NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 125,1903. Zaterdag 25 Juli 17e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Bij ill muffler teteart et» Bpepel. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De aanstaande (Jniecollecte. Eenige wenken voor Opvoeders. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Er komen in iederen kring, niet het minst in hot familieleven, tijden en oogen- blikken voor, welke ons even den cirkel gang doen afbroken, on oen blik doen slaan in het verleden en naar de toekomst. Dan zijn we den reiziger gelijk, die een hoogte of een heuveltje beklimt, om van daaruit den omtrek, don afgelegden en nog at te leggen weg behoorlijk te kunnen overzien. Zulke hoogtijden kent ook ons christelijk onderwijs. Het begon zoo klein, zoo gebrekkig. Wat een kleinzielige tegenwerking vóór 57. Rechtstreeksch en zijdelingsch. Had het Bestuur eener op te richten chr. school zich oen weg weten te banen door een doolhof van wettelijke bepalingen, en was or eindelijk vergunning gevraagd in gewenschten vorm, wat was er nog te schrijven en te wrijven, voordat de gun stige beschikking van het gemeentebestuur volgde. Vergunning waartoe Eenvoudig om uit eigon bekrompen middelen, een gobouwtje te stichten, waar de kinderen onzes volks naar de ordinan tiën des Heeren kondon worden onderwe zen, waar naar Da Costa's woord, het Evangeliezout uit on- en bijgeloof een dierbre jeugd behoudt. Zoo was de geest des tijds. Zoo waren destijds de manieren van een deel der toongevende machten in ons vrije Nederland. Manieren, waarover het nageslacht dier verlichten zich nu nog schamen moet. Het jaar 1857 brak aan. Er kwam een nieuwe wet op het L. Onderwijs. De vrijheid om chr. scholen te bouwen uit eigen middelen werd in de wet vast gelegd. Het was een schrede voorwaarts, een verlichting van den druk. Dankbaar werd dit door de vrienden erkend. En die dank werd door het vrijzinnig Nederland veels zins uit de hoogte aanvaard. Toen kwam er moed en veerkracht bij de kleine, verachte schare, de sekte, welke overal tegengesproken werd, afgedacht van hun kerkelijk belgden. Er ontwikkelde zich een werkkracht, een zelfverloochening, eene toewijding, boven allen lof. De kerk ontwaakte en zag hare roeping, de particuliere schoolvereenigingen ont stonden, hier en daar verrezen scholen on schooltjes, veelszins struikelblokken voor de doorwerking der vrijzinnige beginselen, althans in de oogen van velen, maar in derdaad monumenten, die in al den eenvoud van hun schoon, den moed, den ijver, de bezieling verkondigen in den strijd voor een heerlijk doel, n. 1. de vrijmaking van ons chr. onderwijs. Er volgdo in de twin- FEUILLETOM". Onderstaande wenken zijn ontleend aan eene lezing voor arbeiderskringen van de hand des heeren J. H. Gunning Wzn., schoolopziener te Amsterdam. Ze zijn o. i. ook voor andere kringen de lezing en be hartiging overwaard. De lezer zoeke tus- schen de verschillende wenken geen recht streeksch verbaDd, maar beschouwe ze veeleer als los daarheen geworpen zaad korrels, maar dan toch ook als zaadkorrels, tot ontwikkeling en viuchtdragen bestemd. Doch ter zake. Schoon is het, wat de schrijver zegt van ae liefde in het werk der opvoeding. moet zijn tegelijkertijd en in dezelfde mate streng en feeder. Gewoonlijk as zg slechts één van beide en dan is het mis. bommige ouders zijn overtuigd, dat de opvoeding streng moet zijn en zij hebben /LJL 'f maaF °mdat zij het niet verstaan te zgn, worden zij hard en ruw. tig jaren na '57 een tijd van betrokkelij- ken voorspoed, men bouwde, men onder wees, men dacht er zelfs over met de openbare school to gaan concurroeren. Maar de gedienstigheden der practijk wa ren veelal een Bta in-don weg. Een kaart in vier kleuren, met verschil lende schakeeringen hier en daar, gaf op welsprekende wijze den toestand van het openbaar onderwijs in Nederland aan. Al naar dat de bevolking was, zoo was ook de school. In Groningen anders dan in Limburg, in N. Holland boven het IJ, an ders dan op Zeelands dorpen. Maar men desespereerde niet. Een net van Christelijke Scholen, hoewel nog een net met ruime mazen, overdekte een kwarteeuw geleden den bodem van onze vaderlandsche erve. De voorstanders hadden voor het onder wijs naar denWoorde Gods geld en goed, hier en daar zelts naam en eer veil, tot verwondering en bewondering toe van de weidenkenden onder de tegenstanders. Inmiddels schreef men 1878, het jaar der scherpe resolutie. Een drietal jaren te voren was het grievend woord gesproken van mr. Kappeyne v. d. Copello, het woord van de onderdrukking der minderheden, als de vlieg, die des apothekers zalf be derft. Het was een uiting van staatsab3o- lutisme, een proeve van de staatsmacht om te heerseken over het geweten. En toch in stede van te luisteren naar de waar schuwing om dien weg niet inteslaan, „zoo lang de Leeuw als beeld der vrijheid niet vervangen was in ons wapenschild door den Adelaar met het lam in de klauwen, als beeld der tirannie", in stede daarvan werd de scherpe Resolutie uitgevoerd, en daardoor de druk van het Chr. Ond. zwaarder. Vandaar het bekende Volkspetitionnement, de smeekbede in naam van meer dan drie maal honderdduizend opgezonden naar Neerlands Koning. En wel werd dit protest, zij het ook hoffelijk, afgewezen en daardoor de poging vruchteloos, om langs koninklijken weg van de wet van '78 af te komen, maar toch bracht deze spontane, vrijwillige be weging ten gunste der school met den Bijbel hare kostelijke, nog veel te weinig gewaardeerde vrucht n. 1. het gevoel van saamhoorigheid met zich. Als noodzakelijk gevolg van een en ander omstond de Unie »Een School met den Bijbel", welke telken jare een nieuw pro test deed liooren in da aankondiging der zoogenaamde welbekende Unie-collecte voor de scholen met den Bijbel. Een kwart eeuw heeft dezo Vereeniging nu reeds met veel zegen mogen werken. Wars van alle politieke berekening, gespeend ook aan alle kerkism9, hetwelk het aangewezen blusch- middel is voor het vuur der wederzijdsche toenadering, heeft de Unie in alle stilte, met vasten gang, haar pad bewandeld langs uitgestippelde banen. Anderen zijn overtuigd, dat de opvoeding feeder moet zijn en zij hebben gelijk, maar omdat zij niet verstaan streng te zijn, wor den zij slap en wéekelijk, en bederven hunne kinderen. En zeer vele, ja de meeste ouders, zijn nu eens hard en ruw als zij streng willen zijn, en een volgend oogen- blik zwak en toegefelijk als zij teeder willen zijn, en dat is het ergste van alle3. Want uit zoo'n opvoeding kan geen mensch wijs worden en geen kind zal er wijs van worden. Is dit niet schoon en uit het leven ge grepen En wat hier de ouders geldt, is dit nooit van toepassing op onderwijzers Dwaas, die het zou ontkennen. Doch de schrijver weidt over dit chapiter uit. Het meest, zegt hij, wordt gezondigd door ruwheid. We stemmen dit volmondig toe en voegen er bijAls die ijzige wind der ruwheid over die kinderzielen heen- strijkt, hoe licht worden dan de bloemen van haren stengel geknakt, maar wie ter wereld geeft ze haren vroegeren luister wéér En met welk gevolg Overal in den lande werd meer ijver voor en belangstelling in hot chr. ond. gewekt. Op plaatsen zolfs, waar men dit het allerminst had vorwaeht. Do mazen van het net worden steeds kleiner. Mede door haar toedoen werd het in zicht verhelderd, dat de school niet dient uit te gaan van de kerk, maar van de ouders zelf, zonder in het minst den in vloed van de kerk op de school te willen verkleinen, of het wederzjjdsch verband tusschen die beide maar eenigszins te willen miskennen of onderschatten. En zelfs nu nog, nadat do wet-Mackay eene gezegende verandering bracht, en oen wolk als eens mans hand lichten ging over Nederland, en ons christelijk schoolleven verhelderde, gaat do Unie rusteloos voort met hare vrijwillig opgenomen, heerlijke taak, om- al wat zich scharen wil om haar vaandel, op te wekken tot ijver en toewijding aan de zaak van hot ondorwijs naar de ordinantiën des Heeren. De 25o Jaarcollecte wordt nu aange kondigd en wel onder de meest hoopvolle vooruitzichten. Thans hebbon wij door de gunst onzes Gods een Rogeering, die ons christelijk onderwijs gonegen is en alles uit don weg zal ruimen, wat den voortgaanden bloei van dit onderwijs zou kunnen schaden. Nieuwe vooruitzichten omtrent meerdere gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs worden geopend, de tijd is moer dan ooit aangebroken, dat schoolbesturen, ouders en onderwijzers, al de voorstanders van chr. onderwijs te zamen, de handen dienen ineen te slaan, om dat onderwijs meer en meer te doen winnon aan innerlijk gehalte en geestelijke kracht, als een op voedingsmiddel ons van God gegeven, om de kinderen onzes volks te bewaren vooy den wassenden stroom van het verleidelijk materialisme onzer dagen. Moge daartoe ook de a. s. omgang voor onze scholen met den Bijbel in ruime mate bijdragen, Gode tot eer, onzen kinderen ten zegen. 21 Juli 1903. De Middelburgsche Courant heeft ge spatieerd en wel in haar voorlaatste no. ter aanbeveling van don liberalen can- didaat voor den Raad geprofeteerd dat, zoo de antirevolutionaire partij daar ooit moerderheid wierd, het volgende geschie den zou „Op onzesamonleving zou een Puriteinsch stempel worden gedrukt en alzoo geen kermis meer mogen plaats hebben; en ook geen volksfeesten. „Op Zondag doodsche stilte; dan geen muziek; geen volks concerten, geen tentoonstel ling, geen andere gelegenhe den tot ontspanning open." Nu weet de Middelburger „dat in deze Reeds in de taal, waarvan sommige op voeders zich bedienen, komt die ruwheid uit. Bij het aanpreken der kinderen hoort men een snauwen en grauwen, waarvoor men huivert en dak zich meestal uit in een jij en jou. Laten ook vooral onze jonge onderwijzers acht geven op hun taal en toon. En hier volgt o. i. een zeer behartigings- waardige wenk van den schrijver, als hij in dit verband zegt „Er is een onverbreekbaar verband tus schen eens menschen (opvoeders) taal en zijne manierenwie keurig is op zijn taal, wie zich van een gekuischte taal bedient, zal ook keurig eu wellevend zgn in zijne manieren en omgekeerd. En dit is toch in den opvoeder een ver- eischte. Hoe zaï toch iemand, die ruw is in taal, in houding en manieren die kalmte van geest toonen en teweeg brengen, zoo onmisbaar voor opvoeder en kweekeling beiden Daarom geeft onze schoolopziener den heilzamen raad: „Laat de toon van uw huis zijn in over- voel afhangt van den burgemeester"; dat wij niet zijn tegen, maar juist voor volks feesten met geoorloofde vermaken; en dat al dit fraais voor welks verdwijning zij vreest, nu reeds, in vele gemeenten niet gevonden wordt. Bovendien telt de Middelburgsche Raad nog altijd 12 liboralen. Het is oen heele eer voor den heer Ifoole dat men zoo'n groote keel opon zet om hem te weren; maar voor wie dit alles weet, maakt de geagiteerde toch wel een ietwat mal figuur. De Middelburgsche Courant hoeft bij deze stemming en herstemming rond als haar meening uitgesproken dat de antirevoluti onaire partij in den raad moet worden vorzwakt. Eén stem in den Raad vindt zij al genoeg. Dit is precies zooals zij er altijd over gedacht heeft. Toen met haar steun de heer Koole in den raad kwam, doch tegelijk ook de heer Vader er in wipte, was zij over dit astrante optreden der antirevolutionairen zeer ont sticht, en tot op den huidigen dag heeft zij haar geestverwanten gewaarschuwd, zorgt toch dat iets dergelijks zich niet weer voordoe, een is genoeg 1 Dank zij de distrietsverdeeling, konden de antirevolutionairen ook in district III nog eenige zetels bezetten, het is derhalve te begrijpen dat de Middelburgsche nu al haar best deed om dezen zetel in I ons te ontwringen. Of de poging geslaagd is zegt ons 't telegram elders in ons blad. Eigenaardig is echter de wisseling van naam, die de Middelburger in den loop der jaren, al naar 't pas geeft, onze partij deed ondergaan. Waar noodig heeft zij steeds het verdeel en heersch in toepassing gebracht met deze verschillende qualificaties. Een bloemlezing uit hare verkiezings artikelen zou niet onaardig zijn. Onze partij was voor haar al beurtelings doleerend, Kuyperiaansch, christelijk gere formeerd, ultra calvinistisch, clerieaal en kerkelijk. Nog in 1893 heette zjj „de christelijk- gereformeerde-doleerende party waarvan de hoofdleiding te Amsterdam borust". Nog in 1897 heette zij de ultra-calvi- nistischo Kuyperiaansche. Nog in 1901 sprak zij van „ultra-anti revolutionairen". En thans 1903 heet zij haar con- servatief-kerkelijk. Wij gelooven niet dat hier aan tactiek moet gedacht worden. Het is meer de opwelling van het oogenblik. Doch voor de partij die 't geldt niet zeer aangenaam. En tegenover den candidaat hoogst onbillijk. Onze uitnemende antirevolutionaire raads leden zijn nu eenmaal noch „christelijk gereformeerd-doleerendnoch „conserva- eensteminiug met het voorschrift van den Apostel Paulus: „Al wat rein is, al wat liefelijk is en al wat welluidt, bedenkt datzelve". Als middel daartoe beveelt hij aan het lezen van den Bijbel. In den Bijbel toch ligt een schat van echte, opvoedende wijsheid geborgen. „Graaft in dien schat, die voor u allen toegankelijk is. Houdt, zoo het u eenigs zins mogelijk is, de oud-vaderlandsche ge woonte in eere of herstelt haar, wanneer gij haar verloren hebt, om minstens een maal per dag1) met nw kinderen een kort en met zorg gekozen gedeelte uit de Schrift te lezen. Laat dit altijd met eerbied en wijding en met rust geschieden. Gij kunt niet half bevroeden, welk een zegen daar van uitgaat". Gelukkig zeggen we alzoo de school, welke dien schat niet ongebruikt laat liggen, want huisgezin en school vormen één geheel. Wij voegen er bij, meermalen kan ook geen kwaad. tief-kertelijk"; zij zijn christelijk historisch- in don goeden zin, en als zoodanig had met name de heer Koole niot die felle bestrijding vordiend, welke hom thans te beurt viel. Is de strijd tegen vaccinedwang een partijstrijd Zjjn de gemoedsbezwaren tegen de vac cine van politieken aard Die het beweren, toonen daarmede niet op de hoogte te zijn. In 1872 bjj de behandeling in de Tweede Kamer, van de wet op de besmettelijke ziekten, toen door mr. Godefroi een amen dement werd ingediend, om de vaccine voor de kinderen en onderwijzers van alle lagere scholen verplichtend te stellen, verzette zich daar tegen de liberale minis ter Geertsema en zeide onder meer: »Van een zoodanige beperking der individueels vrijheid zou alleen dan sprake kunnen zijn, zoodra naar het oordeel van deskundigen on twijfelbaar zeker was, dat door toepassing der vaccinatie op elk individu pokken of epidemie ondenkbaar zou worden." Toch werd het amendement tot invoering van den vaccinatie-dwang aangenomen, maar tegen stemden de liberalenVan Houten, Kappeyne, Van Beyma, Van Sypensteyn, Van der Linden en Dumbar. Ook in vervolg van tijd zijn er altijd liberalen geweest, die zich tegen dezen dwang hebben verzet. Wij denken bijv. aan Dr. H. de Cock, arts, officier van gezondheid le klasse bij het Ned. Iud. leger, die reeds bij zijne promotie tot medecinae-doctor de stelling verdedigde»het nut der vaccinatie moet betwijfeld worden." Later, in 1890 gaf dezelfde liberale ge neesheer een lijvige brochure uit, getiteld verplichte vaccinatieom haar »onweten- schappelijkheid" in het licht te stellen en met kracht op opheffing van ellcen vaccine dwang" aan te dringen. De liberale Prof. Van O eerbeek de Meyer verdedigde op het Internationale Congres voor bygiène te Turijn in 1880 destelling: dat geen enkele regeering het recht heeft de aanwending van een voorbehoedmiddbe te gelasten aan hen, die om eenige reden uaar- tegen bezwaar hebben. De Roomsche heer Paul Horrix te 's-Gra- venhage, diende niet lang geleden bij de Regeering een breed gemotiveerd adres in, om opheffing van den hatelijken vac- cinatie-dwang te vragen. Bij de behandeling der Staatsbegrooting voor 1897, sprak de toenmalige liberale Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Van Houten nog aldus De geachte afgevaardigde (de heer de Savornin Lohman) heeft terecht herinnerd, dat toen de bepaling betreffende de vaccine bij amendement in onze wet- Ten slotte nog een kostbare parel. De schrijver heeft zich de vraag voorge legd „waarom toch die ruwheid, wat mag er de oorzaak van wezen?" Voorwaar, eene belangrijke vraag. En dan wijst hij om haar te beantwoorden op de zwakheid der ouders, de zedelijke n. 1. „Zeer vaak is de ruwheid der ouders een uiting van zwakheidzij kunnen hunne kinderen niet aan; het gaat hun als indertijd Kit chener tegenover de Boeren, aan wien president Steyn schreef: „UweExcellentie houde het mij ten goede: Uwer Excel- lentie's gezag reikt juist even ver als UEd. kanonnen." Dat is de reden waarom vele ouders, opvoeders, zoo bulderen tegen hun kinderen en ze vaak zoo ruw straffen hun gezag reikt juist even ver als hun bulderen." We gelooven niet te veel te zeggen, als we beweren, dat deze onderwijsman hier den vinger op de wonde legt. Welke opvoeder gaat hier vrij uit? Doch, voor ditmaal genoeg.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1