NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 159. 1902. Donderdag 17 Juli 16e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN „De Welstand van het gansche zaad." FEUILLETON. 101 UUOOTIlEl» M VAL. elken MAANDAG-, WOENSDAG- cn VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p, p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. „Want de Jood Mordechai was de tweede bij den koning Ahas veros, en groot bij de Joden, en aangenaam bij de menigte zijner broederen, zoekende het beste voor zijn volk, en sprekende voor den welstand van zijn gansche zaad." Esther io 3. Veel kleine zielen zijn kosmopoliet, uit krachtige persoonlijkheden sprak in den regel een sterk nationaal besef. Zie het aan Mozes, die prins der eere in Egypte had kunnen zijn, maar in wien liet bloed van Abraham, Isaak en Jacob zoo prikkelend tintelde, dat hij liever Israels smaad indronk, dan groot aan het hof der Pharao's wilde zijn. Zie het, onder de hedeeling des Nieuwen Testaments, schier nog sterker in Paulus, die in een oogenblik van verbijsterende liefde voor zijn Israël schrijven kon„Ik zou zelf wel wenschen verbannen te zijn van Uhristus, voor mijn broederen, die mijn maagschap 'zijn in het vleesch." En wilt ge iemand tusschen Mozes en Paulus in, eveneens uit de Schrift, vestig dan uw aandacht eens op den Jood Mordechai. Die Mordechai was maar niet een gewoon Jodenmensch, die langs Suzans straten slenterde, maar een vroom en doorkundig staatsmaniemand dien wij in de klasse der Marnixen van St. Aldegonde of der Gladstones zouden plaatsen. Niet alleen een fijn diplomaat, die Haman schaakmat zette, maar ook een schrander bewindvoer der, een tijdlang eerste minister van den machtigen koning Ahasveros, die regeerde over 127 provinciën van Indië tot Mooren- land (Esther 1 1). Hij was groot in het huis des konings, en zijn gerucht giDg uit door alle landschappen (wat in die tijden zonder couranten of pers wat zeggen wilde), en, zoo lezen we verder, „die man Mor dechai, werd aldoor grooter" (94). In pracht en met staatsie zelfs, bewoog hij zich door de straten van Ahasveros' hoofd stad. Hij droeg een hemelsblauw kleed over een wit satijnen onderkleed, en over het hemelsblauwe kleed een purperen mantel, ons rood, wit en blauw, en op zijn hoofd fonkelde een diadeem van edelge- gesteenten (8 15). Dus niet als een ordinair Jodenmensch, maar als den grooten, gevierden staatsman, die onder den koning van Indiü tot in Afrika het bewind voerde, hebt ge dien (Schetsen uit het leven van Napoleon I.J «Maar uw moederEn Pitois herhaalde met geheel veranderde stem: «Mijn moe der! Ach, kameraad, dat woord moet gij niet noemen, want zie, ik heb het nooit gehoord, ik heb het zelf nooit in mijn hart kunnen uitspreken, zonder mij zoo week te gevoelen als een kind, en 'k geloof dat, als ik zelf in dit oogenblik over haar sprak »Nu?" «Dat er dan waterlanders komen zouden, en die passen geen man. Schreien, nu ik nog maar korte uren te leven heb? Dat zou een bewijs van al bitter weinig moed zijn-".. «Gij zijt te hard tegen u zelf, kameraad Wat mij aangaat, ik durf mij beroemen zooveel moed te hebben als andere menSchen, en toch zou ik mij mijno tranen niet schamen, als ik over mijn moeder sprak." «Is u dat ernst?" riep Pitois, en greep haastig des officiers hand. «Gij zijt een man, een soldaat, en schaamt u niet te schreien «Als ik over mijn moeder spreek, zeker niet. Zij is altjjd zoo hartelijk jegens mij geweest, zjj heeft mij zoo lief, dat ik haar ook wel oprecht lief moet hebben." «Gij hebt dus ook veel met uw moeder op? O, dan kan ik u alles wel vertellen. machtigen Mordechai u voor te stellen* Een man, voor wiens wenk en woord alle vorsten en stadhouders en landvoogden beefden, „want de vreeze van Mordechai was op hen gevallen." (9 3). En van dien krachtigen, machtigen man nu, die, Jood vau geboorte, over gansche koninkrijken zeggenschap had, van dien nu lezen we, dat hij te Suzan, in het koninklijk paleis, er niet aan dacht wereldburger of kosmopoliet te worden, maar, trouw aan het nationale bloed, „dat goede voor de Joden zocht, en sprak voor den welstand van zijn gansche zaad." (10 3). Togonwoordig willun do kleine zielen en lagere geesten dit anders. Nationaal gevoel boet een vooroordeel, liofdo voor zijn volk oen aangepraat ver zinsel van monschon. Do kleine zielen onder do grooten der aardo trokkon, om belasting te ontgaan, de grenzen over, niot om eon nieuw vader land te zoekon, maar in vaderlandloosheid hun oore te stellen. De kleine zielen onder de lagere standen laten zich opzweepen door woelzieke volks menners, om den wolstand, niet van liun gansche zaad, maar van hun soort, hun stand, hun klasse boven don bloei en de eer van het vaderland te stellen. En de kleine zielen onder do midden klasse, zitten in hun bierhuizen en wijn huizen te spotten met wat aan ieder vader lander heilig is. Maar zoo zijn de wezenlijk groote manDen en vrouwen niet. Er mag hier of daar een enkel man van beteokenis zijn opgestaan, die door jammer lijke volks verhoudingen of ellendige ave- rechtsche toestanden verleid werd, om tegen zijn land en volk te spreken, maar als regel sprak in deze soort mannen en vrouwen het nationaal gevoel, ernstig, luid en sterk. Dat besef, dat gevoel nu is van God. Het komt uit de vlakte van Sinear, waar' God de spraken verward en de volken ge deeld heeft. Of, liever nog, het komt uit Noachs arke, toen Noachs leven zich in drie vertakkingen verdeelde, en uit die drie naar vaste wet, zich nieuwe ondervertakkin gen van natiën en volken hebben afgezet. Zooals ge het gevoel voor vader en moeder iemand niet aanpraat, waar het bloed ver slapt is, waar het niet vanzelf in spreekt, zoo ook is het nationaal gevoel iets mystieks; iets dat in het bloed zitiets dat vanzelf opkomten daarom iets, dat ge wel voel verzwakken en onderdrukken kunt, maar Mijn hart is vol en moet verlichting hebben. Hoor danwant wat ge daar straks gezegd hebt is maar al te waar. Hot is een troost, vóór zijn dood nog iomand te vinden, voor wien men zijn hart uitstorten kan. Wilt ge mij aanhooren zonder te lachen?" «Stellig, Pitois! Bij stervenden lacht men niet." «Dan moet gij weten dat ik, zoolang ik op de wereld ben, maar één wezen liefge had heb en dat wezen was mijn moeder. Ik had haar lief, zooals zeker maar zelden een mensch iemand ooit liefgehad heeft. Als kloin kind al placht ik in hare oogen te lezen zooals zij in de mijne. Hare ge dachten kon ik raden en zij de mijnen ook. Zij was 't hart van mijn hart, en ik het hart van het hare. Ik heb nooit een meisje of vrouw gehad; ik had ook nooit een vriend, waffit mijn moeder was voor mij alles. Men wou mjj soldaat maken, en toen ik die tijding kreeg, verklaarde ik in mijn radeloosheid dat ik mij liever in stukken liet seheuron dan scheiden van mijne moe der. Door de macht, die zij over mij had en door haar moedig karakter veranderde zij evenwel door een cenig woord mijn besluiten. „Pierre", zei zij, „gij moet gaan ik verlang dat." „Ik wil het doen, moeder,", antwoordde ik ap schikte mij naar haar wil. „Pierre", ^rak zij verder, „gij '-ijl altijd oen goed zoon geweest, en daar dank ik God voor maar de mensch heeft meer plichten te vervullen. Ieder burger heeft verplichtingen jegens zijn dat in kiem er altoos in bljjft zitten, omdat God het or in gelegd heeft. Of hebben we het niot gezien, tot wat machtigen stroom dat nationaal besef kan aanzwellen, zoodat het maar even in be weging goraakt en de harten vermeestert. Slot volgt.) 1G Juli 1902. Do JavaChinaJapan-lijn met krach tige medewerking onzer Regeering opge richt zal eerstdaags met het aanbesteden van naar wij vernemen een 4-tal booten een begin maken. Voor onze industrie work in 't vooruit zicht. Handel in Blanke Slavinnen. Gisteren begon te Parijs de internationale conferentie tot onderdrukking van den han del in blanke slavinnen. Do jongste rapporten betreffende deze belangrijke quaestie hebben aangotoond, dat de harfdel in blanke sla vinnen uitgaat van uitgebreide internatio nale organisaties, die hun kantoren, entre pots en handelsreizigers hebben. Engeland heeft entrepots te Londen, Sou thampton, Portsmouth en Jersey. In Zwitserland leveren Genéve en vooral Ziinch blanke slavinnen voor de geheele wereld. Het geheele Ilaliaansche schierei land voorziet Turkije, Egypte, Zuid-Rusland en Buenos-Ayres. Griekinnen worden bij voorkeur naar Turkijo en Klein-Azië ge zonden. Te Weenen zijn niet minder dan 180 agentschappen, die, indien noodig, een duizend vrouwen kunnen verzenden en nog grooter is de uitvoer te Tritst Een aanzienlijke plaats op dit gebied neemt ook Antwerpen in. Parijs heeft veel slachtoffers geleverd voor het Engelsche leger in Zuid-Afrika. Het is dus te hopen dat het resultaat van het internationaal coDgres een verdrag zal zijn, waarbij oen dergelijke handel voortaan onmogelijk wordt gemaakt. Tegen den alcJiol. Een groot aantal Duitsche geneesheeren heeft een Manifest uitgevaardigd, dat met kalme, ernstige woorden raadt tot onthou ding van sterken drank. De geneesheeren beweren, dat alcohol geen voedingsmiddel is, maar een gif, dat storend inwerkt op de hersenfuncties, het oordeel, de wilskracht, het zedelijkheids besef en het schoonheidsgevoel verlamt, de zelfbeheersching vermindert en het weer- vaderland. Dat roept u nu; gehoorzaam! Gij moet soldaat worden van dit oogenblik behoort uw loven niet meer u zelf toe, maar uw land. Waar het daar dienen kan offor het daar gerust op. Mocht God willen dat gij vroeger uw graf vindt dan ik, dan zou mijn hart om u bloeden, maar toch zou ik zeggen „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofdGa dus, en als gij uw moedor liefhebt, doe dan altijd uw plicht." Ach, die woorden heb ik dan ook nooit vergeten. Doe uw plicht, had zij gezegd. De plicht van den soldaat is altijd blinde gehoorzaamheid geweest, en daar heb ik mij trouw aan gehouden. Kwam er order om rechtuit te marcheeren en voor geen gevaar uit den weg te gaan, dan ben ik rechtuit gemarcheerd en heb aan geen gevaar gedacht. Wie mij zoo mijn weg zag gaan, alsof geen kogel mij deren kon, die riep wol„Dat is een dapper man maar hij had liever moeten zeggen „Dat is een man die zijn moeder liefheeft." Op een dag kreeg ik een brief, met bericht dat zij ziek was die lieve beste moeder. Ik verlangde zoo heel vurig haar te zien. Ik vroeg verlof, maar het werd mij ge weigerd. Ik dacht aan haar woord „Als gij uw moeder liefhebt, doe dan uw plicht en ik ondorwierp mij. Kort daarna hoorde ik dat zij dood was. O, toen verloor ik mijn vorstand en ik besloot naar huis te gaan, al kostte.'t mij ook mijn leven. Waar om ik daar zoo naar vevlaugde, daar mijn standsvermogen vau 't lichaam tegen ziekten verzwakt. Iedere lichamelijke en geestelijke arbeid trekt voordeel uit geheel-onthouding. Met name is er een groot gevaar bij menschen, die geregeld drank gebruiken. Dit gevaar is de ontaarding van ras. 1'F Kinderen van geregelde drankgebruikers krijgen een verzwakt zenuwgestel. Dit gevaar wordt vergroot, als ook de moeder deelneemt aan de drinkgewoonten. Wij brengen deze ernstige woorden in herinnering nu weer het dorschen begint. Wij hebben verleden jaar het schrome lijk drankmisbruik beschreven en ons waarschuwend woord doen uitgaan. Natuurlijk is ons dat kwalijk genomen. De menschelijke natuur slaat de waar heid, die veroordeelt en verwijt, op het kinnebakken. Maar wij mogen niet zwijgon. Onlangs werden wij herinnerd aan een woord van Ds. Middel. Deze leeraar riep op den kansel uit: Dat ellendige zaaddorschen, dat zal bezocht worden Ook vernamen wij dat op 't Nieuwland bijna dezelfde gewoonten van Walcheren zjjn. Na 't gereed maken van elke honderd bossen, dat een kleine drie kwartier vergt, krijgen alle mannen en vrouwen, die op den dorschvloer werken een glas jenever. Dat wordt dus zeker meer dan twaalf gla zen per dag. En het zaaddorschen duurt ook vaak dagen aaneen. 's Avonds zwaaien vele dorschers naar huissoms vechten ze. Voel zaad wordt er echter in 't Nieuw land niet me or verbouwd, maar op Wal cheren is bestrijding van deze drinkgewoonte zeer noodig. Wij bidden onze Christenboeren om aller eerst door een goeden maaltijd te vervan gen de fatale en godlasterlijke suikerhom met brandewijn, omdat er al zoo ellendig veel drank den menschen in 't bloed en de hersenen zit. Voorts een proef te nemen met cacao of met sterke koffie, mot room en zoet in de plaats van jenever met bitter of stroop. Ook in deze moet de vreeze Gods 't begin van wijsheid zijn (Zuider-Kerkbodc). Dr. Wagenaar. Groote plas, groote plas, 'k Wou je leeg-gemalen was, Want je knabbelt alle jaren moeder toch dood was Dat wil ik u zeggen, en daar gij ook een moeder hebt, zult gij mij verstaan. «Wij boeren in Morvans zijn een een voudige soort van monschen wij worden niet zoo geleerd als gij in de steden, maar wij hebben onze eigen begrippen, die gij licht voor bijgeloof houdt. Zulk een be grip, waaraan wij bijzonder sterk hechten, is, dat hij, die de eerste bloem van een graf plukt, den doode nooit vergeten kan. Och, die gedachte is zoo kostelijkDie eerste bloem wou ik zien bloeien en haar plukken. Ik verliet mijn vaandel en ging op weg. Na tien lange dagmarschen stond ik eindelijk op moedors graf. De aarde was echter nog zwart en geen bloempje te zien. Ik wachtte. Na zeB weken vond ik op een zonnigen morgen een klein blaaw bloempje, een vergeet-mij-niet, en ik plukte het. Nu had ik thuis niets meer te zoeken, want mijn oude vader was mijn moeder al spoedig in het graf gevolgd. Ik had mijn kostelijk bloempje geplukt, en dat was genoeg. Ik dacht aan moeders woord «Doe uw plichtIk kwam onderweg gendarmes tegen en zei«Ik ben deserteur; arresteer mij I" En nu moet ik sterven; en als het waar is, dat ik in u een vriend heb, dan sterf ik ook gewillig, dan zult gij mij den eenigen dienst bewijzen, dien ik nog verlang. Het bloempje, waarvoor ik met mijn bloed betalen moet, draag ik hier in een klein doosje op mijn hart. Be loof mij dat men 't mij niet ontnemen zal. Aan mijn weiland met je baren. En je kost mij vrij wat geld Om je perk te zion gesteld. Kijk, waar nou de schepen varen Heeft mijn vader mij verteld, Dat veel landerijen waren Meer dan zevenhonderd roe, Van hot Oost naar 'tWoston toe Zijn zij allemaal gevallen, Slok op, in jou holle maag En nog helpt het niet met allen, Want je blijft nog even graag. Bovenstaande dichterlijke ontboezeming aan 't adres van het Haarlemmermeer, toen het nog „meer" was en men nog niet dacht aan droogmalen, kwam een onzer hoogst bejaarde lezers in de herin nering toen hij vernam van de op heden voorgenomen feesten van 't halfoeuwig bestaan van de landstreek Haarlemmermeer. Het contrast is wol eigenaardig. Volgens de Middellurgsche Courant lijdt het kabinet aan traagheid. De vrijzinnig democratische redactie blijft nog maar steeds verbaasd staan over de magere resultaten. Daartegenover somt het de wetten op die 't vorige kabinet tot stand bracht. Dat 't dit deed met behulp ook der „rechterzijde" verzwijgt zij. Die wetten nu zijnmilitiewet, school wet, woningwet, gezondheidswet en onge vallenwet. Nu lijkt dit heel grootzoowel werks. Maar de Middelburgsche Courant vergeet twee dingen. In de eerste plaats dat 't ministerie- Kuyper een jaar aan 't roer was en 't mi- nisterie-Pierson deze wetten in vier jaar tot stand bracht. In de tweede plaats, dat de genoemde wetten, die zij alle op rekening van 'tmi- nisterie-Pierson boekt op de schoolwet na erfstukjos van vorige kabinetten waren. Het was geen eigen werk in den grond. Het was opgewarmde kost. Eerstgenoemde wet was nog afkomstig van het ministerie-Mackay, de drie laatste van 't ministerie-Van Houten of diens voor gangers. Nu hindert dat niet. Ook wij zeggenhet ministerie-Pierson heeft veel gedaan. Maar wees dan billijk ook in 't hanteeren van licht en schaduw. Wij herinneren hier aan het billijker oordeel van een anderen vrijzinnig demo- 't Is de band, die mij met injjne moeder verbindt, en moest ik denken, dat die ver scheurd werd 0, dan zou ik geen moed tot sterven hebben. Wilt gij mij beloven mijn wensch te vervullen «Ik beloof datantwoordde de officier. «Geef mij de band dan ik reken op u." Met een warmen handdruk nam de offi cier afscheid. De dag brak aan. Op de exercitieplaats werd het vonnis nog eens voorgelezen, 't Gemompel dat door de gelederen ging, werd eensklaps door luid gejuich en de kreten«De KeizerLeve de Koizer vervangen. Napoleon verscheen, steeg van zijn paard en ging met zijn gewonen korten tred op den veroordeelde toe «Pierre Pitoissprak hjj hem aan. Pierre staarde hem in in zijn gelaat, beproefde te spreken, maar scheen van verbazing geen woorden te kunnen vinden. «Pierre Pitois", vervolgde de Keizer, «denk aan uw woorden in dezen nacht. God schenkt»u nu het levon voor de tweede maalwijd het niet mij, maar wijd het Frankrijk toe. Ook uw vaderland zal voor u een liefderijke moeder zijn wijd dit voorlaan de liefde, die vroeger aan uw moeder toebehoorde. Hij keerde zich om, om te gaan en het gejuich van duizenden volgde hem. EINDE.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1