NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 145 1903 Donderdag 10 September 17e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een leerstoel in de Homoeopathie elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zicli met 1 October op ons blad abonneeren ont vangen de nog verschijn en <1 e nummers gratis. Gaarne nemen wij een en ander over uit een artikel van dr. Voorhoeve in het Bo- maophathisch Maandblad, in betrekking tot deze belangrijke quaestie. Dat het oprichten van een zoodanigen leerstoel door de ^faculteit" niet gewenscht wordt, behoeft u en mij niet te verwon deren wij toch kennen eenigermite de bittere vijandschap, welke de allophathische collega's van Hahnemann's dagen af tot op onzen tijd tegenover de door ons beoefende homoeopathische geneeswijze aan den dag hebben gelegd. "Wel is waar dit moet worden erkend valt er over 't algemeen in de laatste jaren onder onze allopathische collega's, ten minste in ons land, eenige toenadering te bespeuren, en heerscht er ook ongetwijfeld onder hen een mildere opvatting ten aanzien van onze drijfveeren maar dat men zich toch ook nu nog met hand en tand verzet tegen een officiëele erkenning der homoeopathische geneeswijze, blijkt ten duidelijkste uit hetgeen-van de zijde der faculteit naar aanleiding van een niet geheel ^onmogelijke benoeming van een homoeopaat als hoogleeraar in de pharraacog- nosie en pharmacodynamiek aan de Uni versiteit te Leiden geschreven werd. Ik roep u daartoe in de herinnering, dat van een zoodanigen hoogleeraar gesproken werd als van »een doodeter op het het gebied van geneeskundig onderwijs", die »als or nament^) aan de geneeskundige faculteit" zou worden toegevoegd, en dat men zich niet ontzag, den wensch uit te spreken, dat »bij de bestaande groote behoefte aan op bouwend onderwijs, de faculteit (te Leiden) gespaard mocht blijven voor een hooglee raar, wiens roeping het zou moeten zijn af te breken of verwarring- te stichten". Later heeft men zich wel niet geheel afkeerig getoond tegenover de benoeming van een wetenschappelijk homoeopaat, maar onder een dergelijk wetenschappelijk ho moeopaat schijnt men te verstaan, iemand, die wel de leer van Hahnemann bestudeerd heeft en ze dus huns inziens doceeren kan evenals Prof. Stokvis, die er voordrachten over hield, maar niet iemand, die werkelijk de leer van Hahnemann is toegedaan, een overtuigd voorstander dezer leer, iemand, die deze leer ook toepast in de praktijk en zich homoeopaat durft noemen. Door deze medische faculteit wordt der halve de benoeming van 69n homoeopaat als hoogleeraar stellig niet wenschelijk ge acht. Zij acht het niet noodig, niet eens wenschelijk, dat aan medische studenten de beginselen der homoeopathische geneeswij ze de wijze waarop deze de artsenijen op het gezonde lichaam van den mensch onderzoekt, de wijze, waarop zy door hem bereid worden, en de regelen, volgens welke deze op den gezonde beproefde en op geheel eigenaardige wijze bereide artse nijen aan het ziekbed worden toegepast worden uiteengezet. Ja, men kan zelfs het vermoeden niet onderdrukken, dat de fa culteit te Leiden het zelfs schadelijk acht voor medicus, indien hij met deze begin selen in kennis wordt gesteld. Hoe toch zou men anders den wensch kunnen uit spreken, dat meD gespaard zou mogen blij ven voor de benoeming van een hoogleeraar, die alleen in afbrekend onderwijs en in ver warring stichten zijn heil zou moeten zoeken? Yoor mij is het evenwel niet het voor naamste te weten wat de faculteit van een dergelijke benoeming denkt, maar wel of het oprichten van een homoeopatischen leer stoel aan een Universiteit, waar tot nog toe in de medische faculteit alleen niet-homoeo- pathische hoogleeraren het woord voerden, inderdaad voor ons homoeopaten wen- se'aelijk, d. w. z. in het belang der Homoe opathie, ter bevt r lering en versp: eiding der homoeopathische geneeswijze, is. Eu dan moet ik zeggen, dat het mij na lang en einstig over de zaak nagedacht te hebben voorkomt in het waarachtig belang der Homoeopathie te zijn, dat H. M. de Koningin aan ééne onze Universiteiten een homoeopaat benoemt, aan wien opge dragen wordt de geneesmiddelleer te do ceeren, d- w. z. de pbarmaeognosie en de pharmacodynamiek, doch aan wien niet een gedeelte van het Universiteits-Ziekenhuis gegeven wordt, om aldaar de patiüaten vol gens de door hem erkende en beoefende geneeswijze te behandelen. Ik weet wel, dat sommigen onder ons een homoeopathisch hoogleeraar te midden van louter allopathische confraters niet op zijn plaats achten, dat zij het wenschelijker zouden vinden, indien er, geheel afgeschei den van de faculteit, een hemoeopatische kliniek werd opgericht en tevens een docent werd benoemd, die aan studenten, welke daartoe lust zullen gevoelen, de beginselen der homoeopathie èa theoretisch èn prak tisch kon uiteenzetten. Maar mij wil het schijnen, dat het onder de gegeven omstan digheden nu de Regeering niet onge negen is, aan éèae der universiteiten een homoeopaat te benoemen meer vruchten zal afwerpen, indien een homoeopathisch hoogleeraar te midden van de andere me dische hoogleeraren het recht zal hebben te doceerenen wat tevens van uitnemend belang is, ook te examineeren. In dit geval in het geval nl. dat de homoeopaat als hoogleeraar in de pharmacognosie en de pharmacodynamiek officieel zal zijn aange steld zullen alle studenten niet alleen enkele die er lust toe bespeuren maar alle studenten verplicht zijn, de lessen van den homoeopathischen hoogleeraar te vol gen, en zullen zij tevens allen door den homoeopathischen hoogleeraar worden ge ëxamineerd in de door deze gedoceerde vakken. Op deze wijze zullen tal van medici in ieder geval alle medische studenten van die éóae universiteit in kennis worden gebracht met de beginselen en de leer van Hahnemann en zullen onge twijfeld zeer velen de begeerte uitspreken, niet alleen theoretisch, maar nu ook prac- tisch te worden onderwezen in de aanwen ding der in het planten-, dieren- en minera- lenrijk voorkomende artsenijen aan het ziek bed volgens het beginsel Similia Similibus. Gij zult zeggen »Maar daartoe bestaat dan toch geen gelegenheid, indien volgens uw wensch de homoeopathische hoogleeraar alleen de pharmacognosie en de pharmaco dynamiek zal doceeren. Bij het onderwijs geven in deze vakken zal hij wel de ho moeopathische beginselen kunnen bespre ken, zal hij naast de opvatting der allopaten over den aard van de werking der genees middelen voornamelijk de homoeopathische geneesmiddelleer doceerenmaar dit alles is toch alleen theoretisch onderwijsaan het ziekbed zal hij zijne theoretische uit eenzettingen niet knnnen bewijzen juist te zijn practisch onderricht zalhij niet kunnen geven." Ik stem u dit natuurlijk onmiddellijk too. Evenwel, zooals de zaken nu liggen, is het niet mogelijk, dat een homoeopaat ook als klinicus benoemd wordt. Wat zou dan moeten geschieden? Een gedeelte van het l niversiteits-Ziekenhuis zou dan aan hem moeten worden afgestaan. In het ééne gedeelte van dit ziekenhuis zouden dan de patiënten homoeopathisch, in het andere gedeelte allopathiBch behandeld worden. Dit nu is m. i. van onze kant een onmogelijke eisch. Men mag niet in een ziekenhuis, waar tot nog toe allen allopathisch behandeld werden, plotseling aen gedeelte der patiënten dwingen, zich op een geheel andere, en wel door de andere medische hoogleeraren afgekeurde wjjze te laten behandelen. Dit is naar mijne overtuiging immoreel, en zal alleen daardoor reeds tot de grootste moeielijk- heden, tot de onverkwikkelijkste tooneelen en tot de bitterste teleurstelling leiden. Neen het praktisch onderricht in de aan wending der geneesmiddelen volgens ho- moeopatische beginselen moet gescheiden zijn, geheel gescheiden van do faculteit. Dit onderricht moet, wanneer eenmaal de homoeopatiscbe hoogleeraar benoemd is, gegeven worden buiten de faculeit om, hetzij door hemzelven, hetzij wat nog beter zou zijn door een ander, door een kundig arts, tot wiens beschikking dan een homoeopatische polikliniek en later ook een homoeopatisch ziekenhuis zou moeten worden gesteld. Mij dunkt, dat wij op deze wijze kunnen vooruitkomen. Wij hebben dan eerst het theoretisch onderwijs in de homoeopathische geneeswijze, het doceeren van de genees middelleer volgens de beginselen der Ho moeopathie, waarbij de opvatting der allo paten aangaande de werking der genees middelen niet over het hoofd gezien mag worden. Aan dit onderwijs moeten alle studenten deelnemen aangezien zij op deze vakken geëxamineerd worden. Als gevolg hiervan worden alle studenten bekend met de leer van Hahnemann. Velen zullen zich door het vunr en den ij ver, waarmede de homoeopatische hoogleeraar hun deze leer voorstelt, en niet minder ook door de ideale beschouwing over de werking der geneesmiddelen aangetrokken gevoelen. Zij zullen lust krijgen, om deze leer beter te leeren kennen. Zij zullen behoefte ge> voelen, te gaan onderzoeken, of deze be ginselen ook praktisch kunnen worden toegepast. Zij zullen de lessen van den buiten de faculteit docerenden homoeopaat gaan bezoeken, zij zullen diens polikliniek diens klinische lessen gaan bijwonen. En wat zal het slot zijn, het eind resultaat Dat onder die velen, welke dit onderzoek reeds vóór, hetzij eerst na hun arts examen instellen verscheidenen zullen overtuigd worden van de waarheid van het Similia similibus, die dan met ons de leer van Hahneman zullen ver dedigen, en die wat het meest van ge wicht is hunne patiënten zullen be handelen volgens die geneeswijze, die alleen in werkelijkheid tuto, cito et jucunde geneest. 9 September 1903. Onderstaand oordeel over dr. Kuyper, en diens opvatting van zijne regeerings- taak lazen wij met genoegen in Bet Centrum Wij hebben thans een Christelijk minis terie. Aan het hoofd daarvan staat de man uit één stuk, die voor zijn geloof vaak smaad en hoon heeft moeten verdragen, nooit in zijne overtuiging heeft gewankeld, wat meer zegt, steeds den moed zijner overtuiging heeft gehad. Hij is een man van karakter, die weet wat hij wil en zijn wil zal volbrengen, en gansch het geloo- vig-protestantsche Nederland schaart zich om hem en gelooft in zijn vast karakter en zijne groote geestesgaven. Ea hij weet, hoe het staatsbelang thans niet eiseht een overjaehtig en overspannen streven naar het tot stand komen van nog al meer wetten en wetjes, die ons Nederlanders nog al sterker aan banden zullen leggen, dan waarmede wjj in het »vrije" Neder land, door liberale regeeringen zijn geboeid maar in het hervormen, beter nog in het herstellen van het staatsgezag, dat in dezelfde mate slonk als het Staatsblad tot folianten is uitgedijd. „Maar grenzen zijn er wel degelijk. De wet helaas wijst ze niet aanhet gezond verstand heeft ze te trekken. En dan is het voor ons niet twijfelachtig, of deelne ming van een ambtenaar aan een revolu tionaire beweging is stellig onduldbaar- Wie het Staatsgezag dient en tegen da. Staatsgezag opstaat, is onbruikbaar dienaat gebleken. Ea dit is met den heer Linder man, die, Staatsambtenaar, in dienst zich stelde bij de raddraaiers van 't anarchis tisch avontuur", het geval geweest. Daar door alleen is o. i. zijn ontslag voldoende gerechtvaardigd." Bovenstaande woorden zijn van Bet Vaderland, het hoofdorgaan der liberale unionisten. Het hart onder den riem, voor de Re geering, gelijk men dit aan die zijde niet zou hebben verwacht. Natuurlijk scheldt Bet Volk op Bet Vaderland. Het spreekt van „een smoesje om de schandelijke daad (ontslag-Lindeman) goed te praten", herinnert aan de weigering des Konings in 18-39 om d9n ambtenaar Thor- becke te ontslaan, die in zijn „Aanteeke- niDg op de Grondwet" de regeerings staat kunde had veroordeeld, en scheldt den liberaal van onzen tijd die een regeering verdedigt welke hetzelfde wil doen en deed. Wat Bet Volk daar zegt, is een leugen. Regeeringsambtenaren mogen naar har telust de regeeringsstaatkundeveroordeelen en dat Lindeman 't deed, was hem niet noodlottig. Maar wel, dat Lindeman met het „Comité van Verweer" een aanslag pleegde op het Gezagpositie nam tegen de veiligheid van den Staathet land, ware 't gelukt, hielp mede overleveren aan regeeringloos- heid of aan het gezag der Petters en Oude geesten, of in den geest van dezen laatste te spreken, aan het gezag van „de hel". De geschiedenis der staking is reeds nu geschreven. Ome Eeuw bevat van de hand van den redacteur van Bet Vaderland een artikel welks lezing genot geeft. Vooral de teekening der personen in de staking op den voorgrond getreden is de kennisneming waard. De sociaal-democratische aanvoerders, mr. Troelstra in de eerste plaats, zagen al spoedig dat de massa aan hun greep ont glipte. Reeds was de staking van 31 Januari buiten hun invloed afgespeeld. Was Oude geest al overtuigd sociaal-democraat, de andere spoorweg potentaat Petter, wilde van sociaal-demooratie of bemoeiing der georganiseerde partij niets weten. D9 bevelen en manifesten aan spoorweg- direc tion en personeel gingen niet uit van Amsterdam maar van Utrecht. De groote partij, de „eenige" vertegen woordiging der Nederlandsche arbeiders, stond naast al deze ontroerende gebeurte nissen en mocht toezien. Ea daar kwam waarlijk Domela Nieuwenhuis uit zijn studeercel te voorschijn ea trok als in de oude dagen van den broederkrijg en da geboorteweeën het land door, kwaaddoende aan het land, maar ook aan den S. D. A. P. Dit alles bracht in de georganiseerde partij een verschuiving naar den revolutio nairen kant teweeg. Gebiedend drong zich de noodzaakelijkheid van agitatie naar voren. Sanguinische naturen als Hugen- holtz hadden reeds aanstonds aan hun mi litante neigingen bot gevierd nu zond de partij hare theoretisch aangelegde, en juist daarom méér revolutionair gezinde krachten in 't vuur. Terwijl Schaper, Helsdingen en toen ook nog Troelstra zelf, zich m n of meer op den achtergrond hielden, raasde Roland Holst mevrouw Holst wil ik zeggen in een stormvlaag de provinciën door, van stad tot stad, haat blazend en opstand stokend, Klewang wettende krijgs liederen uitschallend in gretig luisterende ooren. Gorter, le doux poète, verliet Arcadie voor het straatgewoel, de luit verwisselende voor een draaiorgel. Hem volgde de ge leerde Van der Goes, het hoofd van boeken wijsheid zóó vol, dat hij, op den katheder eener volksmeeting geplaatst, het onder scheidingsvermogen tusschen wetenschap pelijk betoog en rechtstreeksche opruiïng vau miliciens tot insubordinatie bleek te zijn kwijtgeraakt. Een algemeene verbroedering tusschen de socialisten van allerlei gading scheen in den strijd tegen de maatschappelijke orde te zijn geboren, men viel elkander om den hall, niet verzuimend in stilts de zieltjes te tellen die men elkander afwon." Ziedaar de aardige teekening van de hoofdpersonen in den stakingstijd, in Onze Eeuw door mr. Plemp van Duiveland ge leverd, die, naar we ons vleien, zeker som migen onzer lezers interesseeren zal. Philosophie. Uit een buitenlandsche correspondentie en niet een van de minste Maar duizenden en duizenden in en buiten Frankrijk zullen een blik van bewondering hebben op wat Bernard Lazare is geweest, zullen met een weemoedige gedachte dat jonge leven 38 jaar maar is hij geworden al zien wederkeeren tot zielloos stof. Een joDg leven wederkeeren tot zielloos stofdaar is het dan ook vandaan gekomen, anders kon het niet wederkeeren. Pasteur bewees, dat zelfs geen microbe uit zielloos stof kan ontstaandeze corre spondent leert de generatio spontanea van een heelen en nog wel een verdienste lijken Franschman. Wel een wijsgeer, die correspondent. (Centrum.) Daar is de vorige week een rapport ver schenen, dat men aanduidt met den naam Verraad rapport Die min vriendelijke naam, (men houdt in socialistische kringen bijzonder veel van gepeperde uitdrukkingen, hoe ruwer, hoe mooier) wordt gegeven aan het rapport van de commissie tot onderzoek betreffende hei verweer tegen de stakings-ontwerpen in Maart en April j.l. Het rapport geeft een uitvoerig overzicht van allet wat in die rumoerige dagen door het Comité van Verweer is gedaan en ge laten. De commissie had in last na te gaan of de beschuldiging van Domela Nieuwenhuis dat er vorrad gepleegd was, waarheid be vatte, van daar den naam verraad-rapport. Wel interesseeren ons die bijzonderhe den niet genoeg om er veel van onze be perkte plaatsruimte aan te geven. De algemeene indruk door het lezen van het rapport op ons gemaakt is die van ver wondering over de lichtvaardigheid waar mee men de belangen van honderden heeft opgeofferd. Het botte onverstand, de verre gaande roekeloosheid, het totaal gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel, zijn eenvoudig onbeschrgfllijk. Wat moest er van zoo'n boel terecht komen, vraagt men zich onwillekeurig af. En 'tantwoord is dan ook gegeven. Het verraad-rapport verdient den naam van onkunde-rapport te heeten. Arme slachtoffers van zulke leiders Een rare seigneur is dezer dagen in den Haag opgedoken. Hij noemt zich Jacques I Keizer van Sahara. Zijn oorspronkelijke naam is Jacques Labady hij is Parij zenaar van gebo mte, en doet alle moeite om de keizerlijke rol te spelen die hij zich heeft opgelegd. Tot meerderen luister van zijn positie (let wel als Keizer van den Sahara, de Arabische zandwoestijn) heeft hij vijf ma trozen geëngageerd. Men maakt zich vroolijk met dezen heer, die naar men zegt zeer rijk schijnt te zijn. In dit geval zal men hem ongetwijfeld wel plukken. Erasmus en Marnix van St. Aldegonde. Wie rijmt ze zamen Erasmus de peinzende wijsgeer, wiens standbeeld op de Rotterdamsche Markt hem steeds lezende voorstelt, lezende, altijd maar lezende, slechts zijn blad om staande als hij de klok hoort. Erasmus de man der boeken Mainix, een der helden van onzen vrij heidsoorlog, de steun van Prins Willem, de dichter van het Wilhelmus, de burgo master van Antwerpen, de man van het repos ailleur.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1