NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 126.1903. Dinsdag 28 Juli 17e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Buitenlandsch Overzicht. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes De Hoofden der Scholen ook Klasseonderwijzers F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f 0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA en van Nog steeds zijn in de onderwijswereld de meeningen verdeeld over do vraag of do hoofden der scholen ook klasseonder wijzers moeten zijn, ja dan neen. Vroeger wist men niet beter, of de hoofd onderwijzer moest evenals de andere ou derwijzers aan een bepaalde klasse onder wijs geven. Men kon den man altijd vin den in dit of dat lokaal, bij dit of dat leerjaar. Dit was immers zoo practisch mogelijk. Het haalde minstens één onderwijzer uit, met andere woorden het bespaarde geld. Later toen kleine klassen en grootere scholen ontstonden, werden do hoofdonder wijzers hoofden en de hulponderwijzers klasseonderwijzers. En daarmede was de toestand veelszins veranderd, vooral bij het openbaar onderwijs. Het Hoofd der school, zoo was de algo- meene opinie onder de schoolmannen, moet ambulant zijn, d. w. z. nu hier, dan daar in de school. Leiding geven aan het ge heel, zoodat de noodzakelijke eenheid in het onderwjjs tot haar recht kome, de zwakke onderwijzers steunen met woord en daad, beide klasseonderwijzers en leer lingen een goed voorbeeld zijn in alles, en zoo noodig bij ziekte van een uit het personeel, dien onderwijzer vervangen en alzoo dienst doen als reserveonderwijzer. Voorts rest hem de controle, inderdaad niet gering, nu het schoolwezen meer dan ooit tusschen verordeningen en reglemen ten door zijn weg moet zoeken. We noemen slechts Januaristaten en dergeljjke komen ook wel in andere maan den alsmede de modellen leerplichtwet en het is ons genoeg. Zoo heeft in dit systeem het Hoofd der school, zonder alzoo klasseonderwijzer te wezen, handen vol werks. Vooral als daarbij, wat zoo licht gebeurt, meer dan een be zorgde vader of angstige moeder „mijn heer" tijdens de werkuren opzoekt, natuur lek steeds in het belang van het onderwijs of dat van den onderwijzer. Het rijkstoe- zicht liet dan dan ook niet na, het ambu lant zjjn van het Hoofd der school als noodzakelijk voor te stellen, de gemeente besturen volgden dit advies voelszins getrouwelijk op. Sinds zijn de hekken wel eenigszins verhangen. Het komt zelfs voor, dat een schoolopziener we bedoelen districts schoolopzienereen anderen kijk op die dingen gekregen hoeft of heeft, dan wel een gemeentebestuur. Komt n. 1. de quaes- tie aan de orde, die we in dit artikel eenigszins onder de oogen zien, de quaestie of het Hoofd der school ook tevens klasse onderwijzer moet zijn, ja dan neen, dan loopen de gedachten uiteen. Het is gebeurd en gebeurt nog, dat de schoolopziener zegt: Zeker is het Hoofd ook klasseonderwjjzer, hoe zou het anders terwijl B. en W., hetzij uit overtuiging^ hetzjj uit zekere behoudzucht, de vraag ontkennend beantwoorden en het Hoofd der School liefst ambulant zien of ook wel omgekeerd. Dan kan er wrijving ontstaan, zoo geen botsing. Ieder meont de zaak bij het rechte einde te hebben en steek houdende argumenton voor zijne bewering te kunnen aanvoeren. De schoolopziener zegt, zooals onlangs in de hoofdstad des rjjks: „geeft het Hoofd een bepaalde klasse, want dan geeft ge tegelijk de beste leerkracht aan de school terug." Dit argument, zoo zeggen do tegenstan ders, zou alleen dan degelijk en steekhou dend zjjn, als het Hoofd, zijnde ambulant, zich nooit anders dan in hoogst zeldzame gevallen met den gang van het onderwijs aan zijn school inliet. En ook wij beamen dit ten volle. Stel het Hoofd is klasse- onderwijzer, hoe zal hij dan in goeden gemoede zijne onderwijzers en leerlingen eenigermate leeren kennen, hoe kunnen zorgen, dat ieder van zjjn betrekkelijk groot personeel als de rechte man op de rechte plaats, hier het rechte leerjaar, on derwijs geeft naar het leerplan in aange geven richting, hoe zal de eenheid van onderwjjs over de geheele school tot zjjn recht komen, zoodat in hetgeen de leer lingen zijn en doen, de geest weörspiegelt, waarin het onderwijs aan die school wordt gegeven? En nu, zoo zeggen ze verder, en biermede trachten ze een tweede be denking te ontzenuwen, als n. 1. op de zoogenaamde schoolvergaderingen gewezen wordt, nu gaat het niet aan, om voor die eenheid in het onderwijs alles te laten aankomen op de schoolvergaderingen, de voortdurende oorzaak van kwelling en er gernis voor menig Hoofd in sommige on zer groote steden. Ook dit is juist naar onze meening. Zeker, goede, flink geor ganiseerde schoolvergaderingen zijn o. i. onmisbaar, een eisch des tijds, afgedacht nog van de vraag, of op de zoogenaamde schoolvergaderingen slechts adviezen wor den gegeven, die lcunnen, of wel bindende besluiten, die moeten opgevolgd worden. Doch bij al het goede, dat zulke school vergaderingen opleveren, mag men daarvan voor den richtigen gang en de eenheid van het onderwjjs niet alles verwachten. Daarenboven pleiten zulke schoolvergade ringen, waarop het Hoofd der school met zijn personeel samenspreekt, samen oor deelt, of wel besluit, juist voor het ambu lant zijn van de Hoofden. Immers dienen zjj te kunnen nagaan, of de klasseonder wjjzer behoorljjk winst doet met de gege ven wenken, de genomen besluiten uitvoert en met zijne leerlingen een schakel vormt in den keten, welke de verschillende leer jaren verbindt. En hoe zou hjj ook dit toezicht men verwarre dit woord niet met vitterij of dwarskijkerij op behoorlijke wijze kun nen uitoefenen als klasseonderwjjzer Het rijkstoezieht (inspecteur en school opzieners) samen met het gemeentelijk toezicht (inspecteur, plaatselijke schoolcom missies of B. en W.) is daartoe allerminst voldoende en zou bovendien tot allerlei botsingen aanleiding kunnen geven. Hier is het „aldoordringend" oog van het Hoofd onmisbaar. Hjj dient te zijn in zijne school, wat de kapitein is op zijn schip, de commandant bij den troep, de directeur in de fabriek, de persoon van wien de leiding, het bestuur der zaken uitgaat. Een goed klasseonderwijzer is daarom nog geen goed Hoofd, wel mag verondersteld dat het Hoofd eener school ook een goed klasseonderwijzer is. Daarenboven kan weinig bezuiniging van den maatregel verwacht worden om n. 1. de Hoofden ook als klasseonderwijzers te doen optreden. Immers in dit geval moet er toch een reserveonderwijzer meer zijn. Wilde men per sé de Hoofden steeds eene afzonderljjke klasse geven, dan diende men o. i. te breken mot het stelsel van te groote scholen en zich meer te bepalen tot die inrichtingen van onderwijs, waar het aantal leerlingen, dus ook het aantal onder wijzers, geen beletsol is voor voort durende, goede controle, en de oenheid der school niet lijdt onder de vele lesuren van het Hoofd, tevens klasseonderwjjzer. 27 Juli 1903. De hoor Koole is niet herkozen. Hij moest het met 230 stemmen afleggen tegen den liberalist din 257 stemmen be kwam. Dat alle liberalen zjjn opgekomon om dezen laatste te stemmen geloovon wjj niet immors twee jaar geleden kreeg de heer lak er nog 34G stemmen. Maar dat er meer dan een tiental liberalen den heer Koolo bobben gestemd, is evenmin te denken dewijl in 1901 immers, ook bij een zuivere partjjstemming, en torwijl onzer zijds een flinke werkkracht voor do ver kiezing gemist werd, mr. Dieleman219 stem men bekwam torwjjl een aftredend lid ook in den regol wel iets voor heeft. van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De heer Koole is mot eere gevallen. Zijn tegencandidaat is niet mot eere ge kozen. Hjj doet zijn intree in Hen Raad als de banierdrager eener coterie, eener partijkliek, die zich niet ontzien hoeft do politiek van het minste soort in de ge- gemeenteraadsverkiezingen te halen. Verdienste noch dienstjaren heeft men ontzien. Zelfs do, van hun standpunt, ge lukkige omstandigheid dat de heer Koole niet is een partjjman, en in eenig opzicht dichter bij hen staat dan bij ons, heeft hen niot kunnen overtuigen dat bij zjjn aftreding de partijpolitiek alle recht van meespreken miste. Het gebeurde doet ons leod. En ons dunkt het moet ook den bedrijvers van dit onverdedigbare spelletje leed doen. Reeds gewaagt het vrjjzinnige blad van een gerucht als zou een der vier antire volutionairen in III, op gevaar af dat de Middelburgsehe Courant weer met den sociaal democraat komt aandragen, plaats zal maken voor den gevallen collega. Wjjl niet alle antirevolutionaire raads leden in de stad zijn, zal dit gerucht wel niet meer dan een verzinsel, een opge worpen balletje wezon, indien het niet de uiting eener verlogen consciëntie is. In ieder geval hopen wjj ter wille van het gemeentebelang, dat do heer Koole niet al te lang op nonactiviteit zal zijn. En wij brengen hem bereids dank, voor al hetgeen hij gedurende zijn twaalfjarig lid maatschap in het belang der gemeente ge wrocht heelt. Dat hij aftreedt, beladen met den lof zelfs van den tegenstander, is voor hem eene groote eere bjj al den smaad, de jongste dagen ondervonden. De «Christen Democraat" was wel zoo welwillend ons te antwoorden op onze repliek in zake de quaestie-Staalman-Zon- dagsrust. Zij beschuldigt ons echter helaas dat wij ons met een paar handigheidjes van de quaestie zoeken af te makenen dat wel omdat wij 't beroep van den heer Staalman op 's Heilands verdediging van de genezing op den Sabbath, een utiliteits-argument hebben genoemd. Hier is blijkbaar verschil van standpunt dat de S. D. zoo scherp doet uitkomen. Volgens ons is het prediken op den Zondag over geheelonthouding in een open luchtmeeting met revolutionaire ongeloovi- gen of atheïsten geen «goed doen", ook al ontkwam er door Staalmans woord een uit den poel van den drank. Dat getuigen en redden op dien dag be hoort niet tot de taak van het evolutionair allegaartje waartoe Staalman zou hebben behoort, maar van de bediening des Woords. Vervolgens veronderstelt de S. D. dat wij niets bizonders voelen voor de geheel onthoudersbeweging. Een bedekte beschul diging die allen grond mist en voor reke ning blijft van den schrijver. Iets verder is de S. D. wel zoo vrien delijk ons te vergelijken bij de Farizeers en Wetgeleerden uit Lukas XIV Ten slotte vindt de S. D., in navol ging van de »N. Prov. Gron. Crt.", onzen raad om te onderscheiden tusschen het standpunt van den privaten persoon en het regeeringsstandpunt, «een vroom praatje, waarmee alles is goed te maken", en een verdediging van hetgeen «niet te rijmen is met de Christelijke consciëntie". De Groninger stelt het zelfs voor alsof op die wijze koopman en christen, fabri kant en christen, door ons in beginsel wordt gescheiden, waardoor een goddeloos pa troon soptreden kan gepaard gaan met een vroom Bijbellezen en psalmen zingen thuis, de verdediging waarvan op deze zelfde lijn zou liggeneene terechtwijzing waarmee wij het volgens de S. D. «voorloopig wel kunnen stellen". Wij zullen op deze terechtwijzing niet ingaan. Onderstellingen en besluiten die bijna trekken op verdachtmakingen, behoeft nie mand te beantwoorden. Wij hebben alleen willen constateeren een feit, gelijk ook dr. Kuyper als Kamer lid bij de quaestie subsidie offerfeesten deed, meer nietnamelijk dat een pri vaat persoon tegenover velerlei waar de consciëntie tegen toornt, anders staat dan een regeering. Dit ondervindt iedere Christen die Over heid wordt, bijna dagelijks, van den ge- ringsten dorpsburgemeester tot den hoogst- geplaatsten minister. Hiervan zijn de voorbeelden legio. En dat kan ook niet anders. In onze dagen is een regeerder gebonden aan allerlei regelen, door velerlei wetten, niet door hemzelven ontworpen, maar door anderen en waarmede hij zelf niet instemt, doch waarnaar hij geroepen is te besturen, te gebieden en te verbieden, toe te staan, vrij te laten en te verhinderen. Zoo moet een Christen-overheid net zoo goed als een andere, de leerplichtwet uit voeren die het ouderrecht aanrandt; een Christenminister bij uitbreking van pok kenepidemie indirect de vaccinatie aan moedigen, althans de gelegenheid er toe openstelleneen Christenburgemeester de sluitingsuren der herbergen regelenenz. enz. Of in 't optreden van Christenen in de regeering of in de staatkunde ook gevaar schuilt, geljjk ds. de Liefde wel eens be weerd heeft, op wien de «Groninger" zich beroept Dit ontkent niemand. Maar dat gevaar loopt evengoed de Christenleeraar, de ad vocaat, de koopman, enz.en dat niet als consekwentie van het stelsel, gelijk de «Groninger" meent, maar dewijl de duivel in alle kringen en standen en bedrijven zijne strikken spant, en het levensbeginsel tracht te dooden hetwelk «den mensch geheel beheerscht, althans beheerschen moet". Daarom zijn wij dan ook van meening dat een Christelijke regeering of Over- heids persoon zich bij dit bestaando daar om niet behoeft neer te leggen. Integen deel bij is geroepen daarin verandering te brengen, althans daarnaar te streven. Doch dezen eisch heeft niemand ontkend. Wij spraken slechts van gedwongen re kening houden met het bestaande. Onze naam! Het kenmerk der Christelijk historische richting is dat zij het beginsel der Revolutie bestrijdt. Wederkeerig ligt de kracht del antirevolutionaire partij in haar christelijken en historischen grondslag. Reeds 1831 heb ik gezeild onder christelijk historische vlag. Groen van Prinsterer. Christelijk historisch ben ik wei," zegt deze en gene, «maar niet antirevolutionair R Deze onderscheiding verwerp ik. Groen van Prinsterer. Ned. Ged. III, 11. Eet Volk betrapte twee onzer antirevo lutionaire organen op „tweetongigheid." De Groninger van 22 Juli schreefIn vele gevallen is het ons vrijwel gelijk of een zetel ingenomen wordt door een so cialist of een liberaaleen of twee graden verschil laat ons koud. Geen oogenblik mogen wij vergeten dat de liberaal en de socialist beiden lijnrecht tegenover ons staan. De Groninger van 24 Juli schreefZeer terecht besloot de kiesvereeniging ook bij deze herstemming front te maken tegen over het socialisme. Wij antirevolutionairen zoeken onze kracht niet in het negatieve, maar hoewel het waar is dat wij het libe ralisme evengoed hebben te bestrijden als het socialisme, het staat ons toch vrij van twee kwaden het minst kwade te kiezen. In beide aanhalingen cursiveerden wij en geven Eet Volk gewonnen dat hier wel eenig verschil van standpunt spreekt. Het eerste standpunt achten wij beden kelijk het tweede is ook het onze. Toch zijn wij het met de Groninger vol komen eensNiet negatief, maar positief moet onze strijd zijn. Wij waren nimmer antiliberaal, en wenschen dus ook nooit te worden een anti-socialistische partij. Wjj zijn christelijk-historisch oi antirevolutionair. Italië. Het lijk van Paus Leo XIII heeft, gelijk wij in ons vorig no. al mededeelden, de vorige week gedurende drie dagen ten toon gelegen voor meer dan 15000 diplomaten, edelen en burgerraenschen die een laatste hulde voor den levende aan den doode kwam brengen. Langs de trappen en in de troonzaal waren Palatijnsche garden en Zwitsers als eerewacht en ordebewakers opgesteld. De vensters in de troonzaal waren geslo ten, de zaal was met kaarsen verlicht. Op een bed aan den langen wand van de zaal, op een rood met gouddraad doorweven kleed rustte 's Pausen lijk. Aan weerszijden waren de wapens van den Paus aangebracht, het bed was omringd door lange kaarsen nobelgarden stonden met omlaag gestrekten degen als wachters naast het lijk. Gelijk 't behoort staken de voeten buiten 't hekdoch tot den voetkus werd niemand toegelaten. Immers ondanks de balseming van het lijk, is het zoo broos dat aanraking niet wenschelijk is. De hooge leeftijd van den gestorvene en de ontzaglijke hitte die te Rome heerscht, zullen daar wel niet vreemd aan zijn. Zaterdagavond is het lijk, ten aanschouwe van twee duizend genoo- digden, naar zijn laatste rustplaats in de basiliek van St. Johan van Latran overge bracht. Keizer Wilhelm liet zich hierbij vertegen woordigen door zijn neef Friedrich Leopold von Hohenzollern, behoorende tot den katholieken tak van zijn geslachtde Kei zer van Oostenrijk door een der aartsher togen van zijn huisen de Koning van Spanje door den Prins van Asturiën. De overige mogendheden werden door hun gezanten bij den Heiligen Stoel vertegen woordigd. De berichtgevers hebben zich bij een en ander maar weinig eerbiedig gedragen. Tal van bijzonderheden toch werden ge seind, of van te voren geschreven, welke bleken niet te hebben plaats gehad, De ceremoniën die eerst Dinsdagmorgen plaats vonden, werden in de Dinsdagmorgen edities der groote bladen al in kleuren en geuren meegedeeld. Men zegt dat de Paus zyu geheele ver mogen aan de kerk heeft vermaakt, met uitzondering van 50 duizend lire die den armen van Rome zijn toebedeeld en eenige kleinere legaten. De werkzaamheden voor de zitting van het conclave zijn afgeloopen. Men verwacht dat de kardinalen den 1 Augustus, a.s. hunne cellen zullen betrekken. Uit het feit dat de Duitsche kardinaal Kopp zeer warm ontvangen werd, toen hij voor 't eerst de congregatie bijwoonde, leidt men af dat hij een grooten invloed zal hebben in het conclave. Na de congregatie hebben Oreglia en Delia Yolpe een lang durig onderhoud met hem gehad. Men fluistert allerlei namen van mogelijke opvolgers, doch wij gaan hierop niet in en laten liever het conclave rustig voor de Pauskeuze zorgen. Roomsche regeeringen zorgden voor een officiëele mis, of zullen die persoonlijk bij wonen. Natuurlijk neemt de Italiaansche regee ring, die trouwens niet eens aanzegging kreeg, hetgeen te begrijpen is op 't stand punt der Pausen, een bescheiden gereser veerdheid in acht. De Fransche regeering wordt heftig aangevallen door de radicale pers, dewijl de ministers Combes en Del- casse de mis in de Notre Dame (de Parij- sche hoofdkerk) zullen bijwonen. Zij noemt dat „de republikeinsche partij onteeren"; een der bladen verklaarde zelfs den officiëelen stoet bij het kerkwaarts gaan te zullen doen uitjouwen en den eersten minister „wel te zullen vinden"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1