NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 27. 1902.
D
17e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het antwoord der Begeering.
FEUILLETON.
NAAR SCHOOL.
el ken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p, p. 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DEI^ FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dat de antirevolutionaire partij niet van
plan is hare zelfstandigheid tegenover dit
coaiitie-kabinet prijs te geven, hebben wij
als een teeken van kerngezond staatkun
dig leven begroet.
Nimmer mag onze partij fusie- of coali
tiepartij worden.
Zij moet steeds elk wetsontwerp, elke
daad, elke nalatigheid van welk kabinet
ook, toetsen aan de antirevolutionaire be
ginselen; en het program van actie in den
zak dragen om iedere troonrede te beoor-
deelen naar de wenschen die in de partij
op den voorgrond treden en waarvan de
programs van actie en urgentie de organen
zijn.
Niet om de regeering voor te schrijven
wat het volk verlangt, maar om als volks
vertegenwoordiging de regeering te bepalen
bij wat in 't belang des volks in wetgeving
of algemeenen bestuursmaatregel diende
gedaan of door de regeering dreigt te zullen
nagelaten worden.
Daarom deed het ons ook aangenaam aan,
de antirevolutionaire partij reeds in de scetiën
het voorpostengerecht te zien leveren hare
klacht te zien indienen over de wel wat
lang uitblijvende toezegging der vrijheid
van het lager onderwijs.
Klare wijn werd geschonken.
En ook dit zij met genoegen vast
gesteld dat deed de regeering ook. Zij
toch heeft in hare Memorie van Antwoord
op hetgeen in het voorloopig verslag over
het Lager Onderwijs voorkwam, als volgt
van bescheid gediend
«Niet zonder ingenomenheid viel voorts
uit het Voorloopig Verslag af te leiden,
dat de vrijmaking van het onderwijs (gelijk
deze door dit Kabinet in zijn Regeerings-
program werd geschreven) in de afdeelingen
der Kamer niet alleen geen bestrijding
ontmoette, maar zelfs zoo warm werd voor
gestaan, dat het niet reeds voor dit zitting
jaar aankondigen van voorstellen óók tot
vrijmaking van het lager onderwijs, niet
naliet gewaarwordingen van «teleurstelling
en bezorgdheid" te wekken. Met name
het plan om aan eene Staatscommissie het
onderzoek op te dragen naar eene betere
ineenschakeling van de verschillende deelen
van het onderwijs baarde blijkbaar vrees voor
vertraging, zoo niet voor uitstel. Mits men
2)
«Nu, zóó heeft uw gave voor God niet
de minste waarde. Even goed, beter nog,
zoudt gij niets kunnen geven. Indien gij
dacht: 't Is de Heere, die mij dagelijks
voedt en kleedt, die mij en de mijnen de
gezondheid en het leven schenkt, die mij
kracht tot den arbeid geeft, die mij meer
laat verdienen dan ik strikt noodig heb.
Waar brood en water alleen voldoende zou
zijn om mij in 't leven te behouden, daar
schenkt Hij mij, behalve meerder voedsel,
nog huisvesting en kleeding en talloos vele
weldaden en zegeningen bovendien. Met
dankbaarheid wil ik dus elke gelegenheid
aangrijpen om iets af te staan (van 't geen
mij eerst geschonken werd; wat dienst kan
doen ter verheerlijking en tot verbreiding
van den nooit volprezen Naam van Hem,
van Wien alle goede gaven komen
«Houd op,|dominé, 'k geef het dadelijk toe,
zóó moest een mensch er meer onder ge
steld zijn Maar gelooft u werkelijk, dat
de Christelijke school onmisbaar is, waar
het geldt de verheerlijking Gods en de
uitbreiding van Zijn Koninkrijk
«Zeker geloof ik datdaar twijfel ik
zelfs geen oogenblik aaneven zoo goed
als 't bij mij vast staat, dat Christelijk
onderwijs voor u onmisbaar is om uw
doopsbelofte na te komen. Gij hebt beloofd,
uwe kinderen in de Christelijke leer te
onderwijzen of te doen en te helpen onder
wijzen. Indien gij nu het verband dat er
zijn moet tusschen school en huisgezin wèl
in het oog houdt, is het voor u een onmo
gelijke zaak uw kind naar de Staatsschool
het meer uitgebreid lager onderwijs, en
evenzoo het herhalingsonder wijs buiten re
kening late, mist die vrees echter eiken
grond.
Het gewoon lager onderwijs is een vaste
hoegrootheid, die niet voor verschuiving
of grenswijziging in aanmerking komt. De
snellere of tragere pas waarmede bedoelde
Staatscommissie, wordt ze benoemd, haar
weg zal afloopen, zal uit dien hoofde van
geen invloed hoegenaamd zijn op de tijd
ruimte, die noodig zal .blijken, om het
wetsvoorstel tot verdere vrijmaking van
het lager onderwijs in staat van wijzen te
brengen. Al is dan ook de hoop in het
Voorloopig Verslag op bladz. 4 uitgespro
ken, dat de Regeering in deze Memorie
reeds het tijd stip zou kunnen aangeven,
waatop het desbetreffend wetsontwerp de
Kamer zal kunnen bereiken, uit den aard
der zaak in letterlijken zin niet voor ver
wezenlijking vatbaar, toch acht de Regeering
zich niet aan te gewaagde toezegging schul
dig te maken, zoo zij de verwachting uit
spreekt, dat bedoeld wetsvoorstel reeds in
de eerstvolgende Troonrede zal kunnen
worden aangekondigd.
Evenmin schroomt zij nu reeds te ver
klaren, dat de strekkiDg van dit wetsvoor
stel zal moeten zijn, om de in 1889 door
het Kabinet Mackay zoo gelukkiglijk on
dernomen poging tot oplossing van de
schoolkwestie, thans met name ook in dien
zin voort te zetten, dat de verbetering van
de positie der bijzondere onderwjjzers met
de verdere ontlasting van de schoolbesturen
gelijken tred houde. De positie van het
onderwijzend personeel bepaalt in niet ge
ringe mate de beteekenis van het volks
onderwijs voor onze nationale ontwikkeling,
en het is uit dien hoofde eisch, dat de wet
ook aan de bijzondere onderwijzers zeker
heid geve, dat de door de Overheid aan
het bijzonder onderwijs geboden en te
biedeD steun ook hun naar vasten maatstaf
ten goede kome. Hoe hoogelijk het toch
te waaideeren zij, dat tal van bijzondere
onderwijzers in de eerste «Drang und Sturm-
periodo", ter wille van hun overtuiging,
alleszins heroieke offers hebben gebracht,
zulke offers mogen niet langer gevergd
worden, nadat de periode van »pays en
vröe" op schoolgebied is ingetreden. Iets
wat te meer klemt nu de geheel veranderde
evenredigheid tusschen het aantal onder
te zenden en dan tegelijkertijd te doen wat
gij bij den Doop beloofd hebt."
»Maar, dominé!"
«Zeker, 't is zoo als ik zeg. De School
is de voortzetting van het huisgezin. Tehuis
zult gij uw kinderen opvoeden in de vreeze
des Heeren, gij zult ze leeren hunne knieën
te buigen voor God Almachtig en te zwichten
voor Zijn Woord. GoedNu wordt het
schooltijd en ge zendt uw kind naar school.
Wat hoort het daar Daar hoort het
«Daar hoort het niets, maar daar leert
het eenvoudig lezen, rekenen en schrijven
viel Volders dominé in de rede. „Om een
kind te leeren dat twee maal twee vier is,
daar komt in 't geheel geen godsdienst bij
te pas. Voor een Jood, voor een Roomsche
en voor een Heiden is en blijft twee maal
twee vier. Ze leeren dus op school altijd 't
zelfde of een school Christelijk is of niet."
«Laat dit met rekenen zoo zijn, is het
daarom b. v. met de Vaderlandsche geschie
denis evenzoo Wie wijst uw kind op de
bijzondere leidingen Gods met ons land,
tijdens den tachtigjarigen oorlog Op welk
een toon wordt er gewag gemaakt van den
Potentaat der Potentaten, met wien Prins
Willem een vast verbond had gemaakt?
Denkt ge dat een kind het ook, om eens
iets anders te noemen, niet voelt dat,
welk boek het ook in handen krijgt, de
Bijbel hem stelselmatig onthouden wordt?
Denkt ge dat het niet merkt, dat men hem
de namen inscherpt van de uitvinders van
stoommachine en luchtballon en hij hoort
Zelfs dit geven wij niet toe. Zie o. a.
het referaat van den heer Rumscheidt in de
„Chr. Familiekring'' van dit jaar. Red.
wijzers en het aantal beschikbare plaatsen
van schoolhoofd voor verreweg de meesten
het uitzicht om als schoolhoofd tot betere
positie op te klimmen, afsnijdt. Of het
daarom gelukken zal, zonder Grondwets
herziening, nu reeds tot de finale oplossing,
in den geest van het bekende Unierapport,
te geraken, valt vooralsnog niet te beslis
sen. Hiertegen zjjn bedenkingen gerezen,
die het dusver nog niet gelukt is uit den
weg te ruimen. Maar al mocht dit, ook
door dit Kabinet uit overtuiging voorge
stane, plan niet aanstonds voor volledige
uitvoering vatbaar blijken, overbrenging
op het Rijk van de minimum-salarissenen
de wettelijke verhoogingen, mits onder af-
doenden waarborg, dat deze dan ook niet
in de kas der schoolbesturen vervloeion,
maar aan de onderwijzers worden uitbe
taald, zal, naar men vertrouwen durft,
technisch op geen onoverkomelijk bezwaar
stuiten, zoodra bljjkt dat de financiën van
het Rijk in staat zullen zijn den geldelij-
ken last, die hieruit zal voortspruiten, te
dragen. Intusschen spreekt het vanzelf,
dat eene wettelijke regeling, als hier be
doeld, ook de openbare onderwijzers zal
moeten omvatten, eene omstandigheid, die
deze regeling in aanraking met de uit-
keeringswet zal brengen en haar juist daar
door veel ingewikkelder maakt, dan bij den
eersten oogopslag schijnt.
Al debiteert men toch de rekening der
gemeenten voor hetgeen alsdan voor de
minimum salarissen en de wettelijke ver
hoogingen aan het Openhaar Onderwijs
door het Rijk zal zijn ten koste te leggen,
toch zal ten gevolge van de toeneming der
bevolking de door het Rijk te betalen som
elk jaar eene belangrijke vermeerdering
ondergaan die wel de gemeentekassen ont
last, maar waarvoor de Rijkskas dan ook
moet kunnen goedspreken, terwijl tevens
miet uit het oog mag worden verloren, dat
vermoedelijk het bijzonder onderwijs zich
ten gevolge van zulk een maatregel op
niet onbeduidende wijze zal uitbreiden, en
dienvolgens ook zijnerzijds telken jare aan
zienlijk grootere bedragen uit 's Rijks kas
vorderen zal. Vooral dit accres, zoo bij
het openbaar als bij het bijzonder onder
wijs, zal de schatkist op zeer bedenkelijke
wijze drukken. Al werd toch de voor-
loopige berekening bevestigd, dat bedoelde
maatregel het eerste jaar slechts f2.017.185
ze prijzen als de weldoeners der menschheid,
terwijl de Naam van den Verlosser van
zondaren met opzet voor hem verzwegen
wordt Men zal de kinderen wèl leeren,
met eerbied te spreken over onze groote
veldheeren, men zal ze wèl leeren hun moed
en doodsverachting te bewonderenmaar
men vergeet, neen men wil niet, erger nog,
men mag niet eens, tot hen spreken van
Hem, of over Hem, die Dood en Hel eens
overwon, en Zijn lichaam ter kruisiging
overgaf, opdat Hij zondaren zou redden van
het eeuwig verderf."
«Ja, dat is nu eenmaal goed en wel, en
daar is veel van aan, maar ik zeg dan toch
óók weerdaar gaan ze voor op de cate
chisatie en op de Zondagsschool."
«Ge hebt gelijkeen gansehe week wijden
énkel aan de tijdelijke belangen van het
kind, en dan zien Zondags de scha weer
in te halen. Minstens twintig lesuren be
steden om op de hoogte te komen met
dingen van dit leven, en dan één catechi
satie-uur er tegenover te stellen, om in dat
óéne uur de dingen der eeuwigheid te
leeren omvatten 'k moet zeggen, Volders,
ge hebt gelijk, volkomen gelijk, man
Volders zweeg en keek voor zichwat
zou hij hierop ook kunnen antwoorden
«Stel je eens een huismoeder voor, Vol
ders," begon dominé opnieuw, «die het eten
moet bereiden voor haar talrijk gezin. De
één wenscht niet veel zout, terwijl de
andere gaarne iets hartigs mag hebben.
Het ieder naar den zin te maken,- gaat
niet. «Ik weet het goed gemaakt," spreekt
moeder de vrouw nu, «ik geel voortaan door
de week geen zout meer in 't eten, maar
dan zullen we voortaan ook Zondags enkel
zal vorderen, in het zesde jaar zal dit be
drag, indien geen andere uitweg gevonden
wordt reeds tot f 6.537.685 geklommen zijn.
Uit dien hoofde eischt de voorbereiding
zelfs van dezen voorloopigen maatregel
omvangrijke en nauwkeurige berekeningen,
ook afgezien van het nader onderzoek of
de finale oplossing niet nog aannemelijker
zou zijn, en het is uit die oorzaak, dat
aan eene besliste aankondiging van wat zal
worden voorgesteld reeds in de Troonrede
van dit zittingjaar van verre niet te denken
viel. Waarom dit had moeten nopen, om
voorshands van elke poging tot vrijmaking
ook van het middelbaar en hooger onder
wijs af te zien, is in het Voorloopig Ver
slag niet nader toegelicht en valt op zich
zelf niet in te zien. Voor deze gewichtige
deelen van het onderwijs was tot dusver,
met uitzondering van het aan enkele bij
zondere gymnasia toegekende diplomeerings-
recht, nog niets gedaanvan aanzienlijke
geldelijke offers is hierbij geen sprake
met de gemeentefinanciën komt men hier
bij niet in aanrakingen juist wijl de
maatregelen voor het lager onderwijs te
nemen, als zeer ingewikkeld van aard,
veel lóngere overweging en voorbereiding
vorderden, scheen het raadzaam wat nu
reeds voor afdoening vatbaar was, onver
wijld aan de orde te stellen.
Hetzelfde geldt van het in gereedheid
gekomen wetsontwerp tot verzekering van
pensioen aan de weduwen en weezen van
openbare en bijzondere onderwijzers, als
mede van de bijzondere onderwijzers zelve.
Dit wetsontwerp op te houden tot na de
inwerkingtreding van bovenbedoelde wette
lijke regeling van de Rijksuitkeering der
minimum-salarissen en wettelijke verhoo
gingen, of ook van de invoering der finale
oplossing, ware noch billijk noch voorzichtig
geweest. Niet billijk tegenover de weduwen
en weezen der openbare onderwijzers, voor
wie geen reden tot uitstel bestond en even
min voorzichtig, overmits uitstel van behan
deling tot in het derdejaar eener wetgevende
periode, waarin de Kamer gewoonlijk met
arbeid overladen is, de kans op afdoening
allicht zou verminderd hebben. Daar de
besturen der bijzondere scholen de premiën
der bijzondere onderwijzers op hun bijdragen
zullen gekort zien mag worden ondersteld
dat zij deze aanvankelijk niet van de te lage
traktementen zullen aftrekken, en dat de
zout etenieder kan dan naar welgevallen
veel of weinig er van nemen." Wat zou
je zeggen, als je vrouw zóó eens redeneerde?"
»'k Zou er mij niet best in kunnen vinden,
dominé," moest Volders lachende toegeven.
«En toch is de Openbare School gelijk
aan zulk een huismoeder. Maar, helaas,
evenals men in bovengenoemd gezin spoe
dig een walg van het zout had, zoo krijgt
het kind weldra een walg van Gcd en Zijn
dienst, omdat het dit als iets op-zich-zelf-
staands gaat beschouwen. Zoo echter alles
doortrokken is van de vreeze des Heeren,
dan zal de godsdienst het welgevallig zijn
en aangenaam voor 't gemoed."
«Ja, ja, dominé kan alles goed berede
neeren ik kan er natuurlijk niet tegen op,
ik heb dat zoo niet geleerd," zei Volders,
om toch iets te zeggen. Hij begon in te
zien, dat dominé het bij het rechte eind
had, maar hij gaf het niet graag op, en werd
zoodoende verlegen met zichzelf.
«Hoe is het mogelijk, man", zei vrouw
Volders nu, „dat je 't niet opgeeft, en zegt
dat je overtuigd ben."
ȃr is dan wel veel noodig om jou te
overtuigen."
«Dat is er ook."
«Eens iets anders, Volders," zei dominé,
al weer het woord opvattend, «ge kent het
gebod van den Heere JezusLaat de kin
deren tot Mij komen, en verhindert hen niet,
want derzulken is het Koninkrijk Gods.
Gelooft ge niet, dat ge uw kind verhindert
tot den Heiland te komen door het naar de
Neutrale School te zenden
«Dat weet ik niet, hoe denkt u dat zoo
«Wel, gij laat toe, dat het kind op school
weer afgeleerd wordt, wat het thuis geleerd
hoogere som van drie kwart raillioen, die
deze besturen dit jaar ontvangen zullen,
hen zeer wel in staat zal stellen deze
betrekkelijk niet hooge mindering in bijdrage
tijdelijk te lijden. En mocht dit onverhoopt
niet het geval zijn, dan ware nog altoos te
overwegen, of of in bedoeld wetsontwerp
de toepassing op de bijzondere onderwijzers
niet op lateren termijn kon worden gesteld
iets wat de Regeering intusschen met het oog
op de weduwen en weezen, die hiervan het
slachtoffer zouden worden, ten zeerste zou
betreuren."
Wij verheugen ons over deze uitvoerige
en duidelijke openlegging van zaken, waar
door op niet genoeg te waardeeren wijze
aan allen twijfel een einde is gemaakt en
hopen op deze belangrijke mededeeling
spoedig nader terug te komen.
1 December 1902.
De heer W. J. J. Koole deed een nuttig
werk door in de Middelburgsche Courant
de klachten over werkloosheid en de
eischen tot werkverschaffing van gemeente
wege eens onder handen te nemen en voor
aller oog tot zijn ware gedaante terug te
brengen, zonder de meer en meer in ge
bruik komende opblazerij.
Piquant en waar is het slot van het
schrij ven van den heer Koole aldus
Gij spraakt van een ernstige kwestie.
In hetzelfde nommer van de M. C. waar
de behandeling dier ernstige kwestie aan
gekondigd wordt, komt het bericht voor,
dat den volgenden avond Zondag
een zanguitvoering zou besloten worden
met een bal, geleid door hetzelfde bestuur
dat die ernstige kwestie aan de orde stelt.
Twijfelt ge met mij niet aan den ernst
van den klagenden en rekwesteerenden
bestuurdersbond, als zijn Volksstem op
Zondagavond een bal geeft?"
De komende week brengt ons niet alleen
de algemeene beraadslagingen over de Staats-
begrooting, maar ook de geopende stembus
voor het district Leiden.
Een zuivere partijstemming belooft de
stembus.
Het aantal candidaten, oorspronkelijk vijf,
is nu voor de herstemming teruggebracht
tot twee.
wordt; tracht gij het geloof in 't jeugdig
hartje te zaaien, op school wordt het onge
loof er met veel kwistiger hand over heen
gezaaidgij tracht het ongeloof uit te roeien,
maar de onderwijzer doet willens en wetens
of zonder erg niets anders dan het geloof
den wasdom benemen. Om u ook dit met
een voorbeeld duidelijk te makenZeker
echtpaar was in *t bezit van een klein
plekje gronds. Nu gebeurde het op zekeren
dag dat de man het tuintje omspitte en er
worteltjes in zaaide, wijl zijn vrouw daar
zoo veel van hield. Binnengekomen ver
telde hij wel aan zijne echtgenoote dat hij
het tuintje omgespit had, doch niet dat hij
't al bezaaid had, dat wilde hij verzwijgen
tot dat de worteltjes op zouden komen.
Dan zou het een verrassiEg zijn voor zijne
vrouwDeze dacht echter, nu mijn man
het omgespit heeft, zal ik er stilletjes eens
wat op zaaien me dunkt, ik zal wat slazaad
halen mijn man houdt zooveel van sla. Zoo
gezehd, zoo gedaan. Na verloop van enkelen
tijd ging de man eens kijken, of er al iets
boven den grond uitkwam, en ja, daar zag
hij enkele jonge scheutjes. Maar 't waren
geen worteltjes, dat zag hij aanstonds, dus
't was onkruid, meende hij. Haastig trok
hij de eerste sprietjes uitMet zijn vrouw
ging het evenzoo. Gevolg was dat er niets
opkwam
«Zóó gaat het nu ook bij de kinderen
van Christenouders, als zij hun kroost over
geven aan ongeloovige onderwijzers. De
een (de ouder) zaait het geloof, de ander
(de meester) het ongeloof en wat is
nu het gevolg? Dat gij Gods woord hebt
krachteloos gemaakt door uwe inzetting."
Wordt