zijn, kon men het beter zoo laten. Met zijn meubels is de belastingplichtige toch altijd afhankelijk van de schatters; maar met zijn stookplaatsen niet. Immers hij kan in een kamer den schoorsteen dicht maken en het stoken heelemaal afschaffen en in een andere kamer een gas- of petroleum kacheltje nemen. Dat geeft wel een on aangename, ongezonde warmte, maar de huisvader uit de middelklasse, dia toch al zoo gedrukt en geknepen wordt, is dan van deze belasting af. Alleen wanneer de belasting voor het meubilair, de derde grondslag, niet ver hoogd werd, zou hij de afschaffing van den tweeden grondslag toejuichen; want dan schafte hij die ongezonde gaskachels af en ging weer naar hartelust bij zijn haaidstee zitten. Dat is trouwens huiselijker ook. Dat de automobielen flink belast worden, daar zal wel niemand op tegen hebben. Automibilisten zijn in den regel menschen die 't betalen kunnen en hunne voertuigen zijn er geruchtmakend en levensgevaarlijk genoeg voor. Vooral wanneer de heeren niets ontzien en voor geen paard inhouden, zooal3 wij er Zaterdagmiddag tusschen Kloetinge en Kapelle nog een zagen. Wij ontvingen ter bespreking een boekje van 't bestuur der chr. school te Muiden. Genoemd schoolbestuur deed een boekje open over den nood dier school. Zij is een stichting van wijlen dp. A. H. den Boer, in 1886 Zonder hulp van buiten kan die school niet staande blijven. Er is f800 jaarlijks van buiten noodig en 't be stuur beschikt maar over f250. Wie be doeld boekj9 ontving en 't missen kan, helpe Muiden. Voorzitter der school is dr. J. Th. de Visser te Amsterdam, secretaris ds. F. W. G. Schulte te Muidenhoofd der school G. v. Noort. In Neuzen zitten nog eens liberalen, echte, van het sehoolwetsoort uit de dagen van vóór '79palstaanders, die van de leer zijn dat niemand verstand heeft dan zij en hunne vrienden. Wij vernemen namelijk dat bij een stemming in den ge meenteraad voor een lid der plaatselijke schoolcommissie, het aftredend lid ds. J. v. d. Berg, die door deze commissie natuur lijk weer no. 1 op de aanbeveling geplaatst was, de liberale leden van den Raad unaniem hunne stem uitgebracht hebben op den heer Fassaert, die dan ook gekozen werd. Vroeger toen ds. v. d. Berg in die com missie benoemd werd, waren de liberalen in den Raad in de minderheid en gaven zij te kennen dat hij als voorstander van het bijzonder onderwijs niet in de plaat-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1