NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 3. 1903. Di nsdag 6 October 18e Jaargang. HISTORISCH PeDsnni! van onzs oiieriijn. CHRISTELIJK- P. DREGMAflS. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN THOLEW. B. Voor elk der onderwijzers die het hoofd der school bijstaan, f 600, doch voor elk dier onderwijzers die den leeftijd van 23 jaren volbracht hebben en den rang van hoofdonderwijzer bezitten, f800. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voor de stemming voor een lid van Zeelands Staten op 13 October a. s. in het district Hulst is de caDdidaat van alle antirevolutionairen, de heer De redactie van dit blad ontving voor Tholen f 5 van den heer Weeda te Mid delburg, namens de leerlingen zijner school en f 2,50 van mejuffrouw E. H., namens de Gereformeerde Jongedochtersvereeniging te Goes. Met ingenomenheid hebben wij begroet het drietal wetsontwerpen le. Tot wijziging en aanvulling der wet tot regeling van het lager onderwijs en de burgerlijke pensioenwet. 2e. Tot regeling van het pensioen der weduwen en weezen van onderwijzers, en aanvulling der wet tot regeling van het pensioen der weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren; en 3e. Tot regeling van de pensioenen van het onderwijzend personeel aan ge meente hoogere burgerscholen en gymnasia gemeentelijke middelbare scholen voor meisjes; en gemeentelijke kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen. Het ontwerp onder lo bedoelt, geljjk in de memorie van toelichting duidelijk uit gedrukt staat, het volgende. •„Waar toch de wetgever het noodig oordeelde ten behoeve der ruim 14000 openbare onderwijzers regelingen te treffen omtrent bezoldiging, pensioneering, het genot van wachtgeld en wat dies meer zij, kan er naar het oordeel der Regeering geen overwegend motief worden aange voerd, waarom diezelfde wetgever zich langer zou onthouden van maatregelen, strekkende om ten behoeve van het corps bijzondere onderwijzers ten getale van ruim 6000 allengs een zooveel mogelijk geljjken toestand, althans voor wat het Rjjk aan gaat, in het leven te roepen." Wjj noemden dit een flinken stap in de richting der rechtsgelijkheid, waarvan het beginsel in de wet-Mackay (schoolwet van 1889) was vastgelegd. Bij de berekening van het pensioen komen in aanmerking alle diensten als onderwijzer aan een bijzondere lagere school mits deze diensten aanspraak gaven op pensioen. Recht op pensioen wordt verkregen door na 65jarigen leeftijd bekomen ontslag als onderwijzer. Pensioen wordt ook verleend aan hem (haar) die na tienjarigen diensttijd als on derwijzeres) uithoofde van ziels- of lichaams gebreken ongeschikt is en ontslag heeft bekomen. Het pensioen beloopt voor elk jaar dienst als onderwijzer am eon bijzondere school gedurende hetwelk het bestuur dier school in het bezit was eener rijksbijdrage een 60ste deel der jaarwedde die laatstelijk tot g'ondslag gediend heeft voor de be paling der bijdrage, doch mag nimmer het tweederde gedeelte dier jaarwedde to boven gaan. Als bjjdrage voor pensioen wordt door de bijzondere onderwjjzers voor elk jaar betaald 2 ten honderd van hun jaarwedden. Voor de berekening der bijdrage wordt do jaarwedde geacht te bedragen: A. Voor elk hoofd eener school van minder dan 200 leerlingen f900; van 200 tot en met 309 leerlingen f 1200 van 310 tot en met 4f9 leerlingen f 1500 van 420 en meer leerlingen f1800. Voor de onderwjjzers, die op 1 Jan. J905 verbonden zijn aan openbare en bij zondere lagere scholen, zullen de krachtens de vorenstaande bepalingen voor pensioen geldige diensten voor dien datum bewezen als onderwijzer verbonden aan eene bijzon dere school, alleen als diensttijd in aan merking komen indien de onderwijzers zich voor 1 Januari 1907 schriftelijk zullen hebben verbonden tot betaling der daar voor verschuldigde bijdrage. Deze bijdrage wordt vastgesteld op twee ten honderd van het jaar totaal bedrag der jaarwedden, voor 1 Januari 1905 ge noten wegens de in het vorige lid be doelde diensten. Het ontwerp onder 2o (Weduwenwet voor de onderwijzers) bepaalt het volgende Aan de weduwen van onderwijzers en aan hun weezen beneden den leeftijd van 18 jaren wordt pensioen verleend ten laste van het fonds opgericht krachtens de pen sioenwet voor burgerlijke ambtenaren, in de gevallen onder de voorwaarden en naar de regelen bij deze wet bepaald. Dit geldt ook voor onderwijzeressen. De pensioenen bedragen A. Voor weduwen van onderwijzers 23 tachtigste der som die laatstelijk tot grond slag voor de pensioenberekening dier on derwijzers heeft gestrekt B. Voor elk der pensioengerechtigde kinderen, geboren uit het buweljjk van een onderwijzer met de vrouw, welke bij als weduwe nalaat, 23 vierhonderdste der som, die laatstelijk tot grondslag voor de pensioenberekening des vadersheeft gestrekt; C. Voor elk der tot pensioen gerech tigde kinderen van onderwijzers niet val lende in de termen sub b bedoeld, 23 tweehonderdveertigste der Bom die laat stelijk tot grondslag voor de pensioenbe rekening des vaders heeft gestrekt D. Voor elk der pensioengerechtigde kinderen van onderwijzeressen, 23 twee honderdveertigste der som, die laatsteljjk tot grondslag voor de berekening van haar onderwijzerspensioen heeft gestrekt. Het woduwenpensioeu, zoo ook het ge zamenlijk bedrag der te verleenen weezen- pensioenen, kan de som van f690 niet overschrijdenbij de regeling dier pen sioenen komt als pensioensgrondslag geen hooger bedrag dan f2100 in aanmerking. Ten behoeve van hot in art. 1 genoemde fonds wordt een doorloopende korting ge heven, die korting bedraagt A. Voor de onderwijzers vijf ten hon derd en voor de onderwijzeressen één ten honderd 's jaars, over hun pensioensgrond- B. Voor de onderwijzers, die na het in werking treden dezer wet gepensioneerd of op wachtgeld gesteld worden, vijf ten honderd, voor de onderwijzeressen, die in dat geval verkeeren, één ten honderd over hun pensioen of wachtgeld C. Voor onderwijzers, wier na te laten betrekkingen uitzicht hebben op toeken ning van een aanvullingspensioen, vijf ten honderd 's jaars, van het verschil van den laatsten pensioensgrondslag en het twee voud van het bedrag dat aan de weduwe als aanvullingspensioen kan worden toe gekend; van onderwijzers, wier na te laten betrekkingen geen uitzicht hebben op pensioen uit hot fonds, wordt geen korting geheven. Het ontwerp onder 3o bedoeld, laten wij rusten. Wij hebben derhalve te onderscheiden het pensioen voor den onderwijzer, en het pensioen voor zijn weduwe en weezen. Wat het pensioen voor den onderwijzer betreft, springt de beperking in 't oog, voor hen die werken aan eene school, die de rijksbijdrage niet genoot. Dezulken zijn uitgesloten. Dit achten wij een onbillijkheid. Er zijn scholen die niet bij machte waren zich zoo in te richten dat er aanspraak op de rijksbijdrage uit volgde. Er zijn scholen die door aanvaarding der rijksbijdrage slecht af zouden geweest zijn en deze derhalve wel moesten weigeren. Eea onderwijzer die van zulk een school (vaak met grooter opoffering dan zijn col lega's van de betere conditie) tot den einde werkzaam bleef, krijgt geen pensioen. Een onderwijzer die jaren lang aan een school met rijksbijdrage werkte, en over gaat naar een school zonder die, krijgt op den bepaalden leeftijd niet alleen zelfs geen pensioenmaar is ook de reeds be taalde premies kwijt. Nu is die uitsluiting wel voorloopig, raaar zoolang ztj dan toch geldt, zal zij op sommige scholen ernstig drukkenen schept zij een onbillijkheid voor een aantal onderwijzers, die 't ongeluk hadden niet uit eenige rijksbijdrage doch „slechts" uit de beurs van het particulier initiatief te worden gesalarieerd. Onze vaders zouden dit noemenstraf stellen op het niet-eten van de Staatsruif. En nu aanvaarden wij deze beeldspraak wel nietdoch een zoodanige indruk wordt nu toch gevestigd. Wij vertrouwen dat de regeering aan dit bezwaar wel zal kunnen tegemoet komen. Dit geldt echter niet zoo direct van een tweede bezwaar dat wij ook willen uit spreken, al voelen wij ook wel dat het niet anders kan of er zullen nog tal van onderwijzers zijn die van deze pensioen wet weinig zullen profiteeren. Da rijksbijdrage toch dagteekent van 1890; en derhalve zullen zij die lang vóór dien datum al bij het bijzonder onderwijs werkzaam waren, geen groot pensioen hebben. Iedere onderwijzer met vele dienstjaren zal dit met de wet in de hand kunnen narekenen. Voor jongere onderwijzers evenwel is de wet beter. Treedt de wet in 1905 in werking, en nemen wij een onderwijzer met hoofdacte, oud 30 jaar. Hij betaalt jaarlijks 2 procent van f800 dat is f 16, dat is gedurende 35 jaar 35 x f 16 f560. Hij heeft dan recht op 35 zes tigsten van f800, dat f 466 per jaar. Dat is mooi. Wij herhalen echter, daarin kan een regeering moeilijk voorzien. Laten dan de vrienden van 't bijzonder onderwijs het doen, en zorgen dat ook de oudere onder wijzers, bij ontslag, een pensioen ont vangen dat niet te veel afsteekt bij dat van hunne jongere collega's. De weduwenwet is iets nieuws, zoowel voor openbare als voor bijzondere onder wijzers. Geen hunner was nog in het weduwen- fonds voor burgerlijke ambtenaren opge nomen. De regeering wenscht ze er nu allen gelijkelijk in op te nemen, en het pensioen voor de weduwen en weezen van alle «burgerlijke" ambtenaren met 15 ten honderd te verhoogen, dus ook voor deze nieuwe deelnemers. Toen de weduwenwet voor burgerlijke ambtenaren in werking trad, stortte de Staat 4 miljoen voor grondkapitaal. De toevloed van zooveel nieuwe deelhebbers maakt deze Rijksstorting opnieuw noodig. Do onderwijzers moeten aan het fonds ook mee betalenen wel 5 procent van hun inkomen. Dus behalve 2 procent voor zichzelf, nog 5 procent voor de weduwe. Een hoofd eener school met meer dan 300 leerlingen geniet f 1000 's jaarsde regeering slaat hem echter aan naar een salaris van f1200. Hij moet dus van zijn f1000 zeven procent van f1200 missen, dat is f84. Dat is voor een hoofdonder wijzer met 5 ot meer kinderen, ongerekend de meerdere niet aan de groote klok te hangen zorgen, niet te doen. Dat kan hjj niet missen. Wij maken hiervan geen grief tegen het wetsontwerp, dat in dit opzicht nog veel drukkender kon zijn. Maar wij wekken dan ook de schoolbe sturen op om de salarissen te verhoogen, of althans een deel der te betalen premie op zich te nemen. Yoor de (hulp) onderwijzers met magere tractementen is de zaak natuurlijk nog moeilijker. Ieder rekene dit voor zichzelf uit. Een onderwijzer met f500 salaris zou, wilde hij ook gebruik maken van het recht van «inkoop", ongeveer f80 daarvan moeten missen. Kan hij dat? Een kwarteeuw geleden kon het wel. Wij hebben chr. onderwijzers gekend die jaren lang met f 400 rond kwamen, en daar moesten nog lesgelden af! Maar wij durven dien tijd aan den tegen- woordigen niet ten voorbeeld stellen mo gelijk zijn de kostgelden, enz. hoogeren stelt het >leven in zijn stand" hoogere eischen. Hierbij merken wij echter op dat onge huwde onderwijzers boven 35 jaar niet behoeven deel te nemen in dit fonds, en ook de gehuwden niet, wanneer zij be wijzen kunnen dat op andere wijze vol doende voor hunne mogelijk na te laten betrekkingen is gezorgd. Maar het komt ons voor dat ieder wat moet doen. De besturen wat, en de onder wijzers wat; totdat de regeering in de gelegenheid komt ook 't wetsontwerp aan te bieden tot meerdere gelijkmaking der salarissen van openbare en bijzondere onder wijzers. Ten slotte ons eere-saluut aan de regeering voor dezen goeden stap in de jaren lang gewenschte richtingonze ingenomenheid met deze wetsontwerpen onze wensch dat met 1 Jan. 1905 deze wetten in werking kunnen treden en dat de onderteekenaars dezer ontwerpen, de ministers Kuyper en Loeff ze mogen uitvoeren, jaren lang 5 October 1903. De Middelburgsche Courant onze amende in zake de bekende verkeerde Centrum- opvatting releveerende, schrijft „En ten derde beweert zij de rectifi catie van Het Centrum niet gelezen te hebbenterwijl wij vasten grond hebben voor de heilige overtuiging, dat zij dit wel degelijk onder de oogen moet gehad hebben." Een opmerking die ons in den bekenden straatterm van twee woorden niet zoo zoude hebben gehinderd als zij nu dost, in dezen vorm uit de pen van deze eigengerechtige redactie. Wij zullen op dien „vasten" grond en die onheilige overtuiging niet ingaanhier legt zelfrespect ons 't zwijgen op. Met iemand die u voor leugenaar uitmaakt, moet wel alle discussie worden afgesneden. Onze vrienden in de provincie zitten niet stil. Zij zullen dezen winter de propaganda krachtig ter hand nemen, en begonnen al vast met de uitschrijving eener „districts meeting" wij spreken liever van een landdag of partijdag o. a. te Middolburg, Zierikzee en Kruiningon. Deze laa'ste heeft plaats op Donderdag 8 October, a. s. Daarmede heelt de Centrale Anti-Rov. Kiesv., district Hontcnisse zich ongetwijfeld aan de partij en het vaderland verplicht. Wie den omvangrjjken arbeid kent, welke aan een dergelijken partijdag vooraf gaat, kan niet anders dan de volharding loven, welke door onze vrienden, met name door don voorzitter, ds. Kerssies, te Kapelle, aan don dag wordt gelegd. Twee uitmuntende mannen, ds. v. d. Berg en mr. G. J. Sybrandi van Almeloo hebben zich bereid verklaard als woordvoerders op te treden. Antire volutionairen op Zuid-Beveland, laten wij het waardeeren, dat zij hun tijd hebben uitgewoekerd om onze partij te dienen. Laat geen bekrompenheid of traagheid onder ons oorzaak van afwezigheid zjjn. Laat ons door onze tegenwoordigheid de broeders, die het plan ontwierpen, aan moedigen aan de woordvoerders het be wijs leveren, hoe we het publiek getuigenis afleggen voor onze zaak harteljjk waardeeren en als volgelingen van Mr. Groen van Prinsterer dankbaar willen oogsten, wat door hem en zijn vrienden met tranen en zuchten werd gezaaid. Stijge uit onze ziel de bede «Verlaat niet wat Uw hand begon, »0 Levensbron, wil bijstand zenden." Met dat reislied in het hart zij onze opgang, dan is de rechte samenbinding aanwezig en wordt de ware gemeenschap gesmaakt. De vruchten van dank en offer zullen het straks blij verkondigen, dat de Kruiningsche Partjjdag een nieuwe prikkel is geweest voor de ontwikkeling en opleving onzer nationale Anti-Revolution, beginselen. De vraag of niet tal van openbare onder wijzers het gezag ondermijnen, is al sinds lang geen vraag meer. De socialisten onder hen en die zijn er vele! willen gansch van geen gezag weten. Zij sehrpven in hun blad »De Volks onderwijzer" soms zeer beleedigende arti kelen over hunne patroons, de hoofden der school. En in hunne prentjes en versjes hebben zjj al lang den eerbied voor het hoofd der school en voor het gezag, bij 't kind dat thuis dit blad in handen neemt, verdoofd. Nu weer gaf men het volgende schande lijke kreupelrijmpje te lezen, (waarin wjj echter één woord een vloekdoor het hieronder cursief gedrukte woord »mensch" hebben vervangen. Want eerbied voor God hebben die lieden ook al lang niet meer. Het is hier met rechtNi Dieu, ni maitre; geen God en geen (boven)meester!) i> Rede,maal alleen Het Hoofd zit in zijn kamertje, zoo heelemaal [alleen. Wat hij er doet? Hij speelt er moog'lijk met [zijn grooten teen. Het Hoofd zit in zijn kamertje, en streelt zijn [buik tevreên Hij houdt zich zelf voor groot maar staat [in dat geloot alleen. Het Hoofd verlaat zijn kamertje. O mensch, [waar gaat hij heen Slechts naar 't gereserveerd privaat, bestemd [voor Hem alleen. «Niet beschaafd", zegt Het Handelsblad. «Waarlijk heel grappig", jubelt Het Volk. Dit laatste is begrijpeljjk. Wat wordt het noodig dat »de vrjje school voor heel de natie" worde uitge roepen, opdat niemand meer gedwongen worde zijn kinderen aan dergelijke onder wijzers toe te vertrouwen. De begrooting van Justitie draagt het kenmerk dat de Kamerleden jhr. mr. Lob man en Frujjtier verleden jaar bij de be handeling der vorige begrooting by dezen minister niet aan doovemans deur hebben geklopt. De heer Lohman had namelijk aange drongen op betere bezoldiging der rijks veldwachters en de heer Fruijtier had om uitbreiding der rjjksveldwacht, met name in Zeeuwssch Vlaanderen, gevraagd. Welnu, de minister heeft thans f33.000 meer uitgetrokken in afwachting dat een Koninklijk besluit de Rijksveldwacht een op gezette tijden terugkeerende traktements- verhooging zal brengen, terwijl f1500 meer is gevraagd als vergoeding voor geneeskun dige hulp en medicijnen aan de Rijksveld wachters en hunne gezinnen. Het is weinigdoch het is een goed begin. Onze cbistelijke pers schrijdt vooruit. Naast de a. r. dagbladen Standaard en Nieuwe From Groninger Courantdegelijk geredigeerd, trad de chr. hist. Nederlander op, gevolgd door Friesch Dagblad en Rot terdammer, de laatste petilleeiend van leven. Dezer dagen werd de Standaard in ver groot formaat tei tafel gelegd, en mocht de Nederlander, bij uitstekende leiding en toenemend vertrouwen, op een afgesloten tijdvak van tien jaren terug zien. Wij zagen dezen toenemenden bloei der

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1