NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 39. 1903 Donderdag 1 Januari, 17e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Bij flit miner totoort een Bijwepel. Een Jaar van Donkerheid. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN P- f- BLKBN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zóó verdient 't jaar te heeten, dat achter ons ligt. Vooral één zwarte schaduw ligt over 't vervlogen tijdperk uitgespreid. Vrede, maar zonder gerechtigheid. Arm Zuid-Afrika! Ieder onzer had ook dit jaar weer te leurstellingen, die hem wee deden; velen stonden wederom bij een graf eens gelief den dooden. Maar heel de beschaafde en halfbeschaafde wereld treurt bij 't graf dier twee heldenvolken, door gevloekte goud- en eerdorst vermoord. Neen, dat had niemand een jaar geleden gedacht. Toen nog hielden berichten van overwin ningen, van wonderbare uitreddingen de hoop levendig, en al moest men beseffen, dat de reuzenworsteling den zwakkere ont zettend veel moest kosten, men bleef ge- looven aan de zegepraal des rechts; zelfs de ongeloovige wereld had ditmaal niet vreemd opgezien, ware er een wonder ge schied, dat met één slag Brittannië geveld had. Maar dat wonder gebeurde niet. Zuid- Afrika werd niet vrij. De vrede tot den prjjs der onafhankelijkheid gekocht, deed een schok gaan door aller harten. Wij gelooven niet te veel te zeggen, als wij beweren, dat veler geloof toen een zwaren kamp heeft moeten strijden. Dat bewezen de talrijke vlugschriften en preeken, waar van sommige schier 't karakter eener Godsverdediging droegen, die niemand be proeft, die ze niet voor zijn eigen hart noodig voelt. Onzin toch, als wij een wei nig dieper doordenken. Een Natie kan ook vallen Met eer, ter eer van Hem, En houden, heilgeloovig, Zijn standaard vast met klem. Daar zijn ook martelaren Op Neêrlands grond geweest! Geen Lodewijk, geen Willem, Heeft ooit die keus gevreesd. Zoo schreef Da Costa in 1844 en wie, die begrijpt, dat de schamele windeldoeken en de ruwe voederkribbe wel waarlijk een teeken, het teeken waren, waaronder de Christus verscheen, beaamt zijn woorden niet ten volle? Doch er was een groote dwaasheid be gaan schier door ons allen en door ieder, die staande op 't standpunt des geloofs over den Zuid-Afrikaanschen oorlog hadden geschreven of gesproken en er was ge zegd God hoort 't gebed, er is door en voor Zuid-Afrika zeer veel gebeden, dus Zuid-Afrika zal vrij blijven. God handhaaft 't recht, Zuid-Afrika heeft recht, dus Zuid- Afrika moet overwinnen. Wat was de fout in deze redeneeringen Dezedo wetten der eeuwigheid werden toegepast op een zeer beperkt stukske des tijds en de ver hooring des gebeds tot iets zuiver werk tuigelijks verlaagd. Nergens staat geschre ven, dat de bittere lijdensbeker den geloo- vigen zal gespaard blijven alleenhij zal daardoor niet verdorven worden. Ner gens staat geschreven, dat 't recht en de vrede elkaar zullen kussen in deze bedee ling alleen: zij zullen't doen, als Jezus komt. Nergens staat geschreven, dat God ons op ons gebed juist dat zal geven (als 'tiets stoffelijks, tijdelijk is), wat wij van Hem vragen, alleendat Hij ons gewisse- lijk verhoort. Hieraan twijfel ik dan ook geen oogenblik, dat Engeland zal onder gaan, dat 't recht eindelijk zal zegevieren. Hieraan twijfel ik geen oogenblik, dat de gebeden, door en voor de Boeren, verhoord zijn, al zien wij 't nu niet. Maar de Eeuwige kan ook tot Engeland nog wel zeggen Uw dagen zullen zijn honderd en twintig jaren. En wat de gebeden aangaatwat bedoelden wij eigenlijk daarmee Immers 't waar achtig heil van ons Broedervolk En wie zal zeggen, of niet de smeltkroes voor hen 'theilzaamst is? Ongetwijfeld heeft de Boerenoorlog zeer veel tot de wereld en ook tot ons volk te zeggen gehad. Een volk zonder geloof had niet kunnen doen, wat de Boeren gedaan hebben. Zij hebben wel degelijk der „ijdele wereld" geleerd, „wat Godsbetrouwen zegt". En leeren zij dat niet nog Of klinkt uit de brieven na den vrede openbaar gemaakt, een toon van ongeloof, van vertwijfeling, van opstand tegen 't Godsbestuur Aller minst. Wel van den innigsten weedom, van groote teleurstelling, maar ook van kalm berusten. Zie dat vermag ook alleen 't geloof. Nog andere schaduwen hebben 1902 verdonkerd. Geen jaar, zoover 't thans levende geslacht heugt, bracht zulk een rij van rampen, veroorzaakt door de in wendige beroeringen der aarde. „De God der Goden heeft gesprokenMijne is de bodem, waar go op drukt." Van 't krie ken der lente tot 't intreden van den win ter volgde de eene aardschudding of vulka nische uitbarsting op de andere. Martinique en St. Vincent veraanschouwelijkten in de dagen omtrent Pinkster 't beeld van Joël „bloed en vuur en rookpilaren; de zon veranderd in duisternis, de maan in bloed." En de groote mensch voelde zich zoo klein. „Als de gerichten desjHeeren op de aarde zijn, leeren de inwoners der wereld ge rechtigheid." En nog een andere roede trof: weer de cholera, de wreede „onbekende, die zonder paspoort toegang vindt." Wat leden Java, Egypte, Palestina onder haar slagen! „Als de gerichten des Heeren op de aarde zijn, leeren de inwoners der wereld gerechtig heid." Och, dat 't gezien werde Een oogenblik dreigde ons Vaderland een ramp, die 't alle andere, zelfs de zwaarste had doen vergeten. «Daar stond een teedre Bloem, Van God op de aard geplant, Om tot Zijne eer te bloeien. De vruchtbre morgendauw Droop mildlijk op Haar neer En deed Haar welig groeien. De wandlaar, die Haar zag; Die Hare scheuten zag, Gaf ditmaal Haar zijn zegen: «Groei", sprak hij, «Bloempje, groei, Voor zeis en storm bevrijd, Gedrenkt met milden regen." Doch ijlings kwam een bui In 't huilend noorden op, Met schrikbaar ijs geladen De losgebroken wolk Hing donker boven Haar En kletterde op Heur bladen. Hier viel het jeugdig loof Van Haar gebogen steng Wreedaardig afgereten Daar lag Haar groene knop, Die vroolijk zich verhief, In 't stuivend zand gesmeten Maar Hij, Die 't waakzaam oog Op Haar verdelging hield, Gebood den storm te wijken; De blijde zon kwam weer Zij stond, gelijk voorheen, Met loof en knop te prijken ,,'t Rumoer der volken" werd ook dit jaar wederom gehoord woelingen in de Balkanstaten, die vrijheid begeeren, maar niet altoos de vrijheid waard zijn getuige Roemenië, dat nog maar voortgaat zijn handen te slaan aan Abrahams kinderen naar 't vleesch en noodwendig zich belaadt met den vloek, Israëls hateren bedreigd. Woelingen in 't altijd roerige Zuid-Amerika, ditmaal in Venezuela. Werkstakingen verre en nabij, die 't meest gelijken op een be- driegelijken boog, wiens pijlen treffen hem, die hem afschiet. Een aanslag, gelukkig mislukt op 't leven van België's koning. In Finland en Polen rechtmatige toorn om onrecht van den sterke den zwakke aangedaan. In Frankrijk verontwaardiging over de sluiting der zusterscholen, zeker niet goed te praten, maar waarbij een Protestant toch vraagt: heeft de Kerk in Frankrijk niet dubbel verdiend, wat zij thans als de vrucht harer werken van de mannen der „vrijheid", moet verdragen? Allerlei «reizigers" trokken dit jaar de aandachtzij mochten dan Kuyper of Van Kol, Chamberlain of de Boeren-generaals heeten. De eersten, die met eigen oogen willen zien, wat zij in 't belang des lands, ook van Indië, verrichten moeten. De anderen maar wie mag eigenlijk dezen in één adem noemen? Chamberlain, die heengaat, om zijn Nabothswijngaard te be zien, waarin wij hartelijk hopen, dat hem een Elia ontmoeten zal Botha, de Wet en de la Rey, die drie groote Bedelaars, voor wie niemands hart en hand gesloten bleef. Gedenken wij ook nog der aankomst van den edelen Steyn, één dier weinigen, met wiens naam men mag antwoorden op de vraag des dichters Waar blinkt aan 't oog, van staren moe, Dat ware grootheid vraagt, Geen glorie, die bevlekt is, toe, Of hoogheid, die verlaagt? maar, wiens kracht gebroken is zij 't niet voor altijdin den storm, die zijn stam geveld heeft. Kronen werden opgezet aan Engelands en aan Spanje's koning; de eerste te oud, de laatste nog te jong, om den eerbied en de liefde der natiën tot zich te trekkeD. Velen zijn heengegaan, die een indruk hebben achtergelaten in 't zand des tijds. We kunnen slechts enkelen noemen. Onder onze staatslieden, helaas, twee raadslieden der Kroon, de Ministers Van Asch van Wijck en Kruijs, beiden moeilijk te ver-angenen door trouw en ijver sieraden der partij, die zij volgden, maar ook des ganschen volks, dat zij hielpen regeeren. Voorts Fransen van de Putte, Van Naamen van Eemnes, Coenen, Van Kempen, Van Bylandt, allen in hun kring geacht en door kennis en toewijding die achting waard. Onder de vorstelijke personen, die aftraden van 't tooneel der Wereld, gedenken we de konin gin van België, die schier sympathiek werd door de achteloosheid, haar in leven en dood door haar gemaal bewezen. Onder de mannen der wetenschap gedenken we Virchow buiten, Stokvis binnen onze grenzen. Onder de schrijvers van naam Zola, wiens optreden in de Dreyfus-zaak niet vermocht uit te wisschen de vlekken op zijn naam geworpen, door die rij van geschriften, waarin hij over 't doel oordeelen wij nietdit heiligt de middelen niet toonde van Chams geslacht te zijn, dat de naakt heid zoekt, en schaamteloos ten toon stelt. Nog stierven de Boeren-aanvoerder Lukas Meyer, de kanonnenkoning Krupp en (of is de sprong van deze geweldigen op een bode des vredea te groot?) Zendeling A. Pennings, benevens tal van anderen, in Staat en Kerk arbeidende, Leger en Vloot, Kunst en Wetenschap dienende. Twee gedenkdagen waren waardig ge weest een plechtige viering, maar hebben ze niet erlangdwe bedoelen die van de Oprichting der Vereenigde Oost-Indische Compagnie, bij al haar feilen de grond legsters onzer macht in Indië, en van de drooglegging van 't Haarlemmermeer, die echt-Nederlandsche, vreedzame verovering. Ons staatkundig leven verliep vrij kalm, al gaf zich ook in den laatsten tijd 't on geduld van enkele «Christelijke Demokra- ten" op al zeer onhebbelijke wijze lucht. Op 't terrein van 't kemelijk leven trok ook buiten den kring der Gereformeerde Kerken de Arnhemsche Synode met haar onzaligen nasleep de aandacht. Ieder, die meer hart heeft voor 't Koninkrijk Gods dan voor zijn tijdelijke openbaringen in allerlei kerkvorm (al minacht hij deze laatste daarom volstrekt niet), zal zich met ons verblijden als die strijd eens tot een goed einde mag komen. Door broedertwist wordt Gods Naam nooit verheerlijkt en Zijn Huis nooit gebouwd, dat is gewis. Zullen wij nog spreken over 't weder, dat ons in den zomer bijna deed vergeten, dat 't zomer was Zij 't dan met dank aan Gods goedertierenheid, Die ondanks veler vreeze en veler gemor, de hoop des land- mans niet beschaamde, maar voor de dui zendste maal betoonde, dat Hij alles beter weet, dan wij, kinderen van één dag, die 't toch altijd beter meenen te weten. De donkere dagen gaan weer zachtjes aan voorbij. Nieuwejaar brengt nieuwe hoop. Of deze vervuld zal worden, staat niet aan ons te zeggen of te bepalen. Hoop op aardsche dingen kan feilen. 1902 heeft 't ons telkens geleerd. Dat zou ons soms er toe brengen, maar niets meer te hopen. Doch daartoe kan gelukkig de mensch, zoo lang hij „normaal" blijft, niet komen. Hij blijft hopen, ondanks alles. Dcch die hoop gaat alleen dan zeker in vervulling, als zij op andere dan aardsche dingen gericht is. De hoop beschaamt niet, die gericht is op Jezus Christus en Zijn Rijk, want Hij zal als Koning heerschen. Een gezegend Nieuwjaar zij al onzen lezers van heeler harte toegebeden. K. W. Bij de intrede van 1903 worden allen vrienden en bekenden Gods onmisbare zegeningen toegewenscht door J. ADRIAANSE. Goes, 1 Januari 1903. Smid. Bij den aanvang des jaars zij vrienden en kennissen, zoo binnen als buiten de gemeente, Gods onmisbare zegen toege wenscht. B. M. DEN BOER. Goes, 1 Januari 1903. Hartelijke gelukwensch aan begunstigers en vrienden binnen en buiten de stad. J. DEN HERDER. Korte Kerkstraat. Goes, 1 Januari 1903. J. DE HOOGH. C. P. DE HOOGH— Faberij de Jonge. p. f. Goes, 1 Jan. 1903. Aan vrienden en begunstigers wordt bij de intrede van 1903 Gods zegen toege wenscht door Wed. B. JANSE ZONEN. Goes, 1 Januari 1903. Bij den aanvang van het jaar 1903 wenscht ondergeteekende zijnen vrienden en begunstigers in en buiten de stad Gods besten zegen toe. JOHs. FABERIJ DE JONGE. Goes, 1 Januari 1903. Bij de intrede van 1903 worden allen vrienden en bekenden, Gods onmisbare zegeningen toegewenscht door Wed. H. DE JONGE en Familie. Goes, 1 Januari 1903. Bij de intrede van 1903 aan mijne be gunstigers en vrienden mijne hartelijke gelukwenschen. J. DE JONGE Jz., Firma Wed. J. P. van der Does. Goes, 1 Januari 1903. Bij de intrede van 1903 worden allen vrienden en bekenden Gods onmisbare zegeningen toegewenscht door M. DE JONGE Jz. en Familie. Goes, 1 Januari 1903. De beste wenschen aan familie, vrienden en begunstigers bij de intrede van het nieuwe jaar. ABR. JOBSE. In Manufacturen en Gemaakte Kleeding. Goes, 1 Januari 1903. Hartelijke gelukwensch aan vrienden en begunstigers binnen en buiten de stad. JOH. DE JONGE Az. Goes, 1 Januari 1903. J. LANGEVELD, Lange Kerkstraat. Nieuwe Holl. Glaswinkel. Heil en zegen met het nieuwe jaar aan begunstigers, vrienden en bekenden toege wenscht door K. C. MAARTENSE, Stoofstraat. Goes, 1 Jan. 1903. p Bij den aanvang des jaars zij vrienden, begunstigers en bekenden, zoo binnen als buiten de gemeente, Gods onmisbare zegen toegewenscht. MULDER WESSELS, In Manufacturen. Goes, 1 Jan. 1903. Hartelijke gelukwensch aan vrienden, bekenden en begunstigers bij den aanvang van 1903. Firma GEBRs. MULDER, Korte Kerkstraat. Goes, 1 Jan. 1903. Bij de intrede van 1903 worden aan alle vrienden en bekenden Gods onmisbare zegeningen toegewenscht door C. ORANJE Lz. en Familie. Goes, 1 Januari 1903. Hartelijke gelukwesch aan begunstigers en vrienden binnen en buiten de stad. J. PLAZIER. Goes, 1 Januari 19)3. Onze hartelijke zegenwensch aan familie, vrienden en kennissen. D. ROUW en Echtgenoote. Goes, 1 Januari 1903. Bij den aanvang van het jaar 1903 wenscht ondergeteekende zijnen vrienden en begunstigers in en buiten de stad Gods besten zegen toe. J. A. STEKETEE, Grossier. Goes, 1 Januari 1903. Bij het begin van 1903 wenscht onder geteekende zijn geachten begunstigers in en buiten Goes een alleszins gelukkig jaar toe en beveelt zich opnieuw in de gunst aan. M. STEKETEE, Koloniale waren, Ganzepoortstraat. Goes, 1 Januari 1903. De ondergeteekende wenscht al hare vrienden en bekenden, zoowel binnen als buiten de gemeente, Gods onmisbaren zegen toe. Zij beveelt zich bij deze in ieders gunst aan. Firma Wed. A. TAMSE. Goes, 1 Jan. 1903. Hartelijke gelukwensch aan vrienden en bekenden bij de wisseling des jaars. A. M. VERTREGT, Langevorststraat. Goes, 1 Januari 1903. Bij het begin van 1903 wenscht onder geteekende zijn geachten begunstigers in en buiten Goes een alleszins gelukkig jaar toe en beveelt zich opnieuw in de gunst aan. J. J. VISSER, Boekhandelaar. Goes, 1 Januari 1903. Nieuwjaarswensch aan mijn geachte be gunstigers, begunstigsters en vrienden binnen en buiten de stad. Dankbaar voor 't in het vorige jaar genoten vertrouwen beveel ik mij bij vernieuwing beleefdelijk aan. H. VISSERS, (voorheen H. J. van NorpEN.) Goes, 1 Jan. 1903.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1903 | | pagina 1