NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 176.1902
Dinsdag 26 Augustus.
16e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
ALLERWEGEN
Maar Amsterdam.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
DE UITGEVERS.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
spoort de groote pers hare lezers aan giften
bijeen te brengen voor de weduwen en
weezen onzer Bóeren-Stamverwanten in
Zuid-Afrika.
De nood is nu grooter nog dan tijdens
den oorlog.
Toen toch kregen zij nog hun brood van
de Engelschen. Nu moeten alle Boeren,
ook weduwen en weezen, voor zichzelf
zorgen.
Men geve dan gehoor aan den oproep,
en zende vele bijdragen, groote of kleine,
al naarmate de Heere gezegend heeft.
Gaarne willen ook wij ons beschikbaar
stellen tot de in ontvangst neming en
verantwoording in ons blad van het ont-
vangene.
Men kan zijn bjjdragen zenden aan ons
adresBureau «De Zeeuw" te Goes, of
ze ter liand stellen aan den heer F. P.
D'huij te Middelburg.
Gaarne zullen wij 't ontvangene afdragen,
hetzij aan de Middelburgsche Courant, hetzij
aan een ander die er zich mede wil be
lasten.
Dit artikel onlleenen wij met een zéér
bepaald doel aan de Prov. Friesche Crt.
Wij wenschen namelijk, dat er den 3en
en 4en September vele anti-revolutionairen,
ook uit Zeeland, te Amsterdam aanwezig
zullen zijn.
Zoo aanstonds zulien wij daarvoor onze
redenen ontvouwen, als wij eerst herinnerd
hebben aan wat er dan te Amsterdam aan
de hand is.
De middenstand wandelt (onze lezers
weten het) niet op een pad, „omzoomd met
mos en bedekt met rozen."
De winkeliers in het bijzonder heffen
luide klachten aan.
Volgens het socialisme is daar niets aan
te doen.
De ondergang van den middenstand is
(zoo leert het) nabij.
,,'t Verschijnsel dat u treft en aller ziel
vervaart" wordt veroorzaakt door de voort
wenteling der maatschappij, waarbij de
middenstand, welke eerst loven was en
thans onder komt, eenvoudig verpletterd
wordt.
En overmits de voortwenteling der maat
schappij nog minder te stuiten is dan een
lawine, is geen hulp mogelijk.
De middenstand is opgeschreven ten
doode.
Doch daar zijn duizenden lieden, die
weigeren aan deze sombere profetie geloof
te hechten.
Dat zijn natuurlijk allereerst de mannen
van den middenstand zelf.
In plaats van mèt de socialisten aan het
touw van hun eigen doodsklok te trekken,
peinzen zij veeleer op middelen om hun
stand uit de inzinking op te heffenwaarin
zij trouw geholpen worden door vele anderen,
die wel juist niet tot de kleine burgerij
behooren, doch dien stand beschouwen als
het pit en het merg der maatschappij en
daarom uit alle macht zijn bloei zoeken te
bevorderen.
Gedachtig aan de spreuk„In de veel
heid der raadslieden ligt de overwinning",
hebben beide groepen samengewerkt en
reeds twee keer een Congres voor de kleine
burgerij bijeengeroepen. Beide malen in
België.
Deze congressen zijn uitnemend geslaagd.
En zoo zal het derde internationaal con
gres den 3en en 4en September te Am
sterdam worden gehouden.
En om het uitnemend nationaal belang,
èn omdat de kracht der anti-revolutionaire
partij vooral in den middenstand ligt, zouden
wij gaarne eene zoo groot mogelijke deel
neming aan dat Congres zien.
Het lidmaatschap kost slechts f 2,50,
waarvoor men bovendien van alle stukken,
verslagen en rapporten een exemplaar
ontvangt.
Waarom zouden wij niet mogen ver
wachten dat de anti-revolutionaire partij
er sterk vertegenwoordigd zal zijn?
4c
Een der belangrijkste vragen is, welk
standpunt het Congres zal innemen ten
opzichte der Coöperatie.
't Is zeer begrijpelijk, dat de winkeliers
de oprichting van coöperatieve bakkerijen,
kruidenierswinkels enz. met leede oogen
aanzien en de coöperatie uit den booze
achten.
Dit is echter volstrekt niet redelijk.
In de coöperatie komt de sociale trek in
het menschenhart tot zijn recht.
Coöperatie op zichzelf strijdt tegen niet
één Bijbelsch beginsel.
Dan is het omgekeerde nog eerder waar.
De Duitsche antirevolutionair Stahl en
nog onlangs Dr. Schaepman hebben het
uitgesproken dat de Coöperatie een der
hoofdvormen van de maatschappij der toe
komst zou kunnen zijn en (eerlijk gezegd)
wij weten waarlijk niet, op welke gronden
men die uitspraak zou kunnen bestrijden.
Hoe dit echter zij, wij gelooven, dat het
een ernstige fout zou zijn, als onze win
keliers zich vijandig tegen het denkbeeld
van coöperatie plaatsten.
Wil de middenstand zich verdedigen
tegen de gevaren, waarmede allerlei coö
peratieve vereenigingen hem bedreigen,
dan kan hij o. i. dit alléén doen door zelf
op groote schaal de coöperatie in praktijk
te brengen.
Niet met het wapen van het individualisme
(dat stomp van roest is) maar met het
wapen der coöperatie moet de middenstand
strijden voor zijn bestaan.
Laten onze kleinhandelaars gezamenlijk
inkoopen in het groot. Gezamenlijk de
verkoopprijzen bepalen. Magazijnen op
richten in elke belangrijke stad, waartegen
bepaalde voorwaarden de ingeslagen goe
deren voor de aangesloten winkeliers ver
krijgbaar zijn.
Kortom, laat men samenwerken en aldus
de gevaren, die dreigen, keeren.
Wij gelooven dat dit mogelijk is.
Het kan.
Mits men niet blijve hangen aan de sleur.
Mits men het denkbeeld van Coöperatie
niet verwerpt, maar toepasse.
De middenstand lijdt door gebrek aan
organisatie.
Hij krijgt het benauwd tusschen den
arbeidersstand, welke zich hoe langer hoe
vaster aanéénsluit, eenerzijds, en tusschen
den groothandel en de groot-industrie, die
telkens als zij het noodig achten, een or
ganisatie in het leven roepen, anderzijds.
Tusschen die beiden staat hij zonder
onderling verband.
Geen wonder, dat hij deerlijk in de knel
geraakt. Men begint in te zien, dat samen
werking, althans samenspreking noodza
kelijk is.
Dat is al een groote stap in de goede
richting vooruit.
Ferst samenspreking.
Dan samenwerking.
Tot tenslotte (want daar moet het heen
de middenstand, om niet tusschen de
«hoogere" en de »lagere" standen platge
drukt te worden, het stevige pantser eener
krachtige organisatie aantrekt.
Daar kome het toe, hoe eer hoe beter.
Daartoe helpe alle man van goeden
wille mee.
Wij vragen voor de kleine burgerij im
mers geen zwaard, doch slechts een pantser.
Geen wapen tot den aanval.
Slechts een middel ter bescherming.
Om zich te verweren tegen den socialen
dood.
Er zijn er, die dat pantser bij de re
geering gezocht hebben.
Dat was mis gezien.
Hoezeer de regeering ook een zekeren
stand genegen moge zijn, die stand moet
eerst leeren zelf te strijden voor zijn
welzijn.
Eerst zichzelven helpen.
En slechts wanneer hij door eigen krachts
inspanning zijn doel niet bereiken kan,
dan heeft hij billijke aanspraak op steun
van regeeringswege.
Dat is de goede regel, welke ook thans
behoort te worden gevolgd.
Immers, wat zou een stand, die de ener
gie mist om zichzelf op te richten, met
regeeringssteun aanvangen
Iemand die door ziekte verzwakt, weer
poogt op te staan, helpt men een handje.
Maar wie zal een paar krukken reiken
aan den man, die bewegingloos blijft liggen
plat op zijn rug
i
ile
De maatregelen, welke (hetzij dan mèt,
hetzij dan zonder hulp van de Overheid)
tot meerderen bloei van den middenstand
kunnen genomen worden, zijn tweeërlei.
Die waarmede ons beginsel niet en die
waarmede ons beginsel wél rechtstreeks
gemoeid is.
Tot de eerste rekenen wij o. a. het in
voeren van een snelle goedkoopc rechtspraak
een deugdelijke wetgeving op het faillise-
menthet verkrijgbaar stellen van krediet
de oprichting van een informatie-bureau voor
den kleinhandelvervroegde winkelsluiting;
het oprichten van scholen voor beroeps- en
handelsonderwijshet heffen van zulke
belastingen, dat de kleine burgerij niet
overmatig wordt gedrukt.
Dat zijn al te gader dingen, waarbij het
beginsel niet op den voorgrond staat.
Daar kan een geloovig winkelier even
sterk voor zijn als een ongeloovig winkelier.
Onder het gemis daarvan lijdt de een
even sterk als de ander.
Maar er zijn in den middenstand ook
misstanden, waarvan de noodlottige gevolgen
(als zware slagen) allereerst en allermeest
nederdalen op de mannen van Christelijk
beginsel.
Neem bijvoorbeeld den verkoop op Zondag.
Daar zijn ongetwijfeld ongeloovige win
keliers, welke op dien dag liever sluiten
maar als het moet, als de concurrent aan
de overzijde des Zondags open blijft, welnu
dan doen zij het ook.
Maar dat kan de Christen in geen geval
doen, zijn beginsel verbiedt het hem.
Of neem de loterijen.
Daar zjjn ook ouder de ongeloovigen
degelijke en soliede winkeliers, welke er niet
licht toe zullen overgaan een lok-loterij
aan hun nering te verbinden en den koo-
pers voor eiken gulden zooveel «kansen"
op een fiets of op een theestoof te schenken.
Maar nood breekt wet.
«Kan het niet zooals het moet, dan moet
het maar zooals het kan," denkt de onge
loovige.
Doch ook hier bestaat er voor den Chris
tusbelijder geen uitweg.
Hjj mag geen loterij on op touw zetten.
En alwéér trekt hij aan het kortste eind.
Wij zouden méér van zulke misstanden
kunnen opnoemen.
Doch ieder, die nadenkt, vindt ze ter
stond.
Zoo ondervindt het Christelijke deel van
den middenstand dubbelen tegenspoed.
Eerst deelt het, met de ongeloovigen, de
ongunst der tijden.
De room is van de melk af.
En van wat er nog is, krijgt dat deel
zijn rechtmatige portie niet.
De mannen des ongeloofs weten door
allerlei middelen, welke bniten het bereik
van den Christen liggen, het leeuwenaan
deel te vermeesteren.
Ook daaraan dient paal en perk gesteld.
En dat kan.
Want gelukkig zijn er nog velen, die,
ofschoon zij het Christelijk beginsel niet
belgden, toch met ons van harte daaroe
samen willen werken.
Maar het initiatief moet van onze mannen
uitgaan.
En nu begrijpen onze lezors wel, dat wij
ook daarom allo anti-revolutionairen krach
tig opwekken om doel te nemen aan het
Amsterdamsche Congres.
Waarom wij hierboven schreven«Naar
Amsterdam
25 Augustus 1902.
De oude Unie-Collecte gaat dezer dagen
in onze steden en dorpen om.
Voor de christelijke school.
Onze sympathie, ons gebed, onze gaven
blijven haar verzekerd.
Wat ook verandere, wat ook wissele, dat
de vreeze des Heeren het beginsel der
wijsheid is, blijft immer voor ons do
waarheid.
En die vreeze des Heeren leert niemand
op de neutrale school.
Niet omdat daar geen onderwijzers zijn
die het niet wenschen.
O, neen.
Het onderwijs in de vreeze des Heeren
is een dogma. En een dogma en iets
neutraals is water en vuur.
Dogma's zijn in de neutrale wereld ver
boden, en tvij houden dogma's voor on
misbaar.
Daarom moéten we in de christelijke
school zoeken wat we in de neutrale niet
vinden kunnen, niet zoeken mogen zelfs.
En daarom ook door de Unie-Collecte
do christelijke school bevorderen.
Zolfs tusschen de meest onderhoudende
en joviale medodeelingen weten sommige
«briefschrijvers" een hatelijkheid aan 't
adres van oen of meer onzer ministers
in te vlechten.
Zoo komt tusschen allerlei lezenswaar
digs in, in een der liberale bladen de laffe
beschuldiging voor dat «het ministerie van
buitonlandsche zaken veel van een Chi-
neesch Tsung-li-Yamen heeft, veel deftige
mandarijnen, die, evenals hun collega's in
Peking, dikwijls blijken van do hun com-
peteerende zaken geen flauwe notie te
hebben."
Derhalve ook hier alweer de oude ver
waandheid, die roept het zelf betor te
kunnen en te kennen, niettegenstaande
historie en ervaring niet altijd gereed
staan hot beweren te staven.
In Eet Volk wordt aangekondigd per
advertentie dat Zondag zullen optreden in
een meeting voor algemeen kiesrecht de
heeren HelsdingenTroelstraSannes,
Ketelaar en Vliegen.
Een vrijzinnig-democraat onder al deze
sociaal-democraten.
Een openbaar onderwijzer, zelf orakel
en denkend hoofd van den Bond van Neder-
landsche (openbare) onderwijzersopleider
„tot alle christelijke en maatschappelijke
deugden", treedt op in een agiteer-verga-
dering, op den dag des Heeren, en laat
zich aandienen met de volgende woorden
„Arbeiders, hoe lang nog zult u dulden
dat de heeren in 't parlement u knevelen
en ringelooren, en drukkende wetten op
leggen en uwe patroons vrij spel hebben,
uwe werkgevers worden gesteund door
politiekommissarrissen
Dit werpt een zonderling licht te meer
op de staatkunde van dezen driekwart re-
publikeinschen vrijzinnig-democraat, en op
de gezindheid der honderden openbare
onderwijzers die met zijn optreden inge
nomen zijn.
En 't is een bewijs te meer dat van vrij
zinnig-democraat tot sociaal-democraat het
eene quaestie is van slechts ééne schrede.
Minister Kuyper, die Zaterdagavond, a. s.
in de residentie wordt terug verwacht,
kwam Donderdagavond laat te Turijn
aan, waar hij aan het station begroet werd
door Jhr. van Loon, den Cod sul Ridder
Rapetti en den secretaris van het Italiaan-
sche tentoonstellings-comitö, den heer M.
Pilligrini. Den volgenden morgen werden
bezoeken afgelegd door Z.Exc. bij den
burgemeester en werd tevens hot stadhuis
bezichtigd met het cabinet do travail van
Cavourdaarna een bezoek aan den prefect
en do prefectuur, en te oordeelen naar de
gesprekken, na het vertrek van Z.Exc.,
liet hij overal den aangenaamsten indruk
achter. Daarna werd van do Tontoonstolling
de Hollandsche afdeeling bezichtigd, waar
de Minister ontvangen werd door Graaf
van Sambuy, den President van het Comité,
Commendatore Bianchi, President van het
Administratief Comité on den heer Pilli
grini, secretaris van hot. Comité. Beide
oorstgenoomdo hoeren waron exprosselijk
ovorgokomon van hunne villa's buiten do
stad, waarheen ze voor de Turijnsche
zomerwarmte gevlucht waren. Op de
tentoonstelling wist dadelijk elkeen, dat
de Minister in aantocht was. Do laatste
orders werden nl. gegovon door den presi
dent der politie, die zorgdo dat allo bewa
kers, vermomde politio-agenten, op hun
post waren.
Aan do bladen wordt modogodeold, dat
do Staatsbegrooting van 1903 zal sluiten
mot oen tekort van 18 millioon.
Geen kloinigheid voorwaar.
Een ietwat zonderlingen indruk maakt
dit tekort, als men zoo maand op maand
leest dat do opbrengst van 's Rijks middolen
telkons moovalt. Toch is straks bij do
aanbeiding der Staatsbegrooting wel oen
soortgelijko mededeeling van don Minister
van Financiiin te verwachten.
Wij voor ons zouden daardoor niet
«pijnlijk" verrast worden.
't Was vooruit te zien.
Het vorige Ministerie leefdo grootscheeps,
maakto verteringen of bestelde althans
allerlei dingen, die veel gold zouden kosten.
En nu do wissels worden geprosentoerd,
blijkt dat het betalen mooielijk worclt en
dat het Kabinet-Piorson op veel to grooten
voet heeft geleefd.
Men begrijpt wat we bedoelen.
De eene wet na de andere moest worden
aangenomen. Ongevallen-wet, Leerplicht
wet, Gezondheidswot, Woningwet en Militie-
wet. En nu ze worden uitgevoerd, blijkt
dat ze grooto uitgaven vordoren en dat
het geld er voor niet aanwezig is.
Yoor onze opvolgers de moeieïijkhoid
om geld te vindon riepen do do afge
treden Ministers. Ze deden dan ook letter
lijk niets om do schatkist te versterken,
om te zorgen dat er geld zou zijn voor de
dure wetten.
En nu zit het Ministerie-Kuyper voor die
moeilijkheid.
Waarlijk, het was hoog tijd, dat aan do
roekelooze politiek van het Ministorio-
Pierson oen eind werd gemaakt.
Hollander.
Gouverneursbenoeming.
Het Vaderland tracht wat af te dingen
op de onpartijdigheid van de benoeming
van den heer Lely.
Veel om het lijf' heeft het niet.
Lely was de beste en dus was het plicht
hem te benoemen. Teegegoven. Maar het
is juist een bewijs van onpartijdigheid, dat
men dien plicht ziet en hem volgt.
«Het ambt van gouverneur van Suriname
is een waarnaar men niet solliciteert. Men
wordt er voor aangezocht. En in casu
staat het vast, dat de minister-prosident in
eigen persoon deze benoeming heeft ge-
wenscht. Wat dit er mee te maken heeft,
is niet duidelijk. Het toont hoogstens, dat
de onpartijdigheid niet alleen bij den mi
nister van koloniën huist en dat ze krachtig
genoeg is, om den bekwamen tegenstander
zelfs op te zoeken.
Doch blijkbaar is dit slechts bedoeld als
aanloopje voor het volgende«Welbe
schouwd schuilt de onpartijdigheid bij den
heer Lely, dat hij onder een kerkelijk Ka
binet tot deze taak zich vinden laat."
Als wij dit in ironie zeiden, zou de grap
maar matig zijn. Nu het Vad. het in ernst
zegt, is het inderdaad vermakelijk. Een
staaltje, dat aan de oude aanmatiging her-