NIEUWSBLAD ZEELAND No. 36. 1902, Dinsdag 23 December. 17e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN Abraham Willem van Kluyve. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, <lie zich met X Januari op dit tolad abonneereu, ont vangen liet tot dien «latum gratis. 25 Nov. 1826. 18 Dec. 1902. IN MEMORIAM. Weder is het aantal veteranen in den strijd voor het chr. onderwijs met één verminderd. De dood wenkte Abraham Willem van Kluyve, ongedacht en onver wacht, toen hij zich ouder gewoonte ge woonte gereed had gemaakt voor zijn taak. Welke die was? Zoo het hem in die oogenblikken ware gevraagd, hij zou ge sproken hebben van het les geven aan kweekelingen bij het chr. onderwijs. Helaas! Hij dacht, dat hij het wist, maar ach, hij wist het niet Zijne taak was een gansch andere, n. 1. te volgen, waar de Heer riep en anders niet. Zoo ging hij in tot de rust zijns Heeren: het uur van den arbeid sloeg voor hem niet meer. Trouwens, hij heeft gewerkt, zoolang het dag was. Niemand, die hem gekend heeft, zal het tegendeel kunnen of willen beweren. Wel niet altijd met succes, evenmin immer met onafgebroken levensmoed. Er waren ook in dit werkzame menschenleven momenten van spanning, van verdriet, van weedom des harten, waarin zich de geprangde ziele neerboog soms tot het uiterste toe. Doch dan veerde weör de hope, die staalde tot nieuwen moed. Reeds als knaap en jongeling had eene degelijke, verstandige leiding hem boven velen onderscheiden. Het hoofd vol ken nis, het hart vol moed, was de achttien jarige jongeling als secondant te Dordrecht werkzaam, en kwam vervolgens te Alblas- serdam. Daar vond hij behalve een pas sende betrekking als hoofdonderwijzer, eene liefhebbende gade, die tal van jaren lief en leed met hem deelde. Doch in die jaren kon hij slechts spreken van zijn plicht als van zijn vriend, don vriend met ijzeren hand en 't koelgebiedend oog, van wien de dichter later zong. Doch daarna leerde hij een anderen, beteren vriend kennen, den beste van allen. Het was in het kleine Heusden, waar hij uit een zeventiental sollicitanten hij was nummer een der voordracht door den stedelijken raad als hoofdonderwijzer werd benoemd. Hier was hij de opvolger van meester Seret, den vader van het wel bekende kamerlid van dien naam. Wat schoone vooruitzichten boeiden hier het oog van den jeugdigen man en vader. Naar den wensch zijns harten aan het hoofd van een inrichting voor la^er en meer uitgebreid lager onderwijs geplaatst de voorganger was oud, zijn kracht vergaan kon de jonge onderwijzer dubbele werkkracht aanwenden tot heil der onbezorgde jeugd. En zijn pogen faalde niet. De school nam toe, ook als instituut en werd met eere genoemd. Hoe moet hier, menschelijkerwijze ge sproken, het hart van den werkzamen, niet ongevoeligen man, van genot, ja van wellust gezwollen zijn, niet bij het zien, hoe zijne inkomsten telken jare stegen hij kon gemiddeld op meer dan tweeduizend gulden 'sjaars rekenen maar bovenal en allermeest bij het denkbeeld, werkzaam te zijn aan de vorming van tal van knapen en jongelieden, wier eerste schreden hij mocht leiden op de baan der kennis. En toch onuitsprekelijk grooter vreugde was hem bereid, zij het ook door bittere levenser varing heen. Het droef weenend oog werd afgewend van de aarde en gericht naar omhoog. Het was eene beslissende ure, het keer punt in 's mans leven. Abraham Willem v. Kluyve had zijn Heiland gevonden, die hem had gezocht met ontferming en getrokken met koorden der liefde. Met Mozes verkoos hij de ver smading van het volk Gods boven de eer der wereld. Eene keuze des harten, die schier niemand begreep, maar die intusschen hem nooit heeft berouwd. En van die ure had het Chr. Onderwijs al de liefde van zijn hart. Men schreef toen 1857, het welbekende jaar in de onder wijs-wetgeving. De Chr. Scholen waren gering in aantal, de vooruitzichten bij het bijzonder onder wijs weinig of geen. Van rechtsgelijkheid was geen sprake, aan een pensioenfonds werd eenvoudig niet gedacht. En toch ondanks dit alles en nog veel meer, was de vrije, meer bepaald de Christelijke School Yan Kluyve's ideaal Naar die school ging zijn hart uit, voor die school was zijn gebed. De verhooring van die bede bleef niet uit. De Heer leidde den ruim dertigjarige van Heusden naar Gorinchem. Zijn roep was hem vooruit. Hier wijdde hij, aanvankelijk voor een luttel bedrag, het minimum salaris van een hedendaagschen (hulp) onderwij zer, zij n jeug dige beste krachten aan een onderwijs der jeugd naar de ordinantiën des Heeren. Bij groote, uitwendige beslommeringen had hij vrede voor zijn hart. Daarbij ontving hij genade en eere. Zijne school tevens instituut nam meer en meer toe, ook door den ijver en de toewijding van bekwame secondanten, Monsieur Yan Kluyve, zoo was de cfficiëele titel in die dagen, werd geacht te Gorinchem, zooals een schoolmeester dit maar zijn kan. Hij leefde het leven van den eenvoudigen, kleinen, separatistischen kring in zijne woon plaats mede als een broeder onder de broe deren. En het ware naar den wensch en den voorslag der gemeente geweest, zoo hij had kunnen besluiten zijn verdere levens jaren aan het maatschappelijk en eeuwig welzijn der Gorinchemsche schooljeugd te blijven wijden. Een zeer voordeelige aanbieding, hem toenmaals gedaan, meende hij beslist te moeten afwijzen. In 1870 verliet hij Gorinchem en kwam naar Middelburg, als hoofdonderwijzer aan de Chr. School (Gravenstraat), destijds uit gaande van de Chr. Geref. gemeente (pa rochie Langedelft). Aldaar was hij de opvolger van zijn waar- digen vriend De Braai, thans predikant bij de kerk van Oosterbeek. Tal van jaren was v. Kluyve hier on vermoeid werkzaam in het onderwijs, zoowel in de avonduren als over dag, bijgestaan meestal door degelijke, ijverige onder wijzers, die hij zooveel mogelijk in hunne studiën behulpzaam was. Het toenmalig schooltoezicht we spreken van een kwart eeuw vroeger liet zich meer dan een maal in waardeerenden zin over zijn ar beid uit. Als trouwe zoon der Scheiding diende hij zijn kerk, waar hij kon. Een lange reeks van jaren als ouderling, ook als oefe naar. Zeer gewaardeerd werden zijne ker kelijke toespraken, welke hij op aansporing van een hooggeachten medebroeder, met goedkeuring van den kerkeraad, veelszins als stichtelijke overdenkingen ten beste gaf. Zijn eerste proeve in dit genre, kan als motto dienen van de meeste zijner medi tatiën. Naar aanleiding van het welbekende wonder van den geraakte op ongewone wijze tot den Heiland gebracht, trachtte hij zijne hoorders op te wekken, zeiven tot Jezus te gaan en anderen tot Jezus te leiden. Nog levendig herinnert schrijver dezes zich die dagen van weleer, als kind door gebracht in dien eenvoudigen kring van belijders. Samen had men uit beginsel de „valsche kerk" verlaten, samen was men als Bunjan's pelgrim de stad Verderf ont vloden. Men vond zich één in belijdenis, één in streven en bedoelen. In de krin gen der wereld bespot of veracht, voelde men zich te nauwer aan elkander verbon den. De kerk was het middelpunt, dat allen vereende, de predikant en een paar ervaren broeders wareq veelal de raads lieden in geestelijke zaken. Was hot won der dat de begaafde schoolmeester, die sprak, omdat hij geloofde, veler harten won? Voor de pors schreef onze Van Kluyve weinig of niets. In dezen had hij dan ook weinig of niets te verantwoorden. In liet Zuiden (18761886) schreef hij, vergissen wij ons niet, de Zeeuwsche Brieven. Zeer nauw was hij verbonden aan de Vereeniging voor Gereformeerd School onderwijs. Daarvan was hij tot zijn ovei- lijden de ijverige secretaris. De laatste jaren zijns levens mocht hij eene welver diende rust gemeten. Er is een tijd van komen, er is ook een tijd van gaan. Dit „gaan", meestal hoogst bezwaarlijk voor een chr. onderwijzer, werd hem door de goede hand zijns Gods gemakkelijk go- maakt. In dien rusttijd wijdde hij nog wekelijks enkele uren aan de christelijke Normaallessen. Met opgewektheid verrichtte hij tot voor eenige maanden die gewichtige taak. Ze werd hem, naar zijn eigen zeggen, nu te zwaar. Wat gemengde gewaarwordingen deze uitspraak moet hebben gewekt in het gemoed van den werkzamen man, die naar waarheid kon betuigen, in zijn lange on derwijzersloopbaan hoogst zelden door ziekte verhinderd te zijn geweest, zijn werk te verrichten, kan door ons, jongeren, in geenen deele worden bevroed. Thans is hij alle zwakheid en moeite te boven, juichend voor den troon des Lams. Want in Christus voor God rechtvaardig het was de laatste leerrede, welke hij mocht aanhooren is onze overleden medebroeder en vriend een erfgenaam des eeuwigen levens. De Heere zij zijne overgebleven dierbare betrekkingen, ook in hunne droeve rouwe, genadig en goed. De R. 22«Deeember 1902. Als de vos Terecht schrijft de Standaard naar aan leiding van inr. Troelstra's zoetsappig pleidooi voor de Christelijke school Mr. Troelstra had verklaard dat hij het „huichelachtig mom" zou afrukken dat liet gelaat zijner verschillende tegenstanders bedekte. En wat gebeurde nu in de zitting van gisteren Hij trad op zóó kalm, zóó bezadigd dat men in hem niet den hartstochtelijken partijleider herkendehij leek zells zoo op 't oog een lang niet onwelwillend pleiter voor de belangen der bijzondere school. Doch nu kwam de Minister en lichtte hem het masker van het gelaat. Zoodat bij zijn repliek de werkelijke mr. Troelstra voor den dag kwam. „De maskers af", wie zou 't niet toe juichen. De vraag is maar wie ze zich voor 't gelaat bindt. Een „christen'democraat in de Volk''sta(il. „Zou er in de journalistiek nog een tweede exemplaar te vinden zijn als die De Wilde Het moet al een laag sujet wezen die zijn geweten toeschroeit. Maar die De Wilde, wat dat wel voor een soort van wezen is, neen dat verklaar ik platweg niet te begrijpen." Dat is kost, lezer. Zeker weer uit Eet Folk Pardon 't is ditmaal uit een Christelijk blad de Christendemocraat. De man die 't zegt is Hein, een gefin geerde babbelaar, ten tooneele gevoerd door het zich noemende antirevolutionaire Kamer lid Staalman. Dat deze heer zoo schrijft is een gevolg van haat. Ook dit blijkt uit hetzelfde stukje waaruit wij het bovenstaande overdrukten. Iemand haten is in den grond wen- schen dat zoo iemand niet bestond. En dien wensch koestert Staalman ten opzichte van den heer De Wilde. Hij laat onder meer »Kees" zeggen «we konden onzen tijd zooveel beter gebruiken als dat heer niet lestondWaarop dan Hein antwoordt«Daar zeg je d'r een goed woord bij als hij niet bestond. Maar hij bestaat wel degelijk". Een dergelijke taal is beleedigend en grievend, doch zijJwetst in de eerste plaats hem die ze bezigt. Wij begrijpen zoo weinig van het Christelijke van dezen Christen democraat. Is dan bij sommigen de haat Christelijk Is dergelijke taal het ook? Is het dan niet waar dat wie den naam van Christus noemt af staat van alle ongerechtigheid? De heer Lieftinck, de snaaksche afge vaardigde uit Franeker, heeft in de ver gadering der Tweede Kamer op jl. Don derdag den voorzitter er een verwijt van gemaakt dat hij den minister van financiën jegens hem het woord «insinuatie" liet ge bruiken, terwijl het den heer Troelstra verboden was. Wij weten niet of de voorzitter in het eerste of in het tweede geval gelijk gehad heeft. Wij meenen dat ook de voorgangers van den heer Mackay in de opvatting omtrent het onparlementaire van bedoeld woord niet altijd consekwent waren. Wij hebben tijd noch lust om de bewijzen daarvoor in oude Handelingen op te sporen. Een er van herinneren wij ons duidelijk. Jaren geleden het was op een middag toen het Kamerlid Keuchenius gesproken had merkte de minister van koloniën Van Goltstein in zijn repliek op dat de afgevaardigde uit Gorinchem in zijn critiek altijd iets insinueerends had. De voorzitter Dullert, een zijner geest verwanten liet de uitdrukking passeeren. Ook nu werd, in iets zachter vorm, het zelfde verwijt gedaan. Minister Harte zei„het heeft mij ge speten dat de geachte spreker die anders zoo vriendelijk de zaken kan bespreken, ten deze eenigszins heeft geïnsinueerd De heer Troelstra, die hetzelfde aan den minister van binnenlandsche zaken ver weet, was grover. Ook bij het gebruik van dergelijke uit drukkingen is het veelal de toon die de muziek maakt. Het komt ons voor dat de voorzitter vol komen gelijk had, en het meten met twee maten slechts schijnbaar was. leder vogeltje zingt Eet Volk is boos dat wij Charles Fourier, den man van de phalanstéres (de zetter had dit woord geradbraakt, hetgeen ons als een domheid wordt aangewreven) een pracht exemplaar van een kwakzalver genoemd hebben. Na een en ander over Fourier gezegd te hebben, doet de heer Vliegen den vol genden leuken zet dien wij gaarne helpen vereeuwigen „En tegen zoo'n genie pist zoo'n redac teurtje (de een of andere dorpsgrootheid in Zeeland) wiens heele wetenschap best in een Hottentottenschedel kan, met de ver waandheid van een rijkemanspoedel op Voor deze qualificatie hebben wij met een gullen lach den hoed afgenomeD. Overigens handhaven wij met alle Chris telijke sociologen van onzen tijd de mee ning dat Fourier een prachtexemplaar van een kwakzalver is. Trouwens kwakzalvers vindt men ook onder de Nederlandsche sociaal demoeraten, al zijn bet ook niet allen prachtexemplaren. Manifest der Bóeren-Generaals. Zooals reeds bekend is keeren wij Zaterdag a. s. naar Zuid-Afrika terug en vóórdat wij vertrekker, willen wij gaarne onzen hartelijken dank en den dank van ons rampspoedig en geruïneerd volk be tuigen aan de vele vrienden in Nederland die zoo bereidwillig en zoo vriendelijk hebben bijgedragen tot het lenigen van het lot onzer stamgenooten in Zuid-Afrika. Wij betuigen bij dezen onzen innigen dank aan hunne Excellentiën, de Commis sarissen der Koningin, voor den steun door hen, aan ons in ons werk verleend, en aan de Edel Achtbare Heeren Burgemeesters in Nederland, die zoo bereidwillig op zich genomen hebben Collecte-Commissiën te vormen in de onderscheidene gemeenten, die zich samen met al de leden der Com- missiën, met zooveel opoffering van tijd, zooveel moeite en krachtige samenwerking hebben laten welgevallen om ons te hulp te komen. Wij danken de Leden der onderscheidene Commission in Nederland voor de groote belangstelling, die zij in ons werk hebben getoond, niet alleen nu, maar ook in het verledene, en voor hun advies en hunnen bijstand zoo dikwijls en voortdurend door verschillende leden van die Commissiën ons verleend. Wij vergeten de Dames in Nederland niet. Wij kunnen nooit genoeg onze dank baarheid uitspreken voor wat zij gedaan hebben voor onze lijdende vrouwen en kinderen, die in concentratiekampen opge sloten zaten tijdens den oorlog. De vele opofferingen die zij toen en nu nog zich laten welgevallen, zijn en blijven in warme herinnering van ieder Afrikaner. Wij brengen onzen dank aan de Neder landsche pers. Met eene toewijding en kennis van zaken die onze bewondering opwekken, heeft de pers zonder onderscheid van richting onze zaak voorgestaan. En daarmede nog niet tevreden, heeft zij zelve een inschrijving geopend, die ods zulk eene belangrijke bijdrage bezorgd heeft. Wij brengen onzen dank aan het Neder landsche Volk. Hoe ondrnkbaar zouden wij niet zijn, en zou ons volk niet zijn, indien wij vergaten hoe groot de sympathie in de Boerenziak was, dat zelfs weduwen haar penningsken hebben bijgedragen om onze noodlijdennen te hulp te komen. Wij gaan terug naar Zuid-Afrika, omdat de belangen van ons volk dit vereischen. Wij laten den heer W. J. C. Brebner, Secretaris en Thesaurieur van het Generale Boeren Hulp Fonds achter. Zijn bureau is gevestigd .Anna Poulownastraat, 16, te 's-Gravenhage. Wij geven U nogmaals de verzekering dat de gelden door ons gecol lecteerd, gebruikt zullen worden, zooals in ons Beroep in de Beschaafde Wereld ver meld, om „onze weduwen en weezen, onze verminkten en andere nooddruftigen te hulp te komen, en onze kinderen behoorlijk te doen onderwijzen." Hoeveel onze nieuwe Regeering ons te hulp komt om den treurigen toestand waarin ons verkeert, te verbelereD, zoo zullen er toch nog vele gevallen zijn, dat van ons eene reddende en hulpbiedende hand ver wacht wordt. In Nederland en elders zijn er vele Afri- kaanders en Nederlanders die den strijd met ons hebben meegemaakt en die door omstandigheden verhinderd zijn om naar Zuid-Afrika terug te keeren en thans zonder bestaansmiddelen zijn. Wij weten dat het Nederlandsche volk ook reeds veel voor hen heeft gedaan, maar wij bevelen hen aan voor uwe verdere ondersteuning. Wij bevelen daarom onze zaak nogmaals in de belangstelling en liefde van het Nederlandsche volk aanwant veel blijft nog noodig. Londen, LOUIS BOTHA. 12 Dec 1902. J. H. DE LA REY. Ook uit een Brief van Br. Otte te Amoy (China). 111. De Geschiedenis van Ng Tsa Bo. Enkele jaren geleden verliet Ng-Tsa-Bo zijn ouderlijk huis, hetwelk ongeveer veertig mijlen ten noorden van Amoy is gelegen, om door arbeid op het rijker bevolkte eiland van Amoy in zijn onderhoud te voor zien. Van Chineesche zijde beschouwd, was hij een vrome man. Om zich zelven verdienstelijk te maken om zijn Buddhis- tisch geloof des te nauwkeuriger na te

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1