NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 161. 1902,
Dinsdag 22 Juli
16e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORtSGH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
fliwelaiuiveltfes.
Vijftigjarige drooglegging van de
Haarlemmermeer.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
2TTiüi~Ï9()£™
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0)95.
Enkele nummers0,026.
6CTT7Twa^JTVg UftHI
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
In het nommer van Maandag 11. kwam
eene korte beschrijving voor van het appel-
spinselmotje Bypongmenta maninella of B.
padella), terwijl tevens een middel werd
aangegeven, om die plaag van de appel-
hoornen met goed gevolg te bestrijden.
Wij hebben daaraan niets toe te voegen
dan den raadhaast u, want wil dit ver
branden van eenig nut zijn, dan moet het
geschieden, terwijl de rupsen zich binnen
het web verpopt hebben. Wacht men slechts
eenige dagen, dan heeft de gedaantever
wisseling plaats gehad, de webben zijn
verlaten en tegen de avondschemering
wemelt de lucht van kleine vlinders, wel
ker vleugelspanning ongeveer 17 millimeters
bedraagt, 't Verbranden is dan nutteloos.
De vlinders vliegen rondom te takken,
zoeken daar geschikte plaatsjes om eitjes
te leggen en hun verderfelijk geslacht voor
k9t volgend seizoen in stand te houden.
Nog twee opmerkingen willen wij hier
aan toevoegen.
Het appelspinselmotje verpest ook mei
doornhagen, die om appelboomgaarden of
in hunne nabijheid geplant zijn met rupsen.
Men dient deze dus na te zien, en, als
men de rupsen ontdekt, de hagen aan beide
zijden goed te slaan en de daardoor afge
vallen rupsen te dooden.
De tweede opmerking betreft een natuur
lijken vijand van dit ongedierte, die ons
overigens in onze kerseboomen geen vriend
is, nl. den spreeuw, die evenals de musch,
zich gaarne vergast aan kersen, maar beter
dan deze, zich daarna en daarvoor, ver
dienstelijk maakt door het wegvangen van
de rupsen van het spinselmotje, die voor
hem eene ware lekkernij zijn.
Zijn de nesten reeds leeg en komt men
te laat met het uitbranden, dan raden wij
voor lage boomen en heesters aan eene
overvloedige bespuiting met een aftreksel
van kwassiehout, gemengd met groene zeep.
De kwassie geeft aan de bladeren, zonder
FEU ILLETOU.
In de jongste aflevering van Elzevier's
Maandschrift heeft de heer D. Kouwenaav
de geschiedenis dier droogmaking nog eens
weer nagegaan. Het eerste plan tot uit-
maling ging uit van Leeghwater.
Hij was in 1575 te De Rijp geboren,
waar zijn vader, Adriaan Eymonsz, timmer
man was. Eerst in later jaren nam hij
dezen naam aan, waarschijnlijk in verband
met de veelvuldige wateren, die hij in
Noord-Holland en elders hielp leegmaken.
Want in de 38 jaar van zijn leven werden
dertig mertfn en plassen in bouwland her
schapen, te zamen l1/» maal de grootte van
den tegenwoordigen Haarlemmermeerpolder.
Leeghwater moet duizendkunstenaar zijn
geweest, zoo talrijk waren zijn kundigheden.
Maar in het bijzonder om zijn bekwaam
heid in het vervaardigen en het stellen
van watermolens, verwierf hij zich een bijna
Europeeschen naam. Vooral in het begin
der 17e eeuw kwamen hier te lande veel
droogmakerijen door zijn hulp tot stand,
zoode Beemster, de Purmer, de Wormer,
de Schermer enz.
De roem zijner bekwaamheid was zóó
groot, dat hij door Frederik Hendrik in
1629 in het leger voor den Bosch werd
ontboden, om, zooals Leeghwater het zelf
uitdrukt, het water uit het leger te malen
en de watermolens hij Engelen weder gang
baar te maken.
Ook buitenslands was zijn hulp zeer ge
zocht. In 1628 werd hij naar Bordeaux
geroepen om raad te geven bij het droog
maken van een moeras, 4500 morgen groot.
Twee jaar later trok hij naar Metz voor
hetzelfde doel, en in het gebied van den
hertog van Holstein, in Emderland, in
Friesland en elders, werd zijne medewerking
mede ingeroepen.
Ook moet Leeghwater de toen nog nieuwe
die te benadeelen een zoo onaangenamen
smaak, dat de rupsen die onaangetast laten.
Tegelijkertijd i3 de kwassiebespuiting ëen
afdoend middel om de bladluizen te ver
drijven.
Men kan zich voor hetzelfde doel bedie
nen van de Quassine, een geconcentreerd
aftreksel van kwassiehout. De quassine,
een Engelsch product, in den handel ge
bracht door Thos. Christy Co. 4, 10, 12
Old Swan Lane te Londen, bevindt zich
in tuben, die, gevuld, eene zwaarte hebben
van ongeveer 45 gram. Een vierde deel
daarvan giet men in 4Va liter warm water
en roert dit goed om tot de quassine vol
komen door het water gemengd isver
volgens lost men 100 gram groene zeep
op in 20 liters water en voegt de verdunde
quassine daaraan toe.
Na de voorgaande opmerkingen, die wij
na de mededeeling in het aangehaalde
nommer van dit blad niet overbodig oor-
deelen, ware het slechts, om daardoor te
wijzen op het nut der spreeuwen, die als
onbeschaamde kersendieven te kwader faam
bekend staan, en dus wel uit de kerseboomen
verdreven maar niet verdelgd mogen worden,
achten wij het niet ongepast, andermaal
te wijzen, op de rups der wormstekige
appelen en peren (Carpocapsa pomonana).
Deze rups komt uit het eitje van een
vlindertje, kenbaar aan de ovale finweel-
zwarte vlek aan den rand van de dwars-
gestreepte grijze vloorvleugels. De vlinder
heeft eene lengte van één en een vlucht
van twee centimeters.
In Juni en Juli legt het wijfje één eitje
op een appel of peer; uit dat eitje komt
een geel of roodgeelachtig rupsje, dat, de
lengte van 10 tot 12 millimeters bereikt
hebbende, een gaatje hoort in de onrijpe
vrucht en zijn woning vestigt in het klok
huis, waar het zich gaarne voedt met de
pitten. Eerlang graaft de rups nog een
tweede mijn om de buitenlucht in hare
kunst van onder water duiken verstaan
hebben, en fabelachtig zijn de verhalen die
hieromtrent in omloop zijn. Zeer belang
rijk is hetgeen hij over de droogmaking
van het Haarlemmermeer geschreven heeft
in het Haarlemmermeerboek.
Zijn ontwerp tot bedijken en droogmaken
schijnt do.or hem in het jaar 1641 te zijn
aangeboden aan de Staten van Holland, aan
den stadhouder Frederik Hendrik, aan de
Burgemeesteren en Raden van Amsterdam,
Leiden, Haarlem en Gouda, en aan den
Dijkgraaf en Heemraden van Rijnland.
Leeghwater raamde zijn plan op
f 3.690.000. Hij stelde zich voor het meer
droog te maken met 160 windmolens. En
hij berekende, dat, »als de meer uitbrengt
20000 morgen, ieder morgen komt te kosten
180 gulden."
Leeghwater kreeg echter nul op het
request, hoewel men het land zag weg
slinken als sneeuw voor de zon.
Na eenige minder belangrijke pogingen
overhandigden in Juli 1742 Nicolas Cru-
quius, Jan Noppen, toeziener en Melehior
Bolstra, landmeter van Rijnland, »als hiertoe
gelast", aan Dijkgraaf en Hoogheemraden
van dat collegie, een uitvoerig plan tot
bedijking van het Haarlemmermeer. Leiden
had er echter alweer bezwaar tegen, niet
tegenstaande in 1739 de oppervlakte van
het meerwater driemaal grooter werd be
vonden dan in het midden der 16e eeuw.
Cruquius, wiens naam wij daar juist
noemden, was haast even veelzijdig ont
wikkeld als zijn voorganger Leeghwater.
2 December 1678 geboren, studeerde hij
oorspronkelijk in de medicijnen, later in
de mathematische wetenschappen en de
waterbouwkunde. Dat zijn ervarenheid in
dit laatste gewaardeerd werd, blijkt wel
uit zijn benoeming tot opzichter of land
meter van Rijnland. Vooral na de uitgave
van zijn prachtigen atlas van het waterschap
Delfland was zijn naam gevestigd, en werd
hij benoemd tot lid der Kon. Soe. der
Wetenschappen te Louden en der Haarl.
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
woning te doen binnentreden en de uit
werpsels, waarmede het klokhuis gevuld
geraakt, te ver wij deren.
De wormstekige vruchten zijn doorgaans
eer rijp dan de overige en gewoonlijk
kleiner; zoodra de vrucht afgevallen is,
kruipt de rups weg en wel naar een boom,
waar zij zich in een spleet van de schors
inspint, of naar latwerk of palen, welker
scheuren of samenvoegingen haar eene
geschikte plaats daarvoor aanbieden.
Blijft de wormstekige vrucht aan den
boom hangen en is de tijd voor de larve
gekomen om weg te gaan, dan laat zij zich
door een zijden draad naar den grond
zakken.
Wordt de vrucht geplukt, vóór het
diertje haar verlaten heeft en wordt deze
overgebracht naar de voorloopige bewaar
plaats, dan kruipen de rupsen in de reten
der plankon of waar anders zij een gele
genheid vinden om zich in te spinnen.
Wanneer men daarbij bedenkt, dat een
vlinder van 80 tot 500 eitjes kan leggen,
dat telkens niet meer dan éen eitje in de
kelk van een appelbloesem gelegd wordt,
dan kan men zich allicht eene voorstelling
maken van de schade, die deze diertjes
kunnen veroorzaken en clé overtuiging zal
levendig worden dat men alle middelen
moet aanwenden, om die vijanden van onze
appels en peren te verdelgen.
Nu, die middelen zijn weinig kostbaar
en goedkoop toe te passen.
De rupsen, zoeken spleten en roten in do
schors van boomen en in palen, waar zij
zich vaak een nest maken van stukjes bast
en hout door zijden draadjes uit haarlichaam
verbonden, of zij spinnen zich geheel in die
draadjes, zoodat men ze reeds voor een pop
zoude aanzien. Daarna verpoppen ze in
een zijden cocon.
Aan die gewoonte kan de mensch een
middel ontleenen om ze te vangen.
Men neemt een strook pakpapier ter
Maatschappij v. Wetenschappen.
Maar ook de uitvoering van zijn plan
om het meer leegte maken met windmolens
(wat f 6,630,000, dus bijna 2 maal zooveel
zou kosten als dat van Leeghwater) stuitte
af op zg. onoverkomelijke bezwaren. Men
bepaalde zich voorloopig liever tot lap
middelen, die natuurlijk ook handen vol
gelds kostten, maar waardoor men toch
vrede hield.
Meer succes had de derde poging van
F. J. baron van Lijnden van Hemmen, lid
der Eerste Kamer.
Hij was in 1761 te Utrecht geboren uit
zeer aanzienlijke familie. Ook hij studeerde
aanvankelijk in de rechten, maar had, als
zijne vorigeeuwsehe collega's veel liefde
voor andere wetenschappen. Na zijn pro-
moveeren bekleedde hij aanzienlijke lands
betrekkingen. 't Was zijn groote belang
stelling in de droogmaking van het
Haarlemmermeer, die hem zette tot het
schrijven van zijn doorwrochte verhandeling.
Zóóveel indruk maakte dit werk, dat prof.
Jacob van Gelder het noodig vond hier
dadelijk tegen op te komen. Hij deed dat
met zijn bekend geschrift: »Vrije gedachten
van een Ingeland van Rbijnland". Maar
baron van Lynden liet zich zoo spoedig
niet uit het veld slaan. In 1819 leverde
hjj met W. F. baron Roëll en O. Repelaer
van Driel aan Z. M. Koning Willem I een
verzoekschrift in, teneinde octrooi te ver
langen voor de droogmaking dit als
private- en particuliere zaak, zonder subsi-
diën, voorschotten of garanties van het
gouvernement. Dit plan, waarvan de
uitvoering geschat werd op f 7,000,000 en
waarin voor het eerst van stoom als be
weegkracht werd gesproken, kwam echter
nooit in bewerking. Drarentegen benoemde
de koning, bij besluit van 7 Augustus eene
commissie ten einde de verschillende reeds
bestaande ontwerpen van droogmaking te
onderzoeken.
Vervolgens zou zij een bepaald wetsont
werp en begrooting van kosten dezer onder
breedte van 25 centimeters, vouwt dit om,
zoodanig, dat de smalste strook 8, de breedste
17 centimeter breed is, doet daartusschen
een rol houtwol, rijgt de twee strooken
met de houtwol door een touw te zamen
en bindt vervolgens dat voorwerp, mngband
genoemd, om de boomen en om de palen,
die dienen ter bevestiging of tot eenig ander
doel, zoodanig, dat het breedste gedeelte
van het papier buiten komt, ongeveer 60
u 70 centimeters boven den grond.
De rupsen vinden in de houtwol een
alleraangenaamst verblijf, dat haar be
schermt tegen vocht en koude. In den
winter neemt men de banden' weg en ver
brandt ze vervolgens wordt ook de schors
onder die banden afgekrabd, omdat ook
daarin rupsen haar winterkwartier betrok
ken hebben.
Heeft men korte palen, dan kan men
om het bovenste gedeelte wat houtwol bin
den en deze met een bloempot afdekken.
Dit middel is afdoend tegen do rupsen,
die naar boven kruipen.
De', (rupsen, die zich in de afgevallen
appels bovinden, worden gedood door het
onrijp afgevallen fruit dagelijks te verzamelen
en aan de varkens te voeren heeft men
geene varkons, dan gooit men het afge
vallen fruit in een kuil en werpt daarovor
van tijd,;tot tijd wat ongeblusehte kalkof,
wat ook uitmuntend uitwerkt, wat Chili-
salpoter.
Blijven nog de rupsen in de vruchten,
die men bewaren wil.
Om te beletten, dat deze den appelzolder
maken tot do bakermat van een nieuw ge
slacht, legt men in de nabijheid van het
fruit lappen molton] of katoen, waaronder
de rupsen wegkruipen en dus ook gemak
kelijk gevangen kunnen worden en gedood.
Hierbij moet worden opgemerkt,,dat het
niet voldoende Fis, dat de eigenaar van éen
boomgaard zich op het vangen van deze
gedierten toelegt, de strijd daartegen moet
algemeen zijnhet gemeenschappelijk be
lang eiseht hier samenwerking.
neming opmaken, en van hare werkzaam
heden uiterlijk op den eersten November
1837 aan Z. M. verslag aanbieden.
De Tweede Kamer-zitting van 28 Febr.
1838 werd de zeer belangrijke, waarin een
ontwerp van wet »omtrent de uitgifte van
losrenten op een gedeelte der schuld ten
laste der overzeesche bezittingen, en tot
het doen van voorschotten voor openbare
werken" werd behandeld. Het werd echter
afgestemd, tegelijk met het, bij die wet
voorgedragen plan, tot droogmaking van
het Haarlemmermeer.
En waarom?
Wel, het was de oude geschiedenis: de
kwestie der meer bijzondere, locale belan
gen. Gejammerd werd als in de »Vrije
gedachten van een Ingeland van Rhijnland"
dat bij aanwinst van 20,000 morgen droog
gemaakt land de waarde van meer dan
honderd duizend oude en boste landen twee
derden zou verminderen, en zelf vele, die
laag en onbepolderd waren, geheel onbruik
baar en bedorven zouden worden."
Koning Willem I bleef zich echter
ernstig voor de zaak interesseeren; diens
geestkracht gaf in 1839 den doorslag.
De Staten-Generaal wilden ook toen nog
den vrede met België afwachten, maar zijn
volharding zette het werk door.
Het werd zooals elders geschreven
werd een nationale ondernoming, waartoe
de Nederlandsche kapitalisten, hoe gewaagd
de onderneming ook mocht sehijnen, op
den ernstigen wil van Koning Willem I
hun geld heschikbaar stelden, waarvoor het
Nedeidandsehe volk, althans een groot deel
ervan, jaren achtereen belasting in den vorm
van opcenten opbracht; eene onderneming
die de bewondering van vreemdelingen in
hooge mate heeft gewekt, en onzen naam,
den roem als ondernemende en vastberaden
strijders tegen het water, opnieuw heeft
bevestigd en uitgebreid."
Eerst Neörland's derde koning heeft de
voltooiing van het reuzenwerk echter mogen
beleven.
Nu de middelen bekend zijn, moet men
ze aanwenden met vereenigde krachten.
Ieder, die zijn fruit wil beveiligen tegen
wormsteek 'in sommige 'deelen van
Vlaanderen en Zeeland »Jantje Stek" ge
noemd, verwijdert in Februari of begin
Maart door afkrabben de schorsschubbon,
bestrijkt daarna de stammen met kalk, ge
mengd met klei of leem, en legge in Juli
vangbanden aan.
Doet men dat algemeen, dan zal de
schade door deze carpocapsa aangericht,
al spoedig beslist verminderd worden tot
een minimum.
Een uitmuntend middel togen alle rupsen,
die men aan de uiteinden van takken in
groote nesten gezellig bij elkander ziet,
levert het petroleum.
Men neemt een langen staak, bevestigt
aan het eene uiteinde een afhangend lapje,
doopt dat in een kommetje petroleum en
laat eenige droppels in zoo'n nest vallen.
De geraakten zijn onmiddellijk zwart on
dood, de andere komen vliegensvlug aan
zijdon draden naar beneden, waar men alle
gelegenheid heeft ze te dooden.
De vijanden van onze ooftboomen zijn
vele, maar zeker is het, dat men door een
onafgebroken strijd met de door ons be
sproken wapenen hun aantal zoodanig kan
beperken, dat zij geen noemenswaardige
schade meer aanrichten, maar daartoe zijn
noodigalgemeene samenwerking en een
voortdurende waakzaamheid.
(Middelburgsche Courant].
Vlissings Strand.
We lagen rustig tegen 't glooiend zand der
[duinen.
Der golven zacht geruiseh bespeelde ons
[trommelvlies
Er stoeiden kind'ren, jong on vlug, bij 't
[dartlen van den schuimrand,
En alles aamde vröe, 't was stil heel
[zwoel de wind.
Nadat 'nog enkele bezwaren ondervangen
waren, werd 5 Mei 1840 reeds nabij Hiile-
gom door Staatsraad, mr. F. van de Poll,
voorzitter der commissie van beheer en
toezicht, de eerste spade in den grond
gestoken. En nu scheen het of alles tot
den ondergang der machtige waterplas
meewerkte.
In acht jaren was een sterke ringdijk
gelegd, als een val om een brullend roof
dier, en in 1848 begon de Leeghwater met
400 paardenkrachten te werken.
De uitkomst was verrasend. Want in
10 maanden daalde het watervlak 0.14 Ned.
el (de stand was 0.65 Ned. el), en toen de
Cruquius en de van Lyndorrnog te hulp kwa
men, was het lot van de geweldige binnenzee,
waar eens de kanonnen der galeien don
derden en de koopvaarders zwaar belast af
en aan voeren, beslist.
Nu werkte Mies medezelfs de regenval
was gering en de verdamping zeer sterk.
Allesbehalve RijnlandDoor de be
schikkingen van dit waterschap moest de
maling, op zekere hoogte, gestaakt worden.
Maar toch was 31 December 1849 de
stand 1.97 Ned. el plus A. P., en tweo
jaar later 3.65 Ned. el min A. P.
Den 1 Juli 1825 kwam het Haarlemmer
meer droog. Ongeveer 14,004,032 pomp
slagen hadden in negen-en-dertig maanden
831,839,501 kub. el water naar buiten
geworpen, en het was met den slbkop
gedaan voor nu en altijd.
De eerste koopers van den grond waren
D. Rutgers van Rozenburg en Ds. J. J.
van Voorst, beiden van Amsterdam, en C.
M. Bronkhuyse van Leiden.
De elf verkoopingen brachten de kapitale
som op van f 7,912,400 dat voor 16,842
bunder (tegenwoordig aangegroeid van
f 1500 tot f 2000 per H.A).
Het geheele werk kostte f 13,789,377;
ontvangen werd f 9,377,262, zoodat het
geldelijk bezwaar slechts bedroeg f4,412,115
of f 250 per H.A., aangeslagen over den
geheelen polder.