NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 174. 1902
Donderdag 21 Augustus
16e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
i
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
FEUILLETON.
ADRIAAN WALRAVEN,
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en as
20 Augustus 1902.
Gaf onze beroemde teekenaar G. Braa-
kensiek ons verleden week in één enkelen
trek te aanschouwen een resultaat van den
oorlog, waar hij Steijn, liggend op een
balcon, schouwend de zee, als zij de zon
opvangt om haar in slaap te wiegen op
haar rusteloos bed, teekende, in droomen
verzonken, waarin nog speelt een ffauwe
hope, die bidden doet om herstel van wat
verloren ging, ook deze week biedt de
kunstenaar ruime stof om, op het geliefde
terrein zich voortbewegend, van 't Boeren-
hart een beeld te schetsen, dat Engelands
„gentlemen" verbleeken doe!
De Wet c. s. is aangekomen te London,
en men stelt hem Chamberlain voor
Noodde ze tot een vloot-revue
Dat edele, smart-omploegde hart van een
man als De Wet, een Botha, een De la
Rey zal gegruwd hebben van dergelijke
conventie-eischen
Men noemt den Engelschman gentleman
Maar waarlijk, zoo er eenige idee in hen
is, van wat die helden zeiven hebben door
worsteld, en hebben aanschouwd, beschul
digend, naar recht, Engeland's voorman
nen van al dien gruwel dan is het toch
onverklaarbaar, dat ze hun „vrienden-vij
anden" zulk een schouwspel durfden aan
bieden.
Was 't misschien te doen, om hun te
laten zien, wat Engeland nog restte? Om
den indruk van 't land te verhoogen? De
strijdmacht die van al de geleden verlie
zen overbleef, hun te toonen
Dan eere aan 't beleid der Boeren
generaals, die een uitweg wisten te vinden
om aan dit tergend spel te ontkomen.
Zou dat harde, waanzinnige gemoed van
Albion nü, na die weigering, een weinig
gevoeld hebben, hoe onmetelijk ver, op
alle gebied, zelfs op dat der beleefdheid,
die „onbeschaafden" staan boven wat men
gentlemeus-roem te noemen placht?
Waarlijk, zoo Engeland voort wil gaan,
om zich zedelijk bij alle natiën er onder
te werken, dan ga het voort op dezen
weg
Kwetse meedoogenloos, wijl zelf zonder
eenig gevoel, de fijn besnaarde ziel
dergenen, die haar brusk geweld en schaam
teloos bedrog wist te overweldigen. Te
hooger zal er door rijzen de eerbied, dien
ieder weldenkende gevoelt voor Afrika's
martelaren. De lauwerkrans, die als een
aureool zich slingeren gaat om hun ver
bleekte slapen, wordt breeder en grooter
en, machtige voldoening, breeder, ten koste
van Engelands alouden roem.
Zoo ge nog een greintje gevoelt voor een
ziel, die haar smart nauw kan uitspelen
op de snaren van 't eigen gemoed, wijl schier
G.
«le smirt van Zaamslag.
(Épisode uit den Fransehen tijd.)
Zoo heb ik er ook over gedacht, dominé
toen ik den eed moest afleggen als Agent
Municipaal van de commune van Zaamslag.
üp het oogenblik zijn wij als bewoners
van Staats-Vlaanderen, Pransche onder
danen.
Of wij dit nu bepaald aangenaam vinden,
is weer een andere vraag, niet waar
We hebben in geen geval die toestanden
zelf in het leven geroepen.
Het Fransch bewind was met mijne eeds
aflegging tevreden en vorderde niets meer.
Derhalve kan ik met alle vrijmoedigheid
mijn post van Agent waarnemen.
Maar om nog eens op uwe vroegere
mededeeling terug te komen, hoe is het
met uw collega te 's Gravenpolder afge-
loopen, dominé
0, heel goed, Walraven, vijf weken na
mijne intrede alhier werd hij als predikant
bevestigd in de gemeente van Zuidzande,
in de buurt van Sluis. Er waren, zoo
ging ds. v. Leeuwen voort, die gaarne over
dit chapiter uitweidde, er waren ook in
Holland vele predikanten, die even als ik,
te groot, zult ook gij die machtige figuren
omkransen, 't zij in stilte, met weemoeds-
paarlen, die ontvlieten uw oog, pijnlijk ge
kwetst door den aanblik van mannen, die
genoeg zielenadel bezaten om, terwille van
hunner broederen lot en lijden, eigen ideaal
zich te ontnemen en te bukken voor wat
hun voet had moeten dragen op den nek
Dat er ter uitvoering van schoolwet, on
gevallenwet en militaire wetten zooveel
meer geld noodig is, hebben wij reeds op
gemerkt.
Dit jaar zijn er in de vier grootste
steden des lands Amsterdam, Rotter
dam, 's-Gravenhage, Utrecht totaal 217
onderwijzers waaronder 15 hoofden, me. r
dan het vorige jaarvoor deze nieuw aan-
gestelden alleen bedraagt het meerdere
door het Rijk te verleenen subsidie reeds
minstens 78 duizend gulden. De bijdrage
voor een hoofd op f 560, voor een onder
wijzer op f 260 berekend.
Het is Het Schoolblad, het blad der
openbare (hoofd)onderwijzers, die het zegt,
Het zal dus wel waar wezen.
Tijdens het bewind van dit ministerie
is te Amersfoort een liberaal tot burge
meester benoemd, voor Suriname een libe
raal tot gouverneur en te Maastricht een
liberaal oud-lid der Kamer aan een flinke
inspeeteursbetrekking geholpen bij de be
lastingen.
Dit is loyaal gehandeld.
Toch tracht de liberale pers de betee-
kenis van dergelijke benoemingon te ver
kleinen.
Een blad is dwaas genoeg zich te ver
beelden, dat voor Suriname geen bewinds
man in de anti-revolutionaire of Roomscbe
partij was te vinden, en Lely derhalve
daarheen gaat uit gebrek aan beter.
De opmerking laat aan bescheidenheid
te wenschen over.
Zij toont dat de oud-liberale leer van
het „denkend deel" onder de vrijzinnig
democraten voortleeft.
Dat het„wij alleen knap en dus wij
alleen recht op de baantjes'' hot devies
blijft van de meest verlichte liberalen.
Ook de benoeming van Bouman wordt
verklaard op een wijze die den minister
van finantiën onaangenaam moet zijn.
Een blad gaat zelfs zoo ver van de
klacht op te nemen dat de minister in
deze zaak aan den leiband liep van den
administrateur bij zijn departement J. C.
Bouman, broeder van den benoemde.
Op die, wijze wordt elke ridderlijke,
onpartijdige behandeling van den staat
kundigen tegenstander tot nul herleid.
liever geschorst en ontslagen wilden worden
dan zich aan zulk eene rechtsverkrachting
te onderwerpen.
Vooreerst drie Haarlemsche predikanten,
zij werden in de bediening geschorst. Jam
mer echter, dat zij niet volhielden maar
eindelijk toegaven en den eed aflegden.
Maar voornamelijk heb ik hier het oog
op de vijftien Amsterdamsche predikanten,
wier namen in der tijd publiek gemaakt
zijn en die uit de bediening werden ontzet.
Onder dezelven bevonden zich, zooals ge
misschien weet, Henricus v. Herwerden,
de schrijver van eene verklaring van het
Evangelie van Johannes, benevens de tegen
woordige Hoogleeraar J. v. Nuijs Klinken
berg, wel bekend door zijn werk »het Onder
wijs in de Godsdienst", waarvan de drie
laatste deelen eenige jaren geleden, naar
ik meen in '93 verschenen zijn.
Van morgen heb ik ze nog in handen
gehad.
Als ge lust hebt, kunt ge ze met alle
genoegen eens ter lezing krijgen. Ze zijn
zeer bevattelijk geschreven en vol leering
omtrent de leer des Bijbels, hoewel ik niet
gaarne alle gevoelens van den schrijver
voor mijne rekening zou durven nemen.
Nu dominé, in de lange winteravonden
kan er van lezen nog al eens wat komen.
En de Schrift onderzoeken doe ik gaarne.
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Aan genoemden liberalen administrateur
wordt intusschen ook verweton dat hij zijn
drie neven, luisterend naar den(naam De
Lange, aan een vet baantje heeft geholpen.
Deze drie broeders kregen een plaats,
respectievelijk als inspecteur met toelagej;
collecteur bij de Staatsloterijen contro
leur van het buitengewoon zegel.
Indien hier de liberale kruiwagen dienst
deed,; bestaat er natuurlijk geen reden dit
te verzwijgen. Alleen maar, wij zouden
zoo zeggen, dan had men dit toch wel
eerder kunnen doen.
Die kruiwagen heeft al van 1848 af
behoudens een korte reparatie-periode
door 't geheele land geredenen niemand
heeft er zich onzerzijds publiekelijk aan
geërgerd.
Indien deze kostelijke wagen nu nog
loopt, en met succes loopt! dan ver
hoogt dit den lof dor onpartijdigheid van
't tegenwoordige kabinet.
Men zal aan liberale zijde toch wel niet
willen beweren dat onder de onzen ook
zelfs voor 't baantje van inspecteur of con
troleur de geschiktheid ontbreken zou!
De legende duikt weer op als zou de
benoeming van wijlen jhr. M. A. de Sa-
vornin Lohman tot gouverneur van Suri
name een fout zijn geweest van het kabi-
net-Mackay.
Wij herinneren er aan dat de Middel-
burgsehe Courant, onder de bedillers van
bet bewind van dezen veel miskenden
gouverneur zeker wel de meest fanatieke,
later zij het ook al te laat! hare
dwaling heeft erkend, in dien zin dat zij
verklaarde hem te eenzijdig te hebben be
oordeeld.
Maar waarom dan nu met uitwis-
sching dezer kostelijke bekentenis die
legende nog eens weer opgehaald?
Zal men dan altijd de dingen blijven
bezien door den partijbril, en weigeren
zich te verheffen boven bet partijstandpunt?
Wil men dan aan die zijde altoos klein
blijven?
De geref. kerk van Vlissingen (A) vierde
haar vijftigjarig bestaan. Inde Zuider Kerk
bode schrijft ds. W. H. Gispen onder meer
het volgende stukje geschiedenis dier kerk
Het Kerkje in de Palingstraat, waarin ik,
van November 1859 tot den voorzomer van
1862, gepredikt heb staat mij nog leven-
De tegenwoordige kerk A. te Vlissingen
is bediend geweest door de predikanten W.
H. Gispen 18591862; J. Holster 1862; P.
Diermanse 18621864; P. v. d. Sluijs 1866
1868; L. Tobi 18681871 W. Raman 1872
1873; C. L. Quéré 18741876; C. C. A. L.
Weet ge wie ook geweigerd heeft den
eed van trouw af te leggen, ik zou den
geleerden, braven man bijna vergeten. Het
is nog wel een vroegere leeraar uit den
Aselschen kreits. Nu tien jaren geleden
stond hij te Axel. Ik bedoel ds. Jan Scharp
van Rotterdam.
Bij het noemen van den welbekenden
naam van ds. Scharp zette onze smid groote
oogen op.
Een vluchtig rood overtrok 's mans ge
laat, wat echter den predikant niet opviel.
Het scheen alsof die naam in zijn bin
nenste berinneringen wekte, welke hem
niet zoo bijster aangenaam waren.
Gelukkig werd op dit oogenblik het
onderhoud met ds. v. Leeuwen afgebroken,
daar zich iemand aanmeldde, om den Agent
te spreken.
Uit dit vrij lange gesprek tusschen beide
mannon is den lezer gebleken, dat burger
Walraven van zijn kant volstrekt geen be
zwaar had, den eed van trouw af te leggen
aan eene regeering, aan welke hij, zij het
dan ook noodgedrongen, gehoorzaamheid
verschuldigd was, daar Staats-Vlaanderen
bij Frankrijk was ingelijfd.
De Franschen zagen wederkeerig in de
vrijwillige eedsaflegging van den nieuwbe-
noemden Agent waarborg genoeg om de
belangen van de commune van Zaamslag
dig voor den geest. Als ik uw gave van
teekenen bezat, zou ik, uit het hoofd, zoo
wel van het uit- als inwendige, nog wel
een goedgelijkende schets kunnen leveren.
Want er is veel gebeurd in dat Kerkje,
dat ik, zoolang ik het geheugen mag be
houden, nooit vergeten zal. Ik heb daar
geestelijke zegeningen genoten, die zich
later, in die mate, niet weder herhaald
hebben.
Dat Kerkje in de Palingstraat was niet
anders dan een schoongemaakt pakhuis.
De voorgevel was echter al veranderd.
Een paar groote ronde boogramen en een
dito deur, namen van buiten het pakhuis
achtige grootendeels weg, en gaven het
het voorkomen van eene Joodsche synagoge,
in eene niet al te groote provincie-stad.
Binnenkomend had men, aan de rechter
zijde, eene kleine afgeschoten ruimte, waar
de ouderlingen en diabenen, vóór den dienst,
bijeenkwamen, en ik gelegenheid had mantel
en bef aan te doen. Wij droegen toen nog
het volledige predikanten-costuum uit de
18e eeuw. Ik sloeg in die dagen wel eens
jaloersche blikken op de kleeren van den
pastoor en zijn kapelaan, die in zooveel
gunstiger omstandigheden verkeerden dan
de mijne. Te Vlissingen heb ik dan ook
al de stoutheid gehad, om, buiten dienst,
een lange broek te dragen. Maar steek en
mantel en bef zijn eerst verdwenen bij
mijn intrede te Zwolle, 1873. Of wij er
nu beter aan toe zijn, en of de achting
voor het ambt is toegenomen, sinds wij
zoo geheel Dominus Humanus zijn gewor
den, is eene vraag, die wel eens bij mij
opkomt, maar waarop ik het antwoord liefst
schuldig blijf.
Ik weet niet of ten uwent nog bestaat
de gemeente der anti-togaisten Maar
wel herinner ik mij dat zij in die dagen
is ontstaan. Er was toen heel wat bewe
ging op Walcheren, omdat de predikanten
der Hervormden met een »Kaas", een
hoogen zijden hoed, begonnen in de Kerk
te komen, en den kansel te beklimmen.
Levendig herinner ik mij nog dat op een
Zondagmorgen, toen ik reeds midden in de
preek was, een aantal menschen de kerk
in de Palingstraat binnenkwamen. Na de
preek vernamen we spoedig, dat Dr. J. J.
van Toorenenbergen op den kansel was ge
komen zonder driekanten hoed, en, dit was
nog het ergste, de gemeente gewezen had
op het Woord des Heeren, dat een wee
uitspreekt over den mensch, door welken
de ergernis komt.
De godvruchtigste en degelijkste leden
John 18771SS1B. Veenstra 1881 tot heden.
C) Het volk noemde ze „mantelvluchteis".
Red.
in zijne handen te stellen, voor zoover die
niet bij verordeningen waren geregeld.
Bovendien stond een Adjunct-agent hem
ter zijde, iemand van onverdacht allooi,
die, zoo noodig, met Argusoogen de gangen
van Walraven kon bespieden om hem bij
het minste vergrijp kon aanklagen bij de
bevoegde autoriteit.
Op dien voet stonden de zaken tot op
Maandag den 223l<!" van Wijnmaand 1798,
aan den avond van den dag, waarop we
onze lezers in Walravens stille woning
binnenleidden. Zooals we zagen was daar
alles in rustige rust.
Die rust zou echter niet lang duren.
Tusschen tien en elf uren op dien be-
wusten avond trekt eene gewapende bende,
ongeveer een veertig man sterk, met slaande
trom over Zaamslag en houdt halt op het
ruime dorpsplein.
Zooals te begrijpen is werden een aantal
dorpelingen door het alarm van de trom
uit hun eersten slaap gewekt.
Weldra wordt hier en daar behoedzaam
eene deur geopend om zoo mogelijk de
reden te vernemen van dit onverwacht
bezoek.
Een enkele vrij moediger geest sluipt,
door de duisternis begunstigd, stilletjes
rond en waagt zich tusschen de vreemde
bezoekers, die klaarblijkelijk niet veel goeds
der Herv. Gemeente hielden zich echter
buiten deze beweging.
En er waren er, in die dagen, nog velen
van dat soort. Mannen en vrouwen die
het echte type waren van een Gereformeerd
volk, en Dr. Van Toorenenbergen voedde
hen met degelijke preeken.
Maar om tot de Kerk in de Palingstraat
terug te keeren, als men op den preekstoel
stond, zag het er waarlijk niet onaardig
uit. Aan de zijden, banken voor de mannen
en in de open ruimte stoelen voor de vrou
wen met een pad in 't midden. Doch men
moest niet naar boven zien, want dan zag
men terstond de dakpannen, die eens rood
waren geweest, doch nu een veelverwige
kleur hadden. Dit hinderde echter niet
zooveel als de smeltende sneeuw, die door
de pannen lekte, en dan, in een emmer
opgevangen, een hinderlijk getik maakte,
vooral zoolang de bodem van dien emmer
niet goed bedekt was.
Om het bezit van dit Kerkje is nog een
oogenblik strijd geweest.
Gij moet weten dat de gemeente, bij
mijne komst (in 1859) in een eigenaardigen
toestand verkeerde. Zij behoorde tot die
Kerken, die in de geschiedenis der Afschei
ding bekeDd zijn als Gemeenten onder 't Kruis.
Onder het klein getal leeraren van die
gemeenten was een ernstige strijd uitge
broken, die eindigde met elkander buiten
de Kerk te zetten. Voor mij was hierdoor
eene schoone illusie der jeugd te gronde
gegaan, en met een hart vol twijfel, wat
ons kerkelijk leven aanging, kwam ik te
Vlissingen. De groep leeraren en gemeenten,
tot welke ik behoorde, gevoelde neiging
tot vereeniging met de Christ. Afgeschei
denen, indien het eenigszins mogelijk ware.
Om dit te beproeven werden D.D. Klinkert,
Plug en ik afgevaardigd naar de Synode
der Christ. Afgesch. Geref. Gemeenten, die
te Hoogeveen vergaderde. Dit geschiedde
in den voorzomer van 1860. De onder
handelingen hadden toen niet het gewenschte
gevolg. De Kerkeraad van Vlissingen was
evenwel eenparig van oordeel, dat we in
het kerkverband met de C.-A. Gereformeer
den moesten treden, en gaf daarvan kennis
aan de gemeente, in een bijeenkomst van
al de leden, in welke samenkomst aan allen
gelegenheid gegeven werd, om bezwaren
tegen het voornemen des Kerkeraads in te
brengen. De afloop van deze «.vergadering
gaf den Kerkeraad vrijmoedigheid om defini
tief te besluiten. Alles ging zoover goed
en in vele harten was blijdschap. Maar
toch bleek het van achteren dat nog enkele
leden aan de andere zijde stonden. De
leeraar van de Middelburgsche gemeente
zond mij in hoedanigheid van consulent
een soort van afzettingsbul thuis, en diende
in den zin hebben.
Wie die vreemde bezoekers echter waren,
van waar zij kwamen en wat zij eigenlijk
in hun schild voerden, niemand die het
kon zeggen.
Omtrent dit laatste zou men echter niet
lang in het onzekere behoeven te verkeeren.
Onmiddellijk toch trekken eenige mannen
uit de bende, voorafgegaan door hun zoo-
genaamden kommandant of bevelhebber,
naar de woning van onzen Agent, waar
een vreeselijk bonzen en kloppen op de
voordeur de vrouw des huizes verschrikt
deed opspringen van haren stoel. Deze
was echter blijkbaar van geen klein geruchtje
verwaard.
In allerijl loopt zij naar de deur om die
te openen.
Een forsche stem daar buiten vraagt
haar: »Woont hier de agent?" »Jawel,"
is het kloeke antwoord, »wat is er van uw
dienst?"
»Wij moeten hem dadelijk spreken."
Gedurende dit kort gesprek, was Walra
ven uit bed gesprongen en liep, zooveel
mogelijk aangekleed, na eenige seconden
onverschrokken met de kaars in de hand
naar voren.
(Wordt vervolgd.)