NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 1.1902 Donderdag 2 October. 17e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes PRIJS DER ADVERTENTIËN Y VOOR m KOEREN. De Generaals in Zeeland, elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Nog ontvangen van J. te IJ. f 1, met de vorige'Ontvangst saam f49,50. Nog inge komen bij den penningmeester van het Comité f 14 van de leerlingen der Goesche Ambachtsschool, benevens f 10 van een Zuid-Bevelandsche jongedoehter, alles door ons aan den penningmeester van het Goesche Comité aangedragen. De lijst is gesloten. Wij bevelen nog dringend de collecten langs de huizen, voor zoover deze nog niet geschied zija, in aller milddadigheid aan. Redactie. Vooi* Van Harn. Hiervoor ontvangen vanG. Tramper f 10 C. Zeevaart f 0,70 N. N. f 2,50 M. Tramper f 1N. N. f 0,50 N. N. f 1 A. Zuidweg f 0,75 A. Verhage f 1,25 J. van den Bergen f 1Gezin Haverhoek f 3,50J. Kloosterman f 0,50 C. Klooster man f 0,25 G. Overbeek f 0,25 A. Diele- man f 1.allen Krabbendijke. Totaal met 't vorige f 20,70. 1 October 1902. Onze lezers kennen haar wel niet, de 27-jarige Everdina Busshardt, uit Utrecht, echtgenoote van den zendeling P. J. Pen- nings te Calioub (Egypte.) Toch moeten wij haar heden vernoemen de edele heldin, die zoo menig gevaar getrotseerd, zooveel liefde om zich heen verspreid, zooveel jonge harten gewonnen zoovelen armen het evangelie gebracht, en bij het woeden der cholera in de laatste maanden zooveel droeve dagen en nachten doorworsteld heeft. Van dat laatste getuigt zij in een breed voerig schrijven aan den vroegeren zende ling uit Egypte dr. A. de Vlieger, welk schrijven gedateerd is 14 September. En thansligt zij zeve door dezen gevrees- den vijand, de cholera geveld. Zij overleed reeds vijf dagen na het schrijven van den brief, op 19 Sept. jl. Haar brief staat in Be Nederlander, en wij ontleenen er het volgende aan Calioub, 14 Sept. 1902. Geachte meneer De Vlieger. Het is met een bewogen gemoed dat ik mij neerzet om U te schrijven. U zult wel reeds uit de couranten vernomen hebben, dat de cholera in Egypte heerseht. Die vreeselijke ziekte woedt nu ook rondom ons. 2 JBept. keerden we naar Rie-el-Ban terug, en met verlangen zag de gemeente onze terugkeer tegemoet, en ook wij ver langden haar weer te zien, want sinds de laatste week vernamen we dat de ziekte ook Calioub zich begon te vertoonen. Zaterdag 6 Sept. begonnen de beproe vingen. Arian'Effendi werd aangetast, en was dien nacht daarop den dood nabij. Gode zij dank, Die de middelen zegende en het gevaar afwendde, maar Roeme, zijne vrouw, die in de volgende maand eene baby verwachtte, kon den schok, dien de span ning waarin zij verkeerd had, bij haar te weeg bracht, niet te boven komen. Zon dagsmorgens werd zij ziek, 's avonds overleed zij. U begrijpt welk eene verslagenheid! De onderwijzeres, die Zondagsmiddags naar hier, naar 't weeshuis kwam en bij hen in huis had gewoond, ijerd den volgenden dag ook aangetast. Dadelijk richtte mijn man de voorkamers van het aparte (oude) huis bij het weeshuis tot »barak" in, zoodat de zieke apart bleef. Mijn man zorgde steeds voor desinfectie enz. en Girgis werd ziekenoppasser. Deze week werd ook Fehmi, een weesjon gen, ziek, en eerst ook Milaad (Arian's jon gen), maar deze herstelde spoedig. Woensdag werd Sit Ilanoene ziek, niet cle cholera, maar tengevolge van de groote smart en overspanning bij den dood van haar dochter. Zij ligt nu reeds sinds drie dagen zoo goed als bewusteloos en zal wel spoedig heen gaan. Maar nn trof Rizk gisteren een slag. Zijn zoontje Negies van 5 jaar, die den geheelen morgen vroolijk en gezond was geweest, werd 's middags om een uur of 3 op eens ziek (ook cholera) en 's avonds om half negen nam de Heer hem tot zich. U begrijpt de smart der ouderso, en wij zijn zoo bedroefd met hen. Het is zoo droevigze zijn bijzonder gesterkt in den Heerik vertrouw dat u hem spoedig een woordje zult schrijven, dat zal hem goed doen. Markus zijn kinderen zijn ook aangetast geweest en het meisje van 3 jaar is van morgen ook overleden. O, wat een ernstige tijd en wat al beproevingen. De Heere brenge ons maar dichter bij Hem en houde ons in Zijne gemeenschap. Mogen deze ernstige dagen maar vooral een geestelijken zegen afwerpen voor velen, en velen in den nood tot Hem leeren roepen. Sinds gisteren werd ook Girgis aangetast. Fehmi, de weesjongen die gisteren en eergisteren weer aardig beter was, is vandaag weer hoogst ernstig ziek. Tot nog toe hielden we zooveel mogelijk de gevallen voor den Arabischen dokter geheim, daar in de Arabische barak heel buiten in het veld, de zieken zoo'n slechte verpleging hebben. Maar het zal op den duur niet gaan. Mijn man moest vanmorgen op reis naar Port-Saïd om de weduwe van zijn broer die nu met haar jeugdig vijftal op reis is naar Holland, aan boord van haar stoomschip te zien. Zij had het gevraagd en het zou haar goed doen, en hoewel mijn man niet dan noode in deze dagen Calioub verliet geloof ik toch, dat het goed voor hem is. Hij raakte zoo overspannen; over dag is hij iedereen met raad en daad nabij, en zorgt voor alles, maar toch gevoelen we ons zenuwachtig en hebben we vaak slechte nachten. Maar toch de Heer maakt het wel en is ons nabij en goed, en spaart ons tot heden bij het leven en de gezondheid. Ik ben tegenwoordig zwak, en niet meer dezelfde van vroeger, mijn hartziekte is zoo goed als genezen, maar mijn andere kwaal nog niet. Evenwel, die den Heer verwachten zullen de kracht vernieuwen; mochten ook wij maar tot die behooren, dan zal ook aan ons die vaste belofte des Heeren bewaarheid worden. Rizk en Arian en de geheele gemeente hebben behoefte in deze dagen aan Uw gebed en dat van al Gods kinderen. Maar ook wij gevoelen daaraan groote behoefte. We gevoelen zoo, de gemeente verwacht hulp en troost en steun onss maar wij zelf heiben die ook noodig. Heerlijk, een leven den God in den Hemel te hebben, Die het gehoortHij is nabij allen die Hem aan roepen, in der waarheid. Vergeef U mijn slordig schrift. Ik moet naar bed. Rizk en Nazli en allen hier laten U hartelijk groeten en na beleefde groeten ook aan Mevrouw, blijf ik Uwe U toegen. EVERD. PENNINGS. P. S. Gisterenavond eindigde ik dezen brief, maar nu, Maandagmorgen, meld ik U nog even, dat' de Heere in dezen nacht ook Girgis tot Zich nam en dezen morgen vroeg Fehmi, een van de weezen. Biddende ging Girgis heen. Zijn ouders zijn diep, diep bedroefd en wij met hen. De Heer erbarme zich over Calioub en over onze gemeente. Deze broer was de zendeling A. A. Pennings te Lebak (Java) eenige maanden geleden plotseling stierf. Emile Zola is dood. Dood gevonden Zondag met zijn vrouw van een uit stapje te Parijs teruggekeerd, hebben zij zich in hun slaapkamer, bij een haardvuur te bed gelegd; hij om niet meer te ont waken, zij om in bewusteloozen toestand te woaden gevonden en weggevoerd. Zola, in wiens geschriften al de kracht van *„la béte humaiae" zich concentreerde, die 'gansche volken vergiftigde met zijn realistische letteren, producten zijner vieze fantasie of droevig werkelijke ervaring, die het recht voor Dreyfus zocht (haast zijn eenige deugd die te boeken valt) heeft zich derhalve ook in zijn dood niet ver loochend. Zola heeft veel kwaads gedaan. Dit zullen gansche geslachten, vreezen wij, er varen. De jeugd die zijn boeken verslond en tot den mannelijken en vrouwelijken leeftijd kwam, mocht om wat liefs willen nooit met hem in aanraking te zijn ge komen. Het stemt droevig dit bij het geopende graf van den rijk begaafden man te moeten uitspreken. Doch de waarheid bovenal. En dat te meer, dewijl Zola als schrijver niet dood is en voortleeft in zijn boeken. Zoodra de trein met de generaals die uit Den Bosch kwamen, den Zeeuwschen grond bereikt had, waren aan de verschil- - lende stations tot Goes velen bijeen om hen, zooveel de avond dit toeliet, te zien en te groeten. Te Goes heerschte aan het station een aangename drukte, terwijl het leeg en stil was in de stad. Al wie maar kon was tegen half elf naar het station gewandeld en wachtte op den trein, die, precies op tijd de generaals aanbracht. Door het Comité ontvangen en gecom plimenteerd stegen zij in de rijtuigen en reden stapvoets, ODder luide toejuichingen naar het hotel Zoutkeet, waar de heer Yerwer belangeloos eenige kamers voorde secretarissenFerreira en Yan Velden had beschikbaar gesteld en een kamer voor ontvangkamer der generaals doen inrichten. In de gelagkamer bij Verwer stonden velen de generaals op te wachten, welke geestdriftig werden begroet, terwijl huiten de hoera's en de bekende liederen elkander afwisselden. Generaal Botha richtte van het balkon een korte toespraak tot het publiek dat met luide 'toejuichingen, gevolgd door het Wilhelmus, antwoordde. Een weinig latar verlieten de generaals het Hotel, onder het publiek in de koffie kamer was ook een boerendochter, mejuffr. P. W. uit Wemeldinge, in het Zuid-Beve- landsch kostuum, welke door den heer De Hoogh nog even aan de generaals werd voorgesteld, die haar belangstellend de hand drukten; zij was de eerste Zuid-Be velandsche dien zij op hun weg ontmoetten. De generaals reden hierop naar de woning van den heer J. M. Kakebeeke waar zij overnachten. Velen vlagden. En nu de ontvangst in de kerk. On geveer een 1500 menschen vulden het schoone kerkgebouw, waar voor den kansel een podium was aangebracht waarop te even over 9, de generaals met het comité en de heer J. C. Kakebeeke, oud-Tiansvaler, plaats namen, onder 't zingen bij plechtige orgelbegeleiding, van Psalm 121 1. De heer Donner, voorzitter van het co mité, zegt ongeveerHooggeachte gene raals, wij heeten u hartelijk welkom in deze ure. Wij doen dit met een gemengd gevoel. Een gevoel van blijdschap dat wij u helden van Colenso en Freebosch mogen zien en onze bewondering toonen voor uw heldenmoed, uwe vastberadenheid, uwe vaderlandsliefde. Nog meer, gij zijt de verpersoonlijking der liefde, liefde jegens weduwen en weezen. Hen te helpen is 't doel waarmee gij voor een wijle Zuid-Afrika verliet, om ons te zeggener is een noodkreet uit Zuid- Afrika opgegaan, en die noodkreet luidt helpt ons. En nu, uw boodschap hebt gij gedaan, aan ons de taak u te steunen. Dat wensehen wij u te zeggen. Maar wij wenschen ook u toe te roepen wat de pro feet Azaria eens tot Koning Asa zeide Weest gij sterk en laat uw handen niet verslappen, want er is loon voor uw werk. Sterkte hebt gij noodiggij weet waar ze is te verkrijgenhangt niet als eenmaal Israel de harpen aan de wilgen. Maar verwacht het van den Heere uwen God. Er is loon voor uw werk, gij ziet het reeds hier, in de sympathie van zoovelen gij zult loon hebben in Zuid-Afrika, waar vele tranen u danken zullen, voor balsem door u gegoten in zoo menige wond. Maar een nog hooger loon wacht u eenmaal, wanneer gij met Paulus zult kunnen zeggenik heb den goeden strijd gestreden, ik heb het geloof behouden, mij wacht de kroon der rechtvaardigheid uit de hand van den rechtvaardigen Rechter. Die Rechter zal eens u en ons en ook Engeland oordeelen hij geve u die kroon, niet als loon maar uit vrije genade. Gaat heen met de weten schap dat er hier een volk is dat met u leeft, voor u bidtdat het Luctor et Emergo al worstelende blijf ik boven zich tot levensleus koosdat ook gestreden heeft om God te kunnen dienendat gelooft en hoopt op Zuid-Afrika's schoone toekomst. Daarna zong de schare Psalm 27 7. Hierop trad ds. v. Lelyveld naar voren, en sprak ongeveer Botha en De la Rey. Dit tweetal namen heeft al eens meer geklonken in dit hei ligdom. Van dezen kansel heeft het een jaar geleden geklonken in het gebed Heer, zegen generaal Botha, zegen generaal Dè la Rey.... En ieder in dit eiland kent u. En het hart dat niet medelijden had met 't lot van uw volk, het zou den dia manten in den bodem van uw land gelijk zijn. En nu, als wij u zien, zien wij al de helden die achterbleven of hun leven gaven in den z waren kamp. Want daar hebben wij van gelezen. Menschen die nooit een krant lazen, deden 't nu. Jon gens die nooit een boek in handen namen, kochten nu boeken om te vernemen van uw strijd. Er was in ons gansche vader land één bewondering. En vooral hiervoor dat gij op 't slagveld getoond hebt uw God te willen dienen, o. a. door kruiken water achter te laten voor gewonde vij anden en de gesneuvelde vijanden te be graven. En als wij u zien dan zien wij uw volk in diepen rouw, strijders over verloren vrouw en kroost, ouders over zonen in des levens bloei geveld, kin deren die hunne ouders, bruideu die hunne vrienden beweenen, wij gedenken met medegevoel hoe uw gausche land treurt als een Rachel, die haar kinderen beweent omdat zij niet zijnEn toch gij zijt staande gebleven. Het is schoon tot God te roepen als de nood nijptnog schooner Hem te danken, wanneer Hij uit den nood heeft verlosthet schoonst evenwel wanneer, zoo de nood bittere teleurstelling baarde die, gelijk daar geschiedt in uw land, met berusting en dank wordt aanvaard. Daar danken wij God voor. Als wij u zien, zien wij ook dat arme verwoeste land. Wij hadden gehoord hoe schoon en vruchtbaar het was, door rivieren besproeid, thans een kale woestenij zonder plantengroei, zonder vee of woning. En wij treuren met u. Maar wij bidden dat straks de ploegschaar weer worde getrokken door de voren, en dat vele onderwijzers, ook uit ons land, komen mogen om in uw eigen dierbare taal uw kinderen te onder wijzen. Als wij u zien, en wij zien u goed aan, dan zien wij niet alleen twee dappere strijders, maar ook edelmoedige pelgrims. Neen, het is geen feesttócht, dien gij onderneemt, om u te vermeiden in de hoera's. Maar wij bewonderen u toch dat gij niet bij de pakken zijt blijven neerzitten en als bedelaars rondgaat om gelden in te zamelen voor uwe berooiden. Eu wij gevoelen daarbij het tekort van ons eigen volk dat 19 jaar geleden, toen pre sident Kruger met generaal Smit en du Toit onze hulpe vroeg die zoo noodig was, hen met hoera's hebben afgescheept. Ons volk mag wel schuldgevoel hebben over dit verzuim. Wij wenschen nu uwe hand te vullen. Maar wij zien in u ook kinderen van God, en willen dus opzien tot God zonder wiens wil geen haar valt van uw hoofd. Gij gelooft dat ook. En wij gelooven saam dat Hij de God van liefde is, maar die zijn liefste kinderen het meest beproeft, gelijk hij niet lood of ijzer, maar het edelst metaal loutert in den smeltkroes der be proeving. Wij weten echter ook dat die God ons niet meer oplegt dan wij dragen kunnen. En nu, generaals, niet naar de fabrieken, waar mogelijk nog doodelijker wapenen worden gesmeed, maar naar den Heere het oog gericht. Zijn wij moeilijke' ver troosters, den vrienden Jobs gelijk, dan maar als Job niet langer naar den mensch ge luisterd maar naar God, die u moge zege nen en behoeden, zijn aangezicht over u doe lichten, u genadig zij, verheffe het licht zijns aanschijns over u en u geve vrede. De schare zong hierop Gezang 21 1. Nu namen de Generaals het woord. Eerst De la Rey, die de hoop uitsprak dat men hem in zijn Afrikaansche taal zou kunnen volgen. Nu dit ging wel. Hij sprak in eenvou digheid dank nit voor de gelegenheid el kander van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten, voor al hetgeen, zeide hij, gij reeds voor ons deedt. De strijd is volstreden, zoo ging hij voort, maar niemand beter dan gij, die buiten 't geding staat, kan onbevooroor deeld rechtspreken. Niemand toch kan onpartijdig rechter zijn in eigen zaak. Natuurlijk heb ik gedacht hoe kan dat kleine handjevol tegen die overmacht, bin nen een paar maanden zal alles wel ver nietigd wezen. En natuurlijk ik zijn be schaamd uitgekomen, en u misschien ook. De beide republieken mochten niet anders doen dan zich stellen in den weg om haar recht dat zij van Godswege hebben, te verdedigen. Maar het zwaard des hongers heeft ons gedwongen het zwaard neder te leggen. En nu, wij zijn aan Nederland innig verhonden door bloed, door taal en afstamming. En nu komen wij u zeggen hoe 't nu bij ons is. Spr. schetste toen de ellende in den loop van den oorlog door den „vroegeren" vijand gebracht om te eindigen met de bede om hulp tot ons en tot de gansche beschaafde wereld. Botha dikte een en ander in even on gekunstelde taal aan. Ook hij begon met woorden van dank. Hij zei verder: Wij hegrijpen dat de tijding van den vrede een schok voor u was. Maar nog meer was zij dat voor ons, die dag en nacht, alles hebben opgeofferd. Een der pijnlijkste zaken die wij moesten doormaken was het teekenen van den vrede. Dagen enkel van weenen en gebeden bij velen, waren er aan voorafgegaan. Maar wij hadden slechts te kiezen tusschen geheele uitwis- sching van ons volksbestaan en opgeving van onze onafhankelijkheid. De overmacht en de taktieken dier overmacht dwongen ons. Wij werden uitgehongerd. Ons vee werd geroofd, onze oogst verbrand dóór soldaten en naturellen. Hier en daar was nog wel „kos" voor kleine commando's qn misschien wel voor een jaar. Maar de grootste deel had absoluut niets meer. Het greep aan dezen held van Spioenkop in eenvoudige bewoordingen te hooren uit leggen dat het niet anders kon. Alles verbrand. Vrouwen en kinderen op de puinhoopen. Alle Kafferstammen vijandig. »Nog hangende de vredesonderhandelingen werden 56 van mijn burgers door hen verwond." Wij. hebben alles gedaan wat wij konden. De oorlog heeft 40000 dooden of gewonden gekost. Maar wij moesten den status van Britseh onderdaan ingaan. Maar dit wil niet zeggen, dat wij nu houthakuers en waterputters zullen zijn. Wij berusten, omdat wij hier een beslissing Gods erkennen, als Hij spreekt zwijgen wij, want wij weten als wij Hem hebben, hebben wij niets ver- loren. Hij heeft ons 't verstand gegeven om onzen plicht te doen, en die plicht is het geruïneerde volk op te heffen uit hunne ellende. Ons volk zoekt geen grootheid, maar liefde. Het is een klein volk, maar het is groot in geloof en is met weinig iÉM

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1