NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 172. 1902.
Zaterdag 16 Augustus.
16e Jaargang.
HISTORISCH
Bij flit mimr tolioort een Bpeisel.
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De Woningwet.
elk en MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere reg'el meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De Woningwet, die den len Augustus
van dit jaar in werking is getredeD, kan
in de toekomst van groote beteekenis wor
den voor onze sociale verhoudingen.
Dat zij sommige bedenkelijke, zelfs zeer
bedenkelijke bepalingen bevat is indertijd
door de antirevolutionaire partij in en buiten
de kamer herhaaldelijk betoogd, maar met
niet minder klem is onzerzijds verklaard
dat wij hare algemeene strekking ten zeerste
toejuichen.
En wij hopen dat onze vrienden in staten
en raden en gezondheidscom missiën waar
zij geroepen worden tot hare uitvoering
mede te werken, dit zullen doen op zulk
een wijze dat er van het goede dat er in
de wet ligt, zooveel mogelijk worde partij
getrokken en door het verkeerde zoo min
mogelijk kwaad worde gesticht.
Allen moeten er naar streven dat het
groote doel der wet verbetering van de
woningtoestanden inderdaad wordt be
reikt en wel zóó dat daardoor de wet niet
in discrediet komt bij ons volk, want dan
zou hare werking weldra worden verlamd.
Wanneet zij met voorzichtigheid en be
leid wordt toegepast kan zij uitstekende
diensten bewijzen om in velerlei toestand
waartegen men op dit oogenblik zoo vaak
machteloos is, de zoo hoog noodige betering
te brengen.
Ons plan is natuurlijk niet om onze
lezers te vervelen met tot in allerlei bij
zonderheden afdalende mededeelingen.
Slechts op enkele hoofdbepalingen willen
wij de aandacht vestigen.
Bepalingen die overal en voor iedereen
van belang zijn of straks zullen worden.
Eerst een enkel woord over de bouwver-
In zoo goed als alle gemeenten bestaan
die reeds nu, doch binnen twee jaren, dus
vóór 1 Augustus 1904 moeten zij herzien
worden.
Natuurlijk zal men wel doen dien termijn
niet af te wachten, maar reeds dadelijk, of
althans zoo spoedig mogelijk de hand aan
den ploeg te slaan.
In die verordeningen moeten bepalingen
voorkomen zoowel voor bestaande wonin
gen als voor andere, die nieuw gebouwd
of gedeeltelijk vernieuwd of voor het eerst
als woning in gebruik worden genomen.
Voor alle woningen, bestaande zoowel
als nieuwe, moeten bepalingen worden
gemaakt betreffende
privaten,
beschikbaarheid van drinkwater,
voorkoming brandgevaar,
voorkoming van vochtigheid,
hechtheid van fundamenten, muren, vloeren,
trappen, zolderingen en dak,
verwijdering van rook, water en vuil,
en toevoer van licht en lucht.
Voor nieuwe of gedeeltelijk te vernieuwen
gebouwen, moeten bovendien bepalingen
worden gemaakt betrekkelijk
de plaatsing van do gebouwen ten op
zichte van den openbaren weg en van
elkander,
het hoogtepeil van den vloer der beneden
vertrekken en de hoogte van de gebouwen,
en de afmetingen der ter bewoning in
to richten vertrekken, en van trappon
en portalen.
Bovendien moet de verordening ook
bepalingen inhouden nopens behoorlijke
bewoning.
Gedeputeerde Staten kunnen echter,
telkens voor 5 jaar, den Inspecteur belast
met het toezicht op de naleving der woning-
Wet gehoord, voor een of meer van boven
gemelde punten vrijstelling verleenen.
Eene bepaling, die zeker vooral in den
eersten tijd, goeden dienst zal bewijzen
en het mogelijk zal maken om de wet aan
te passen aan de verschillende vaak zeer
Uiteenloopende plaatselijke toestanden.
Zij is natuurlijk allerminst gemaakt
om gemakzuchtige gemeentebesturen tot
een oorkussen te strekken, maar dient
alleen om te voorkomen, dat zulke ver
ordeningen worden gemaakt die toch niet
kunnen worden gehandhaafd.
Nog moet worden opgemerkt dat voor
taan in geene enkele gemeente van] ons
vaderland eenig gebouw, hoe klein ook
en onverschillig waar het wordt geplaatst
en al is het ook niet voor woning bestemd,
mag worden opgericht of vernieuwd zonder
uitdrukkelijk verlof van Burgemeester en
Wethouders.
Bij weigering of wanneer de door hen
gestelde voorwaarden te drukkend voor
komen,. heeft men beroep op den raad.
De verordeningen, die de gemeente
besturen maken ten gevolge van de voor
schriften der wet moeten goedgekeurd worden
door Gedeputeerde Staten.
Blijft de gemeenteraad in gebreke of
weigert hij in de verordening zulke bepalin
gen op te nemen als Gedeputeerde Staten
verlangen, dan wordt door Gedeputeerde
Staten de verordening gemaakt of gewijzigd
en is de gemeenteraad verplicht zich
daaraan te ondei^verpen.
Eene fatale bepaling, die ons geheele
gemeente-recht op losse schroeven heeft
gezet en die wij hopen dat nooit zal wor
den in toepassing gebracht, maar die toch
werken zal als een sterken prikkel om te
zorgen dat overal tijdig en op behoorlijke
wijze aan de voorschriften der wet zal
worden voldaan.
Van groot belang zijn ook bepalingen
die ten doel hebben overbevolking der hui
zen tegen te gaan.
Eene woning kan op zichzelven goed zijn,
doch zoodanig overvuld met bewoners dat
zij een voortdurend gevaar oplevert voor
de openbare gezondheid en zedelijkheid.
Vooral in de steden is dit dikwijls het
geval, maar ook op het platte land komt
zoo iets meer voor dan men soms denkt.
Om dit kwaad tegen te gaan is natuur
lijk in de eerste plaats noodig dat het ge
meentebestuur goed op de hoogte is van
den toestand.
Daarom is voorgeschreven dat alle ver
huurders van woningen, die drie of minder
ter bewoning bestemde vertrekken bevatten,
binnen een zekeren door het gemeentebe
stuur vast te stellen tijd, aangifte moeten
doen van het aantal bewoners met vermel
ding van naam en beroep en van het aantal
vertrekken dat iedere woning bevat, terwijl
het gemeentebestuur deze aangiften maan
delijks ter kennis brengen moet van de
gezondheidscommissie.
Binnen 4 jaar moet ook dezelfde ver
plichting worden gelegd op hen die kost
gangers houden.
Bij plaatselijke verordening kunnen voorts
bepalingen worden gemaakt, omtrent het
aantal bewoners, in verband met de ruimte
der vertrekken, dat in een zelfde gebouw
verblijf mag houden.
Overschrijding van dat getal door geboorte
of het opnemen van familieleden voor wie
men verplicht is te zorgen volgens de wet
blijft echter geoorloofd en de wet heeft ook
geen terugwerkende kracht zoodat b. v. nu
reeds overbevolkte woningen indien zij
overigens aan de eischen der verordening
voldoen, ongemoeid worden gelaten.
Het is vooral de taak der gezondheids
commissies om voortdurend na te gaan of
de plaatselijke verordeningen, bouw en
overbevolking betreffende, wel behoorlijk
worden nageleefd en, zoo dat niet het geval
is, de gemeentebesturen op overtredingen
opmerkzaam te maken, en toe te zien, dat
de wet geene doode letter wordt.
Doch de commissie zou een onmogelijke
taak hebben, wanneer zij geregeld op alle
woningen in haar ressort gelegen, toezicht
moest houden. Zij zal dit natuurlijk wel
in het algemeen doen en van tijd tot tijd
sommige woningen door een of meer harer
leden doen bezoeken, maar daarmede is zij
nog niet zeker dat alle verkeerde toestanden
ter harer kennis komen.
Daarom bevat de wet eene bepaling dat
ieder hoofd of lid van een gezin bij het
gemeentebestuur mag klagen, wanneer zijne
woning ongeschikt is ter bewoning of het
aanbrengen van verbeteringen noodzakelijk
wordt geacht. En niet alleen de bewoner
mag dit doen, maar ook drie of meer meer
derjarige ingezetenen.
Zoodra het gemeentebestuur zulk een
bevelschrift ontvangt moet het daarover het
advies inwinnen der gezondheidscommissie.
Deze onderzoekt dé zaak en geeft aan
het gemeentebestuur kennis of en in hoe
verre de klacht gegrond wordt geacht.
Als de gezondheids-commissie oordeelt
dat het huis onbewoonbaar moet verklaard
worden, moet B. en W. aan den raad daartoe
een voorstel doen en van het genomen be
sluit mededeeling doen aan de commissie.
Deze kan, als de Raad niet de onbewoonbaar
verklaring wil uitspreken, in beroep komen
bij Gedeputeerde Staten.
Zoo de woning niet onbewoonbaar is maar
verbetering behoeft, kunnen B. en W. den
eigenaar voorschrijven de noodige verbete
ringen aan te brengen of anders de bewoning
te doen staken.
Wanneer eene woning als ongeschikt ter
bewoning onbewoonbaar is verklaard, wordt
daaraan een kenteeken bevestigd, waarop
met duidelij ke letters is te lezenonbe
woonbaar verklaarde woning.
Uiterlijk binnen 6 maanden na dat tijd
stip, behoudens enkele, uitzonderingen, moet
het huis zijn ontruimd,' welke termijn één
maal door den raad met 6 maanden kan
worden verlengd, onder goedkeuring van
Gedeputeerde Staten.
In zulke* woningen mogen in geen geval
nieuwe bewoners hun intrek nemen, uitge
zonderd vermeerdering van het gezin door
geboorte of wederopneming van afwezig
geweest zijnde gezinsleden.
Is de woning op het aangegeven tijdstip
niet ontruimd, dan gelasten B. en W. onver
wijlde ontruiming en zoo noodig sluiting.
Als de ontruimde woning geheel of ge
deeltelijk gevaar of hinder voor de bewoning
van andere gebouwen oplevert, gaan B. en
W. na ingewonnen advies der gezondheids
commissie over tot afbraak of andere maat
regelen waardoor het gevaar of de hinder
wordt weggenomen. Bij afbraak worden
bouwmaterialen in het openbaar verkocht
en de opbrengst aan den rechthebbende
ter hand gesteld.
(Slot volgt.)
15 Augustus 1902.
De nestor der tweede kamer de heer J.
W. F. Conrad is onverwachts te 's-Gra-
venhage overleden.
Hij was 74 jaar oud geworden.
Nestor is thans de heer Fan Alphen,
geboren 1829.
Op dezen volgen Travaglino (geb. 1831)
ilutsaers (1833)Sluis (1834)Lieftinck
(1835)Yan Karnebeek (1836)Lobman
en Pompe (1837)Mackay (1838)Brum-
melkamp (1839).
Door partijzucht verblind.
Het lijdelijk verzet van sommige geeste
lijke zusters tegen hunne uitzetting door
de radicaal-socialistische Fransche regeering
wordt door Bet Volk onder anderen in
haar no. van 12 Aug. bestempeld als
sclericale herrie"
Vervolgzucht heeft ook de gematigder
revolutionairen oud-liberalenin Frank
rijk in het bloed gezeten. En de vervolg
den als de oproermakers voorstellen was
aan de orde van den dag.
Het werd door een dichter aldus gepa
rodieerd
Cet animal est trés méchant
Quand on 1'attaque, il se défend.
(Wat een kwaad beest tochHet ver
dedigt zich als je 't aanvalt).
Het schijnt dat de partijen to Amster
dam IX waar wegens het vertrek van den
heer Lely een kamer-vacature ontstond
hunne beste mannen er voor zullen zetten.
Men hoort van liberale zijde Pierson,
van vrijzinnig-democratische zijde Gerrit
sen, en voorts den sociaal democraat Troel
stra noemen. i-.-sg-
Nu hebben Amsterdam V en Amster
dam IX de meest vlottende bevolking, en
(naar wij wel eens vernamen) wordt daar
voor de antirevolutionairen de kans steeds
geringer.
Toch behaalde er in Juni 1899 onze
candidaat Bijleveld er de meeste stemmen
bij eerste stemming, dat hij 't bij de her
stemming aflegde kwam van het samen
gaan van alle „antielericalen".
Bij eerste stemming stond het: Bijle
veld (antir.) 1532; Lely (lib.) 1289; Ger
hard (soc. dem.) 877; Van Gilse (vrijz.
dem.) 799. Bij de herstemming Lely
2810, Bijleveld 2300.
De sociaal democraten zullen hun best
doen om Troelstra in herstemming te
brengen.
Komt hij in herstemming met don
antirev.wat ons niet onmogelijk schijnt!
dan zijn wij nieuwsgierig wat de libe
ralen doen zullen.
Of zij weer als in 1897 te Enschede,
Winschoten, en Tietjerksteradeel op
den man zullen stemmen, die gelijk zijne
broeders (of volgelingen) „zijn kracht zoekt
in een stelselmatig verbitteren, afbreken,
verdeelen, tegen elkaar ophitsen".
De Nederlander heeft blijkbaar goede
verwachtingen.
Zjj schrijft:
Er zijn toch den laatsten tijd wel ken-
teekenen, dat ook aan de linkerzijde
meerdere oogen voor het onvruchtbare en
demoraliseerende van zulk een politiek
opengaan. Zoo schreef zelfs het vrijz.-
dem. blad Vooruitgang dezer dagen, naar
aanleiding van Van der Zwaag's klacht
over „de eeuwige herrie" onder de partij-
genooten, het volgende
De schuld ligt in de leiders zelf. Zij hebben
wind gezaaid en moeten nu storm oogsten.
Jaar in jaar uit hebben de socialistische
leiders niets anders gedaan dan het volk tegen
andersdenkenden opzetten. Zij prediken slechts
haat en wantrouwen en het gevolg is, dat de
lieden, aldus geleerd en opgevoed, overal
slechts zelfzucht, grof eigenbelang en verraad
kunnen zien.
Men gewende de socialistische arbeiders zoo
langzamerhand slechts op minachtenden toon
te spreken over de lieden, die anders dachten
en handelen dan zij meenden dat juist was,
en men wekte wantrouwen tegen ieder die
zich tegen een wensch of een eisch des volks
dorst te verzetten.
Van deze opvoeding plukt men thans zelf
de wrange vruchten. Bij geschillen tusschen
de leiders wordt dezelfde taktiek gevolgd en
in dezen zoo goed voorbereiden bodem woe
keren nu de zaden van haat, naijver en wan
trouwen welig voort.
Dit is o. i. de spijker op den kop geslagen.
Ons dunkt, dat deze wijze van strijd-
voeren, die ook in het parlement gevolgd
wordt, door elk weldenkende, onverschillig
van welke richting hij is, moet worden
afgekeurd.
En wij achten daarom de mogelijkheid
niet uitgesloten, dat er liberalen zullen zijn,
ook in Amsterdam IX, die bij herstemming
tusschen een antir. en een soc.-dem. hun
clericalenvrees overwinnen.
De heer Lely behaalde verleden jaar bij
de herstemming 2870 stemmen. Doch voor
de soc.-dem. was er uiteraard minder aan
leiding om den candidaat, met wien zij in
algemeenelevensbeschouwinggelijkdenkend
waren, achter te stellen bij diens tegen
stander. Die aanleiding kan er voor de
liberalen wel bestaan, nu de strijdmethode
hunner geestelijke bloedwanten meer en
meer onze samenleving blijkt te vergiftigen.
Bij de regeoring moeten voorstellen
hangende zijn tot verhooging van den accijns
op het gedistilleerd, ten einde te voorzien
in het vermoedelijk tekort, dat op den aan
staanden dienst zou zijn geraamd, en dat
naar verzekerd wordt ongeveer acht millioen
zou bedragen. Vooral de uitvoering van
Ongevallen- en andere wetten moeton eene
vrij belangrijke stijging der gewone uitgaven
doen verwachten.
Zoo zeggen tenminste de bladen.
Nu, het tekort is ook grootzoo onge
veer 8 miljoen.
Gevolg altegaar van onder het vorig be
wind tot stand gekomen wetten.
Ook de in 't vorige jaar aangenomen
legerwetten zullon grootere uitgaven vorde
ren.
In plaats van 5x9 krijgt mon nu 4 x 12
bataljons bij de infanterie. Aanstelling van
meerdere officieren, uitbreiding van kle
dingmagazijnen, de bouw van nieuwe kazer
nes te Assen en Nijmegen, en dan de uit
voering der ongevallenwet en de gewijzigde
schoolwet, vooral wat de tractementon en
vergaderingen voor openbare onderwijzers
betreft, zullen veel geld vorderen.
Verhooging van den jeneveraecijns schijnt
ook ons dringend noodzakelijk.
Van den consul-generaal der Nederlan
den te Kaapstad is ontvangen het vol
gende telegram:
„Landgenooten, voorzien van door Brit-
sehe consulaten afgegeven permits tot
doorreis naar Pretoria en Johannesburg
via Kaapstad, landen alhier in de ver
keerde onderstelling hun reis te kunnen
vervolgen; verzoeke hen tegen deze op
vatting te waarschuwen".
Onder dit opschrift lezen wij in de
Standaard
De benoeming van don heer C. Loly,
den oud-minister, tot de gewichtige be
trekking van gouverneur van Suriname,
geeft een schitterend bewijs van de onpar
tijdigheid van het »clericale" ministerie-
Kuyper op wiens voordracht die benoeming
kon geschieden.
(Naar de N. JR. Ct. verneemt, was het
vooral op persoonlijken aandrang van dr.
Kuyper, die ook het eerst de aandacht op
den heer Lely als gouverneur van Suri
name vestigde, dat deze ten slotte de be
noeming heeft aangenomen.)
Het is bekend genoeg, dat de heer Lely
is een kundig en scherpzinnig man, werk
zaam en ruim van blik.
De Regeering deed dan ook een goede
keuzeen het pleit voor het ministerie-
Kuyper, dat het de scherp-geteekende poli
tieke kleur van den nieuwen titularis over
het hoofd ziende, alleen lette op de belangen
van de kolonie Suriname, voor wié een
krachtig man als Lely gewenscht en noodig
is. Beschamend in hooge mate is deze be
noeming voor de tegenpartijen.
Het Centrum herinnert er terecht aan,
hoe over de benoeming van den tegenwoor-
digen minister van Koloniën tot dezelfde
betrekking, als waarvoor Lely nu in aan
merking kwam, door heel de liberale pers
met minachting, ja met verontwaardiging
werd gesproken. En deze oud-gouverneur
van Suriname, die zijn taak op uitnemende
wijze heeft uitgevoerd, toont thans zoo hoog
te staan, dat hij als minister éen der coryp-
heeën der tegenpartijen voor die betrekking
voordraagt.
En dit niet alleen. Men herinnert zich
nog wel hoe de heer Van Aseh van Wijek
onder het vorige ministerie, waarvan de
heer Lely deel uitmaakte, niet in aanmer
king kon komen voor het burgemeester
schap van Den Haag; zelfs niet herin
neren we ons wel voor het burgemee
sterschap van Nijmegen. En toch was het
algemeen bekend, wist het ministerie op
perbest, dat de heer Van Asch van Wijek
minstens, om hot zacht uit te drukken, even
geschikt was voor Den Haag als do tegen
woordige titularis.
Waarlijk, wel werpt het ministerie-Kuy-
per, en in het bizonder minister Van Aseh
van Wijek, gloeiende kolen op het hoofd
zijner weder-partijders.