NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. II. 1903
Zaterdag 24 October,
18e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Bij aitamuier toioort een Bpepel.
P. Dregmans
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
RIGLA
Het verledenehet tegenwoordige!
de toekomst!
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VEIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95.
Enkele nummers-.0,026.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Ook voor de herstemming op 27 en 30
Oct. bljjft de heer
onze candidaat.
23 October 1903.
Prof. v. d. Vlugt, liberaal lid der Tweede
Kamer voor Leidon, is er tegen, dat aan
de Bijzondere Universiteiten hetzelfde recht
verleend wordt, als aan de Rijksuniversi
teiten, namelijk om graden te verleenen,
die recht geven om in openbare en rijks
betrekkingen er mede op te treden, cum
effectu civili.
Geen rechtsgelijkheid dus.
Maar hij is er wel voor om de richting
voor het Hooger Onderwijs aan de Staats
school meer loste maken van den invloed
van het aan 't roer staand ministerie.
Men moet zegt bij aan de Univer
siteiten zelfregeering schenken ook wat
de benoemingen van hoogleeraren aangaat.
Wel, dnt is mooi.
Dat zou dus worden moeten een soort
vrije universiteiten
Juist, doch met eenig verschil.
Ten eerste.
Die vrije Universiteiten zouden hoelemaal
door den Staat onderhouden moeten worden.
En ten tweede.
Curatoren en hoogleeraren zouden modern
of liberaal of sociaal moeten zijn, al naar
de geest is van den tjjd en in elk geval
de materialistische, rationalistische levens
beschouwing moeten toegedaan zijn.
Moderne, vrije staatsuniversiteiten
Want dit idee van zichzelf aanvullende
colleges van hoogléeraren en curatoren
klinkt wel hooi mooi, maar
De colleges van curatoren en de sena
ten der verschillende hoogescholen zijn nu
eenmaal overwegend liberaalzij zullen
zich derhalve wel in overwegend liberalen
geest aanvullen.
En de minister van binnenlandsche
zaken is antirevolutionair.
Aardig toch, dat de professor met deze
ideeën niet is aangekomen, terwijl Kap-
peyne en Tak en Van Houten en Goeinau
Borgesius ministers van binnenlandsche
zaken waren.
Doch 't is waar ook.
Toen liepen de universiteiten geen ge
vaar, dat er eens een zwarte of groene
curator of professor in benoemd zou worden.
De wenk van dezen liberalen professor
is derhalve wel oolijk.
Hij doet denken aan de vrouw, die tot
haar buurvrouw zei„Mag ik vandaag
mijn biefstuk in uw boter braden, dan
moogt gij morgen uw vleesch in mijn soep
koken."
Maar hij is ook sterk liberalistisch, als
men denkt aan de tijdsomstandigheden, de
geschiedenis raadpleegt, en rekening houdt
met de menschelijke zwakheden.
Een artikeltje getiteld zelf overschatting,
voorkomende in een "der laatste nommers
van de Standaard, van herkenbare hand,
mag ook door onze lezers die de Standaard
niet lezen, niet gemist worden.
Het is zoo'n kosteljjk recept tegen een
opkomende kwaal en van dezen inhoud
In antirevolutionaire kringen vertoonen
zich hier en daar teekenen van zelfover
schatting.
Nu het gelukt is, van minderheid meer
derheid te worden, vergeet men, tot zelfs
in een enkel orgaan onzor pers, soms drie
dingen.
Het eerste is, dat niet de antirevolutio
nairen meerderhoid zijn integendeel, die
bezetten in do Tweede Kamer nog geen
vierde dor zetels, en in de Eerste Kamer
begonnen ze pas even meé te tellen. De
meerderheid in de Eerste Kamer is nog
steeds liberaal, en de meerderheid in de
Tweede Kamer is samengesteld uit Anti
revolutionairen, Roomsch-Katholieken en
Ohristelijk-Historischen van tweeërlei soort.
Vergeet men dit nu, en leeft mon in
den waan, alsof de antirevolutionairen de
meerdorhoid in de Staten Generaal bezaten,
dan overschat men op schromelijke wijze
zijn kracht, boot zelfkennis in, verslapt in
zijn strijd, verzwakt zijn propaganda, en
bereidt zich voor do toekomst bittere
teleurstelling.
Het tweede punt, waarin deze zelfover
schatting uitkomt is, dat men niet genoeg
rekent met onze armoede aan door en door
kundige mannen van genoegzame positie
en ervaring.
We weten wel, dat dit voor een deel
het noodzakelijk gevolg is van den jaren-
langen druk en de stelselmatige uitslui
ting waaronder we geleden hebben, maar
ook afgezien daarvan, is er toch groote
schaarschte. Op wetenschappelijk gebied,
de theologie nu er buiten gelaten, verschij
nen van onzen kant niet dan zelden wer
ken van den eersten rang. Op kunstterreiD
zijn we pover voorzien. In do administratie
zijn onze mannen onder de hooger geplaatsten
dun gezaaid. We rijden een goed bezette
derde klasseeen tweede klasse waar we
eer meö inleggenmaar voor de eerste
klasse behoeft geen wagen extra te worden
ingehaakt.
Vergeet men dit nu, en beeldt men zich
in, dat bij elke vacature van beteekenis,
zeer wel onze schade van vroeger kon
worden ingehaald, dan mort men licht als
het anders uitvalt, mikt te hoog en wordt
onbillijk in zijn oordeel.
En het derde punt, van niet minder ge
wicht, waarin die zelfoverschatting zich
teekent, is, dat men nauwelijks uit de
oppositie in de regeeringsgroep overge
gaan, acht, dat thans op eenmaal al onze
idealen op wetgevend gebied kunnen be
vredigd worden.
Men vraagt zich niet af, waar de krachten
vandaan moeten komen, om dat alles te
ontwerpen mon rekent niet met de oner
varenheid van pas opgetreden bewindvoer
ders men denkt er niet aan, wat bezwaren
het in heeft, het bewind te voeren, waar
zoo goed als alle adviseurs en autoriteiten
van andere richting zijnhet oponthoud
dat allerlei colleges veroorzaken, telt men
nieten over de vraag waar het geld van
daan moet komen, loopt men heen.
Zijn vollen eisch wil men hebben
en dadelijk.
En juist door dat rekenen buiten alle
werkelijkheid, is men dan telkens teleur
gesteld en vervalt men in den klaagtoon.
Gaf men nu aan deze overhaaste idealis
ten zeiven de macht in handen, en zei
men tot hen»Doet het dan zelf," zoo
zouden ze in minder dan geen tjjd, ont
nuchterd zijn, en de ondoordachtheid van
hun klacht inzien.
Al zulke zelfoverschatting nu van eigen
partij kracht richt schade aan.
Geestelijke schade, want het voegt, wie
den naam des Heeren belijdt, en uit de
verdrukking komt, om met ongeveinsden
dank elke lichtstraal die door de donkore
wolken van vroeger breekt, te begroeten,
en den dag ook der kleine dingen niet te
verachtenveeleer om hom met geestdrift
welkom te heeten.
Schiot men hierin te kort, dan zal men
er straks slechts een rechtvaardig oordeel
in kunnen zien, als de lichtstraal weer
weg gaat, en men in sombere donkerheid
wordt teruggedrongen.
Doch hierbij blijft hot niet.
Deze geestelijke fout wreekt zich aan
stonds door inzinking van eigen kracht.
We zijn dusver jaren lang in de oppositie
geweest, en hadden ons daarvoor geoefend
en gostaald. Een heel andere kracht daar
entegen is het, die thans in ons zich ont
wikkelen moet; de kracht namelijk om niet
hot zwaard, maar den truffel te hanteeren,
zelf te gaan bouwen en positieven arbeid
te verrichten, in studie, op meetings, in
de pers. Meer dan dusver moeten onze
jonge mannen zich bekwamen om in
allerlei officie in te treden. Er moet heel
een kring van mannen worden aange
kweekt, die het vaderland op allerlei ge
bied dienon kunnen.
Maar daarvan juist wordt mon door zijn
klagen en jammeren afgehoudon. Men wil
oogsten, waar mon niet gezaaid heeft. Men
vergoot, dnt ook in don staat goon vrucht
genoten wordt, dan na arboid in het zweet
zijns aanscbijns. En zoodoende snijdt mon
zolf een toekomst af, dio ovor korte jaren
reeds zoo schoon kon zijn. Do Rotterdammer
gevoelde dit zeer góod, en heeft daarom
roeds meer dan eons den vinger op de
wondeplek gelegd.
Gevolg hiervan is niet minder, dat men,
in plaats van een nieuw deel der burgerij
te winnen, integendeel afstoot. Men maakt
den indruk van zich minder om de alge-
meene belangen van het vaderland te be
kreunen, en schier uitsluitend op eigen
zonniger toekomst bedacht te zijn.
Hieronder lijdt dan van zelf de propa
ganda, gelukkig slechts bij die enkelen.
Men ziet het aan den uitstekenden invloed
die voor die propaganda geoefend werd en
in toenemende mate geoefend wordt door
onze a.-r. Propagandaclubs, die in een reeks
van plaatsen, jongere mannen vereemgden,
die met geestdrift bezield bleven, zich rijk
gevoelden in den blijden keer van zaken,
en door hun onuitroeibaar geloof in onze
toekomst wonderen deden.
Maar natuurlijk, voor onze propaganda
kunnen we ook die enkele pessimisten niet
missenonze kracht is toch al zoo klein
en als ook maar een smaldeel in pessi
misme zich zelf verteert, gaat zooveel kos
telijks te loor, dat ons hope voor de toekomst
deed koesteren.
En daarbij komt dan nog, dat men hot
vertrouwen ondermijnt.
Vertrouwen is het cement, dat geen
enkele groep, wil ze krachtig aaneenge
sloten blijven, missen kan. Het is dat vast
en onwankelbaar vertrouwen in elkander,
waarin dusver een der hoofdfactoren van
sterkte lag. Breek dit vertrouwen, en het
is als de porceleinen schaal, die ge wel
weer krammen en lijmen kunt, maar die
nooit de vorige stevigheid terugwint.
Onderling vertrouwen is een der rijkste
gaven, die God a3n zijn volk geven kan,
en weo hem, die dit kostelijk element on
nadenkend te niet doet.
Be tegenstand waartegen we ons hebben
te handhaven, is nog zoo reusachtig groot
en niets is zoo gevaarlijk als de zelfover
schatting, die zijn tegenstander onderschat,
en waant dat het van zelf spreekt, dat ge
nooit meer onder zult liggen.
Het is aan soortgelijke zelfoverschatting,
dat de liberale groepen vroeger ledenen
niettegenstaande zij in veel, veel gunstiger
conditie verkeerden dan wij thans, is dit
toch ten slotte de oorzaak van hun val
geworden. Ja, er is geen land te noemen,
waar de bovendrijvendo partij niet juist
door die zelfoverschatting voor zich zelve
het graf delfde.
Een wrak is een baken in zee. Aan
vaardt daarom de antirevolutionaire partij,
wat anderen tot hun schade en schande
ondervonden, als een waarschuwing voor
zich zelve, dan zal ze van jaar tot jaar
haar wortelen dieper in het volksleven
slaan.
Maar ook, gaat ze zondigen gelijk andere
groepen hebben gezondigd, dan wacht haar
onverbiddelijk gelijk oordeel.
*r
Breda viert feest, het diamanten feest
der Koninklijke Militaire Academie, ge
sticht door Koning Willem I.
Een feestredenaar trad op om in breede
trekkeD de geschiedenis der Academie te
teekenen en de jonge mannen, de cadetten
aldaar, te wijzen op het devies onzer va
deren in dagen van strijd»Met God, voor
Oranje"Yele historische herinneringen
zijn verbonden aan het kasteel van Breda,
thans de Academie. Dat ook het jonge
Nederland die niet vergete.
Mr. Troelstra heeft deze week in een
kiezersvergadering in Amsterdam III eens
weer verteld »dat de sociaaldemocratie de
arbeiderspartij zelve is, [en in haar wezen
revolutionair is".
Het laatste is juist. Wij willen en kun
nen het niet tegenspreken.
De sociaal democratie is »in haar wezen
revolutionair".
Maar het eerste is niet zoo.
De sociaal democratie is niet »de arbei
derspartij''.
In dit beweren is groote overdrijving.
Het rekent niet met de christelijke werk
liedenbonden en met de duizenden arbei
ders die nog bij de Aprilstaking bewezen,
niet van Troelstra's "arbeiderspartij" gediend
te willen zijn.
i
Amsterdam bezit ook zijn Vondel-museum.
Een verzameling, niet uitsluitend van dingen,
welke betrekking hebben op Vondel zeiven,
maar van alles, wat in verband staat met
de personen en kunstwerken door hem, den
Prins der Nederlandsche dichters bezongen.
Zoo vindt men daar behalve platen en
schilderijen, ook boeken en handschriften
benevens gedenkpenningen, tot zelfs vrien
den-albums toe met handschriften van
Vondels beroemde tijdgenooten.
Eene interessante verzameling alzoo voor
vrienden en vereerders van den dichter.
En die zijn er nog bij de vleet.
Vooral ook in Zuid Nederland. Het aan
tal werkjes en werken over Vondel van
Vlaamscho zijde moet daar in 't oog loopend
groot zijn. Toch was het opvallend, schrijft
een Vondelvriend of vriendin, dat in het
boek, hetwelk de namen der bezoekers van
het Vondel-museum bevat nauwelijks een
drietal namen van letterkundigen wordt
aangetroffen.
»Hoe zou dit zitten vraagt onze ver-
eordor van Vondel.
Is de dichter bij onze litteratoren, bij
onze jongere dichters en schrijvers niet
meer in tel Is hij voor hen niet meer de
dichterprins Valt zijn kunst, zijn taal
niet meer te vergelijken bij de hunne?
Kan men niets, niets meer van hem leeren
Het is eenvoudig niet aan te nemen.
Maar feit is het, dat het Vondel-museum
een slecht getuigenis aflegt van Jong Hol
land's belangstelling in den grootste onzer
dichters.
Eene fout, die intusschen hersteld kan
worden.
De beste waarborg voor de toekomst is de
ondervinding van het verledene.
(President Roosevelt.)
Werpt een terugblik op het verledene,
herinnert uGij zult u zekerlijk herinneren,
dat sedert vele jaren u in de dagbladen
attesten van genezingen hebt gezien die
door de Pinkpillen verkregen zijn gewor
den en de portretten der genezene por-
sonen. Deze attesten zijn steeds nieuw,
niet een wordt twee maal gepubliceerd.
De bereiders der Pinkpillen ontvangen alle
dagen honderde attesten die bevestigen wat
gij reeds weet, d. w. z. dat de Pinkpillen
de hernieuwer van het bloed, de versterker
der zenuwen bij uitnemendheid zijn en zij
over de geheele wereld verspreid zijn. Een
bewijs te voegen aan de tallooze bewijzen
die reeds gegeven zijn, is de genezing van
den heer G. Kerkhof, smid te Raalte (Over-
ijsel). Aan onzen verslaggever deelde hij
dezen zomer bij zijn bezoek mede, dat hij
sedert 10 jaren aan eene maagziekte ge
leden had, het geringste voedsel kon hij
niet in den maag houden, de eetlust was
van geene beteekenis, de spijsvertering
lastig, maagkrampen, oorsuisingen en daor
dit alles was hij geheel en al lusteloos
geworden.
Op aanraden van een mijner kennissen
ben ik ook eens aan de Pinkpillen begon
nen en zij hebben mij bepaald van al die
ongelukken verlost.
Vooral voor de vrouwen is zulks eene
raadgeving, en zijn weinig welvarende
vrouwen. De een lijden aan onregelmatig
heden, de andere zijn zenuwachtig, geene
zijn op den kritieken leeftijd gekomen en
beginnen al de ongemakken te ondervinden
die de vrouw op dit gevaarlijk tydstip
aanvallen. In alle gevallen zullen de
Pinkpillen heilzaam zijn, want zij zijn on-
overtreffelijk. Waarborgen van werkdadig-
heid zijn door de Pinkpillen gegeven. In
het verledene hebben zij dikwyls genezeD,
genezen gij hebt het gezien. Tegenwoordig
genezen zij, gij ziet het, in de toekomst
zullen zij genezen, gij zult het zieD, want
daar zij genezen hebben, moeten zij nog
genezen.
DE PINKPILLEN
zijn onovertrefFelijk tegen bloedar
moede, bleekzucht, neurasthénie, maag
ziekten, rheumathiek, algemeene
zwakte.
Prijs f 1.75 de doos, f 9 per 6 doo-
zen. Verkrijgbaar bij Snabilé, Steiger
27, Rotterdam. Hoofd-depothouder
voor Nederland en Apotheken. Franco
toezending tegen postwissel. Ook echt
verkrijgbaar voor Middelburg en om
streken bij JOH. DE ROOS en voor
Goes en omstreken bij Gebr. MULDER,
Drogerijen en Verfwaren.
Uit de Tweede Kamer-
Het langgerekt dedat over de staatsex
ploitatie der telefoon van Dinsdag j. 1.
er deden zich Dog verschillende sprekers
op had deze winst, dat de Minister van
Waterstaat zich beslister uitsprak dan in
de zitting van Vrijdag te voren.
ZEx. is volstrekt geen tegenstander van
staatsexploitatie. Hij gaat daarom ook niet
mede met de minderheid der commissie,
die aan de gemeente wil overlaten de locale
telefoon. Zoowel de plaatselijke als niet
plaatselijke kunnen niet gemist worden, ze
vormen te zamen één geheel en bevorderen
in hooge mate het verkeer.
Maar en ziehier het verschil waar
het amendement ook de locale telefoon
door den Staat wil zien geëxploiteerd,
meent de Minister, dat de staat zich voor-
loopig althans alleen bepalen moet tot den
aanleg van interlokale lijnen, alsmede tot
het oprichten van bureaux voor gesprok
ken. Verder moet de bemoeiing van den
Staat niet gaan.
Het aanleggen van plaatselijke telefoon
moet aan de gemeente worden overgelaten.
Blijkt het dat het locaal verkeer gedrukt
wordt door de plaatselijke kosten, dan zal
de Staat zelf optreden. Overneming van
locale netten acht do Minister niet gowenscht.
Ze is alleen te verdedigen wanneer het
nieuwe werk, dat men den Staat wil op
dragen, door anderen niet of slecht wordt
geëxploiteerd. Daarenboven is de Minister
volstrekt niet overtuigd, dat staatsexploi
tatie het goedkoopst is. En wat alles af
doet, als men de uitbreiding, die de tele
foon in de laatste jaren ondergaat, vergelijkt
met België, dan blijkt het toch, dat staats
exploitatie verre van dringend is.
Dit alles en nog meer maakte het amen-
dement-Tydeman voor den Minister, ge
steund o! a. door do heeren Van Veen,
die de noodzakelijkheid van staatsexploitatie
niet inzag, Van Wijck en Lüben Seis
de laatsten verwierpen het ook om de
kosten bepaald onaannemelijk.
Tevergeefs had dhr. Tydeman zijn argu
menten van vroeger nog wat aangedikt,
tevergeefs ook tegenover den Minister vol
gehouden, dat er aan ons telefoonwezen
nog veel ontbreekt ten platten lande. Als
bewijs sprak de afgevaardigde voor Tiel van
niet minder dan 133 gemeenten boven de
5000 zielen, die elke telefonische gemeen
schap missen.
Het amendement, hoe goed ook bedoeld
en hoe krachtig verdedigd, het bevatte
slechts eene beginselverklaring een wet
moet gebieden of verbieden en kon even
min genade vinden in de oogen der Kamer