NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No, 160. 1902.
Zaterdag 19 Juli.
16e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Bij flit immer Moert een Bijwpel.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
„De Welstand van het gansche
zaad."
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
(Slot).
„Want de Jood Mordechai was
de tweede bij den koning Ahas-
veros, en groot bij de Joden, en
aangenaam bij de menigte zijner
broederen, zoekende het beste
voor zijn volk, en sprekende voor
den welstand van zijn gansche
zaad." Esther io 3.
Een man als Mordechai zocht den wel
stand „van zijn gansche zaad."
Hij koos zijn vrouw, hij koos zijn vrienden,
hij koos zijn helpers, maar niet zijn vader
en zijn moeder, niet zijn kinderen, niet zijn
broeders en zusters, niet zijn familieleden,
niet zijn nicht Hadassa (27), en zoo ook
koos hij niet zijn volk en Israels zaad.
Die allen ontving hij. Die gaf God hem.
Die had hij zooals ze hem waren toebeschikt,
buiten zijn eigen toedoen om. Daar had
Mordechai niets over te zeggen. Daar kwam
geen keur of goedvinden bij tepas. Die
had hij te nemen, zooals God ze hem had
toebedeeld.
En dat nu juist geeft aan al deze banden
het heilige karakter.
Niet door eigen keus, maar naar Gods
beschikking.
De Joden waren in dien tijd een verachte
hoop ballingen. Er waren ook onder de
toenmalige Joden zeker hoogst onaangename,
vervelende mensehen, lage wezens, die den
naam van Israël schande aandeden.
Maar naar dit alles had Mordeachai niet
te vragen.
Hij was uit het zaad Israels. Israël was
zijn volk, zijn natie, zijn zaak. En daarom,
zonder keur of onderscheid, werkte zijn
nationaal gevoel voor al wat Jood was.
Hij zocht den welstand van zijn gansche
zaad.
En zoo ook hebben wij, als uit Neder-
landsch bloed gesproten, in heel de Neder-
landsche maagschap onze eere te stellen,
en zonder keur of eenige verkiezing voor
al wat Nederlandsch in oorsprong is, het
goede te zoeken.
Versta dit niet verkeerd.
Het wil niet zeggen, dat de gezins
band niet nog nauwer klemt, en vooral niet,
dat de geestelijke maagschap in Christus
niet nog heiliger karakter draagt.
Natuurlijk er zijn banden en banden, en
niet elke band is van even gelijke waardij.
En veel minder nog beduidt het, dat ge
hetgeen in de Nederlandsehe karakters, of
in het zaad onzes volks, slecht en lieder
lijk is, ter wille van het nationaal gevoel,
door de vingers zult zien.
Gods wet gaat boven alles.
Maar wat het wél beduidt is, dat ge den
band des bloeds, die in nationale maag
schap met al wat uit uw volk sproot, ver
bindt, noch verzaken, noch verloochenen,
noch werkeloos laten zult.
Ge hebt als kind van uw volk, het goede
van dat volk te bedoelen, en in uw eigen
persoon en leven, voor uw aandeel, den
welstand, zoo maatschappelijk als geeste
lijk, van dat volk te verhoogen.
En dit nu doet ge, door uw voorbeeld
en door uw persoonlijk optreden. Dat doet
ge door te steunen wat door meerderen
ten beste van dat volk ondernomen wordt.
Dat doet ge door tegenover den buiten
lander onze eere op te houden. Dat doet
ge bovenal door in het hart der natie het
Kruis van Christus te planten en te strijden
tegen de zonde van uw volk.
Zeker, voor wie tot een machtig en groot
volk als de Duitsche of Engelsche natie
behoort, is dat gemakkelijker en spreekt
dat meer.
Maar ook hierin hebt ge Gods beschik
king te eerbiedigen, nij heeft ons voort
gebracht „om op, den ganschen aardbodem
te wonen, bescheiden hebbende de bepa
lingen van hun woning" (Hand. 17 26).
En vraagt ge nu, wat dit nationale in
ons leven wil en bedoelt, oordeel dan zelf,
of het niet de éene groole les van zelf
verloochening en liefde is, die ons ook
hierin geleerd wordt.
Ons ik regeert zoo oversterk in ons
leven.
Ge merkt dit zoo niet, omdat het bijna
bij allen zoo is. En als er geen hin
dernissen op den weg waren, zou dat ik
maar al doorgaloppeeren, tot het heel de
wereld achter zich had, en dat ik over alles
triomfeerde.
Uit zich zelf wil het ik geen grenzen.
Maar nu komt God, en stelt grenzen,
en doet u gevoelen, dat ge, ja, een eigen
persoonlijkheid zijt, en zijn moetmaar
dat ge tegelijkertijd deel van een geheel
zijt, en naar dat geheel u hebt te schikken,
voor dat geheel hebt te leven, en in het
leven voor dat geheel een hooger geluk hebt
te zoeken.
Dit nu is de liefde in haar breedste
vormen.
Veel zijn, niet om als de vrek het in
de schatkist van uw ik op te sluiten, maar
om het te geven aan dat geheel waarvan
deel en lid zijt.
Uw schat niet voor u houden, maar be-
Toewijding kennen. Leven voor een
doel dat buiten uw eigen engen kring ligt.
En die liefde groeit nu op tweeërlei
wortel.
De éene geestelijk. Dat is de liefde die
uit het gebroken hart en uit den versla
gen geest opwelt. De liefde die naar God
dorst en die God zoekt in de zijnen.
Die liefde komt niet van den huishaard,
en komt niet uit familiebanden, en komt
niet uit het nationaal besef, maar alleen uit
de werking van den Heiligen Geest.
Maar opdat ons hart zich voor die hoogste
liefde voegen en schikken zou, er op zou
worden voorbereid, er neiging toe zou er
langen, heeft God ons ook banden aange
legd, die uit de natuur werken.
En die banden nu liggen gestrengeld,
ten eerste in uw gezinsleven, ten tweede
in uw familieleven, en dan voor alle volks-
genooten saam in dat rijke, machtige nati
onale besef, dat God zelf geplant heeft in
het hart van heel een volk.
18 Juli 19027"
Onze Middelburgsche Correspondent
schrijft
Niet algemeen is zeker het loopende
gerucht nog bekend, waaraan door Be Tijd
van gisteren openbaarheid werd gegeven,
n.l. het gerucht dat den man, sinds zoovele
jaren voor het district Goes in de Tweede
Kamer, jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman,
aanwijst als opvolger van wijlen mr. Hu-
breeht in den Raad van State.
Het zijn ongetwijfeld gemengde gevoelens
waarmee allen die in ons nationaal leven
belangstellen dit gerucht zullen vernemen
of vernomen hebben.
Uw correspondent is ongetwijfeld tolk
van allen die in Zeeland met de antirevo
lutionaire partij mee leven, als hij aller blijd
schap uitdrukken zou met de hooge plaats
in ons Staatsbestuur intenemen door den
afgevaardigde die zoovele jaren en in zoo
verschillende omstandigheden ons land en
in engeren zin de aniirevolutionaire partij
heeft gediend.
Maar niet minder zou hij, zonder egoist
te mogen of te willen zijn, aller leedwezen
vertolken, als deze eikenboom uit ons
parlementair woud, zij het ook voor hooger,
gewichtiger en rustiger plaats mocht weg
genomen worden.
Jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman toch
is niet alleen de scherpzinnige debater,
de ervaren Staatsman, maar hij is in enge
ren zin, voor ons meer. Mr. Lohman is
de man van hoog en edel karakter, die
zich opofferingen getroosten kan voor wat
hem heilig is. Hij is de man, die voor
zoover mogelijk, den politieken strijd adelt
en verheft en daarvoor menigmaal, meer
nog door zijn daad dan door zijn woord
eerbied afdwingt en invloed uitoefent.
Indien het Godswoord „Heiligt den Strijd,"
ook geld voor den politieken strijd, en we
gelooven dat dit zoo is, dan is het mr.
Lohman die den strijd geheiligd heeft.
En nog dit.
Mr. Lohman vertegenwoordigt, voor ons
antirevolutionairen, in onze Tweede Kamer
de continiiiteit. Sinds dr. Kuyper deel
uitmaakt van den Raad der Kroon is mr.
Lohman, de man die nog behoorde tot de
tijdgenooten en vrienden van den voor zes-
en twintig jaren overleden mr. Groen van
Prinsterer.
Alzoo, alles te zamen genomen, we mis
gunnen allerminst aan mr. Lohman de aan
zienlijke plaats door het loopende gerucht
hem toegewezen, maar onvermengd is onze
bijldsehap toch niet.
Verhuring der Tienden voorheen en thans.
Alle tijden hebben hun eigenaardige ge
bruiken. Voorheen namen de openbare
verhuringen der Tienden op Zuid-Beveland
vijf dagen in beslag; de eerste had plaats
op Vrijdag te Driewegen en Nissede
tweede te Schore of Vlake en Kapelle
de derde te Ierseke en Wemeldingede
vierde te Goes, voor Goes, Kloetinge, Kat-
tendijke, Kruiningen, Baarsdorp, 'sHeer
Arendskerke, Wissekerke en 's Heerhen-
drikskinderende vijfde te Baarland en
Hoedekenskerke.
Voor zoo een verhuring der tienden,
kwam expres over uit Middelburg een heer
gedeputeerde, deze zond eerst bericht vooruit
dat de verhuringen zoo moesten geschikt
worden dat de heeren der commissie belast
met de verhuring, altoos 's middags thuis
konden eten. Zoodra deze hooggeplaatste
heer afgestapt was aan liet hotel, bevond
zich voor het 0 hotel een ordonnans met
twee schildwachten. Kwam hij voorbij de
wacht, dan werd hem het militaire eere-
bewijs gebracht. Nadat men drie dagen
op het eiland verhuringhad gehouden,
kwam de stad Goes aan de beurt. De om
roeper werd ontboden en deze kondigde
aan, dat de verhuring der tienden zou
plaats hebben op het stadhuis. Deze om
gang had plaats een uur voor het begin.
Was het bepaalde uur geslagen, dan deed
de omroeper nog twee maal zijn omgang
door de stad, aankondigende dat de heeren
gezeten waren op het stadhuis, tot ver
huring ter tienden.
Bij deze verhuring waren tegenwoordig
de stads-secretaris en de rentmeester der
geestelijke goederen. Na het verhuren der
geestelijke, gemeene- en landstienden, was
er ook voor particulieren gelegenheid hunne
tienden daar te verhuren. Met deze laatste
tienden evenwel hadden de heeren niets
te maken. De commissie belast met de
verhuring der tienden genoot ieder lid
5 of f 30. De heer gedeputeerde uit
Middelburg 13 of f 78. De Secretaris
tegenwoordig bij de verhuring in de stad,
genoot JË 1 of f 6. De rentmeester liet »tot
gezelschap" van den hooggeplaatste uit Mid
delburg 's middags en 's avonds eenige
heeren in zijn hotel ten eten vragen.
Echter moesten deze maaltijden niet meer
bedragen dan 56 of f336, of de rent
meester kon het tekort bijpassen. Later
zijn al deze gebruiken afgeschaft. Eén
eigenaardig gebruik is nog lang bewaard
gebleven. Te Schore luidde men tot voor
enkele jaren nog de klok, wanneer het
gerij met de heeren van de tiendverhuring
binnenkwam. De deuren van de bergplaats
der brandspuit werden dan geopend en in
die bergplaats had de tiendverhuring plaats.
Na de invoering der wet op de afkoop-
baarstelling der tienden schijnen alle oude
gebruiken vervallen te zijn. Ook Schore's
klok heeft sinds enkele jaren hare jaar-
lijksche aankondiging gestaakt. Men kon
het enkele dagen geleden weer lezen dat
de verhuringen der tienden plaats zouden
hebben in de herberg, welke zeker een
meer gewenschte localiteit biedt dan een
bergplaats der brandweermiddelen.
Nog enkele jaren en de tienden zullen
tot het verleden behooren, en de schatten
der navorschers vermeerderen.
Zendeling Pennings te Lebak (West
Java) is op 31 jaren leeftijd na een kort
stondig lijden overleden. Hij was van de Ne
derlandsehe (Rotterdamsche) Zendingsver-
eeniging.
Evenals het heengaan van den zendeling
Yan de Bovenkamp is ook dat van Anton
A. Pennings een groot verlies voor de
Zending.
Doch de Heere had hen blijkbaar hier
niet meer noodig. Hij plukt geen vrucht
voor ze rijp is.
Boe dichter bi)
Wij nemen de mogelijkheid aan dat over
drijving in het spel is, doch als er maar
een gedeelte van waar is, is het nog erg.
Namelijk wat men uit Den Haag aan Eet
Volk schrijft, betreffende de Leerplichtwet.
»Met de handhaving dezer wet (zoo
schrijft men) is het in de residentie zeer
treurig gesteld. In troepen ziet men onder
de schooluren leerplichtige kinderen door
de straten rondzwalken, zonder dat er,
naar het schijnt, iets aan wordt gedaan.
Door de onderwijzers wordt er over ge
klaagd, dat op sommige scholen meer ver
zuim, is dan vóór de invoering der wet. De
reden daarvan is eensdeels gelegen in het
feit, dat verschillende schoolhoofden en
onderwijzers zelf minder werk maken van
het ophalen der afwezige leerlingen, ander
deels dat onwillige ouders inzien, dat hier
de Leerplichtwet niet meer is dan een
boeman, waarvoor men zich onnoodig bang
maakt. Verschillende kinderen blijven
maandenlang weg om onvoldoende redenen,
zonder dat er ook maar iets gedaan wordt.
Sommige ouders geven zoo weinig om den
leerplicht, dat ze voor hun kinderen een
baas opzoeken. Zou het niet hoog tijd wor
den, dat er wat meer de hand aan de wet
werd gehouden Of rekent men ook in
deze op de lankmoedigheid van het minis
terie? Als het zoo doorgaat, voorzie ik,
dat binnen weinige jaren niemand zich meer
om de wet zal bekommeren."
Niet alleen gewone burgerlui, menschen
met heel alledaagsche wenschen en be-
geertetjes ondervinden tegenwoordig den
last van 't op reis gaan. 't Schijnt heel
mooi veel vrienden te hebbon, die u eens
uitnoodigen te komen en te genieten van
wat ze u bieden kunnen. Maar 't zijn
allen vrienden, en de een is even na
als de ander. En zoo ge de wenschen
van den een vervult, moet ge oppassen,
dat ge den ander niet krenkt door een
weigering. In 't heel gewone dageljjksch
leven komt dat ook voor. Ge zuil te
voet een uitstapje maken naar een dorpje,
er twee bekenden hebben, kunt er slechts,
om des tijds wille, één bezoeken en nu
staat ge voor de vraag: wat zal de ander
er van zeggen? En: wie 't eerst?
Nu zijt gij echter nog maar een heel
alledaagsch persoontje, zonder veel preten
ties, uw uitstapje kan onmogelijk verbon
den worden met geheime bedoelingen, en
uw woord is eenvoudig 't woord van een
vriend, dat opwelt uit het hart, en vrij
wordt uitgesproken. Eu toch staat ge
soms voor de moeilijkheden zoo even aan
gestipt.
Doch zoo go een officieel stempel u
voelt drukken, een zekere waardigheid
bekleedt en een politiek bedoelen kan
schuilen achter uw woord of uw gedrag,
uw bezoek of uw negeeren, en de etikette
kwelt u met haar last, ge gevoelt wel,
dan wordt uw reizen, uw uitstapje een
zeer groote en netelige kwestie.
Er wordt melding gemaakt van een plan
van den koning van Italië. Victor Ema
nuel III wil ook eens op reis. Rusland
en Duitschland bieden hem gastvrijheid.
De keuze nu nog daar gelaten schijnt de
reis ook moeilijkheden met zich mee te
brengen. De koning kan gaan door Oos
tenrijk, maar dan wordt aan de etikette
tekort gedaan. Officiëel moet eerst Frans
Jozef nog naar Italië komen, wijl hij aan J
Victor Emanuel nog een contra-bezoek
schuldig is, nog niet gebracht, omdat de
Paus voor zich eischt de primeur en
Italië's vorst wil voor zich van die primeur
geen afstand doen. Dus Frans Jozef kan
niet komen, omdat hij niet weet, wien 't
eerst met zijn bezoek te vereeren. 't Slot
is, dat Victor Emmanuel den Brenner-pas
niet door kan.
Doch ook de St. Gotthard-tunnel biedt
een reisroute, maar die voert over Zwit-
sersch grondgebied, en' Zwitserland ligt
overhoop met Italië. Feitelijk kan dus
ook die route niet dienen.
Toch moet het bezoek gebracht! Dan
„incognito" over Zwitserland maar!
Ligt er niet iets kleinzieligs in, als een
vorst, dank zij dat officiëele en dwaze eti
kette, niet op reis kaD? Laat de vraag
omtrent de noodzakelijkheid van dat rei
zen, de kosten er aan verbonden, nu nog
onbesproken, is 't dan toch geen dwaas
heid, dat iemand feitelijk in zijn plannen
verhinderd wordt, omdat een wijsneus of
een heethoofd daarachter zoeken kan, wat
er per se niet inligt? Dat dankt men aan
de „etikette", aan „het officiëele"! En
juist zij, die boven dergelijke nietige din
gen moesten verheven zijn, ljjden er hot
meest onder. Dat is nu eenmaal „vorste
lijk". Ach, waarom scheurt men zich toch
niet los, ook in het dagelijkscb leven, van al
die lastige manieren, en waarom Staat
men toch niet zedelijk hoog genoeg om
verstandig eigen weg te gaan, zonder zich
te storen aan wat een ander er van maken
kan? Er bestaat ook een „inlegkunde",
en wee hem, die zich niet krachtig genoog
acht, om te trotseeren wat anderer eng
hartigheid kan zoeken achter zijn doen.
En ook ons familie-leven lijdt meer dan
wenschelijk is aan die kwaal. Wal al strijd
en moeite heeft dat onder ons gewerkt.
Overal vindt ge in 't klein datzelfde terug.
Bij de vorsten keurt ge het af, in eigen
omgang duldt ge het niet alleen, maar
zijt er zelfs tuk op en doet er hard aan
mee. Ook hier zijn grenzen, en men trekke
de lijn van 't ongeoorloofde niet te ver!
Zou 't in Rusland gaan dagen?
De Czaar heeft het voornemen opgevat,
ernstig, gesteund door de Czarina, om
zich te laten toespreken door ,,'t volk''
zelf. Hij wist van die studenten-oproeren,
en nu zal hij de professoren uitnoodigen
hem bekend te maken met de grieven.
Dat moet geschieden in een persoonlijk
onderhoud. Niet uit een enkele krant,
die de censuur mocht passeeren, neen,
regelrecht uit den mond des volks wil de
monarch vernemen de oorzaken van den
haat en 't verdriet, de oorzaken van 't
aantal aanslagen en dreigende omwente
lingen. Hiermee breekt hij dus met alle
etikette en alle hofgewoonte. 't Hof te
Petersburg is bekend door zijn totaal af
gesloten zijn van 't werkelijke leven. En
nu heeft de Czaar den hoogen moed, om
met dien sleur te breken, en zoo 't kan
met eigen oog te zien de kwaal en de
ellende van zijn volk. „Vadertje" heet hij
bij 't volk. En 't „Vadertje weet het
niet" troostte somtijds den arme, en ma
tigde den wrok. Nu wil hij het weten.
Hij speelt hoog spel. 't Is een maat
regel, die aller aandacht trekt. Zou de
schemering van een nieuwen morgen
dagen, spellend licht in de duisternis En
zou die eerste lichtstraal niet zooveel af
schuwelijks doen zien, dat 't hem gruwt,
en hij hopeloos zieh voelt bij dien aanblik
't Is te hopen, dat het resultaat niet teleur
stelle. Toch vergete men bij 't beoordee-
len niet, dat *t slechts een eerste stap is,
en dat voor ons niet te overziene moeilijk
heden dat edele pogen schier alle kans op
slagen ontnemen. Hier mag ten volle er
kend de hooge verdienste van deze ge
dachte alleen. Er blijkt uit, dat een
vorstenhart slaan kan voor zjjn volk, al is
't dat dit zelf het koud en dood acht. Het
zou een studie waard zijn dat psycholo
gische proces na te speuren, hoe die idee