No. 18.1902. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Dinsdag 11 November. 17e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN Voor Van Harn. De Kracht der Revolutie. KLKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Ingekomen bij G. Tramper Krabbendijke Gevonden in de collecten Geref. Kerk Krabbendijke f 1 en f 0,50gevonden in de collecte Geref. Kerk Borssele f 0,50 N. N. Borssele f 0,25N. N. Borssele f 0,25 En bij de redactie N. N. te Wol- fertsdijk f 2,50van J. W. te Kruiningen f 1. Totaal met 't vorige f 353,96r'. Er is geen terrein des levens, waar niet de zonde haar verderfelijken invloed meer of minder krachtig heeft doen gelden. In de Revolutie van 1789 is zij brutaler dan ooit op het publieke terrein van staat en maatschappij opgetreden, en heeft voorts in kerk en school de eene verwoesting na de andere aangericht. Roeping der Christenheid is alzoo met nauwkeurigheid de doorwerking der revo lutiebeginselen na te speuren, om hun triumf voor de toekomst te stuiten. Maar dit breken van de kracht der Re volutie zal te eer gelukken, indien men in staat blijkt tegenover de afbrekende kracht der zonde te stellen de opbouwende kracht des geloofstegenover het negatieye be ginsel der Revolutie het positieve beginsel van het Evangelie Gods. Ook nu, ja meer dan ooit, nu de Chris telijke grondslagen van ons volksleven in rechtstreekseh gevaar komen door de onder mijning van wege het ongeloof, moet de Christen blijken te zijn het zout der aarde, dat in staat is het voortkankerend bederf tegen te gaan met kracht. De bolwerken moeten worden versterkt, die kracht van tegenweer bezitten tegen den verwoestenden aanval. Eén dier bolwerken is het Christelijk huisgezin. In het huisgezin moeten de zaden van geloof en deugd worden gekweekt, die maat schappij, staat en kerk de heerlijkste vruch ten kunnen leveren. Maar daarom ook moet van Christelijke zijde het huwelijk en het huwelijksleven heilig worden gehouden. Het huwelijk heeft een maatschappelijke zijde, zeer zeker, even goed als een geeste lijke zijde. Het regelt uitwendige rechtsbetrekkingen en heeft invloed op bezit en erflating. Yan onze zijde is dan ook nooit bezwaar gemaakt tegen de inmenging der Overheid, en is veeleer het burgerlijk huwelijk be vorderd dan bestreden. Het huwelijk wortelt voor ons in de Schepping, behoort tot het rijk der natuur en niet tot dat der genade en valt als zoo danig dus ook rechtstreeks onder de bur gerlijke wet. Maar die wet heeft in dezen toch ook met do ordinantie Gods te maken, en daarom met de geestelijke zijde van het huwelijk. En hier is het, dat de Revolutie haar ont bindende, verwoestende kracht wil oefenen. Zij ijvert voor het gemakkelijk maken der Echtscheiding. Voor de revolutionairen is het huwelijk geen instelling Gods, slechts een contract tusschen twee personen die elkaar op 's levens weg toevallig ontmoeten. Ons huwelijksformulier meent het nog heel ouderwetsch, »dat God nog heden daags aan een iegelijk zijn huisvrouw als met eigen hand toebrengt". Maar de moderne wereld wil daarvan niets weten. Gelijk elk contract slechts tijdelijk kracht van wederzijdsche verplichtingen bezit, al- zoo behoort het ook bij het huwelijk te zijn. Naar luid der Schrift mag slechts hoererij en verlating reden tot echtscheiding wezen. En nu reeds bevat art. 264 van het Burgerlijk Wetboek ruime bepalingen ten aanzien der echtscheiding, maar hiermee stelt het revolutiebegxnsel zich niet tevreden. In ons land is het vooral de oud-minister S. v. Houten geweest, die heeft aange drongen op het gemakkelijk maken der echtscheiding. En sedert hebben zich onder de revo lutionaire partijen meermalen stemmen verheven in denzelfden geest. Thans meent Dr. Cornelia de Lange, bij de warme aanbeveling van een Duitsch werk in 't Sociaal Weekblad, dat ieder het met de schrijfster van dit werk eens moet zijn, »dat het beter is den echt te verbreken dan zich door dezen te laten breken." In een disharmonisch huwelijk moet daarom de gelegenheid tot scheiden worden ver gemakkelijkt. Mej. De Lange zou echter op niet ge ringen tegenstand mogen rekenen, indien ze, lid der Kamer zijnde een voorstel deed tot wijziging van 't Burgerlijk Wetboek. Reeds het eerste beginsel der logica gaat tegen de redsneering van de voorstanders der echtscheiding in. Men waant disharmonische huwelijken te kunnen voorkomen voor de toekomst, indien de mogelijkheid van scheiding bestaat. Maar men vergeet, dat in dat geval juist de ernst, die thans zeer dikwijls voorzit bij 't sluiten van een huwelijk, er duchtig onder zou lijden. Te weten, dat men een stap doet voor zijn leven, maakt bedachtzaam, kan ten minste bedachtzaam ja uitorst voorzichtig maken. Het is zeer twijfelachtig, of'dié voor zichtigheid zich zou toonen, indien men zekerheid bezat, dat zoo spoedig mogelijk het huwelijk weer kon worden ontbonden. Klem op het geweten echter legt de Christelijke beschouwing van het huwelijk. In dat huwelijk ziet de Heilige Schrift een beeld van de eenheid van' Christus en Zijne Gemeente. Leeft dit besef bij bruidegom en bruid, en blijft dit gedurende het huwelijk kracht oefenen bij man en echtgenoote, dan wordt er geen behoefte gevoeld aan 't ontbinden van den echt, aan 't gemakkelijk maken der scheiding. Het is de Christelijke beschouwing van het huwelijk, die nog steeds in staat blijkt het huwelijksleven, het leven des gezins, te doen bloeien. Dure roeping blijft het alzoo van Kerk en Huisgezin, om bij toekomstige eehtge- nooten eerbied te wekken voor de heilige instellingen Gods, waarvan het huwelijk niet de minste in waarde is. Een kachtige dam zou worden opge worpen tegen den stroom van onchriste lijke en daarom onzedelijke practijken, die thans in ongeloofskringen (daar alleen?) meer en meer veld winnen. Niets minder dan het geluk van ons nageslacht, van onze eigen kinderen, is er mee gemoeid. 10 November 1902. De omstandigheden leiden er toe dat, meer dan gewoon, de aandacht gevestigd is op een onzer openbare instellingen, de Vrije Universiteit. Niet dadelijk, toen in 1880 de Vrije Universiteit optrad met haar roeping tot souvereiniteit in eigen kring, werd de beteekenis van zoodanige actie begrepen. Dat de Vrije Universiteit binnen nog geen kwart eeuw de wijkplaats zou kun nen zijn, de eenige wijkplaats, voor ouders die hunne kinderen niet wenschten te offeren aan de goden dezer eeuw, wie die het voorzien kon Dat de Vrije Universiteit, het eenige bolwerk vormen zou tegen den wassen- den stroom van het socialisme, waarin de liberale partij reeds na vijf en twintig jaren zou versmolten zijn, wie die het durfde profeteeren Dat de Vrije Universiteit straks als de burchten der middeneeuwen fort voor aan val en verdediging tegelijk zijn zou, wie, behalve misschien enkelen, had het voor zien En nu, de voorjaarskoude schijnt over deze stichting heengegaan, de Bloeimaand schijnt te naderen, om straks, naar alle menschelijke berekening, door zomer en herfst gevolgd te worden. De verzorging en kweeking blijve over gelaten aan hen die door positie en bekwaam heid daartoe als van zelf aangewezen zijn. Maar hetzij der pers geoorloofd met be scheidenheid te wijzen op de dure roeping voor de toekomst van ons christen-volk op de schouders van deze verzorgers gelegd. Stilstand is achteruitgang. Excelsior is de roeping. Een Hoedemaker en Dilloo en Jhr. de Savornin Lohman, gingen om verschil van gevoelen heen. Een de Hartog ontviel haar door den dood en dr. Kuyper werd tot andere diensten geroepen. Vijf vacatures alzoo, waarvan slechts eene door de benoeming van dr. H. H. Kuyper is vervuld. Straks gaan de heeren Bavinck en Biesterveld tot hare catheders in. En fluistert men niet dat twee jeugdige rechtsgeleerden, met meer dan gewone gaven, in de advocaten-practijk verblijvend, de faculteit na die der theologie het meest bezet, die der rechtsgeleerdheid, hoop geven de vacante catheders met eere te zullen bezetten Zullen weldra de catheders, in deze belangrijke faculteiten voldoende bezet zijn Daar moet, zal het goed gaan, contact zijn tusschen het leven der hoofden en leiders en het levensbewustzijn des volks. Dat is een der zegeningen die een ge zond democratisch leven ons brengt. En die zegen zal bij de wassende kracht der eenzijdige democratie, die slechts be langend in 't oog vat, eerst later recht kunnen begrepen worden en gewaardeerd. Eerst christen en daarna, eerst daarna democraat. Dat is een waarschuwing en opwekking tevens, die in deze donkere najaarsdagen niet geheel te onpas is, en waartoe pers en kiesvereeniging in ons midden, als lei dende de publieke opinie, zich wel geroepen mogen gevoelen. Daar gaat een stroom, ontspringende in het Noorden, door onze akkers en beemden, die ons zoekt aftevoeren van den konink lijken weg, en ons een nieuwe bedding wijst om veiliger de haven der hoop te bereiken. Die zijstroom, voerend naar de demo cratische republiek, verlaat den historischen handelsweg waar de christelijke maat schappij historisch ontspringt, en dan wordt het doel van de reis niet meer eerst de christelijke samenleving en dan de demo cratische belangen-strijd, maar dan wordt het laatste het eerste. Zonder beeldspraak daar zijn onder ons een tweetal mannen de heeren Staal man en De Vries die door pers en ver gaderingen de ontevredenen zoeken te or- ganiseeren. Die ontevredenheid tegen het Ministerie- Kuyper ontstond met het oog'op de kwestie der vrijmaking van ons lager onderwijs, en meer nog in zake de sociale wetgeving, en het is die ontevredenheid welke genoemde heeren prediken en trachten te organiseeren. De man die meer dan dertig jaren lang de leider is geweest der antirevolutionaire partij haar ziel en haar hoofd moet het daarbij op grove, ruwe wijze ontgelden. Hom wordt geen bitter verwijt gespaard. Wantrouwen wordt met volle hand gezaaid, om straks, als God het niet verhoedt een rampzaligen oogst te brengen als 't te laat is. Daar is een strijdend volk op aarde, strijdend zoowel voor het tijdelijke als voor het eeuwige. Dat volk door dr. Kuyper nu een menschenleeftijd geleid en geweid zal zich door de heeren Staalman en De Vries nog niet tot wantrouwen laten brengen. Daartoe is een andere toon en andere taal noodig. En dat volk, dat een beter vaderland wacht zal zich niet laten scheiden door democratische of aristocratische begrippen. En dat volk vormt de kroon der anti revolutionaire partij. Het afbrokkelen blijft slechts bepaald tot de zelfkant. Hoe het doel te bereiken? Hoe do sociaal-democraten zich voor stellen, hun doel, den socialistischen toe komststaat, te verwezenlijken? Op deze vraag werd de vorige week in een openbare vergadering door den open baren sociaal-democratischen onderwijzer, den heer Geertsma te Arnhem, een antwoord gegeven. Volgens de bladen heeft hij toen gezegd: «Wij willen van den kapitalist, die een ton bezit, eerst 10 duizend gulden afnemen daarvoor kan het proletariaat zich eerst eens te goed doen, om zich te versterken in den strijd, om ook de 90 duizend gulden meester te worden." Met andere woordondoor den weg van roof en geweld. En zoo leert een openbaar onderwijzer, die do Arnhemsche jeugd moet opvoeden tot «Christelijke en maatschappelijke deug den". Het is fraaiAmh. De heeren T. de Vries en Staalman, redacteuren van het nieuwe blad de «Chris ten Democraat" zijn bezig het Noorden te bewerken en lezers te winnen voor bun blad. «Het Volk" behandelt hen zeer wel willend. De sociaal democraten zijn wel zoo goed niet met hen te debatteeren dewijl zij het werk der socialisten doen, dat wil zeggen de kracht van dit coalitie-kabinet en van dezen minister van binnenlandsche zaken breken. Te Wildervank zelfs aldus «Het Volk" zijn genoemde antire volutionaire heeren opgetreden, en werd in de pauze met toestemming van den heer De Vries gecolporteerd met «Het Volk" De heeren zijn van plan heel Nederland te bereizen. Wij krijgen ze hier dus ook. Men verwarre dan bovengenoemden mr. T. de Vries niet met het antirevolutionaire Kamerlid voor Gouda mr. S. de Vries. Laatstgenoemde is geen familie van dezen redacteur, en gelukkig ook geen geestver want, al moet hij, naar zijns naamgenoots zeggen, eenige jaren geleden achter zijn dissertatie, toen hij promoveerde aan de Stedelijke Universiteit te Amsterdam, in de reeks stellingen onder anderen deze hebben doen drukkenArbeid is de grond van het bezit. Van de «stellingen" achter een disser tatie denken wij het onze. Zij zijn in den regel in het vuur der jeugd, «diep gevoeld, maar oppervlakkig gedacht", zou de heer Stomps zeggen, neergeschreven of daarheen geworpen, zonder eenig verband met den inhoud der dissertatie waarmede de student tot meester in de rechten promoveert. Weinige of vele jaren daarna, komt de gepromoveerde, bij dieper indenken der quaestife'n door hem zoo maar met één pennestreek opgelost, tot de slotsom dat hij zich vergist heeft of eigenlijk nonsens heeft opgedischt. Wij vermoeden dat maar weinige drs. en mrs. het nog met vele hunner «stellingen" of met veel in hunne dissertatie meer eens zijn. Daarom rekenen wij den heer S. de Vries deze stoutigheid zijner jeugd dan ook niet al te hard toe. Wat overigens de «Christen-Democraat" betreftdeze politieke Siameesche tweeling heeft tweesoortig belang en levensleus. En nu heeft de eerste, do zachte, nog wel het eerstgeboorterechtdoch de tweede, de ruwe zal niet rusten voor hij het heeft. Ons dunkt wij hooren hier het ge fluister van Ezou «De dagen van den rouw mijns vaders naderen en ik zal mijn broeder Jakob dooden." Democraat loert op Christen. En «Het Volk" port hem aan. Sic transit gloria! Zoo verbleekt 's werelds roem. Hebt gij de indertijd zoo beroemde en gevierde zangeres Materna gekend Het N. v. d. D. herinnerende dat zij tot volslagen armoede vervallen is, zegt van haarMevrouw Materna, te Graz, die in 1876 bij de eerste opvoeringen van de Nibelungen-trilogie te Bayreuth de Briin- hilde creëerde, werd door Richard Wagner als kunstenares op de handen gedragen. Talloos waren dan ook de warm geschreven lof betuigingen, de portretten en busten en huldeblijken, die de meester haar vereerde. En nu werd onlangs op al dit fraaie wegens schuld gerechtelijk beslag gelegden eene wandversiering, bestaande uit de wapen rusting helm, schild en speer die mevrouw Materna als Brünhilde in 187G gedragen had, werd door den deurwaarder op de schattingslijst van den inboedel ge noteerd als: „Oud blik. Waarde vier kronen." Men herinnere zich deze vrouw in hare glorie, door duizenden bewonderd, door alle couranten opgehemeld, haar naam en faam op de lippen van allen, die zich voor het nieuwe kunstwerk warm maakten, hetzij in geestdrift, hetzij in kamp. Door den tempel der wijding schalde albedwingend hare machtige stem, en hare houding was die eener dochter van goden. Glanzend kroonde de helm hare golvende blonde lokken, stralend blonk haar schild, hare speerspits vlamde. Vorstinnen benijdden haarRothschild's dochters zouden hare millioenen willen hebben weggeworpen, om daar te staan gelijk zij. Ja, wel verbleekt 's werelds roem. Slechts wie den wille Gods doet, blijft in eeuwigheid. Jingo is de Baskische naam voor „God". De Baskische provinciën liggen in Noord- Spanje en Zuid-Frankrijk, ter weerszijden der Pyreneeën. Bij Jingo is dus een be dekte vloek. Het eerst komt hot woord voor in dit tweeregelig versje We don 't want to fight, but by Jingo, if [we do, We have got the ships, we have got the [man, and we have got the money too. Het is de ultra-patriottische geest die uit deze regelen spreekt, welke het woord „Jingo" tot een paswoord gemaakt heeft. Omtrent den oorsprong der Gapers bij onze drogisten vond Canter, van de Telegraaf, de volgende verklaringen 1. De Gouwenaars speelden tijdens do Hoeksche en Kabeljausche twisten een grooto rol. Zij gingen dikwerf van de eene tot de andere partij over en vandaar de naam Gapers of Gouwsche Gapers, doelende op de kabeljauwen, die gapende op de visch- banken liggen. De drogerijen kwamen eertijds veel uit Gouda, en zoo ging de naam op de drogistenwinkels over. 2. De apothekers waren vroeger door gaans stads-ambtenaren, weshalve het stads- schild werd uitgehangen, zooals nu nog in Noord-Duitschland geschiedt, waar ook 's morgens in de apotheek de drinkebroers bijeenkomen. Toen de winkels der drogisten naast die van de apothekers opkwamen, verlangden de eersten eenig aandeel in de voordooien en zetten derhalve het kopstuk van den stadsdienaar voor 't venster, gekleed in de liverij der stad, met bellen aan de kap, vanwaar hij den naam van stadsman of stadsgek bekomen heeft. Vandaar waar schijnlijk de lachende gapers met bellen voor de winkels der drogisten. 3. De slaapbollen, gewoonlijk in rissen hangende voor de winkels der drogisten, kwamen veel uit den Levant. Vandaar do Gaper met den kop van een Turk. 4. In de 13e of 14e eeuw begonnen do gapers, de oude uitsehreeuwors van de deugden der goederen, in 't huis huns meesters te koop, te vervangen. (Hofdijk.) 5. De Gapers zijn een satyre op do nieuwsgierigen, die vroeger, toen de dro gisten nog hun retorten en fornuizen vóór den winkel onder den luifel hadden, naar de heksenkeuken en de brouwsels, mot open mond stonden te kijken. 6. De Gapers zijn een zinspeling op de werking van de papaverbollen. 7. De oude Gapers hadden, behalve een narronkop mot bellen op 't hoofd, ook oen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1