NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 186. 1902 Donderdag 18 September 16e Jaargang, HISTORISCH CHRISTELIJK- voor m roerenT VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het Vrouwenvraagstuk. elkbn MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN YAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich. met 1 October op dit blad abonneeren, ont vangen het tot dien datum grati/s. Met hartelijken dank weer ontvangen een muntbiljet van tien gulden van M. te Terneuzen en van A. H. te Rilland f 2,50. Saam met de vorige opgaaf f 34.48s. DE UITGEVERS. Het Vrouwenvraagstuk heeft bij de be handeling der Beroepswet in de Kamer nog wat heen en weer getrippeld, doch heeft ten laatste, zij het ook onbevredigd, de zaal weer verlaten. Het vraagt nu met te grooter aandrang de aandacht der pers. Ook wij hebben ons wel eens over de quaestie der Vrouw uitgelaten, doch diep er op ingaan, vermochten wij niet. Wij verwachten dat van het „denkend deel" onder onze Christen-Juristen, Chris ten-Staatslieden, Christen-Philosofen, Chris- ten-Industriëelen, Christen-ambtenaren en Predikanten. Die kunnen, en vooral zoo zij daarbij het voorrecht hebben, dochters te bezitten, dit belangrijke vraagstuk tot oplossing brengen. De Tweede Kamer gleed over de quaes tie heen. De Regeering, dieterecht! geen incidenteele beslissing wilde, dat wil zeggen een beslissing in een bepaald wetje dat nog daarenboven vooral als proef moet werken, vermeed principieel debat. En de meerderheid oordeelde dut de vrouw niet de wettelijke bevoegdheid tot rechtspraak, wel tot uitoefening van het kiesrecht toekomt. Terecht zegt De Nederlander „Het komt ons voor dat hier een terrein ligt dat van Christelijke zijde nog te weinig ont gonnen is en waarop wel eens degelijk mag worden doorgedacht, tot toetsing van nieuwe toestanden aan oude beginselen en tot het afbakenen van juiste grenzen en het scheppen van een helder bewust zijn. Het gevaar dreigt ook hier dat bij gemis aan een afgeronde overtuiging heil wordt gezocht in het remmen (en het doen van concessies op een verkeerd spoor, in plaats van in het zelf berijden van een goed spoor. Er schijnt ons behoefte te be staan aan een Christelijke volksovertuiging in het vrouwenvraagstuk". Inderdaad, dit is zoo. In betrekking tot de concurrentie van vrouw met man heeft men eenvoudig een sprong in het duister gewaagd, onbewust van de gevolgen. Zonder te onderzoeken of de vrouw een goede onderwijskracht is heeft men haar de school binnengeleid, enWeldra zal het onderwijs geheel in handen der vrouw 'zijn. En toch durft men niet op die lijn der gelijkstelling voortgaan. Immers eene vrouw aan het hoofd eener jongensschool is nog niet gezien. Vrouwen in examencommissies, het is ook door de tegenwoordige regeering goed gevonden, toch zijn er dit jaar niet zoo veel benoemd als anders. Vrouwen verkiesbaar stellen voor de Beroepsraden dorst men niet aan, wel mogen zij mee de leden dier raden helpen kiezen. In al deze gevallen is 't een geven en nemen, een voorwaarts stoomen en dan weer remmen. Er is een zekere onvast heid in het geven van leiding. Doch on derwijl schrijdt het vrouwenvraagstuk voort, en gaan de vrouwen door met heur zaakjes. In de kringen der arbeiders zag men al sinds jaren vrouwen en mannen ongeveer denzelfden arbeid verrichten. Men ziet mannen en vrouwen met elkaar uit hooien gaan, naast elkaar wieden, achter elkaar het schip trekken door de vaart, saam ar beiden in de fabriek. Jongens en meisjes uit den middenstand worden gezamenlijk opgeleid voor onder wijzer, leeraar, post- en telegrafie-commies, telefonist, koopman,winkelbediende, am bachtsman. In de hoogere standen vindt men dames- en heeren studenten in alle faculteiten der hoogeschool. Overal ziet men mannen en vrouwen broederlijk saam aan eenzefden arbeid bezig. De Synode moest heuseh de vraag in de oogen zien of ook de vrouw niet het recht had predikant t'e worden. Deels de sociale nood, deels het surplus van vrouwen, deels de emancipatiezucht dragen tot deze dingen bij. Laat het eindelijk eens tot een over tuiging onder ons mogen komen. Fabius aan Bettex' hand, kort geleden dr. Wagenaar, en nog enkele anderen hebben daartoe reeds een poging gedaan, die groote waardeering verdient. 17 September 1902. De zitting der Staten-Generaal werd gisteren door H. M. de Koningin geopend mot de volgende TROONREDE. Mijne heeren Uit eene ernstige krankheid genadig hersteld en door de liefde mij betoond te inniger aan Mijn Volk verbonden, ben Ik in uw midden verschenen, om ook nu in persoon de nieuwe zitting der Staten- Generaal te openen. De betrekkingen van Nederland met de andere mogendheden bleven, wat zij waren en behielden ook dit jaar haar zeer vriend schappelijk karakter. De terugslag van eene elders uitgebroken crisis was voor het scheepvaartverkeer nadeelig. Overigens bleef de toestand van handel en nijverheid bevredigend en gat de landbouw geen ongunstige uitkomst. Op het gebied van den arbeid is, wat be moedigt, maar ook wat blijft roepen om verbetering. Wanoogst in eenige residentiën op Java maakte krachtig hulpbetoon van Goeverne- mentswege noodzakelijk. Zoo hier te lande, als in de koloniën en overzeesche bezittingen kweten zee- en landmacht zich met toewijding van hare roeping en gaf het corps van burgerlijke ambtenaren Mij alleszins reden tot tevreden heid. In het nieuwe zittingjaar zal een reeks van wetsontwerpen bij de Staten-Generaal worden ingediend. Zoo zal uwe medewerking worden inge roepen tot gedeeltelijke wijziging van de provinciale- en de gemeentewet, tot meerdere vrijmaking van het hooger- en middelbaar onderwijs, tot inperking van den vaccinedwang, tot meerdere ontwikkeling van het hooger- en middelbaar vakonderwijs, tot regeling van de pensioneering der bijzondere onderwijzers en van de weduwen van alle onderwijzers, alsmede tot vervanging van de arbeidswet. Voor de betere ineenschakeling van de verschillende deelen van het onderwijs en de wijzigingen die te dien einde in de onderwijswetten zullen zijn aan te brengen is het Mijn voornemen eene staatscommissie te benoemen. Ter bekrachtiging van de onlangs alhier gesloten overeenkomsten betreffende onder werpen van internationaal privaatrecht zullen U ontwerpen worden voorgelegd. De indiening van wetsontwerpen betref fende het houden van loterijen, het arbeids contract, het bewijs in burgerlijke zaken en het notarisambt, alsmede tot herziening van enkele punten in de militaire strafrechts pleging kan dit jaar worden verwacht. Tot afschaffing van de staatsloterij zal een wetsontwerp bij U inkomen. Voor de gedeeltelijke herziening van de wetten op personeele en de vermogingsbelasting en voor nadere regeling van hot suikervraag- stuk en de Bankquaestie zal uwe medewerking worden ingeroepen. Wetsvoordrachten tot regeling van de landbouiovertegenwoordiging, van het telegraaf- en telefoonwezen, van het rivierreclit, van bevloeiingen, alsmede van opsporing van delfstoffen door den Staat zul len U nog in dit zittingjaar hereiken. Zoodra door het koloniaal bestuur van Suriname de noodige stappen zullen zijn gedaan om den Spoorwegaanleg naar het Lawagebicd en het nader onderzoek van dat gebied van bestuurswoge ter hand te nemen zal Ik U voorstellen om dit werk, dat Ik noodzakelijk acht, van rijkswege te bevor deren. ■3 '.Veel zal in dit zittingjaar van uwe in spanning gevorderd wordenIk reken daar bij op uwe toewijding aan de zaak van het vaderland en bid u toe dat God de Hoere uwen arbeid met zijnen zegen krone. Ik verklaar de gewone zitting der Staten Generaal te zijn geopend. Te groot, te groot is het program door de regeering in de Troonrede voorgesteld. Dat dit ministerie werken kan, en door dien werklust ook de Staten-Generaal prik kelt tot meer dan gewone bedrijvigheid, dat weten we. Dat ondervinden alle publicisten, die met teekenstift of pen arbeiden. Dr. Kuyper in woord en beeld, levert eene onuitputtelijke stof voor bewondering en voor critiek. Zijn gedachtenwereld levert stof voor allerlei bespiegelingen nu eens welwillend dan eens hatelijk. Hij weet de appel van Paris op zoo krachtige wijze in 't midden te werpen, of om dr. Schaepman's beeld te gebruiken,den knuppel zoo handig in het hoenderhok te smijten dat alle journalisten dagen lang hun be komst hebben. De heeren blijven uit de keuken, zij hebben te wachten tot de schotels opge dragen worden, zei dr. Kuyper verleden jaar. Het menu ligt voor ons, en presenteert niet minder dan zeventien schotels. Te veel om te verorberen, ook naar onze meening. Maar toch blijft onze verwachting groot. Een belangrijk deel kan bij de bekende en reeds gebleken werkkracht van dit kabinet, waarop de oppositie nog geen vat heeft kunnen krijgen, afgedaan worden in het parlementaire werkjaar dat zich gisteren opende. Indien het ministerie-Kuyper gespaard blijft voor droevige verliezen, als het pas geledene, dan hopen we en verwachten ook een vruchtbaar jaar. Het is op veler lei gebied wat de troonrede op het gebied van den arbeid zegtdaar is wat bemoe digt, maar ook wat blijft roepen om ver betering. Die roepstem tot verbetering te hooren en de greep tot verbetering aan te brengen is een gave, minder ruim ver spreid dan die des bedillens. Laat ons dat steecis in 't oog houden, dan zal ons leven rijker, en onze dank baarheid meerder worden. Schrijver dezes had het genoegen, dank zij de opoffering van een onzer Zeeuwsche Kamerleden, de opening der Kamers bij te wonen. Het was een treffend en indrukwekkend gezicht die 150 Kamerleden bijeen, in keurige, soms kleurige ambtscostuums, doch ook enkelen waren in gewoon zwart laken. Boven allen uit zagen wij de kloeke, breede figuur van het jongste Haagsche Kamerlid mr. W. Dolk. Ook droegen ter linkerzijde de heeren De Klerk en Ketelaar, en ter rechterzijde de heer Van Vliet de ge kleeds jas. De voorzitter der Eerste Kamer, in ge neraalsuniform, presideerdeter zijde van hem, mede in ambtscostuum, onder het baldekijn, waren de griffiers gezeten. Gaandeweg kwamen ook andere genoo- digden en ten slotte ook de ministers binnen. Minister Kuyper voorop in witte broek, doch overigens in eenvoudig gega lonneerd gewaad. Achter hem de minister van binnenlandsche zaken met zijn grijzen zwierigen haardos, witgebroekt engesjerpt als ridder van den Ned. Leeuw. En toen de overige ministers, Waterstaat achleraan. Van alle kanten werden zij gecomplimen teerd. Alberda van Ekenstein met zijn rnooien sympathieken kop was een der eersten die van zijn zetel opstond om den minister Kuyper de hand te drukken. Sommige leden der Kamer, die wij in jaren niet zagen, vonden wij zeer in hun nadeel veranderd. De blonde haren waren vergrijsd, en de tand des tijds scheen ook aan menig gebit geknaagd te hebben. Voor den zetel des Voorzitters, vlak tegenover den troon waren stoelen aange bracht, waarop de ministers en de Raad van State zich neerzetten. De Voorzitter benoemde een commissie uit beide Kamers om Hare Majesteit af te halen, om weer uit te geleiden. De com missie bestond uit de heerenVening Meinesz, Kist, van Pallandt van Neerijnen, Prinzen en Hovy van de eerste-van den Borch van Verwolde, Oremer, van Vlijmen, van Wassenaer, Roessingh, Hennequin, Marchant, Den Tex, van Wijck en Taima, van de tweede kamer. Goed geteld8 antiliberalen en 7 libe ralen. En met de kleurschakeering was uit muntend rekening gehouden. Van de rechterzijde waren katholiek, conservatief, vrijantirevolutionair en anti revolutionair vertegenwoordigd. Mr. Vening Meinesz, Amsterdams oud-burgemeester, was leider. Tusschen haakjes, welk een contrast, deze groote breedgeschouderde man naast de korte eenigszins gestuukte gestalte van zijn opvolger het jongste eerste-kamerlid Van Leeuwen, met zijn zwarten snor en Oos- tersche gelaatskleur. Er werd druk gepraat en gelachen in de zaal, doch op de volle tribunes en in de overvolle loges was het stil. Doch doodstil werd alles en de volks vertegenwoordigers rezen van hunne zit plaatsen toen de deuren open gingen en de ceremoniemeester de komst van i>Hare Majesteit de Koningin der Nederlandenaan kondigde. Daar trad zij binDen, de geëerbiedigde Vorstinne, in haar witzijden kleed met kantwerk gegarneerd, en de sjerp van de orde van den Nederlandsehen Leeuw over het corsage. Achter haar H. M. de Koningin Moeder in zwart zijden kleed met wit guipure afgezet, met langen sleep. En toen volgde de Prins der Nederlanden in marine-tenue, met het gróotlint van den Ned. Leeuw over de uniformjas. Bij hun komst hoorde men niets dan het ruischen der kleederen van de geliefde Vorstinnen, die nijgend naar links en rechts, zich naar den troon begaven en plaats namen, de Koningin op haar troon, de Prins aan hare linker-, de moeder aan hare rechterzijde. Onder ademloozo stilte las de Koningin de troonrede voor. Reeds de eerste zinsnede trof diep, en wekte gemengde gevoelens. Nog hooren wij die woorden: „Uit een ernstige krankheid genadig hersteld en door de liefde mij betoond te inniger aan mijn volk verbonden En ons dunkt, heel de natie moet ze gehoord hebben, natuurlijk de republikei nen uitgezonderd, wier vertegenwoordigers van Schaper tot V. d. Zwaagals naar gewoonte, schitterden door afwezigheid. En toen volgde de opsomming. De lezer heeft ze al gelezen. Wij zijn derhalve van de opsomming af. Maar het deed goed uit deze Troonrede opnieuw den toon te beluisteren die van een nieuwen koers getuigt. „Een reeks van wetsontwerpen zullen in dit zittingjaar worden ingediend Zij zijn dus rjjp. Zij roepen luide van de ongeëvenaarde werkkracht van den premier en van de hoogst loffelijke krachtsinspanning der be trokken departementen. Al den klagers in Pers en Kamer wordt de mond gesnoerd. Er is werk aan den winkel. Als de Kamer nu maar voort wil, kan zij profeteeren van de gerechten. Eu gij, lezer, is het werk in de keuken u niet meegevallen Hebben de koks woord gehouden Zien de gerechten er niet goed uit Ziet gij den nieuwen koers nu duidelijk? Hadt gij, zegt 't zelf, zóó veel, nu reeds, of zelfs in verder verschiet, wel durven hopen? Zegt 't eerlijk, zijt gij niet somtijds on gerust geweest, wanneer de oorblazer van den overkant u vertelde dat het nieuwe kabinet geen komaf maakt, en 't groot ge schreeuw en weinig wol zou blijken Wilt dan nu voortaan weten en vertrou wen dat zoolang God dit kabinet spaart en met Zijn genade helpen wil, dit Kabinet niet zal kunnen tegenvallen. Het zal rustig voort werken aan zjjn taak, door geen persgeschetterofpartijgeschreeuw zich doen afschrikken, en voorts, in volg orde, alles op zijn tijd, aan de Kamer voor leggen. Dat was onze indruk van de troonrede, die ons versterkt heeft in het vertrouwen Vaccinedwang, Leerplicht-execessen, vrij making van het onderwijs, vakonderwijs, staatsloterij,alles sal reg kom, zoo de Heere. wat wij van harte bidden, dit mini sterie spaart en met name onzen beminden minister Kuyper tot zijn zware taak blijft bekrachtigen. De Koningin heeft aan het einde van haar rede den vertegenwoordigers des volks tqegebeden „dat God de Heere uw arbeid met zijnen zggen krone." Vorstin en Volk biddende, zoo moet het wezen. Mogelijk is er in dien weg voor ons land en volk nog groote zegen Treffend was 't ook, toen de Koningin geëindigd had en opstond, dat alle aanwe zigen een driewerf Hoera, en Leve de Koninginaanhieven, welke kreten door H. M. met buigingen werden beantwoord. Toen zij 't gebouw verliet en insteeg in de koets (tot ons leedwezen was het niet de glazen koets!) speelde het muziek Het Wilhelmus nieuwe toonzetting en al het volk juichte. Wij begaven ons terstond onder het volk, om nogmaals, en nogmaals, getuige te zijn van de geestdrift waarmee de vorstin door haar volk werd begroet. Ook aan het Paleis, waar wij reeds vóór half elf lange rijen vreemdelingen, met of zonder karabiezen, geposteerd zagen, waren de toejuichingen stormachtig, niet het minst toen de Koningin en haar gemaal zich nog even aan het venster vertoonden ■en later zeiven de Koningin Moeder uit geleide deden. De zitting is geopend, en de beide kamers zijn, ouder gewoonte, terstond aan het werk getogen. De tweede kamer onder voorzitterschap van den heer Van Alphen (oudste in jaren) die een eenvoudig woord sprak, mede in herinnering aan het ontslapen medelid Conrad. Daarna werden op de nominatie gebracht voor het voorzitterschap de hee ren Mackay (a), Michiels (k) en Roëll (1), allen met zoo goed als algemeene stem men. De lijst zal aan H. M. de Koningin worden aangeboden door een commissie bestaande uit den waarnemenden voorzit ter en de heeren Pijnacker Hordijk, Hen nequin, Van Gijn en Tydeman (liberalen), Van Kempen, Van Veen, Seret (a) en Merekelback (k). De kamerafdeelingen benoemden tot voorzitters de heeren Schaepman, Michiels en Travaglino (k), Lohman en Heemskerk (a). Ook de ondervoorzitters zijn allen van de rechterzijde: Van Dedem, Van Alphen, Mutsaers, Van Vlijmen en Seret. En tot leden der commissie voor het adres

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1