No. 108.1903. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Dinsdag 16 Juni 17e Jaargaffloo CHRISTELIJK- HISTORISCH Buitenlandse!) Overzicht. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN Zij, die ziet met 1 Juli a. s. op ous l>lad abonneeren, ontvangen liet tot dien datum gratis. blken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De vergadering van aandeelhouders van ons blad besloot Vrijdag dat voortaan geen advertentiën van recht- streeksche QELD-LOTERIJEN meer mogen worden opgenomen. DE ADMINISTRATIE. 15 Juni 1903. De Goesche Courant neemt een en ander uit de Memorie van Toelichting op het Staatsloterijwetje over. Ter beantwoording van de vraag, waarom dit wetje? het volgende: „De Staat kan in moreelen zin kwaljjk bevoegd geacht worden om straffend tegen de speelzucht op te treden, zoolang bij zelf niet gebro ken heeft met het in do Staatsloterij be lichaamde beginsel van afschaffing van ge legenheid tot spelen''. En op de vraag: als gij een christelijke regeoring zjjt en de Staatsloterij voor zon dig houdt, waarom haar dan nog twintig jaar slepende gehouden? antwoordt do Memorie volgens de Goesche Courant „Do noodzakelijkheid om met dat be ginsel te breken sluit volgens de regeering intUBBchen niet in die van onmiddellijke algeheele afschaffing van de Staatsloterij, daar het vast staat, dat een in ruimen kring sinds langen tijd ingewortelde ge woonte, zich niet in een kort tijdsverloop gewonnen geeft. Waar nog hij komt „dat ook om praktische redenen een geleidelijke afschaffing zich aanbeveelt. De Staat trekt uit de Staatsloterjj een jaarljjksche bate van ongeveer f 650,000. Bij geleidelijke afschaf fing zal de vermindering der Staatsinkom sten althans in de eerstvolgende jaren zoo matig kunnen zjjn, dat het financieel be zwaar zjjne overwegende beteekenis ver liest. Het eerste jaar zal de vermindering f 24,000 zjjn. Een ander voordeel van gelei delijke afschaffing is, dat op die wjjze met de belangen der bjj de Staatsloterij betrokken personen kan worden rekening gehouden, zonder dat „zulks den Staat groote offers behoeft te kosten". Dit is een afdoend antwoord. Afschaffing der Staatsloterij is eisch van t beginsel eener christelijke regeering. Geleidelijke afschaffing in 't belang van de betrokken ambtenaren, en gevorderd door Staatsbeleid. De Goesclie Courant schrijft „Van het specifiek christelijke van deze Regeering was tot heden niet veel geble ken en om nu eens getuigenis af te leggen gaf zij in de laatste tijden het pokkenwetje en dit voorstel tot afschaffing der Staats loterij. Het pokkenwetje, aan de aanne ming waarvan ze zelf niet erg geloofde en dat door haar commissoriaal is gemaakt wat geljjk staat met een eerlijke begrafe nis Wij zouden zeggen nu van dat „specifiek Christelijke" niet veel bljjkt dat de Goesclie Courant daarover tevreden zou zjjn. Bljjkbaar is zij 't evenwel niet. Doch dit is tot daaraan toe. Wij achten 't nu niet de geschikte tjjd om op deze aanklacht in te gaan. Alleen moeten wij opkomen tegen een drieërlei onjuistheid in haar volgende bewe ring. In de eerste plaats zegt onze Goesche collega dat de regeering het pokkenwetje heeft ingediend *om nu eens getuigenis af te leggent. In de tweede plaats dat de regeering gelooft *aan aannmm9 van toetje niet lp de derde plaats dat «He regeering dat we_te commissoriaal heelt gemaalct». Wavi6 .^nldigingen welke, indien zij juist 0 regeering onder verdenking zou- m "naen brengen van eomediespelerij verdenken an een regeerin£ wel ooit Trouwens de Goesclie Crt. voelt zelve wel dat zij te ver gegaan is. Dat de regeering, bij zoo ernstig verzet als daar altijd is geweest tegen den vac- cinedwang, een wetje indient alleen om „ge tuigenis af te leggen", is te dwaas om alleen te loopen. »Om eens getuigenis af te leggen", had de regeoring behooren te komen met een wet tot algeheele afschaffing van den vac- cinedwang. Dat zij slechts met dit wetje kwam, be wijst voldoende, dat hier niet het «getui- genis« maar het «uiterst mogelijke* heeft voorgezeten. Dat de regeering zelve aan de aanneming niet gelooftMogen wij van de Goesclie Courant bewijs vragen voor deze bewering En eindelijk dat de regeering dit wetje heeft commissoriaal gemaakt, is een vergissing, die de Goesche Courant stellig wel zal her stellen. Niet de regeering, maar de Kamer stelde 't wetsontwerp in handen eener commissie, en dat niet gelijk de Goesche Courant schijnt te meenen om het wetsontwerp een eerlijke begrafenis te bezorgenmaar om het er wel degelijk bovenop te helpen door het vraagstuk der vaccine, en velerlei andere met dit eenvoudige welje verband houdende vraagstukken, eens flink injde oogen te zien. De man die het voorstel deed, en voor zitter der commissie is, welke, overigens tegen den ivensch en de verwachting der regee ring m door de Kamer schijnt gevoteerd te zijn, isde groote anti-vaccinedwangman mr. Lohman, de afgevaardigde uit Goes Zou die soms het wetje een eerljjke be grafenis willen bezorgen Wij hooren de Goesche Courant na deze toelichting al uitroepenNeen, dat ge- looven wij nu zeiven ook niet meer De Goesche Courant schreef ook dat de regeering het ontwerp afschaffing Staats loterij indiende, een „wetsontwerp, waar van zij zelf de nadeelige geldelijke ge volgen niet zal behoeven te dragen". De opmerking schijnt juist, maar is te gelijk van kleinheid niet vrij te pleiten. Aanneming van dit wetsontwerp toch zal voor het Rijk een schadepost zijn van slechts 24duizend gulden het eerste jaar; en eerst over meerdere jaren meer, tot ten hoogste 6 ton De opmerking komt in kleinheid te meer uit, nu de vorige »regeerfög" drie groote wetsontwerpen, onder anderen Ongevallen wet, Woningwet en Gezondheidswet, om niet te spreken van de Leerplichtwet, er door kreeg, die een hoogere uitgaaf van verscheidene miljoenen per jaar vorderen, zonder de middelen voor die uitgaven aan te wijzen. Wetsontwerpen waarvan zij zelf de nadeelige gevolgen niet behoeft te dragen", maar die zij op de schouders van haar opvolgster heeft geladen. «De Middelburgsche Courant heeft de eigenaardige gewoonte om over vaak vrij belangrijke zaken geen eigen meening ten beste te gevende lezers moeten zich in zeer vele gevallen tevreden stellen met overgenomen artikelen uit andere bladen, vooral de Arn- hemsche Courant wordt door haren Middelburgschen konfrater meer dan velen lief is, met de schaar bewerkt. «Waar dergelijke uitknipsels échter zonder eemg kommentaar worden overgenomen en op de plaats der hoofdartikelen gezet, mogen wij aannemen, dat de redactie geheel instemt met het aangehaalde, m. a. w. we mogen de redactie der Middelburgse he volkomen verantwoordelijk stellen voor hare citaten uit de Arnhemsche Courant. „Dus ook voor het volgende:"' Bovenstaande aanhef ontleenen wjj aan f Baanbreker"doch past volkomen op hetgeen wt; zeiven al eens meer gezegd hebben, en ook nu weer zeggen wilden naar aanleiding van de door haar jl. Zaterdag uit de Arnhemsche Crt. op de plaats van haar hoofdartikel overgenomen critiek op de indiening der Staatsloterij wet. Daar staat nameljjk een tam wetje, en toch heet het in de toelichting, dat door dit ontwerp uit voering gegeven wordt aan het in 1901 aan gekondigd voornemen, »om bedacht te zijn op nadere voorzieningen, waardoor de uit spattingen van dezen hartstocht (de speelzucht namelijk) op meer afdoende wijze konden worden beteugeld". Zou de minister Harte niet beseffen, hoe onbeschrijflijk belachelijk zulk een hoogdravende bombast klinkt tot toelichting van een zoo onnoozel wetje Eu later: de geleidelijke afschaffing voor te stellen als een moreele noodzakelijkheid om »de uitspattingen van de speelzucht te be teugelen" en tegelijkertijd onaandoenlijk te blijven en, ondanks herhaalde toezegging om in dit euvel te voorzien, maar altijd ongestraft te laten de werkelijke «uitspattingen van de speelzucht", zich openbarende in het schan delijk misbruik dat door tal van geweten- looze bedriegers ten eigen bate gemaakt wordt van de speelzucht van het publiek, dit is zulk een bespottelijke overdrijving, dat ze niet verre meer verwijderd schijnt van de grenzen der huichelar ij." Men lette nu eens wel op de gespatieerde woorden: grenzen der huichelarij! Let men nu echter op hetgeen in de memorie van toelichting staat, en door de Goesche Crt. zoo juist is overgenomen, dan blijkt dat de Arnhemsche (en Middelburg- sche) Crt. zich vergist. Er staat immers heel duidelijk dat wan neer straks de Staat de hand zal leggen op de speelgelegenheden, hij niet in eenigs- zins dubbelzinnige positie mag komen te staan, door zelf zulk een speelgelegenheid de Staatsloterijopen te houden, en dat, ter afsnijding van die dubbelzinnige positie, nu reeds in afwachting van de uit voering van dit voornemen, een voorstel tot geleidelijke uitdrijving der Staatsloterij wordt ingediend. Het eerste zonder het laatste gaat niet, zegt de Regeering terecht. De Arnh. (en Middelb.J Crt. zien in dit ontwerp beteugeling van speelhartstocht, en bouwen daarop hunne grove slotsommen. Maar het is niet zoo. Het is slechts «breken met het beginsel van verschaffen van speel gelegenheid". En dat is geheel iets anders. Het heele artikel in de Middelburgsche Courant had eerlijkheidshalve achterwege kunnen blijven. 4i Op den Landdag van de Patroons-ver- eeniging Boaz Woensdag te Utrecht te houden zal prof. dr. H. Bavinck het onder werp inleidenWelko is de roeping van den patroon tegenover zijn arbeider en ds. SikkelWelke is de roeping der patroons ten opzichte van vakorganisatie Voorzeker actueele onderwerpen. De Christelijke school te Gobb bestaat nu zoo ongeveer een halve eeuw. Maar eer zij er kwam, dat heeft wat voeten in de aarde gehad. Men moet er de Goesche Courant uit dien tijd maar eens op naslaan. Al in 1850 hadden eenige vrienden de begeerte naar christelijk onderwijs voor hunne kinderen te kennen gegeven, en besloten tot schoolbouw over te gaan. Maar dat ging toen niet zoo gemakke lijk als tegenwoordig. Daar was permissie voor noodig van het gemeentebestuur. Daarbij nog kwam dat aan velerlei wettelijke bepalingen moest voldaan worden, terwijl de gemeentebestu ren in de uitlegging dier wettelijke bepa lingen niet zelden langzaam, onwillig, vijandig of tweedrachtig waren. Goes gaf hiervan een voorbeeld. Burgemeester was mr. Blaaubeen, wet houders waren de heeren Kakebeeke en Van Kerkwijk. Bij B. en W. kwam het eerste adres te dier zake in, en wel van C. C. v. d. Bosch en anderen, den 3 Dec. 1850, waarbij zij, „van meening dat het onderwijs van een meer stellig christeljjk beginsel moet uit gaan, verzoeken om authorisatie tot op richting eener bijzondere School van de le klasse, voor rekening der adressanten". „Op dat adres werd den 23 Jan. 1851 door den stedelijken raad gedisponeerd"; en wel afwijzend met 5 tegen 3 stemmen, op grond dat „bij artikel 23 van het Re glement A is bepaald, dat het onderwijs in het leerstellige niet zal gegeven wordon door de onderwijzers maar uitsluitend door de leeraars der gezindheden", alsmede dat artikel 3 van genoemd reglement „bepaal delijk beoogt dat de personen die zich tot onderhoud der school verbinden, zich ken nelijk moeten vereenigd hebben, en geens zins toelaat dit over te laten aan bekende zoowel als aan vooralsnog onbekende deel hebbers". Deze beschikking werd door Ged. Staten van 23 April 1851 gehandhaafd. Daarop wendden de adressanten zich andermaal tot Gedep. Staten bij adres van 10 Sept. 1851. Het antwoord was een weigering. Adressanten richtten zich vervolgens ten derden male tot Gedep. Staten met oen adres waarin zij verklaarden dat zij niet bedoelden op te richten een gezindheids- school maar een school toegankelijk voor allen. Gedep. Staten antwoordden, nu dit adres een gewijzigd verzoek inhield, dat adres santen zich moesten wenden tot den ge meenteraad. Den 18 Dec. 1851 wendden adressanten zich opnieuw tot Burgemeester en Wet houders, welke den 13 Maart 1852 ant woordden dat een school mocht worden opgericht; de wethouder v. Kerkwijk had zich echter er niet mee kunnen vereeni gen, als zijnde dergelijke authorisatie in strijd met art. 3 en 28 van het Reglement A. Maar de adressanten mochten niet als bestuur der school optreden omdat die regeling, op- en toeziehtoefoning in strijd was met artikel 194 der Grondwet. Hierop wendden adressanten zich bij adres van 16 April 1852 weer tot Burge meester en Wethouders, te kennen gevende geen ander bestuur te verlangen dan het geen bij art. 13 van het reglement A aan oprichters van bijzondere scholen wordt toegekend, en dus onder de verplichting zich onder het wottelijk staatstoezicht te stellen. Op dit verzoek werd door B. en W. weer afwijzend beschikt den 1 Mei 1852, „omdat bij art. 13 vau genoemd reglement als regel is bepaald dat het toezicht over de bijzondere school berust bjj schoolopziener of schoolcommissie terwijl bij wijze van uitzondering ten aanzien der toen bestaande scholen is vergund, indien het een „opzicht" heeft, dit zoo fe laten. En daar 't nu een nieuwe school gold was hierop niet de uitzondering maar de regel van toepassing." Adressanten gingen in hooger beroep bij gedeputeerden, die het wel, daarna bij minister Thorbecke die het niet met B. en W. van Goes eens was, en hun bij brief van 7 Aug. 1852 uitnoodigde de aanvraag geheel toe te staan. Burgemeester en Wethouders antwoord den hierop den minister bij brief van 11 Sept. 1852 dat zij hunne wetsuitlegging handhaafden. Hierop volgde een brief van den minister aan Gedep. Staten 12 Oct. 1852, aandrin gende nogmaals op inwilliging van het verzoek der adressanten. Hierop ontvingen B. en W. weder het verzoek van adressanten dat het bestuur hun zou worden verleend in den geest der ministriëele beschikking, 18 Nov. 1852. Hetwelk door B. en W. bij brief van 27 Nov. d. a. v. werd ingewilligd, doch onder bestuur alleen verstaande „geldelijk en huishoudelijk bestuur". Adressanten vroegen hierop aan Gedep. Staten dat hun bestuur niet zou worden beperkt, anders dan door hun wettelijke onderwerping aan 't Staats-schooltoezicht. Op dit adres werd geantwoord dat re kening moest gehouden worden met de stedelijke verordening. Hierop vraagden adressanten bij brief van 2 Febr. 1853 aan het dagelijksch be stuur nadere inlichting, hetwelk antwoordde bij brief van 19 Feb. 1853 dat het bestuur een schoolorde moest ontwerpen, en vrij zou zijn in de aanschaffing van boeken, mits kennis gegeven werd aan den school opziener. Toen volgde 15 April 1853 weer een schrijven van adressanten, verklarende dat zjj een bestuur geformeerd hadden. Ver gissen wij ons niet dan waren C. C. v. d. Bosch, P. Faberij de Jonge, ds. A. de Biuijne, Pieter Geense en J. K. v. Baaien de eersten. Zij vroegen om ten aanzien der te vervaar digen schoolorde diligent te worden ver klaard, „als afhangende van den aard en het getal der leerlingen". Waarop eindelijk door B. en W. het niet zeer snuggere antwoord ge geven werd „dat niet de schoolorde moest af hankelijk zijn van de leerlingenmaar deze van de schoolorde, zoodat B. en W. niet konden inwilligen het verzoek om dili- gent-verklaring", hetwelk zeggen wil dat het bestuur geen uitstel mocht worden verleend. Hierop is in den Raad van 1 Juli 1853 de heer Van den Bosch met eenige vragen gekomen lo. Op welke gronden is de oprichting vroeger geweigerd en later toegestaan 2o. Dragen Burgemeester en Wethouders kennis van het in druk uitgegeven reg lement voor die school, en achten zij dat in overeenstemming met de wettelijke verordeningen op het onderwijs? En 3o. Zoo neen, wat stellen zij zich voor te doen, tot handhaving van hun wettig gezag Uit het antwoord van B. en W. bleek dat zij het schoolreglement op sommige punten niet konden beamen en het school geld niet beantwoordde aan de eischen eener school le klasse. Wat een kleinzielige tegenwerking toch 1 Dit reglement bestaat in hoofdzaak nog. De school zal weldra een halve eeuw bestaan hebben. Laten de voorstanders der school be denken, wat het den oprichters der school gekost heeft, eer zij er was, en uit eerbied voor hunne nagedachtenis deze school, met zoo groote moeite tot stand gekomen, en onder zoo felle tegenkanting tot bloei gebracht, ook straks bij de Unie-collecte, met milde bijdragen steunen. Servië. Aan ons lange verhaal omtrent den vorsten moord, in ons vorig no., kunnen wij niet veel toevoegen. De feestdrukten hebben te Belgrado plaats gemaakt voor de kalmte des gewonen levens. De hoofdleiders der samenzwering beelden zich in dat zjj zich zeer verdienstel jjk heb ben gemaakt, dat zij zich met eer en roem hebben overdekt. Hun chef, de bloedige Misjits heeft in de Servische Staatscourant een officieel bericht geplaatst, waarin de moord tot een gewoon gevecht wordt ver laagd, waarbij aan weerszijden dooden vielen en de Koning en de Koningin het leven lieten. De bevolking nam dit alles voor goede munt op; de nieuwe ministers werden overal luide toegejuicht. Omtrent het verhaal dat Misjits verder doet, willen wij nog eon en ander opne men; al staan wij er niet voor in dat de man de waarheid spreekt. In don nacht van den moord verzamel den do samenzweerders zich voor den ko- nak, waar zij van kolonel Masjin hun instructies kregen. De gendarmerie-kazerne en alle politiebureau's in de hoofdstad waren inmiddels door troepen van bet 7e regiment infanterie omsingeld. Het 4e regiment cavalerie en de rijdende artillerie namen de ministers en den stads-prefect voor hun rekening, en de garde-infanterie omsingelde het paleis. Vooral het forceeren van den toegang tot het paleis wordt door Misjits uitvoerig beschreven.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1