NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 44. 1903 Dinsdag 13 Januari 17e Jaargang. HISTORISGH CHRISTELIJK- Bultenlandsch Overzicht VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. DTIU1J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 12 Januari 1903. De heor H. Lampen, krijgsgevangene te Ahmednagar, schrijft aan zijn familie te Goes onder meer het volgende: „Nog altijd zitten wij hier achter prik keldraad en in ballingschap. Vrijdag zijn de laatsten die geeteekend hebben naar Afrika vertrokken. Den volgenden dag zijn er hier weer 350 bijgekomen. Ook ver wachten wij er nog een goede 300 van Shahjohaupur, die weigeren do declaratie te teekenen. Ik heb met sommige weige raars gesproken. Enkelen die het wachten moe zijn, beginnen te weifelenmaar an deren staan nog vast in hun geloof dat de zaak nog niet verloren is, althans nog niet voor goed. Zij zijn al zoo dikwijls bedro gen, dat zij van een Engelschman niets meer willen gelooven. Van de Afrikaansche Voormannen wachten ze nog altijd tever geefs op een officieele kennisgeving. Dit zal dus, of liever is het reeds, een kamp worden van weigeraars en uitlanders. Gis teren vertelde de majoor aan een onzer dat hij spoedig een gunstig antwoord wachtte. Het eerste transportschip naar Europa gaat niet voor 28 Januari. Men kan er even wel niet altijd te vast op aan. Als men wat aan de autoriteiten te vragen heeft, is men gewoonlijk o, zoo vriendelijk. Maar meer dan een kluitje in het riet heeft men niet te verwachten. Toen ik den majoor vroeg of dat recht was om mij luiten en mijn vronw binnen Afrika te houden was zijn antwoord: „het is hard; ik krijg jammer, maar ik kan het niet helpen". Met een belofte dat er weer over de zaak zal go- schreven worden, kan men dan opstappen. O, dat gevoel van volkomen machteloosheid is pijnlijk. Ik geloof nog altijd dat men ons naar Afrika zal sturen. Ik vermoed zelfs dat de majoor er wel meer van weet, maar ons slechts aan het lijntje houdt om de verantwoordelijkheid op ons te kunnen schuiven. Als wij maar willen kiezen voor Europa, dan is alles wèl, maar dat doen we niet. Het is nu niet moer zoo warm. Wij wonen hier in zinken hutten, die wel niet al te dicht zijn, maar toch beschutten tegen zon en regen. Ik ben weer zoo ver dat ik een tafeltje heb en een lamp, zoodat de avonden niet moer zoo lang schijnen. Om 6 uur is het donker, en wij zijn vrij om op te blijven, zoolang wij willen. Opstaan doen wij tamelijk vroeg, omdat we onze rantsoenen moeten gaan halen. Koken heb ik nog niet gedaan. Voor een dubbeltje neemt oen ander mijn beurt, die eens per week komt, waar. Maar, dubbeltjes zijn schaarscb, zoodat ik de wasch zelf doe. Op één manier krijg ik hemden en zak doeken schoon. Ik zou evenwel niet graag willen dat mijn vrouw ze zag. Zo zou zeker zeggenniet te helder. Neen, onze beste plek was Amritsar. Daar hielden wij ons met dat getob niet op. Koelies kookten en waschten voor ons en wij behoefden er niet voor te betalen. Ook de omstreken zijn hior minder mooi. Te Amritsar had men de prachtigste wan delwegen, een prachtigen bloementuin en een park. Hier is alles even kaal In De Zeeuw las ik dat Brodrick gezegd had dat de concentratiekampen maar een paar duizend pond hadden ontvangen. De redacteur betichtte ons daarop van leugen taal, omdat Holland alleen veel meer aan de kampen gezonden had. Ho wat, vriend B., niet te haastig met uw oordeel. Ik geloof wel wat Brodrick gezegd heeft. Tusschen ontvangen en geven is onder scheid. Er is immers nog een spreekwoord van „maat en strijkstok"! Minister Kuyper heeft terecht den soci aal democraten in de tweede kamer die zooveel voor het volk praten, voorgehouden dat de antirevolutionairen nu al veertig jaar lang getoond hebben voor het volk wat te doen. Dit is vooral zoo juist in betrekking tot het onderwijs. Wij, christenen betalen cent ons aandeel in het onderhoud der openbare scholen, onverschillig of de onderwijzers daar chris tenen of sociaal democraten zijn. En daarna onderhouden wij nog vrijwil lig G66 chr. scholen met 110000 leerlingen, waf, gerekend tegen f 15 per kind, na aftrek der Rijksbijdrage is het zelfs nog iets meer 1 miljoen 700 duizend gulden per jaar bedraagt. De scholen zelf, door ons uit eigen zak, gebouwd, vertegenwoordigen een waarde van ruim zes en een half miljoen gulden. De sociaal demoeraten hebben voor het lager onderwijs voor hun volkje nog nooit iets geofferd. Hun liefde bestaat slechts in praten en schetteren. Het i3 goed dat hun dit eens herinnerd werd, ook al is het niet te verwachten dat zij er bescheidener door zullen worden. Wat voor minister Van Aseh van Wijck niet scheen bestemd, en waaraan minister Keuchenins nimmer gedacht heeft, is voor minister Idenburg weggelegd geweest Hij heelt in de eerste kamer voorlezing gedaan van het telegram dat de Sultan van Atjeb, of uit Nederlandsch oogpunt gezien, de Prelendent Sultan zich aan ons gezag is komen onderwerpen. Hij heeft blijkbaar geen uitweg geweten, dank zij het volhardend krachtig optreden van Generaal Van Heutz, en zijn staf, en dapper Jeger. Toeankoe Daoed, zoo heet de nu gevallen vorst, was geen beduidende grootheid. Zijn grootvader, Mansjoer Sjah; die in 1870 stierf, was grooter, en ook zijn vader Ala eddin, bijgenaamd Toeankoe Tjoet die in 1874 aan de cholera beezweek, toen de nu gevallen pretendent nog slechts acht jaar oud was. Van zijn achtste jaar tot zijn 36ste heeft hij, als Ezou, op zijn zwaard geleefd, bit tere teleurstellingen verdragen, gestreden voor een ideaal. Ondanks de machtige hulp van dappere »teungkoe's", van welke Pauglima Polèrn wel de meest geduchte is, heeft hij het nog moeten afleggen. Zijn vrouw en eenige zoon Toeankoe Brahim waren reeds in 's vijands handen, en dit was de laatste ontmoediging die hij dragen kon. Na zóó langen kamp een vallen meteere. Wel blijven nog Toekoe Oemars weduwe Tjoet Nha Dm en de beruchte Pang lima Politn, twee tegenstanders van vrij wat meer beteekenis dan deze verwijfde bastaard van den laatsten Sultan, toch zal zijn on derwerping vele Atjehueezen tot hunne sawah's doen terugkeeren. Moge deze terug keer spoedig algemeen ziju eQ Atjek bloeien onder het nieuwe, zij het ook ai niet fon kelnieuwe, bewind. Voor Nederland sluit zich hier een weinig eervol stuk historie af, moge zich een nieuw stuk geschiedenis vol glorie en geluk thans openen. De tragische figuur van dezen gekroonde die nooit een krone droeg, zal wel spoedig vergeten ziju. Maar de heldhaftige tegenstand van zijn volk zal den overwinnaars tot in geslachten heugen. En op Sumatra's noordwestkust zal zeker nog wel eeuwen na dezen in de volksliederen het heldengeslacht in dezen langen krijg gekweekt, worden bezongen. Doch ook Nederland vergete zijn groote veldheeren niet; en onthoude de namen van Kohier en Van S wieten Pel en Wichei s van KorchemVan der Heyden en Ver- spijck Vetter en Van Heutsz, die allen, naar hun inzichten, het landsbelang hebben gediend en hun moed en trouw eindelijk bekroond zagen met de pacificatie van Atjeh. Eet Centrumeenige goede woorden van mr. Kafsten te Arnhem bij diens instal latie als vice-president bij de rechtbank aanhalende, merkt onder meer op „Feitelijk staat men in onzen tijd tus schen twee uiterste lichtingen. Aan de eene zijde hen, die enkel het „oog om oog, en tand om tand" m toe passing zouden willen brengen. Aan do andere zijde hen die alle aan sprakelijkheid en allo schuld durven loo chenen en daarmede ook het schaamtegevoel dooden. Tusschen deze beide uitersten ligt de gulden middelweg. Straf draagt niet slechts het karakter van boete voor een gepleegd misdrijf, beoogt niet alleen de beveiliging der maatschappij, maar heeft ook ten doel de verbetering van het individu." Wij kunnnen ons over het geheel wel in deze beschouwing vinden. Vooral de kop en do staart er van zijn als uit ons hart gegrepen. Het gaat ook in zake het strafrecht, ge lijk in alles waarbij het beginsel spreekt, niet het minst op het terrein van wetgeving en wetsuitlegging, tusschen twee uitersten het Calvinisme met zijn „oog om oog" en het socialisme van Ferri, dat geen mis dadigers, doch slechts zielszieken kent, en alle straf'recht verwerpt. En het is ook waar dat straf het karakter van boete draagt en beveiliging en ver betering beoogt. Alleen maar, de formuleering van het laatste is minder juist en de critiek op het eerste verwerpen wij. Eet Centrum zegt Niet alleen boete, maar ook verbetering van den misdadiger en beveiliging van de maatschappij. Haar woord gaat dus eigenlijk in tegen de antirevolutionaire opvatting van bet „oog om oog". Maar in Ons Program (artikel 13) luidt het glad andersom Niet slechts om de maatschappij te be- Echerrnen of den overüeder te beteren maar allereerst tot herstel der geschonden ge rechtigheid. Dit gaat, omgekeerd, juist tegen de li berale opvatting in. En dan spreekt zij van „een gevaar lijk uiterste". Wie 's menschen bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden, want God heeft den mensch naar zijn beeld gemaald is van dit „gevaarlijii"' uiterste de consekwentie. Maar hoe gevaarlijk moet dan deze door God zeiven geteekende leer van het straf- recht niet zijn 'Je Wij hebben hier drie opvattingen. Om bij de letter L te blijven, zouden wij ze naar hare verdedigers kunnen noe men Lombroso, Lucasse, Loeff. Mr. Lucasse verdedigde kort geleden nog de antirevolutionaire of, wilt gij, de Calvinistische opvatting. Lombroso eischt verpleging van den ziels kranke, dat is straf. Loeff kiest „den gulden middenweg", gelijk Eet Centrum. Aan wiens zijde wij staan, behoeven wij niet te zeggen. Dit stukske zegt het. Voor hot navolgende vragen wij wel do bijzondere aandacht. Wij zullen er Diets aan toovoegen. Uit Wageningen schrijft men aan de »Arnh. Ct": Dat niet altijd onwil bij de ouders oor zaak is van oveitrediug der leerplichtwet, doch dat bepaalde armoede hen kan nood zaken hun kinderen niet naar school te stu ren, kwam in de jongste zitting van het kan tongerecht nog eens duidelijk aan den dag. W. v. S., een fatsoenlijk uitziend werkman, was gedagvaard omdat zijn zoon sedert weken de school verzuimd had. Bekl. vertelde, dat hij maar los arbeider is op den steenoven, niet geregeld verdient en do verdiensten van zijn zoon niet kon missen. Die zoon had hij bij een fabrikant van mineraalwater verhuurd tegen f 1.50 per week. Do ambt. van hot O. M.: En wat-dooje nu als er straf tegen je wordt geöischt, zal je dan je zoon naar school 3turen? Bekl.: Maar mijnheer, waar moet ik dan de huishuur van betalen? Ambt.Je zegt zelf geen 'geregeld werk te hebben ga jij dan met spuitwater rijden en laat je jongen schoolgaan. Bekl.: Er moet toch ook gegeten worden, en ik val toch ook nooit do diaconie lastig. De ambt. eischt f 5 of 3 dagen. Een weduwe met 4 kinderen, de oudste is 16, had haar tweeden zoon thuis ge houden om den jongen, door te venten met appels en peren, wat te laten verdienen. Ze kon niet buiten die verdiensten. De openbare liefdadigheid geeft haar f 1 per week en verder leeft bet gezin van wat de oudste verdient. Ambt.Als ik nu een lichte straf tegen jo oisebt, hou je je zoon dan toch thuis. Bekl.: Natuurlijk, als de heeren mij straffen, dan maar waar moeten dan de kinderen blijven die gaan met mij mee als zo mij do kast indouwen De ambt. raadt baar, de kinderen maar thuis te laten, en in de hoop dat een lichte straf zal helpen, eischt hij f 1 subs. 1 dag. Een der principiëele geschilpunten tus schen de liberale en de antirevolutionaire partij loopt over den oorsprong van het gezag. God is de bron van alle gezag, zoo leert de antirevolutionair. De liberaal wil hiervan niets weteD. Voor hem ligt de bron van het gezag in het volk. De Arnhemsche Courant schreef nog deze week »De liberale partij, die als bron van het gezag het volk erkent, moet zich verklaren voor het eenige wettige middel, waardoor het volk invloed kan uitoefenen op den aard van dat gezag het algemeen kiesrecht Een klein volzinnetje, waartegen wel een heel hoofdartikel van weerspraak en weerlegging zou kunnen en behooren ge schreven te worden. De revolutionaire grond van 't algemeen stemrecht, en de revolutionaire in-de-plaats- stelling van den mensch voor God worden hier ongevraagd door een toongevend libe raal blad zelf' blootgelegd. Wie het leest, die merke er op 1 Men moet zich in den tjjd bunnen ver plaatsen 't is zoo wat een kwart eeuw geleden toen een Lambrechts van Papen hoven en een baron de Bieberstein Rogalla Zawadsby de Roomsck-Katholieke partjj in de Tweede Kamer, op bun ernstige en trouwe, maar dan toch ook onbeholpen manier, vertegenwoordigden om het op treden van een man als dr. Schaepmau in zijn volle beteekenis te begrijpen. In dien kriDg van mannen, zich meer onderschei dende door trouwe gehechtheid aan de Moederkerk, dan door hoofsehe vormen of gekuischte taal of politieke govatheid trad een man, tot heden een Melchizedek zonder voorganger, zonder geslachtsre gister in ons Parlement. Met een stentorstem, met de fijnste dichterlijke taal, met vormen aan vorsten hoven niet onbekend, met een bonhomie als men van een lid der oppositie aller minst wachten zou, trad daar in onze volksvertegenwoordiging dr. Schaepman op, en werd al spoedig aller vriend, een illu stratie in onze Kamer. Men vergaf den trouwen zoon ziju liefde voor de Heilige Moeder gaarne. Want men had ervaren dat in dat groote hart ook nog plaats was al te veel plaats meenden sommi gen voor de wereld en bare begeer lijkheden. Daar trad nu, in den goeden zin des woords, eens een wereldling op in pries tergewaad. Leve de ^doctor Uilenspiegel en Spectator, later ie Groene Amsterdammer maakten zijn beeltenis aan allen bekend, on wie de Kamer bezocht, tien tegen éen dat eerst de robuste gestalte anderhalf maal zoo groot als een gewoon mensch van dr. Schaepman hem in 't oog viel, altijd beweeglijk, overal praatjes makende en handen gevende, met die schokkende breede schouders, die kale kruin, die diepliggende oogeu en die jas van zon derlingen SDit. Die jas van zonderlingen snif, die was bij des doctors optreden van niet minder beteekenis dan zijn persooD. En ook om dat ten volle te begrijpen moet men vele jaren terug. Da April beweging tegen de bisschoppelijke hiërarchie en al wat Roomsch was, en de gevolgen daarvan, nu na een halve eeuw nog niet weggestorven, en een volksvertegenwoor diger in priestergewaadWat was die rok velen een gruwel, teeken van onzen afval. En als dan de doctor" bij officinale ge legenheden in zijn violet-paarschen mantel verscheen, als Pauselijk sub-notaris, of iets van die kracht, dan waren er steeds die oneerbiedig zeiden't lijkt wel een har lekijn. Maar de beteekenis van dr. Schaepman zat met in priesterkleed of pauselijken mantel, maar in de vonk van genie die in hem gloorde. Gewis hij kon bulderen, bij kon catheders kapot slaan met zijn reuzenvuist, hij kon geleerdheid uitstallen zooeven uit een Encyclopee lie opgedolven, dat alles is waar, maar hij kon ook de Aya Sofa dichten, en dat kunnen auderen niet, hij kon ook het meest prozaïsche onderwerp tot dichter lijke hoogte opvoeren, en dat is niet velen gegeven. Hij behoort tot de eerste drie onder de parlementaire helden van onzen tijd. De eerste jaren van zijn optreden waren de schitterendste. Hij vond ongetwijfeld zoo wel in mr. Lohmari als in dr. Kuyper in onze Tweede Kamer zijn meerderen, maar toch is üi. Scnaepman, ook na een lang openbaar leven, een onzer eerste mannen gebleven. Zijn levenslamp is onverwacht, tengevolge van een hartkwaal, gebluscht. Hij overleed te Rome. In de eeuwige stad, voor hem in 't bijzonder de hoofdstad der Christenheid, waar hij zoo gaarne en zooveel vertoefde. In de schaduw van Pieterskerk en Vaticaan blies een onzer merkwaardigste tijd en iaudgenooten den laatsten adem uit. ZUiD-AFRIKA. Mevrouw de la Rey heeft in den oorlog veel meegemaakt. Bgna twee jaar trok zij met haar kinderen commando's achterna of vluchtte alleen voor de Engelschen uit. Van dien tijd kon zij eenvoudig en onder houdend vertellen. Velen spoorden haar aan, toch iets op te schrijven van haar ervaringen. En dat heeft zij ten slotte gedaan. Bij Höveker Wormser te Am sterdam en Pretoria zijn de »herinneringen van Mevrouw de la Rey, geboren Greeff", nu verschenen. Mijne Omzwervingen en Beproevingen gedurende deri Oorlog heet het. Vrijdag 1 December 1900 verliet mevr. de la Rey bet dorp Lichtenburg. Men had haar eerst aangezegd, dat zij naar Mafeking moest. Waarom vroeg zij. Omdat gij gen. de la Rey hebt geherbergdZij protes teerde Zij zou alleen als krijgsgevangene gaan, niet goedwillig. Lord Methuen stond ten slotte toe, dat zij in baar land bleef, en zoo trok zij er eindelijk met den ossen wagen op uit. Kort voor haar vertrek hoorde zij, dat de Engelscben nu weer besloten hadden, dat zij blijven mocht. Maar het plan van mevr. de la Rey stond al vast. En zij ging. Herhaaldelijk breekt de schrijfster haar verhaal af met de betuiging, dat het haar wonderlijk is, uit zoo groot gevaar gered te zijn, en inderdaad moet men zich ver bazen dat zij en de haren er telkens zoo goed afkwamen en de Engelsehen uit de handen wisten te blijven. Maar bij all

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1