NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 34. 1902, Donderdag 18 December. 17e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISeH Bij flit wmier liehaart een Bjwissl. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTiËN De Sociiial-Deagiociaüe. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij. <lïe zich met 1 Januari op dit blad abonneei-en, ont vangen het tot dien datum gratis. De sociaaldemocratie heeft op steeds nieuwe scharen van aanhangers een be- tooverenden invloed. Zij wakkert den geest van ontevredenheid onder de massa's aan. Zij ondermijnt het christelijk be wustzijn van het volk. De stelling van het sociaaldemocratisch program: „Gods dienst is een particuliere aangelegenheid", schijnt slechts een dekmantel te zijn voor de atheïstische gezindheid die de partij beheerscbt. De geschriften der hoofdlei ders prediken het atheïsme, en zijn vol aanvallen op Christendom en Kerk. De geestelijke vader der partij, Marx, leert het materialisme der historie, tip beweert dat elk geestelijk leven slechts „weerspie geling is van economische, dus stoffelijke verhoudingen". Ook de godsdienst is slechts een weerkaatsing van maatschappelijke toestanden en heeft daarom volstrekt geen waarde: Godsdienst is niet privaat zaak; hij is privaat genoegen. In de plaats van den ehristelijken hemel komt de „hemel op aarde". Niet zelfverloochening en zelf overwinning wordt hier gepredikt, maar zelfzucht en zoo mogelijk grenzeloos genot. „Maak u dit leven hier recht pleizierig Er is geen hiernamaals, geen wederzien In de verspreiding van deze atheïstische gezindheid ligt het grootste gevaar voor ons volk. Ware de sociaaldemocratie niets anders dan een partij, met het uitgespro ken doel de belangen der arbeiders te be hartigen, dan ware tegen haar niets in te brengen. Maar zoo breDgt zij de volks consciëntie in verwarring en geeft voedsel aan den geest des oproers. Een omkeer ten goede schijnt zich weliswaar voor te bereiden, maar nog is de revolutionaire wapenkreet niet verstomd„Proletariërs van alle landen vereenigt u!" Nog ver hit het revolutionaire „einddoel" de hoof den. Nog wacht men op de eindelijko „benadering van eigendom van allen die vroeger bezitters waren". De staat kan tegen dezen geest der re volutie weinig uitrichten. Hij maakt slechts martelaars en verhoogt door overhaaste maatregelen de verbittering. Geest tegen geest! Ook deze partij zal de wereldover- winnende macht van het Christendom er varen. De pochende zelfverheffing waarmoe zij zich groot maakt, is reeds het begin van het einde. Verlaten van den geest van zelfverloochening en liefde zal zij niets groots voortbrengen en te gronde gaan door haar eigen onvruchtbaarheid. Maar zoolang zij nog bestaat, is zij een indrukwekkende vermaning voor de Chris tenheid om na te denken ovor het erfgoed van haar kracht. Onze tijd is gesteld voor een proefis ons Christendom slechts een Christendom van woorden of ook van de daad Ja, nog meeris het een Chris tendom slechts van aalmoezen geven, of een Christendom dat zich werkelijk neer buigt tot de eenvoudigen om hen als broe ders en welgezind de hand te reiken en hun belangen, als de eigen belangen, aan te vatten en te bevorderen Ja, daar aan kunt ge zien of de Geest van Christus werkelijk in u leeft. Be macht van den haat zult gij niet kunnen overwinnen, dan wanneer gij zelf overwonnen zijt door de liefde Gods in ChristusNog is alles te redden. Maar één ding is zekerniet onze be schaving zal ons redden, maar Het bovenstaande is ontleend aan het schoone boek „Christus en het moderne leven", van Pfenningsdorf, vertaald door VoorhoeveNijkerk bij G. F. Callenbach. Voor wie de geschriften bijv. van Kuyper, Rudolph, Ulfers eD v. Gheel Gildemeester kent, is dat geen nieuws. Maar het ziju hier oude wenken in nieu wen vorm, die wij zeer ernstig ter over weging geven. Vooral den jongeren onder ons roepen wij toe Aan het werk Leest en denkt na, en bespreekt deze hoogst-ernstige dingen in uwe Propa- ganda-clnbs. Onder de Duitsche geschriften over So ciaal-democratie beveelt de schrijver aan Oldenberg, de ziel der Duitsche Sociaal- Democratie, Leipzig Gainon. Schoffie. Uitzichtloosheid der Sociaal- democratie. Lorenz. De Marxistische Sociaal-demo cratie. Sombart. Socialisme en Sociale Beweging in de 19e eeuw. Gühre. Drie maanden fabrieksarbeider. Ziegler. Het sociale vraagstuk een zede lijk vraagstuk. 17 December 1902. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot verbooging van den accijns op het gedisteleerd. Do accijns per hectoliter gedisteleerd ad vijftig percent sterkte, bij art. 1 der wet van 27 Sept. 1892 bepaald op drie en zestig gulden, wordt verhoogd tot zeventig gulden. Daarvan wordt een verhooging der op brengst van f2.700.000 a f2.800.000 per jaar verwacht. Door branders- en distillateurs is her haaldelijk geklaagd over den zwaren druk, dien de bestaande bepalingen omtrent het stellen van zekerheid voor den accijns op bun bedrijf leggen. Inderdaad is bet den Min. gebleken dat de bepalingen nopens de zekerheidsstelling te bezwarend zijn. De Min. is dan ook van oordeel dat, zonder gevaar voor de belangen der schatkist, de borgtochten aanzienlijk kunnen worden verminderd. Daarom wordt voorgesteld het bedrag der te stellen zekerheid door den Min. van Financiën te doen bepalen. Braakensieks plaat in de van deze week zal wel algemeen een gullen glimlach hebben afgedwongen. Het tooneel stelt voor een gastmaal. Minister Kuyper is de gastvrouw. Rechts van hem zit zijn zoon Talma en tegenover hem zijn zoon (S)£«?(a)/»i«(n). Links van hem zit dr. Schaepman, en aan 'teind der tafel jhr. Lohman, bloeder der gastvrouw. Beide laatsten zijn gasten. Staalman maakt het nogal bont aan tafel, hetgeen door Schaepman in stomme ver bazing, door de «moeder" met zwijgende kalmte wordt aangezien, terwijl Talma steeds netter gaat zitten naarmate Staalman wilder wordt. Lohman krijgt ten slotte zoo met zijn zuster" te doen dat hij opstuift, den kleinen deugniet bij 'toor grijpt en hem toeroept: «Moet jij je moeder zoo treiteren Schaam je voor de gasten." De gastvrouw Kuyper zegt hierop »Kom broeder, het best is te doen alsof je 't niet hoort." En Talma vleit«Nietwaar oom, dan ben ik toch zoeter". Schaepman (en dit is wel het minst on juiste in de teekening) zwijgt. Voorzoover ook in dergelijke teekeningen het derde deel der vergelijking geldt, be hoort deze zeker wel tot de beste van den grooten meester-teekenaar. Sociaal' democratische uitzinnigheid Mr. Troelstra heeft gisteren het woord gehad. Kalm in zijn eerste speech, was hij woest in zijn repliek aan den minister. De N. R. C. zegt De minister had de rede van den heer Troelstra en het onderwijsbesluit van het sociaal-democratische congres te Groningen gequalifieeerd als een middel om in de antirevolutionaire onderwijskringen, stem men te winnen. Toen kwam over den heer Troelstra het oude vuur. Het congresbe- sluit, stoof hij op, had met heel zijne uit eenzetting geen woord te maken. Doch al ware dit zoo, wat was dan de redo van den minister meor dan eene insinuatie Fel woedde do toorn, dien de heer Troelstra over het hoofd van den minister los deed barsten. Alle middelen om offect te maken werden te hulp geroepen. Dan in zijn bankje, dan er naast, bewegelijk, soms in extase naar voren vallend, dan weer in wanhoop terug zinkend. Plotse ling draaide hij zich om, en do doordrin gende blik der dwepende oogen trof den minister, die achter hem zat. Hot eene oogenbllk de vuist gebald, iets later een vinger waarschuwend naar boven. Uit alle gebaren, uit elk woord sprak de intense verontwaardiging, de grimmige woede, waarmede hij den minister dacht te treffen. Ten slotte gingen de Standaard- artikelen n.b. een uitknipsel uit Eet Volk in diepe verachting verfrommeld met een smak op den grond, waar de heer Troelstra ze met de voeten vertrapte. En de jonge sociaal-democratische afgevaardigden keken in verrukking tot hun nieuwen leider in de Kamer op Onder de hedendaagsche openbare wer ken van wereldhistorische beteekenis be hoort naast de spoorwegverbinding tusschen Azië en Europa (de Siberische spoorweg) ook de afdamming van den Nijl. Zooals bekend is, bekeerseht de Nijl het grootste deel van de vruchtbaarheid van het dikwijls zoo dorre Egypte. Een lage Nijlstand be- teekent daar een onvruchtbaar jaar, de Nijl is voor Egypte het natuurlijke irigatie- element dat dikwijls faalt. Sinds 1898 is de Engelsche ingenieurs firma John Aerd en Oo. nu bezig met 23000 werklieden en ten koste van bijna 60 mil- lioen Holl. guldens den Nijl aftedammen en in Midden-Egypte een kunstmatig meer te vormen, dat de vruchtbaarheid zoo men hoopt en vertrouwen mag, onafhankelijk maken zal van den rivierstand. Men rekent dat, zonder onvoorziene om standigheden, het volgend jaar dit werk zal zijn voltooid, en de Engelschen, niet schroom vallig om eigen lof te verkondigen, zeggen daardoor meer voor de welvaart van het land der pyramiden en woestijnen gedaan te hebben dan al de Farao's der oudheid. 'tKan waar zijn, maar de hulpmiddelen zijn ook meer. V. 1). in de Middelburgsche Courant beschuldigt ons volk dat' het „de zege praal van Juni 1901 beschouwde als het doodvonnis over den gevloekten leerplicht". Dat is een onjuiste voorstelling. In 1901, niet alleen, maar reeds terstond na de indiening der leerplicht»^ hebben wij tegen bare indiening geprotesteerd. Wij zullen onze bezwaren tegen die wet niet meer ophalen. En ons volk heeft wel degelijk deprin- cipiëele fout dezer wet doorzien, beter dan de hoogst verlichte leiders der liberale partij. Doch zoodra de wet er was hebben wij onze lezers op hunne roeping gewezen deze wet te gehoorzamen. Een «gevloekte" leerplichtwet was het der halve niet, al voelden velen den onnoo- digen dwang die ze oplei. Had V. D. dus geschreven over „het doodvonnis van de gevloekte leerplichtwet", dan zouden wij hem met de feiten hebben kunnen aantoonen dat hij zich vergist. Maar hij maakt het nog erger. Hij spreekt van „gevloekte leerplichten dat is nog grover onjuistheid. Ons volk is niet tegen leerplicht. Integen deel het is er voor. Het aanvaardde dien leerplicht bij de doopsbelofte. Het tegen deel dus van gevloekte leerplicht, Gods kind zegtgezegende leerplicht. Dien leerplicht willen wij niet weg hebben. Maar wel zouden wij de leerplichtwet gewijzigd willen zien. En ook dit heeft onze en veler stem bepaald bij de verkiezingen. Wil nu de minister deze wet nog eerst wat zien werken, ons wèL %.,v. Misschien overtuigt hij er de voorstan ders dier wet nog wel mee. Niet onmogelijk dat menigeen onder dezen, de wet in werking ziende, zegt neen maar dat kan zoo niet, en dit moet andersen zoo zouden wij een gewijzigde leerplichtwet kunnen krijgen of een andere leerplichtwet die allen bevredigt. Wij voor ons zullen waar 'tpas geeft op de dwaasheden dier wet blijven wijzen. „Veelvuldige verwaarloozing" en „on geregeld schoolbezoek" worden door deze wet voorkomen, zegt de Regeering. Maar bewijst dit nu dat zij de wet zoo als zij daar reilt en zeilt goed vindt? Laten V. D. of de V. D. niet te vroeg in de handen klappen, want zoo ver is 't nog niet. Bovendien ons volk is niet tegen deze wet omdat zij „veelvuldige verwaarloozing" en „ongeregeld schoolbezoek" tegengaat maar om andere redenen. En die andere redenen zijn bij de Re geering bekend, onze ministers en a. r. Kamerleden beamen ze, wij hebben niets anders te doen dan er te rechter tijd eens aan te herinneren. V. D. wrijve ons nooit meer teleurstel ling of onnoozelheid aan, of onwil tegen leerplicht. Meer dan hij en zijn geestverwanten hebben de onzen, door het offeren onzer dui zenden en miljoenen voor goed onderwijs, voor onze kinderen en daarna nog eens voor de kinderen der neutralen, van onze belangstelling in leerplicht blijk gegeven. Gevallen engelen. Thans zijn er al vier predikanten van de gereformeerde Staatskerk in Zuid Afrika die tot de landverraders gerekend worden. De Kaapsehe correspondent van De Tele graaf noemt ze Voorop S. J. du Tolt de bekende Du Toit uit het tweede driemanschap dat in 1880 de gast was van Prins Alexander. Na Du Toit „den fameusen Paarliet", noemt hij Adriaan Hofmeyer vroeger te Wynberg, thans zonder bekende woonplaats, zelfs door de Jingo's niet langer berschermd. Dan De Villiers uit Hartebeestfontein (Transvaal). En eindelijk Vlok van Piquetberg (Kaap kolonie). «Drie dezer hebben hun «wickedness" met een politieken mantel bedekt en zijn door de Engelschen tot martelaren en hei ligen verheven. Dat kon de Villiers niet doen: hij had een bepaald vonnis van de Synode en zijn daden waren te bekend. Hij is dus de eenige der gevallenen, die niet genoemd wordt. Maar de anderen wel men kent ze genoeg. Met Adriaan Hofmeyer hebben de Engelschen het op allerlei wijzen geprobeerd, maar hij deugde nergens voor men zegt dat zijn oude ondeugd te veel domineerde om ergens succes te hebbenzoo'n man in een vrouwen en kinderenkamp was als een wolf onder de kudde. En S. J. du Toit is thans ook van allen verlatenwe weten niet wat Rhodes hem nagelaten heeft misschien zijn groe ten althans »Di Patriot", dat infame blad tot verkrachting van taal en ontaarding van volkskarakter is nog niet herboren, evenmin als «De Kolonist", die ook onder du Toits directie stond. Ds. Vlok kon men geen bepaalde ondeug den ten laste leggen wel karakterloos heid en harteloosheid. Een man, die twintig jaar herder eener gemeente is geweest en in de ure des gevaars zijn gemeente niet wil begrijpen, baar den rug toekeert, is karakterloos. Hij verloochende de groote wet, dat bloed dikker is dan water en ging zoo ver, dat hij het geweer opnam en in de loopgraven ging om Afrikaanders te gaan schieten. Voorts hield hij niets dan politieke preeken, waarin hij de Afrikaanders huiche laars noemde en scherp partij koos tegen de Republikeinen. Eindelijk nog was hij het, die in een vergadering op zwaardere straffen voor de rebellen aandrong. Hieruit is gemakkelijk af te leiden, welk een ontzettende spanning er te Piketbeig lieerschte. Thans is de zaak opgelostVlok krijgt 1000 p.st. ineens en 150 p.st. per jaar levenslang treurig voorwaar, dat zoo'n man het zoo goed krijgt: voor f1800 per jaar kan hij in Europa een gemakkelijk leventje leiden. Bovendien hebben de jingo's een Vlok-fonds gesticht, waarin de stichter, kapitein Logan, dadelijk 100 p.st. stortte. Wat mij 't meest grieft, is het beginselin zulke quaesties, nl. dat de gemeente noch de Synode het recht hebben een predikant af te zetten, wanneer de verhouding tus schen leeraar en gemeente onmogelijk is geworden tenzij ondeugd, misdaad of ketterij in 't spel is." Merkwaardig is de letterkunde onzer Vlaamsche buren, die een tijdperk van ontwikkeling schijnt te beloven. Deze week verscheen bij C. A. J. Van Dishoeck te Amsterdam een boek, geschre ven door Herman Teirinck en getiteld „«te wonderbare wereld Op de eenvoudige donkergroene kaft ziet ge in verguld Adam en Eva, tusschen hen in staat de boom der kennis in rood en goud, beladen met appelen, en in 't midden een doodshoofd. De achterzijde wordt met een slang versierd. Papier en lettersoort en uitvoering herinneren aan de zestiende eeuw. En de inhoud Merkwaardig! Ziehier als proeve de beschrijving van een populier in een land schap „Op den heuvel hooge stond een popu lierken alleen en keersrechte in de lucht. Kondomme lag het wijde land, breed en verre reikend, het schoone land. Daar waren effen partijen koolzaad, gele vierkanten, die lachten in den zonneschijn, en wiegende korenvelden, wiegend met de winden mee, op- en neerwaarts; en groene plekken hier en daar, jong loof en hooge patodders of donkere klaver, er langs henen beekjes, onregelmatige weiden, kleine boschjes. Daar waren wegen, klaar geverfd; zij liepen rechts en links naar roode en witte huizekens, de een mager gezaaid in het vrije landschap, de andere tkoope geschaard rond torenkens met blauwe daken, zij kronkelden door het heele gedoen, doken zich achter bermen of boomen en kropen verder were te voorschijn, kleine paadjes schoten uit hun zandige kanten het be vruchte land in en kwamen te lore in de opene beemden. Dweers door de dorpen en 't land lag de heerweg met zijn roten olmen en zijn omgroende grachten en van verre zag men de wagens er op afzakken, langzaam met aangroeiend en rotelend lawaai, of paarden met hun klinkende stappen, of stille koeieD met het galmend djakkege- klets. En allerwege op groote afstanden zag men de menschen zich verroeren. Hier stond het populierken keersrechte in de lucht. Omme ging de tijd. Over 't groeien van dat leven alom, en 't vergaan. De jaren zwingelden voorbij met eentonige dagen en nachten, zonne en regen, bloemen en sneeuw. En 't po pulierken geraakte hooger en hooger, kreeg stil aan een knoestige korste rond zijnen stam en een kroon van stillere takken. Maar met den tijd die vredig ommeging, schoten de blaarkens open, ontvouwden zich in den voorjaarswind, en gingen aan het orgelen, en vredig met den tijd, kwam een gulden floers er over hangen, tot ze wemelend rondwirrelden in bonte jacht, in waaiende tochten, overend den heuvel af. Dan werd het rust in doode luchten. En het herbegon". Is dat niet een fijn Vlaamsch letterkundig schilderijtje

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1