NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 26 1903. Zaterdag 28 November. 18e Jaargan CHRISTELIJK- HISTORISCH Bij ail immer totoort een Bpcpel. VERSCHIJNT elkbn maandag-, woensdag- en vrijdagavond. Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN De politiek van het Kabinet. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De Memorie van Antwoord op het le Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1904 is verschenen. Het stuk bespreekt allereerst de vier grieven tegen het Kabinet te berde gebracht lo. het Kabinet houdt de christelijke be ginselen schuil 2o. het is noch vast noch vaart voort 3o. het viert den teugel aan ongewenschte reactie 4o. het gaat bij benoemingen partijdig te werk. De eerste grief. De regeering verwijst naar de toegezegde ontwerpen, doch voegt er natuurlijk aan toe, dat eerst op doel treffende wijze besproken kan worden of zij den toets der christelijke beginselen zullen doorstaan, als de drie hierbij in aan merking komende ontwerpen (herziening der Lager-Onder wijs wet, vervanging der Zondagswet, en de voordracht rakende het onderzoek naar het vaderschap) bij de Kamer zijn ingekomen. De verplichting tot intrek king der Leerplichtwet ontkent de regee ring. En voorts zegt de regeering, dat de goedkeuring die in het Voorloopig Verslag aan haar blijkbaar van de zijde der chris telijke partijen ten deel viel, haar oneven redig meer geruststelling schonk, dan de klacht van wie het humanistisch beginsel voortrekken, haar kon verontrusten. De tweede grief. De troonrede is geen afgesloten werklijst, zoodat die van 1901 niet het werkprogram voor één zitingjaar gaf, terwijl er daarentegen wel ontwerpen zijn ingekomen, die toen niet waren aan gekondigd. De bekende troebelen hebben veel van de leden van het Kabinet gevergd. Dit in geheel zijn omvaDg en in bijzonderheden mede te deelen, zou de regeering niet alleen beueden haar waardigheid achten, maar veel meer nog ongeoorloofd. Waar van een hervatting van den aanval op het gezag van den Staat allerminst is afgezien, zou zulk een mededeeling door inzicht te geven in de wijze, waarop het verweer is gevoerd, dat verweer voor de toekomst in hooge mate belemmeren. Zij die zonder kennis van zaken hier oordeel velden, onthiolden zich van de poging om in het Adros van Antwoord op de Troonrede dit oordeel te doen uitspreken. Uit wat zij nu verluiden lieten, valt alleen af te leiden, dat zij, ware hun in die dagen het bewind toevertrouwd geweest, het departement van Oorlog nu uit gezonderd, in schier onverstoorbare kalmte met hun wettenmakenden arbeid zouden zijn doorgegaaniets waarbij zich zonder moeite laat gissen, welke dan de uitkomst voor het land zou zijn geweest. Na nog nader betoogd te hebben, dat de gebeurtenissen van Januari—April in veel wettenmakenden arbeid een stilstand van meer dan twee maanden hebben veroorzaakt, wordt omtrent de invaliditeits- en ouder- doms-verzekering het volgende gezegd «De voorbereiding van het toegezegde wetsontwerp in zake de invaliditeits- en ouderdomsverzekering is volstrekt niet nu pas begonnen, maar de ernstige critiek hier en in het buitenland geoefend op de leidende gedachte van het Duitsehe stelsel, dat naar zijn hoofdgedachte ook in het avant-projet van den vorigen minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, beli chaamd was, dwong tot de overwoging of de oplossing van het moeilijke vraagstuk niet op andere wijze ware te vinden, iets wat herhaaldelijk nieuwe berekeningen vorderde. Yan dit onderzoek, ook al mocht het ten slotte blijken geen anderen uitweg te openen, mocht niet worden afgelaten, waar zoo ernstig en zoo verreikende be langen op het spel staan. Yan een ver- waarloozen of uit het oog verliezen van deze aangelegenheden is dan ook geen oogenblik sprake geweest, en de vroegere verklaring van dr. Kuyper als lid van de Kamer, dat ten deze «niet schraal en schriel maar met milde hand moest wor den te werk gegaan", drukt ook de over tuiging van het tegenwoord'g Kabinet uit. Over de ingediende voorstellen betreffende het loterijwezen en do gedwongen vaccinatie, zal de regoering met de Kamer eerst dan nader in vruchtbare gedachtewisseling kun nen treden, als het Voorloopig Verslag over deze ontwerpen in haar handen zal zijn." De derde grief. Na erop gewezen te hebben, dat thans de christelijke volksgeest tegen het weder opkomen van heidensehe fac toren zich zou verzetten, en er zonder reactie tegen wat men keeren of vervormen wil, op staatkundig terrein geen krachtig willen denkbaar is, betoogt de regeering geheel en al conform de feiten te zijn de verkla ring van 25 Februari jl., toen zij tfistrak »Reactie wil hier niemand op hervorming van onze sociale toestanden blijft én regee ring én Kamer onveranderlijk aansturen." Uitvoerig verdedigt zich de regeering verder tegen het verwijt van reactie, welke volgens haar hoofdzakelijk hierop schijnt neer te komen, dat een leeraar aan de Landbouwschool te Wageningen ontslagen is dat enkele marinematrozen uit den dienst zijn verwijderd en dat bij het aanstellen van rijks ambtenaren het behooren tot de sociaal-democratische partij hun niet ter aanbeveling strekt. Te dezen aanzien merkt de Regeering op, dat het concrete geval van dien leeraar bij hoofdstuj) IX, en dat der marine-matrozen bij hoofdstuk VI, ter sprake kan komen, doch dat, wat het alge- meene standpunt betreft, elke regeering, zoo hier als elders, zich wel tweemaal zal bedenken, eer zij verklaarde aanhangers der sociaal democratische propaganda, zon der nadere keur, in gewichtige ambten stelt. De regeering geeft toe, dat ongetwijfeld de «staatsburger" in den ambtenaar geëer biedigd moet worden, maar wie het ge- meene begrip van burger in den klassen strijd begraaft, en de idee van den Staat in die van een coöperatieve vereeniging oplost, doet feitelgk van de eere, die in den naam van Staatsburger ligt, zijnerzijds afstand, verzwakt den waarborg, die deze qualifeit voor trouw bood, en verplicht daardoor de Overheid tot scherper toezien. En wat betreft de «reactionaire ver schijnselen", die men in enkele wetsont werpen meent op te merken, de regeering betoogt, dat o. a. niets zoozeer den over gang tot een volksleger tegenhoudt als de telkens weer opkomende poging om het leger van zijn plicht af te trekken. Ten opzichte van het algemeen stem recht zegt de regeering «In »alle zijn geledingen" is de burgerij reeds tot de stembus toegelaten. Bedoeld zal dus zijn, dat uit elke geleding ook elk der samenstellende deelen stemrecht be hoort te erlangen. Of dit tot het opkomen van «frisscher geest" in 's lands bestuur zou leiden, blijve buiten beoordeeling. Hoofdvraag is maar of bij het uitwaaien van dien frisscheren wind het scheepske van Staat in veiliger haven zou komen, dan wel in schipbreuk zou ondergaan. Ook bij schipbreuk kan het frisch zijn." Na ten slotte te hebben verklaard, dat het Kabinet het gevaar, 't welk onze toe komst dreigt, niet uitsluitend speurt in de historisch-materialistische beginselen der sociaal-demecratie, maar veel dieper in de losmaking beide van Overheid en Burgerij van elke hoogere bovenaardsche autoriteit, bespreekt de regeering: De vierde grief. De regeering kan niet toegeven, dat bij het oordeel over de geschiktheid van een candidaat voor het ambt van burgemeester, zijn kerkelijke, sociale en politieke geestesrichting buiten beoordeeling zou vallen. Bij de benoeming van schoolopzieners zou aanmerking te maken zqn, zoo bleek, dat de uit deze categorie benoemden hun inspectoriale functie partijdig ten koste van het openbare en ten faveure van het bgzonder onderwijs uitoefenden. De benoemingen bij de Rijksverzeke ringsbank liepen in hoofdzaak over amb tenaren van ondergeschikte positie, waarvan een enkele misschien minder gelukkig bleek. Rekent men echter met het feit, dat er ook onder de directeuren waren, die geheel vreemd voor hun nieuwe taak stonden, en dat toch de zeer omvangrijke arbeid gelukkig voortschreed, dan toont de uitkomst wel dat de gedane keuzen over het algemeen niet teleurstelden. Dat bij deze keuzen partijdig zou zijn te werk gegaan, zou dan eerst zijn waargemaakt, zoo werd aangetoond, dat candidaten, omdat ze links stonden, waren voorbijgegaan. 27 November 1903. Vele landbouwers klagen steen en been over de schade die de hazen dit jrar weer in hun veldgewassen aanrichtten. Wij zouden wat gaarne willen dat ons kabinet ook aan dezen misstand eens een eind kon maken. Zonder revolutionair in te grijpen in verkregen of gekochte rechten, ware mis schien hierin nog wel eenige voorziening mogelijk. Bijvoorbeeld vergemakkelijking van den afkoop en algeheele vrijheid tot afwering van dit hazeneuvel. Aan onze Zeeuwsche Kamerleden geven wij deze belangrijke aangelegenheid ba- scheidenlijk in overweging. Wij herinneren er voorts aan dat het groote reqnest-De Kanter twaalf jaar ge leden de Regeering aangeboden tot het verkrijgen eener gewijzigde Jachtwet, be rustte op de navolgende gronden lo. die wet beschermt geen staatsbelang, doch eenvoudig 't genot van enkelen, ter wijl 't financieel voordeel, dat de staat trekt uit de jachtakten op verre na niet opweegt tegen de onkosten, die de bescherming van het jachtvermaak na zich sleept, daar de geldboeten bijna alle door het ondergaan van gevangenisstraf worden gekweten in 1887 bedroeg 't aantal overtredingen meer dan 6000. 2o. de jachtwet werkt hoogst nadeelig voor land- en tuinbouw en bloementeelt, daar zij gedurende 8 maanden van het jaar geheel verbiedt schadelijk wild te dooden, om dan gedurende 4 maanden in den winter, wanneer 't weinig schade berok kent mits onder zeer onereuse voor waarden, tot het dooden daarvan te mogen overgaan. 3o. die wet demoraliseert ons volk. Men maakt het niemand duidelijk, dat het mis drijf is, orgedierte te dooden, dat krachtens de burgerlijke wet eigendom is van hem op wiens land het zich bevindt en dat daar alleen komt om schade toe te brengen, wat men lijdelijk moet aanzien om anderen indien de landerijen die zijn legio gedrukt gaan onder heerlijke jachtreehten 't genot te laten van dat gedierte te dooden. Dit doet een zekere vertrouwd heid met, eene stellige onderschatting van het begrip misdrijf geboren worden. Uit het koloniaal debat is de minister van koloniën en met hem het kabinet, versterkt uitgekomen. Voor rechtmatige grieven bleek een open oor aan de ministerstafel, en wat naar het oordeel des ministers tegen het belang van Indië zou ingaan, werd door hem kort en goed afgewezen. Dat hij in dit eerste jaar na zijn optre den niet reeds het juiste middel tot op heffing van Indië vond, had men hem niet mogen aanrekenen, waar zelfs de reuzen- durf van een Fransen v. d. Putte, de reuzentaaiheid van een v. Goltstein, de reuzenkennis van een Keuchenius, het reuzentalent van een Van Dedem, de reu zenkracht van een Oremer, en de reuzen- invloed van een v. d. Wijck op dit netelige vraagstuk hebben schipbreuk geleden en onder hun beheer voor een deel de malaise is ontstaan. De quaestie voorschot of bijdrage bleek een zwakke stee in het budget. Doch de kans bestaat dat zij wordt uitgesneden. Het deed aangenaam aan dat ook aan de linkerzijde, door de vrijzinnig demo craten althans, met warmte voor Indië werd gepleiten dat daarbij geen partij politiek voorzat. Gansch anders dan bij het optreden van het kabinet-Mackay en den minister van koloniën Keuchenius. Toen werd Iudiö met name Suri name gebruikt als stormram tegen de regeering. Thans stonden mannen van alle rich tingen schouder aan schouder voor de be langen van Oost en West, en gezind om de regeering te steunen. De oud-minister Cremer maakte ook nu, gelijk toen hij nog zelve achter de groene tafel zat, bij zijn optreden een aan ge- namen indruk. Moge zoo, met vereende krachten, nog veel goeds voor onze koloniën worden gewrocht Van een der Kamerleden ontvingen wij een zacht protest tegen de conclusie van ons stukje „een zonderlinge commissie". Hij meldt ons lo. dat de militaire leden niet schitterden door afwezigheid (wij hebben dit niet be weerd) 2o. dat de afwezige leden der rechter zijde ten gevolge der Statenvergadering weggebleven waren (zou dit voor allen gelden 3o. dat in de 5e afdeeling de heer Mel- ehers gekozen is met het lot tegen gene raal Van Vlijmenen in de 3e afdeeling de heer Smidt, bij heistemming mot lui tenant Dnymaer v. Twist. Wij zien niet in dat deze mededeeling aan de juistheid onzer opmerking af breuk doet. Het blijft een zonderling saamgestelde commissie. En ook de conclusie kan gehandhaafd het lag aan de afwezigheid van verschil lende leden der rechterzijde, zij het ook al voor 't meerendeel met wettige redenen. In eon paar Zeouwscho bladen las men deze week dat het ministerie een Zondags wet gereed heeft die niets minder voor schrijft dan Zondagsheiliging. Men schrok er al van Zondagsheiliging De Middelb. Crt. riep zelfs de Room- schen al op om zich er tegen te verzetten. Thans vernemen do Hollandsche bladen alweer dat er van zoodanige wet geen sprake kan zijn, dowijl het ontwerp lang zoo ver niet is gevorderd, dat het naai den Raad van State kan. De ministers raadplegen nog slechts over do hoofdbegin selen. Wat verzinnen de mensehon toch tegen woordig. Van verzinnen gesproken. Daar schijnen sommige zoogenaamde Haagsche correspondenten ook slag van te hebben. Die van de Middelburgsche Courant wij herinnerden er Maandag al aan had bijvoorbeeld verteld dat hij 't al lang wist dat jhr. v. Swinderen gepolst was voor het vice-presidentschap van den Raad van Stateen dat de regeering, als hij bedankt had, bij liberalen had moeten aan kloppen, want haar lijstje werd zoo klein er waren bijvoorbeeld ook al liberalen ge polst en aan het lijntje gehouden. Dan vertelt hij dat de regeering zoo moeilijk zat, want de partijgenooten in den lande of hij 't ook weethadden zeer instantelijk verlangd dat de te benoemene van de partij moest zijn, en weet je, ze bedankten altemaalMackay en Lohman en Ruysen dan ja die mr. Ruys was eigenlijk maar gevraagd om de Roomschen weer zoet te maken, want die waren zoo kwaad over dat artikel van Daehne en die ontstemming werkt nog na 1 En voegt deze stellige grappenmaker er bij hieromtrent „zijn ons zeer stellige en vertrouwbare inlichtingen verstrekt". W(j beloofden Maandag al dat wjj eens hardop zouden zeggen, wat wij van al die praatsjes dachten. Wij zullen het De Nederlander laten zeggen, want ook dat blad was door de praatjes van dezen „ventilator" die op zoo goeden voet staat met Roomschen en anti revolutionairen, met ministers en gopolste vrienden vau ministers, getroffen. De Nederlander dan schrijft: „Van de vele onjuistheden in dit korte belicht voorkomende, zwijgen wij. Maar welk een verheven begrip maakt zoo'n correspondent, en de Midd. Crt. die hem blijkbaar gelooft, zich van de regeorings- taak Welk een vernuftige combinatie jhr. mr. Daehne van Varik, Standaard- artikel, te stillen woede van de R.- Katholieken jhr. Ruys de Beerenbrouck, Vice presidentschap Raad van State. In de wereldgeschiedenis is het nu eonmaal niet anders kleine dingen hebben groote gevolgen. Maar wij zouden toch wel eens willen vernemen, van wien die „vertrouw bare" inlichtingen afkomstig zijn. Zoo'n blad kan, met behulp der anonymiteit, zich zoo gemakkelijk een air van gewicht geven." Wjj voor ons spraken reeds Maandag als onze meening uit, dat, iemand die zoo voel en tastbaar fantaseeren kan, „ventilator" van eon minister moet zijn of een duim moot hebben, waar hij al dorgelijko verhalen uit zuigt. „Tm anderen De Haagsche correspondent van de Mid delburgsche Courant verhaalt onder meer »hoe lastig de positie dor regoering werd na het bedanken van baron Mackay, jhr. Lohman, en anderen, terwijl onder de aangevochten ook was jhr. Ruijs doch die bedankte." Thans seint het persbureau aan alle dagbladen ook aan de Middelburgsche dat niemand is aangezocht dan jhr. Sav. Lohman en de nu benoemde. Vrage wie zijn nu die «aangezochten", en die «anderen" En zouden nu de eenvoudigen onder ons gaan begrijpen dat zij voorzichtig moeten zijn ook met andere mededeelingen omtrent ods kabinet, of zijnegeestvorwanten, die uit dezen koker komen en er niet te spoedig geloof aan hebben te hechten Aanvallen op kapitalisten. Het te velde trekken tegen renteniers en kapitalisten is aan de orde van den dag. Voorzeker, opeenstapeling der fortuinen, tengevolge waarvan de middenstand te niet gaat, is verdeifelijk voor de maatschappij. Maar zou het te niet gaan van de klasse der rijken en aanzienlijken voor den mid denstand wenscheljjk zijn? Dergelijke aanvallen tegen rijken en aanzienlijken, zijn, dit is ontwijfelbaar, ten allen tijde uitstekend populair. Maar niet in hetgeen populair is, moet het onbediiegelijke merk der waarheid worden gezocht. Hetgeen populair, «den volke aangenaam", was, heeft dikwerf aan het volk groot nadeel berokkend. Recht moet er zijn voor allen. Het recht kent geen onderscheid van rijk en arm ten behoeve van allen moet er zijn gelijk heid voor de wet. Da woorden van Thiers komen te pas «Den een meer dan den ander te laten betalen, alleenlijk omdat men oordeelt dat hij te rijk is, dat hij te veel heeft om te leven, zulks is geen beginsel, het is eene ergerlijke willekeur »Ik verlang goedheid, volmaakte goedheid voor den arme, en slechts rechtvaardigheid voor den rijke, maar rechtvaardigheid dan ook. Het is zekerlijk een deugd den arme te beminnen het is er geene, den rijke te Groen van Prinsterer. {Nederlander van 11 Maart 1852). De Kameroverzichtschrijser van de Stan daard schrijft:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1