NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
iren
No. 80. 1903.
Dinsdag 7 April.
17e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
ENST.
ST.
a.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUI.J, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Reorganisatie van ons
lager onderwijs.
BEKENDMAKING-,
Gemengde Berichten.
DTDIENST
u 1 s tV1 a k
Ylake vm. 6,
onmiddellijk na
mdeerende trein
oorden vm. 7,30
llijk na aankomst
en ,30 n.m.
„SCHELDE"
in Botterdam
's morg.
11,-
11.—
'snamidd. 12,30
1,-
's morg.
9,30
10,—
11,-
's midd.
12,—
's morg.
8,
's midd.
12,
12,
's morg.
11-
11,—
11.—
11,-
11,—
's midd.
12,—
'snamidd. 12,30
's morg.
9,-
9,30
10,30
11,—
11,30
's midd.
12,-
12,-
's morg.
11,—
11,—
3ZïERIKZEE
Tan Zierikzee.
4 7,50 3,—
5 7,50
6 7,50 1,—
7 7,50 2,—
8 7,50 3,—
9 6,30 3,—
10 7,50 3,—
r.
I
l.
id.
n.
i
d,
r
I,
Q
d.
n
1
a
r
1
n.
id
in.
d
d.
r.
1
n.
id.
n.
11 7,- 3,-
12 7,— 3.—
13 7,50 3,—
14 7,50 3,—
15 7,50 3,—
16 6,30 3,—
17 7,50 3,—
18 7,50 3,—
19 7,50
20 7,50 3,—
21 7,50 1,—
22 7,50 2,30
23 6,3§ 3,—
24 7,50 3,—
25 7,50 3,—
26 7,50
27 6,15 3,—
28 7,— 3,—
29 7,— 3,—
30 6,30 3,—
[ENST
BOTTERDAM.
liddelb.
Rott.
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9-
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
97"
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9,
8,45
9,
8,45
9.
8,45
9,-
8,45
9,-
8,45
9,-
luisv.
log, A. Meerman
123 L. M. Soetens
Ï79
agr.
5 H, Lems.
H. Kremer.
I Westerop.
Mej. A. M. E.
Pinot (Huism.)
J. Korevaar
rk.
246. W. G. Viseé
W. Ploegers
M. Koornstra.
7. K. Schneider,
r, J. v. Beijenren.
taat. K. de Vries
A. Jansen,
|9, Visser.
1, T. Teitsma.
Ketellapper;
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
IV.
De roeping om school te houden en op
te voeden rust niet op den Staat, maar op
het huisgezin, op de ouders.
Zoo schreef ik in mijn vorig artikel.
En daar niet ieder huisgezin voor zich
afzonderlijk eene school kan hebben rust
die roeping op het verband der huisge
zinnen, op de schoolgemeente.
Zulk eene schoolgemeente heeft te be
staan uit de huisvaders, die den leeftijd
van 30 jaar hebben bereikt. Is de vader
gestorven, dan kan de moeder als gezins
hoofd in zijne plaats treden.
De leden der schoolgemeente kiezen
zich een schoolraad, bij welken het bestuur
over de school berust. Deze schoolraad
telt minstens 5 en hoogstens 9 leden naar
gelang van de grootte der school. Om tot
lid er van te worden gekozen moet men
meerderjarig zjjn, Nedeilander en in het
bezit van zijne volle burgerschapsrechten.
Om de twee jaar treden de helft der leden af.
In den schoolraad moeten zitting hebben
een of meer van de aan de school ver
bonden onderwijzers dit hangt af van
het getal leden, waaruit de gelieele school
raad bestaat en ongeveer een derde der
leden moeten ouders zijn van kinderen,
welke de school bezoeken. Voorts vaardigt
de gemeenteraad één zijner leden naar den
schoolraad af. Deze gedelegeerde van den
gemeenteraad heeft evenwel geen stem bij
andere zaken, dan die de uiterlijke be
langen der school betreffen.
De schoolraad is aansprakelijk voor den
geest, waarin het onderwijs wordt gegeven.
Bovendien vereenigt hij in zich de ver
schillende bevoegdheden, thans ten opzichte
van het onderwijs over gemeenteraad,
plaatselijke commissie van toezicht op het
lager onderwijs en commissie tot wering
van schoolverzuim verdeeld. Hij draagt dus
zorg, dat de onderwijzers hunnen plicht
getrouw volbrengen, dat de kinderen aan
het onderwijs geregeld deelnemen en dat
dit onderwijs naar het vastgestelde leer
plan gegeven wordt. Hij neemt bij ont
stane vacatures proeflessen af en benoemt
en ontslaat onderwijzers. Eindelijk heeft
h\j zich jaarlijks betreffende de kosten van
het onderwijs met den gemeenteraad in
overleg te stellen, ongeveer op de wijze,
waarop dat ook thans door regenten van
gasthuizen en door burgerlijke armbesturen,
commissiën voor gasfabriek of waterleiding
e. d. wordt gedaan, nl. door het opmaken
eener begrooting van inkomsten en uitgaven,
die door tussehenkomst van het gedele
geerde lid aan den gemeenteraad ter goed
keuring wordt aangeboden.
Reeds in 1898 heb ik in mijn eerste
rapport aan de regeering over den toe
stand van het lager onderwijs in Zweden
er op gewezen, hoe heilzaam zulk een
schoolraad daar werkt. Want terwijl thans
bij ons de behartiging van het onderwijs
is opgedragen aan verschillende colleges,
die er weinig belang bij en dus ook dik
wijls niet veel hart voor hebben, heeft men
dan één college, ten nauwste bij den bloei
van het onderwijs betrokken en met ge
noegzaam gezag toegerust ook in het be
lang er van krachtig werkzaam te zijn.
In plaatsen met meer dan ééne school
is het aantal schoolgemeenten gelijk aan
het aantal scholen. Tot elke schoolgemeente
behooren de ouders der kinderen, die de
school bezoeken, voor zoover zij daartoe
in de termen vallende andere gezins
hoofden, die aan de eischen voldoen om
lid van een schoolgemeente te zijn, sluiten
zich aan bij de schoolgemeente, die, wat
de inrichting *der school betreft, het meest
met hunne inzichten overeenkomt.
Ieder dezer schoolgemeenten kiest zich
een schoolbestuur, dat aan dezelfde eischen
moet voldoen als de schoolraad op plaatsen
met ééne school, behalve dat het geen
gedelegeerde van den gemeenteraad in zijn
midden telt. De verschillende schoolbe
sturen vormen te zamen den schoolraad,
die zoo noodig één of twee malen 's jaars
in plenum vergadert om de algemeene
belangen van het onderwijs te bespreken,
en vaardigen, naar verhouding van het
aantal leerlingen der school, aan welker
hoofd zij staan, één of meer harer leden
af naar het centraal bestuur, waarin ook
één of twee leden van den gemeenteraad
zitting hebben, en dat voor de materieele
belangen van het ouderwijs te zorgen en
daarover met den gemeenteraad in overleg
te treden heeft op de wijze, waarop de
schoolraad dat in kleinere plaatsen doet.
Scholen op ééne plaats, die in denzelfden
geest zijn ingericht, of ook op verschillende
plaatsen, kunnen zich vereenigen met het
oog op de opleiding van onderwijzers en
kweekscholen stichten, waartoe ze met de
provincie in soortgelijke verhouding treden
als de schoolraden met de gemeentebesturen.
Op deze wijze komt ieder tot zijn recht.
De ouders, die thans over 't algemeen zoo
goed als geen invloed op de inrichting van
het onderwijs hebben, krijgen medezeg
genschap daaroverde staat behoudt het
toezichtde gemeenschap betaalt de kosten.
En deze kosten, die niet veel zullen ver
schillen van hetgeen thans in zijn geheel
genomen voor het onderwijs wordt uitge
geven, zullen zeker minder drukkend zijn,
omdat ze beter worden besteed en meer
aan allen ten goede komen.
Welk deel van die kosten door het Rijk
zal worden gedragen, is betrekkelijk van
ondergeschikt belang, als men maar zorg
draagt voor de noodige waarborgen, dat
de schoolbesturen vrij blijven in de op
richting dier school, wat den geest van
het onderwijs betreft. Naar mijne meening
zou het echter de voorkeur verdienen, dat
het Rijk zich bepaalt tot vergoeding van
een deel der kosten van den schoolbouw,
tot het terugbetalen der toelagen, door de
onderwijzers wegens aecienmteit of voor
het bezit van akten genoten, daar deze toe
lagen ongelijk drukken, en tot het verleenen
van ondersteuning daar, waar de kosten
van het onderwijs te zwaar zouden wor
den, zooals dat thans volgens art. 49 der
Wet geschiedt.
Ik heb tot nog toe alleen gesproken over
deri geest, waarin het onderwijs zal worden
gegeven, en in verband daarmede over zijne
verhouding tot de gemeenschap. Niet even
wel, omdat overigens ons onderwijs zoo
voortreffelijk is ingericht. Integendeel, het
is mijne vaste overtuiging, door mij her
haaldelijk en sinds jaren geuit, dat het
onderwijs hier te lande, 't welk zoolang
gemaakt is tot voorwerp van politieken
strijd en bij verkiezingen opgeld heeft
moeten doen, daardoor in menig opzicht
langzamerhand is achtergeraakt bij dat van
andere cultuurstaten, waar men het buiten
het bereik wist te houden van de schom
melende beweging der politiek. En zoo
is dau naar mijn oordeel reeds 4 jaar
geleden heb ik het betoogd herziening
van al onze onderwijswetten, zoowel van
die op het hooger en middelbaar, als van
die op het lager onderwijs een dringende
eiscb des tijds. Wat in het bijzonder de
wet op het lager onderwijs betreft, zou ik
geen van de titels, waaruit die wet bestaat
weten te noemen, die niet verbetering zeer
van noode heeft. Vakken van onderwijs,
inrichting der scholen, opleiding der on
derwijzers, examens, toezicht, dat alles
vraagt om eene andere en betere regeling.
Van de pas benoemde staatscommissie
mag worden verwacht, dat ze ook aan dit
alles hare aandacht zal wijden en te zijner
tijd met do noodige voorstellon tot de re
geering zal komen. Maar ik wees er
reeds in mijn eerste artikel op met het
oog daarop zou het wenschelijk zjjn, dat
de hoofdlijnen, waarlangs in de toekomst
de ontwikkeling van ons onderwijs zich
zal hebben te bewegen, klaar en duidelijk
werden afgebakend en dat, evenals thans
ten opzichte van hot hooger onderwijs door
het ingediende wetsontwerp geschiedt, ook
voor het lager onderwijs hot door mij in
dit en de vorige artikelen besproken onder
deel van onze onderwijswetgeving door
gemeenschappelijk ovorleg van regeering
en parlement werd geregeld, alvorons de
commissie met hare werkzaamheden een
aanvang maakt. Voorstellen tot betere
regeling van do overige onderdooien kondon
dan door haar met meer zekerheid en met
beter hoop op goed gevolg worden ont
worpen en ingediend. Bovendien zou de
spanning, welke bij velen omtrent de re-
geeringsplannen ten opzichte van het lager
onderwijs bestaat, worden weggenomen.
En evenzeer het gevoel van onzekerheid
een gevolg van de overtuiging, dat men
zich op een keerpunt bevindt wolk ge
voel aan de rustige ontwikkeling van ons
onderwijs in den weg staat en op menigen
arbeid verlammend werkt.
We willen daarom hopen, dat de regee
ring bij hare menigvuldige andere bezig
heden ook voor de behandeling van deze
aangelegenheid nog tijd zal kunnen vinden.
Ze zou zich daarmede nieuwe aanspraak
verwerven op de dankbaarheid van het
grootste en beste deel van ons volk.
I. H. BLUM.
6 April 1903.
Schandelijk gelogen is hetgeen in publieke
vergaderingen, ten aanhoore van duizenden
door Hugenholtz en Troelstra van baron
Van Dedem is gezegd en door de Nederl.
pers verspreid, en door volkssprekers op
meer dan eene meeting aangedikt.
Thans publiceert de beschuldigde, na de
afstraffing door den heer Lohman terecht
aan Van Kol en andere lengenversierders
in de Tweede Kamer toegediend, nog eene
„verklaring", geteekend door 13 van de 17
Kamerleden die met baron Van Dedem en
Van Kol in de sectie gezeten hebben. Zij
verklaren dat de woorden door Troelstra
in „Bellevue" hem in den mond gelegd,
door hem niet zijn gesprokeri, en andere
woorden ook niet, waaruit die gedachte kan
worden afgeleid. „U hebt niet gezegd",
zoo eindigt de verklaring, „dat eene nieuwe
staking door u werd gewenscht en veel
minder als reden van zulk verlangen doen
gelden, dat men er dan eens op kon schieten.
Indien iets hiervan door u was gezegd of
te kennen gegeven, zou het aan protest
onzerzijds niet hebben ontbroken. Uwe
opmerking had dezen zin, dat u niet zoudt
betreurd hebben, indien op 31 Januari de
maatschappijen niet hadden toegegeven, maar
de staking ware doorgegaan, omdat de
publieke opinie tegen zulk bedrijf zoo
krachtig in verzet zou zijn gekomen, dat
eene herhaling zoo goed als ondenkbaar
ware geworden."
De verklaring is geteekend door leden
uit alle partijen, o. a. door de liberalen
Goekoop, Rink en Mees.
Tres faciunt collegium.
Drie man vormen een gezelschap.
Drie oud-professoren gaven Zaterdag
in de Tweede Kamer college.
Het glanspunt van den strijd over de
stakingsontwerpen vormde Zaterdag het
drietal Van der Vlugt-Lohman-Kuyper.
Het verslag in de bladen van hun ge
sproken woord heeft genot verschaft, hun
woord bracht opluchting, en maakte indruk.
De interrupties de in-de-rede-vallingen
van Troelstra, den vorigen dag, toen Pas-
stoors sprak, vrij grof, waren min of meer
gedempt toen Van der Vlugt het woord had.
En het woord van den minister sloeg
zoodanig in dat Troelstra bijna vergat het
woord te vragen.
Minister Kuyper sprak met eene over
tuiging die merken liet dat hij wist wat
er broeide.
Hij sprak, Zaterdag reeds, zelfs zeer
beslist, van een plan tot staking op ruime
schaal thans opnieuw beraamd en in details
geregeld.
Zijn aandrang tot waakzaamheid had goe
den grond.
Trouwens Troelstra die vroeger telkens
tot hem gezegd had»gij overdrijft, gij
zijt bang voor een schim", had Vrijdag al
iets losgelaten, toen hij Passtoors die vroeg
waar de algemeene staking toch bleef,
toebeet: »gij speelt met vuur, gij zult er
van hooren". c '*tf% r-4^1
Op de redevoeringen van deze drie ond-
hoogleeraren Van der Vlugt, Lohman,
Kuyper komen wij terug.
Zoo ooit, dan vormden deze drie Zater
dag een eerbiedwaardig gezelschap.
^Liberaal, vrij-antirevolutionair en anti
revolutionair, een schoon trio, voor 't oog
der natie, die in haar overgroote meerder
heid recht en vrijheid eerbiedigt, gezag
en orde liefheeften in deze gevoelens
door 't optreden van dit drietal niet weinig
werd versterkt.
Goes. De Burgemeester en Wethouders
van Goes doen te weten, dat door den Raad
dier gemeente in zijne vergadering van 27
Maart 1903 is vastgesteld de volgende ver
ordening ingevolge art. 29 der leerplichtwet.
Art. i. De ambtenaren van Politie zijn ge
machtigd een leerplichtig kind dat zich ge
durende de schooltijden op den openbaren
weg bevindt zonder voorzien te zijn van een
verlofkaart, naar het hoofd der school te bren
gen tot welker leerlingen het kind behoort.
Art. 2. Deze verordening treedt in werking
op den 1 April 1903.
Bruinisse. In de gemeenteraadsverga
dering van Zaterdag werd het bestek der
binnenkort aan te besteden gemeentewerken
vastgesteld tot een raming-bedrag in hoofd
som van f 1366.65. Aan den vroegereD
havenmeester A. Okkerse die door ouderdom
onlangs zijn ontslag nam werd eene weke-
lijksehe toelage toegekend van f 3. Veertig
jaar achtereen was genoemde bij de gemeeente
in betrekking, vroeger als nachtwaker, later
als havenmeester. Aan den nieuwen titularis
wordt een uniformpet en jas toegekend.
Het woonhuis aan het vroegere telegraaf
kantoor werd ophieuw verhuurd aan A.
Onderdijk, het telegraaflokaal zelf aan M.
Krijger, beiden voor den tijd van een jaar.
Eene af- en overschrijving op de loopende
begrooting vond plaats ten bedrage van
f 116.13. Mededeeling werd gedaan van
een schrijven van Ged. Staten waarin deze
melden dat door hen geen termen zijn ge
vonden om voorstellen te doen aan de Pro
vinciale Staten om subsidie te verleenen
voor het vergrooten der haven.
Men schrijft ons uit Middelburg
Zooals reeds in een vorig nummer ge-
meldt is, heeft het Best. v. h. Chr. Tehnis
voor Militairen, het besluit genomen om
aan de militairen van dit garnizoen een
aangenamen avond te bezorgen, hetgeen
Vrijdagavond heeft plaats gehad in de groote
zaal van het concertgebouw in de L. Singel
straat.
Dat het in alle opzichten een aanqemme
avond zou zijn, bleek ons reeds dadelijk
uit het programma, dat aan eiken bezoeker
bij het inkomen werd ter hand gesteld.
Dit toch telde niet minder dan 12 nummers,
bestaande uit een tweetal voordrachten
afgewisseld door zang en muziek, de laatsten
uit te voeren door het Chr. Zangkoor
Hosanna en het daaraan verbonden orkest,
beiden onder leiding van dhr. C. de Dreu.
Genoemd koor had hiertoe welwillend zijn
medewerking verleend.
Dan nog werd den militairen bij het
binnentreden der zaal een bon verstrekt,
waarvoor zij in de pauze eene versnapering
konden verkrijgen, bestaande in een kop
chocolade, een glas bier of wol een glas
limonade.
Door de militairen was met dankbaarheid
van de uitnoodiging gebruik gemaakt, de
zaal was zéér goed bezet; ongeveer een
350 tal waren aanwezig; onder hen zagen
we tot ons genoegen bijna alle officieren
van het garnizoen, torwjjl ook enkele dames
aanwezig warenhet Bestuur had nl. de
vergunning gegeven dat gehuwde militairen
hunne vrouwen konden medebrengen.
De bijeenkomst werd geopend door den
voorz. v. h. Tehuis dhr. ds. N. M. de Ligt.
Hjj riep allen een hartelijk welkom toe,
in de eerste plaats aan den heer Comm.
van het garnizoen en aan de verdere offi
cieren, als ook de onderofficieren en mindere
militairen.
Hij wees er op dat kleine oorzaken vaak
groote gevolgen kunnen hebben, hetgeen
hij in toepassing bracht op het ontstaan
van het Militaire Tehuis.
Ook de bijeenkomst van heden avond was
zulk een gevolg. Reeds eenigen tijd ge
leden had het bestuur den militairen een
gezellige bijeenkomst bereid in het eigen
lokaal, waar de Luit. Keulemans toen zijn
wedervaren verhaalde, in den Zuid Afri-
kaanschen oorlog opgedaan. Eene poging
om genoomden heer nogmaals te kunnen
hooren heeft niet mogen gelukken, omdat
deze daarvoor niet in de gelegenheid was.
Het was toen dat het Bestuur op de
gedachte kwam dezen avond te organiseeren,
hetgeen met medewerking van eenige par
ticulieren is mogen gelukken.
Zonder de maatschappelijke toestanden
van thans te bespreken, stelde spr. in het
licht, dat ioder wien het hart op de rechte
plaats zit, respect heeft voor alle militairen,
zoowel van hoogen rang als voor minderen
voor allen die hun plicht doen voor God
en menschen.
Spr. hoopte dat allen steeds hun plicht
getrouw zullen blijven jegens Vaderland
dat spoedig de rust in ons land mocht
wederkeeren, en dat allen spoedig weer
naar hunne haardsteden mochten terug-
keeren. Hij eindigde zijn welkomstwoord
met de woorden «Leve de Koningin" wat
door allen staande en met geestdrift werd
herhaald.
Het koor zong daarna het "Wilhelmus
van Nassouwe, dat door allen staande werd
aangehoord, en den zangers en den zange
ressen een krachtig applaus bezorgde.
Eu koor èn orkest heeft zich op verdien
stelijke wijze van hun taak gekweten;
beiden mochten zich dan ook telkens in
een dankbaar applaus verheugen. Eén
orkestnummer moost zelfs herhaald worden,
de Torgauermarsch.
Als eerste spreker trad op dhr. L. C.
Breebaart. Als inleiding gebruikte de spre
ker de bekende versregelen van Da Costa
„Zij zullen het niet hebben,
„Het oude Nederland." enz.
Aan de hand van die versregelen gaf
hij op een boeiende en alleszins begrijpe
lijke wijze, eenige schetsen uit het leven
van leden van ons Vorstenhuis, beginnende
met den grooten Zwijger, den Vader des
Vaderlands, en eindigende met onze be
minde Koningin Wilhelmina.
Met enkele woorden schetste hij, dat de
moed der Oranjes ook in Haar zetelde,
want niemand dan zij had den moed den
grijzen Paul Kruger weg te halen uit zijn
land en gastvrijheid aan te bieden. Hij
hoopte dat voor allen steeds de leuze
mocht zijn Met God, voor Vaderland en
Oranje. Ook hij eindigde met de woorden
«Oranje boven" wat met geestdrift door
allen werd herhaald.
Na de pauze zong het koor «WienNeér-
landsch Bloed", waarvan het 2e couplet,
op verzoek van den Voorzitter door allen
werd medegezongen. Krachtig klonken de
sehoone woorden door de zaal: «Bescherm
o God, bewaakt den grond", enz. Ook dit
lied werd staande aangehoord en mede
gezongen, en eindigde in een krachtig
hoera.
Als tweede spreker trad op dhr. Ds. H.
Jonker. Deze gaf op onderhoudende wijze
een schets te hooren van Wérumeus Buning,
getiteld »De Rooie". Uit deze schets nain
Spr. enkele grepen, en ook deze vonden
een dankbaar gehoor.
Het slotwoord werd gesproken door den