NIEUWSBLAD
ZEELAND
No. 168. 1902,
Donderdag 7 Augustus.
16e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT
Wed, S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
ELKBN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15-rog-els 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—-5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
6 Augustus 1902.
Toen wij het stukje in ons vorig no. geschre
ven hadden, lazen wij in de N. Prov. Gron.
Crt. eenzelfde opmerking, naar aanleiding
van hetgeen Het Volk reeds vroeger over deze
quaestie moet geschreven heoben.
Onze geachte collega te Groningen
merkt zeer terecht op:
In Frankrijk zijn meer dan 2500 bijzon
dere scholen gesloten; daardoor werden
150.000 kinderen op straat gezet. Dat is
iets anders dan gelijkstelling; dat is bru
tale verdrukking; dat is aanranding dei-
vrijheid. Nu zou men natuurlijk mogen
verwachten, dat „Het Volk" als een pala
dijn voor de vrijheid optrad en ook' voor
Frankrijk aandrong op grootere gelijkstel
ling. Maar wie zoo denkt, heeft het mis.
Het Volkspreekt van „klerikaal gespuis"
en het noodigt de geestverwanten in
Frankrijk uit om door tegenbetoogingen
de vrijheid te helpen onderdrukken
Dat is toch wel een zonderlinge liefde
eerst schreeuwen van „domme ezels" en
„leugenaars", omdat er iemand in Neder
land was, die niet precies op de hoogte
was met een partij-uitspraak en dan on
middellijk daarna die gelijkstellings-formule
verloochend, waar het Frankrijk betreft.
Hoe dat te verklaren? Kan het ook
wezen, dat „Het Volkniet leeft uit een
hooger beginsel dan politiek en taktiek?
Dan staat de Redactie op zedelijk gebied
niet hoog.
Na ongeveer een twaalftal jaren geleden
verscheen in „Mannen van Beteekenis" van
de hand der heeren Jhr. Mr. Witsius H.
de Savornin Lohman een met zorg bewerkte
schets over Dr. A. Kuyper.
Volstrekt geene biographie schrijver
noch hoofdpersoon bedoelde of verwachtte
zulks slechts eenige „outlines", maar
dan toch zulk eene schets, waarin de
subjectieve meening van den eerste naar
behooren schuil gaat en het doel van den
laatste zoo objectief mogelijk wordt weer
gegeven.
En toch ook in dit werk een paar
vlekjes en eene leemte. Dr. Kuyper heeft
in der tijd zelf met een enkel woord op
een en ander gewezen. Er is in dit alleszins
objectief geschrift sprake van den theoloog,
hoogleeraar, staatsman enz. maar niet van
den journalist. Daarom te meer in het
oogvallend omdat de journalistiek daarin
ontegenzeggelijk eene eereplaats verdiende,
eenvoudig omdat ze eene eereplaats innam
in het leven van den hoofdpersoon.
Na 12 jaren April 1902 heeft de
heer J. Postmus eenigermate die leemte
trachten aan te vullen en wel door ineen
keurig gestileerd en lezenswaard artikel in
den Gulden Winckel no. 5, Dr. Kuyper te
schetsen als journalist.
En nu een paar maanden later komt de
heer H. de Wilde uit den Haag ook
onder ons Zeeuwen welbekend met
eene brochure voor den dag waarin hij
onzen tegenwoordigen Premier voor het
publiek tracht te schetsen in zijne betee
kenis voor de politieke ontwikkeling van
het Nederlandsche volk.
Uiteraard eene begeerlijke, doch veelszins
zware taak.
Zwaar ook daarom, dat degene, die de
taak onderneemt, zoo licht gevaar loopt te
vervallen in eene aanbidding van zijn held,
ten eenenmale misplaatst bij een Minister
die op zijn 25jarig jubilé als journalist „allé
glans en alle glorie voor zijn persoon afwees",
om ze neer te leggen aan den voet van
den troon van Hem, door wien hij naai
de bede van zijn hart wenschte geregeerd
te worden als een goed instrument.
Of de geachte schrijver in zijn brochure
aan dit gevaar is kunnen ontsnappen, be
hoeven we hier niet te onderzoeken. Een
ieder leze voor zichzelf. Mocht ergens het
licht te scherp invallen of wellicht hier of
daar iets veilig worden aangenomen, wat
niet voor ieder zoo direct voor de hand
ligt, men schrijve die kleine vlekjes op
rekening van de hooge waardeering, welke
de schijvor blijkbaar voor zijn held aan den
dag legt.
Daarbij grooten geosten deert noch lof,
noch eritiek.
De heer de Wilde heeft een verdienste
lijk werk gedaan om na anderen, nog een
maal op de hooge plaats en grooten invloed
van Dr. Kuyper, den tegenwoordigen pre
mier te wijzen.
Hoe meer toch ook in dit opzicht gecom
pileerd wordt des te gemakkelijker zal het
den biograaf vallen later zij die tijd nog
verre uit de aldus verzamelde bouwstof
fen een levensbeeld te vormen, waarop het
nageslacht onder dankerkentenis aan God
met welgevallen kan staren, als het beeld
van den man, die met Groen c. a. land en
volk in andere banen en op betere paden
heeft geleid.
Steeds meer wordt in Frankrijk de re
volutionaire leer doorgetrokken dat de
regeering heeft te handelen overeenkom
stig den wil van de meerderheid der
De volkswil souverein
De regeeringspersonen zei ven zijn ook
van deze leer, en dit maakt de zaak be
denkelijk.
Zelfs Loubet is met dit kwaad behept,
en Combes' ijver is reeds lang over het
kookpunt.
Een der ministers schijnt zelfs den
geest der re/olutie en dien der contra
revolutie in zich te vereenigen.
Bismarck en Gambetta.
Yan eerstgenoemde is gelijk de le
zer weet het gevleugeld woord: wij
gaan niet naar Canossa. Van laatstge
noemde is de uitspraak: het clericalisme,
dat is de vijand.
Het is de minister van marine Pel-
leton die Zondag natuurlijk Zondag
te Marseille bij een te zijner eere aange
richt diner uiteenzette, dat de republi-
keinsche politiek tegen de reactie eene
politiek was, welke duidelijk blijkt door
de kiezers gewild te zijn en die de her
vormingen beoogde, welke door de radicale
partij geloofd waren. Spreker zei verder
de eeuwige vijand te zijn van het „cleri
calisme", dat alle mogelijke kunsten ge
bruikt om het volk te winnen en dat zich
het monopolie van vaderlandsliefde had
toegeëigend.
„Wij zullen", zoo besloot spreker zijn
rede, „niet naar Canossa gaan, en zullen
niet vergeten, dat onze vaderen (hij be
doelde die van 1789!) de wereld op de
religieuse spooksels veroverd hebben en
de vrijheid aan de menschheid geschonken
hebben".
Nog een andere minister die van oorlog
André, zinspeelde op de eeuwigheid
van het vaderland.
Waar echter de beginselen der revolu
tie zoo doorwerken, mag die eeuwigheid
minstens wel worden betwijfeld.
Niet de veelheid, maar de volheid
Prikkel niet tot ongeduld,
Want het veel leidt licht tot holheid
Veel verveelt, waar vol vervult.
(Jongel.b.)
NA DEN VREDE.
President Steyn.
De doctoren, Winckler en Keuchenius,
die president Steyn behandelen zijn van
meening dat de verlammingen van de lede
maten en van de oogspieren waaraan de
president lijdt, zijn te beschouwen als een
gevolg van de ontberingen en de inspanning
door Z.H.E. doorstaan.
De geneesheeren koesteren do boste hoop
op zijn herstel, dat echter uit den aard der
zaak langzaam zal gaan.
Lukas Meyer.
Generaal Lukas Meyer heeft den avond
vóór zijn vertrek uit Londen gedineerd bij
den heer en mevrouw Chamberlain.
Wij spraken gisteren nog een oud-Trans
valer die ons verzokorde dat Meyer nooit
behoord heeft tot de algemeen meest ver
trouwden. Toch wane niemand dat de
extra-vriendelijkheid, die hij den Engelsehen
bewijst, gevolg is van mindere trouw.
Alleen maar, hij schijnt niet de diplomaat
te zijn van het slag Kruger, Steyn, Botha.
Reitz.
De heer Reitz, die per stoomschip Kanzier
via Napels naar Nederland op weg is, werd
te Port Said geïnterviewd door een Reuter -
man. Volgens Reitz worden de National
Scouts met groote bitterheid en verachting
door de andere Boeren beschouwd en ook
behandeld. Over de quaestie van het be-
kleeden van ambten onder de nieuwe regee
ring wenschte hij ziehjniet uit te laten.
Maar wel gaf hij als zijn meening te kennen,
dat den Boeren schandelijk onrecht was aan
gedaan. Kenschetsend is ook de mededeeling,
dat twee zonen van Reitz nog altijd door
de Engelschon gevangen gehouden worden.
De Wet.
Een medewerker aan' de te Bloemfontein
verschijnende Post heeft een aantal gegevens
verzameld over den levensloop van generaal
De Wet. De groote Vrijstater heeft zelf
de proeven nagezien, eer de Post die ge
gevens publiceerde. Aan het meegedeelde
ontleenen wij slechts het volgende
«Christian de Wet werd geboren, op 7
October 1854, op zijn vaders hoeve in het
Smithfieldsche, in het zuidelijk gedeelte
van de O. R. Kolonie. Hij was het vijfde
kind van echtpaar een met elf kinderen, van
wie 9 zoons en; 2 meisjes. Zijn vader J.
de Wet, had een groote hoeve te Nieuw
jaarsfontein, en werd zeer geacht door de
omliggende boeren. Beide, de vader en de
moeder, werden in de Eaaapkolonie geboren
en ook hun voorouders.
De Wet kreeg wel een weinig onderricht
in zijn kinderjaren, doch blonk niet uit,
maar was zeer stijfhoofdig. Hij was echter
slim van natuur, en kon vlug leeren, wan
neer hij zulks verkoos.
Toen hij onder werd, werd hem vrij wel
toegestaan, te doen wat hij verkooshij
was een liefhebber van paarden, en het was
hem onverschillig of hij met of zonder zadel
reed. Hij hield niet veel van schieten, doch
als zijn vader wat vleesch hebben wou, dan
wist Christian zeer goed, hoe het te bekomen,
want hij was een goed schutter.
Hij was zelfs als kind een goed beoordee-
laar van paarden en vee.
In het jaar 1874 huwde hij met zekere
jongejuffrouw Kruger, een dochter van een
der buren. Het jonge paar woonde voor een
tijd te Nieuwjaarsfontein, doch vertrok later
naar Johannesburg, alwaar De Wet spoedig
veel geld verdiend had.
Christian de Wet en zijn jongere broeder
Piet namen deel aan 't gevecht bij Majuba,
waar Christian de aanvoerder was van een
commandotje.
Kort daarna werd hij tot lid van den Volks
raad gekozen en hij was in zijn politiek pro
gressief hij was er altoos voor om don
Uitlanders meer voorrechten toe te kennen.
In 1889 keerde hij terug naar Nieuwjaars
fontein en kort daarna kocht hij die hoeve
van zijn vader. In 1897 verkocht hij gemeld
eigendom en zette hij zich metterwoon neder
in het Heilbrondistrict, alwaar hij verschei
den hoeven langs de Rhenoster-rivier, nabij
Roodewal Statie, opkocht.
Bij zijn terugkomst uit de Transvaal,
werd hij tot raadslid gekozen voor de wijk
Boven Modder-rivier. Hij was een ijverig
lid on een vloeiend spreker.
De Wet had, toen de oorlog verklaard
werd, 8 zoons en 3 dochters, wien hij goed
onderricht liet- geven.
De Wet is een uitmuntend type van een
self made man. In zaken staat hij bekend
als slim en weinigen kunnen verklaren, dat
zij hem overtroffen hebben in transacties.
Hij is tevens een man van zijn woord, en
«precies" met alle zaken. Ofschoon wel
haastig-scherp van humeur is hij nochtans
zeer goedhartig en betreurt 't altoos, scherp
gesproken of iemands gevoelen gekwetst te
hebben.
Toen de onderhandelingen tusschen Groot-
Britannië en Transvaal een steeds ernstiger
wending namon, leidde De Wet oen stil leven
op zijnjjioevë te Rhenoster-rivier. Weinig
werd destijds van zijn opinie gehoord met be
trekking tot den naderenden strijd tusschen
de twoe rassen, doch men meent, dat hij een
oorlog met Engeland goedgekeurd heeft,
opdat, zijns insziens, het voor altijd beslist
zou worden, dat de Afrikaanders meester
van Zuid-Afrika zouden zijn.
Wat De Wet voor de zaak, die hij voor
stond gedragen heeft, moge blijken uit het
volgende
De Wets oudste zoon Jan werd to Magers-
fontein gedood: Gort, Johannes, David en
Barend werden gevangengenomen en naar
St. Helena oflndië gezondon, terwijl Piet zich
te Bloemfontein overgaf.
Zijn derde zoon Christian werd met Cronjé
gevangengenomen en naar St. Helena gezon
den, waar hij stierf. Jacobus werd onlangs
gevangengenomen, zoodat slechts Do Wet en
zijn zoon Izaak in het veld overbleven."
Henri Slegtkamp.
Men schrijft uit 's Gravenhage.
Hedenochtend wandelde Henri Slegtkamp
op het perron van het Hollandsche Spoor
station. Hij kwam zijn zusters afljalen,
die uit IJmuiden kwamen. Ook zijn ouders
kwamen mede. Vanmiddag om 5 uur ging
hij met al zijn familieleden naar IJmuiden,
waar hij luis ter ijk is ontvangen. Het was
een buitenkansje den held van Spioenkop
te kunnen zien nog in zijn krijgsplunje, pre
cies als kwam hij regelrecht van het slagveld.
Geen khaki-eostuum droeg hij, maar een
paardendek hervormd tot lijfgoed.
De ruige stof was alleen hier en daar met
leder opgelapt. Op het hoofd een grijs
vilten hoed met een rand tijgervel er om
heen. Kaplaarzen met rinkelende sporen,
een veldkijker om het lichaam en een tasch
met revolvers aan den gordel, zoo wandelde
Slegtkamp het perron op en neder, omringd
door een menigte nieuwsgierigen.
De ontmoeting tusschen hem en zijn
zusters was allerhartelijkst. Slegtkamp was
reeds gisteravond hier. Hij was gisteravond
op de Pier te Scheveningen, waar het pa
viljoensorkest van Hoffmann te zijner eere
het „Kent gij dat volk vol heldenmoed"
aanhief. Hij was het voorwerp eener har
telijke ovatie.
Een kwartiertje pratens met den nog
vrij jeugdigen held (hij is 29 jaar) gaf een
kijkje op het oorlogsveld. Ontzettend waren
de ontberingen. Ook hij klaagde het meest
over gebrek aan zout. Wil men eens weten
op welke het zout vervangen werd Door
modder, die gekookt werd, en het af
vloeiende vocht werd tot zouting van spij
zen gebruikt.
Takak? Gedroogde boombladeren.
Naalden werden gemaakt van tele
graafdraden.
Jammer dai juist de trein binnonkwam.
Hij was zoo aardig op weg.
Slegtkamp gelooft stellig en zeker aan
een toekomstig Yoree'nigd Zuid-Afrika.
Te IJmuiden is commandant Slegtkamp
's avonds luisterijk ingehaald. Men weet
dat hij onder anderen (toen hij nog tot
Therons verkenners behoorde) met De
Roos en nog twee anderen zich onder
scheiden heeft, door met een Transvaalsche
vlag op een kopje stand te houden en zoo
het vuur van de Engelschen naar zich toe
en van de burgers af te trekken.
Aan het station te Haarlem, waar de
heer Slegtkamp, uit den Haag gekomen,
moest uitstappen, werd hij reeds gehuldigd.
Hij kreeg een krans en een toespraak van
jhr. Sandberg, die hem van commando kent.
Het publiek juichte toe.
Met don trein van 5.40 uit Amsterdam,
in een salonwagen, ging het voorts naar
IJmuiden. Aan de tusschengelegen stati
ons nieuwe huldiging. Dames vielen den
heer Slegtkamp zoo maar om den hals
in IJmuiden weer en deze liet zich niet
onbetuigd
Te IJmuiden was de gehoele bevolking
op de boenhot station' vol. Toen de
trein aan was, daverend gejuich en mu
ziek en zang van fanfarekorpsen en zang-
vereenigingen.
Daarna in optocht door de straten, waar
druk gevlagd werd, naar het huis van de
familie Slegtkamp. De held van Spioen
kop aldus de betiteling in alle toespra
ken reed met zijn ouders in een rijtuig
met vier paarden. Verder waren er een
aantal vereenigingen uit IJmuiden, Bever
wijk en Sandpoort, die meeliepen. Het
was een feest.
In de woning recoptie. Daar kwam het
dagelijksch bestuur van Yelsen, raadsleden,
het Roode en het Witte Kruis enz. Daar
ook werd aan den heer H. Slegtkamp het
huldeblijk van IJmuiden's burgerij over
handigd, een gouden zakuurwerk met ket
ting. De heer Van der Does, lid van den
gemeenteraad, hield daarbij een geestdrift
volle redevoering, waarvan ook jhr. Sand
berg, die meegekomen was, zijn deel kreeg.
Een vuurwerk op het strand was hot
besluit.
Zoolang er Engelsche soldaten in Zuid-
Afrika zijn, zal het er een zootje blijven.
Reuter seint uit Johannesburg: »In
weerwil van hot feit dat de drinkplekken
gesloten zijn, heerscht dronkenschap hier
erg, zoodat van den kansel en in de bladen
er zeer tegen wordt uitgevaren. Men wil
dat de staat toezicht houde op den drank
handel. Inbraak, roof en geweld van den
aard van »sand bagging" heerscht insge
lijks en wekt vrees. De straten der voor
steden zijn onveilig wegens de ontoereikend
heid der bescherming door de politie
verleend."
Dit is de toestand van Johannesburg
onder het gezegende Engelsche bestuur.
Een der jingobladen, die daar verschijnon
is nog krasser dan Reuter's correspondent.
Behalve een aantal berichten over den staat
van anarchie die er heerscht, bevatte het
blad kort geleden een hoofdartikel over
den drank, dat aldus begon«Do helft
van de schandalen komt niet in de krant,
maar er is genoeg gezegd om de commis
sarissen van van politie te toonen, dat do
dronkenschap de stad gevaarlijk maakt.
Voor den oorlog was het zeldzaam, dat
men iemand zwaaien zag en nog zeldzamer,
dat men er een onhebbelijk zag." Enz.
Nu herinnere men zich even, wat de
jingo-bladen voor den oorlog van de drank
wet zeiden
Na de Australiërs de Canadeezen
Een bericht in de Cape Times van 6 Juli
geelt het nadere over de onlusten te Durban
door de Canadiërs er veroorzaakt, die voor
al in den nacht van 1 Juli zeer erg werden.
Het kwaad begon dien avond toen een aan
tal van gezegde soldaten heel of half dronken
uit de hotels op straat kwamen, waar zij
weldra standjes kregen met de politie
wegens hun lawaai, hun omgooien van
riksha's enz., en waar het erger werd toen
eenige gearresteerd warén on andere, wier
getal steeds toenamen en die ten deele
revolvers hadden, hun loslating vorderden.
Superintendent Alexander, van de politie,
had spoedig een macht van blanken en
Kaffers bijeen om zijn diendermacht te
versterken, en daar de brandweer haar
spuiten op de oproermakers richtte, strekte,
dit tot hun ontnuchtering; maar toen
schreeuwden velen om wraak, en begon
men te schieten on met steenen te gooien
en het scheelde weinig of de heer Alexan
der was geraakt. Gelukkig wist men do
gekleurde politie buiten den strijd te
houden, maar sommige burgers die zich
aan de oproerlingen hadden aangesloten,
riopon dat men geweren moost halen.
Uit een proclamatie der Engelsclie re
geering in Zuid Afrika is de geeselstraf
voor Kaffers weer ingevoerd. Men weet
hoe vóór den oorlog de Engelschen het in
de Boeren afkeurden dat die de Kaffers
aldus straften.
Omtrent de belastingen, ook op de mijnen.