NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 153 1902.
Donderdag 3 Juli.
16e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
liet teleurgesteld.
feuilleton.
UKOOTIIËID EK VAL.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—-5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Op het ministerie Kuyper Loeit' is het
Wee u als alle mensehen icèl van u spreken
nog niet toepasselijk.
Haast iedere dag brengt nieuwe grieven.
Natuurlijk aan den liberalen en socia-
listischen kant.
Aan onze zijde zijn vooralsnog geen
klagers te bespeuren.
Onzerzijds heeft niemand, bij het optre
den van dit kabinet, ook maar van verre
gedacht aan bevredigende oplossingen
reeds in het eerste jaar van zijn ministri-
eel optreden.
Het is nu ongeveer een jaar geledeD
dat de Standaard in een artikel „Rekenen
met de Werkelijkheid" tegen overschatting
der krachten, en opdrijving der verwach
tingen waarschuwde.
Op 't oogenblik dat zij schreef, was er
nog geen sprake van een nieuw kabinet.
Wel werd er een nieuwe koers verwacht.
En hiervan schreef de Standaard
„Zij, die het voorstellen of nu eensklaps
alles anders worden zal en een totale om
keering op komst is, vergeten dat het
ministerie niet uitsluitend kan bestaan uit
mannen onzer eigen richting, en dat zijn
taak gebonden zal moeten zijn aan een
voorafgaand overleg.
Het Kabinet, dat geboren wordt uit den
pas gevoerden strijd, kan niet anders dan
een coalitie-kabinet zijnmen heeft daarbij
rekening te houden met alle bestanddee-
len, die er in moeten worden oggenomen.
En behalve d&t is er nog een tweede
reden, waarom het wel wat dwaas is te
hopen of te vreezen voor een snel komende
schokkende omkeering.
Het nieuwe Kabinet toch vindt bjj zijn
optreden een toestand, dien het maar zoo
niet in ééns kan veranderen.
Het huis, waar het heeft in te trekken,
was voorheen door anderen bewoond, die
het volkomen hebben ingericht naar hun
eigen zin.
Het huis staat er, en men moet het er
voorloopig meê doen.
Immers eerst wanneer men er eenigen
tijd in geleefd heeft kan men pas begin
nen met de indeeling te veranderen.
De eene kamer kan buiten gebruik ge
steld, de andere in gebruik genomen wor
den. Hier kan een muur gemetseld, daar
een muur worden verwijderd.
Maar aan de grondslagen, aan de fun
damenten raakt men zoo dadelijk niet.
97
fSchetsen uit het leven van Napoleon 1}
LXIX.
'S KEIZERS LAATSTE DAGEN.
De gezondheid des Keizers begon te
kwijnen. Sommigen beweerden, dat hij
kort na de nederlaag bij Waterloo vergif
had ingenomen, doch de hoeveelheid te klein
genomen had, zoodat niet een oogenblik-
kelijke dood, doch een laDgzame kwijning
er het gevolg van was.
Er bestaat voor deze bewering niet veel
grond. Veel meer reden is er om te ge-
looven dat de geheel andere leefwijze, de
ongewone werkeloosheid waartoe deze werk
zame geest was gedoemd, gevoegd bij de
gedrukte stemming, waarin hij door den
band verkeerde, hem dit kwijnende leven
hebben bezorgd.
Zjjn dokter, ofschoon een Engelschman,
behandelde hem met zooveel toewijding, dat
hij een innige vriendschap voor hem opvatte.
Er was een groot verschil in den omgang
van Napoleon met dezen dokter Meara en
,van Napoleon met zijn gouverneur den meer
genoemden Hudson Lowe. Geen wonder
ook, want deze legde het er op alle moge
lijke wijzen op toe, Napoleon het leven te
verbitteren. En dit maakte dan ook, dat
ten laatste alleen het zien van dezen ge
haten man voldoende was om Napoleon
heftig te doen zijn.
Wie dat deed zou het wonen in het huis 1
al aanstonds onmogelijk maken.
Het leggen van een nieuw fundament
is een werk waar veel tijd meö heengaat,
dat zeer ernstige studie en nauwkeurig
onderzoek vereischt, en waar maar niet
zoo een, twee, drie aan te beginnen is.
Het is dan ook zeer verkeerd, wanneer
men nu aanstonds allerlei hooge verwach
tingen koestert niet alleen, maar die zelfs
uitspreekt profeteerende, dat men nu eens
zal zien, hoe heel anders het nu zal toe
gaan dan voorheen.
Ja zeker, dat zal gebeuren.
Geen twijfel, of het verschil tusschen
het voorheen en thans zal ieder duidelijk
worden; het exclusief „liberaal" regeeren
heeft uit.
Maar de overgang kan niet plotseling
zijn.
Onze groote mailsteamers brengen u uit
ons koeler klimaat wel snel naar de stre
ken van tropische hitte, doch de overgang
is geleidelijk. Niet in één dag van hier
naar Batavia.
Langzamerhand begint de reiziger zijn
kleeding uit het noorden te verwisselen
voor het luchtiger gewaad op de tropen
berekend.
Zoo is het ook op politiek gebied.
Tusschen het straks geformeerde Kabi
net en het aftredende is principieel de
afstand niet minder groot dan tusschen
Amsterdam en Batavia; als men nu maar
zoo nuchter is om te begrijpen dat zulk
een reis niet in één dag kan worden af
gelegd.
Zeker, de beginselen stellen eischen, die
nimmer uit het oog mogen worden verlo
ren, voor welke onze pers heeft op te ko
men, rusteloos en zonder verzuim maar
in de practijk dient in het oog te worden
gehouden dat we nu te doen zullen heb
ben met een coalitie-kabinet, dus geens
zins met een dat zuiver Antirevolutionair is.
Het spreekt duidelijk dat indien in ons
land eeD zuiver Antirevolutionair ministe
rie mogelijk ware, zulk een Kabinet slechts
zou rekenen met eigen denkbeelden. Nu.
echter is dit niet zoo, en dient al aan
stonds met het inzicht ook van de mede
standers rekening te worden gehouden.
Maar óók met de historie.
Met wat geworden is, nu jaren en jaren
lang.
Wat dus maarniet meteen too verwoord
is weg te nemen of te veranderen.
Wie op de hoogte is, weet dat er den
Eens kwam Lowe hem zeggen dat zijn
huis uit Engeland gearriveerd wasen hem
vragen hoe hij het wenschte ingericht te
hebben. Napoleon antwoordde hem op bit
sen' toon dat hij hem zijn vertrouwen niet
kon schenken.
Sir Hudson, hierover geraakt, verklaarde
niet gekomen te zijn om lessen te ontvangen.
»Gij kunt er toch een noodig hebben",
hernam de Keizer. »Gij hebt gezegd mijn
heer dat uwe instructies veel strenger zijn
dan die van uwen voorganger. Zjjn ze soms
mij door staal of vergif van kant te maken,
doe het dan dadelijk. Maar mocht ge, zoo
als ge mij gedreigd, hebt, mijn huis willen
schenden, dan verzeker ik u dat het dap
pere 53e regiment er slechts over mijn
lijk zal binnendringen."
Napoleon heftigheid was oorzaak dat
aangaande het huis niets beslist werd. Bijna
drie jaren bleef deze zaak hangende. Toen
het gebouw eindelijk klaar was beviel het
den Keizer nog niet. Het hek en de gracht,
alleen tot versiering aangebracht, achtte hij
daar geplaatst om hem des te meer aan
zijnen staat te herinneren. Toen Sir Hud
son eindelijk hek en gracht liet verwijderen,
was Napoleons ziekelijke toestand van dien
aard geworden, dat zijn wantrouwen er toch
niet door werd bevredigd.
Tot schande van den gouverneur moet
overigens gezegd worden, dat hij al deed
wat in zijn vermogen was om dat wan
trouwen levendig te houden. Zoo hield hij
telkens brieven uit Europa achter en legde
niet zelden beslag op briefjes door mevrouw
eersten tijd geen denken aan is, om anders
dan langzaam vooruit te komen.
De taak, die de werkelijkheid oplegt, is
reeds zwaar genoeg, laat ze door ongeduld
niet noodeloos verzwaard worden."
Wij herhalen, dit werd juist een jaar
geleden geschreven. Wij achten het noo
dig het nog eens onder de aandacht te
brengen, niet van den tegenstander, die
toch was van stonden af al zoo gehaast
maar van den vriend die allicht door
praatjes in den waan zou gebracht zjjn
dat het ministerie slaapt, of dat alles zoo
maar op eenmaal veranderen kan.
2 Juli 1902.
De gemeente en de Kerk.
De Nederlander acht dat wel degelijk de
Raad van Waalwijk zijn bevoegheid over
schreed met f2500 voor kerkbouw toe te
staan.
Schoon erkennende dat er ministers van
allerlei richting geweest zijn die derge
lijke subsidiëa goedkeurden (gevallen van
'c tegendeel bestaan echter) en de Premier
eenvoudig den sleur volgde, vraagt 't blad
toch „Antecedenten scheppen geen recht.
Honderd jaren onrecht of gemis aan beleid
vormen te zamen nog geen uur beleid of
recht, en dit staat vast dat de antecedenten
vroeger veel talrijker waren dan in de
laatste jaren. Was het nu wel noodig op
dit punt tegen den stroom des tijds in te
gaan en de dalende reeks weer stijgende
te maken Wat baat het dat de Regeering
en de Staten Generaal, voornamelijk om
redenen van rechtvaardigheid, in de laatste
jaren de gedragslijn hebben gevolgd geen
nieuwe subsidies volgens art. 171 der
Grondwet meer toe te staan hoewel de
Grondwet dat veroorlooft, indien de Kerk
genootschappen van de Gemeenten krijgen
kunnen wat de staat weigert? Kon het
statu quo op dit punt niet worden ge
handhaafd
De Nederl. stelt met andere woorden
vast dat hetgeen door de Landsregeering
de voordeur uitgedreven is, door de plaat
selijke oveiheid door de achterdeur weer
kan worden ingehaald.
Wij herinneren ons maar al te goed
welk een storm van verontwaardiging er
in 1889 opstak tegen minister Godin de
Beaufort toen hij de subsidie voor kerk
bouw in drie nieuw gestichte protestant-
sche gemeenten weigerde. Maar is dit
hetzelfde als wanneer een bestaande (hier
Bertrand of anderen geschreven; ook ver
bood hij den Keizer mondelinge of schrifte
lijke gemeenschap te houden met die be
woners van het eiland, die niet vooraf zjjne
toestemming hadden ontvangen.
Een boekwerk over »De honderd dagen"
door den schrijver aan «Napoleon den Groote"
opgedragen, werd door Lowe achtergehouden
onder het voorwendsel dat de Engelsche
minister er in beleedigd werd. Weinige da
gen later durfde hij bij den Keizer komen,
en nog wel dien in den tuin op te zoeken.
Op smalenden toen voegde hij hem toe:
»ik ben aan uw huis geweest, dus moet
ik u wel in uw tuin opzoeken."
Napoleon verweet hem zeer zijne onbe
schaamdheid. «Nooit", zoo sprak hij, «hebt
gij anders gecommandeerd dan vagebonden
en Corsicaansche deserteurs, Piëmonteesche
struikroovers en Napolitaansche schooiers
Ik ken de namen van alle engelsche gene
raals, die zich onderscheiden hebben, maar
van u heb ik nooit anders hooren spreken
dan van een knecht van Blucher of van
een struikroover-hoofd. Daarom moet gjj
nu den lagen post van cipier vervullen."
Doch de ander viel hem in de rede met
de boodschap dat hij zijne uitgaven wat
moest inkrimpen.
«Laat dan uw gouvernement inij de
beschikking geven over mijn eigen geld
ik heb hun immers niet verzocht mij op
deze klip te zetten. Met- welk recht legt
men beslag op mijne middelen Maar zend
mij maar mets voor mijn onderhoud, dan
zal ik aan de tafel der flinke officieren van
roomsche) kerk subsidie vraagt voor haar
nieuwe gebouw
Haar beroep op 't antecedent van de
dalende reeks schijnt ons niet onberispelijk.
Anders staat 't echter waar de Ned. zich
begeeft op 't terrein der wet. Zij toont
aan dat de wet wel degelijk een andere
beslissing toelaat, zelfs direct een ondub
belzinnig verbod bevat.
Voor haar vertoog op dat punt voelen
wij veel, en zouden ook wenschen dat
alle gemeente besturen er mede rekening
hielden opdat het Waal wij ksche geval tot
in geslachten blijve alleen staan. Er is,
gelijk wij ook vroeger reeds zeiden, iets
stuitends in de ingezetenen eener gemeente
te doen betalen voor een instelling waar
van zij niet gediend zijn, onverschillig
of die instelling schouwburg of kerk heet.
„De wet verbiedt het niet", zeggen de
verdedigers der bedoelde beschikking.
Personen die zulk een argument ge
bruiken zijn slecht.
Men lette op hetgeen in de handels
wereld, op 't gebied van loterijen en an
deren zwendel, en in 't dagelij ksch leven,
o. a. liegen en vloeken, al niet wordt goed
gepraat met een „de wet verbiedt het niet".
De Ned. zegt terechtDe stelling om
te keeren, ware ook gewaagd, maar zoo
wij kiezen moetenalles verboden wat
niet speciaal is vergund, of alles geoor
loofd wat niet is verboden, dan lijdt het
bij ons geen twijfel of het eerste stelsel
past het best in het kader van het pu
blieke recht.
Ook Prof. Buys verwerpt in zijn „De
Grondwet" III, 103 geheel 't argument
„dat het niet verboden is" en wijst uit
drukkelijk op den aard van 't publieke
recht dat plichten schept en geen vrijheden
die men naar willekeur mag gebruiken of
niet-gebruiken.
De NedeA. zegt nog: Naar onze con
stitutie hebben de gemeenten geen andere
bevoegdheden dan die haar bij de wet zijn
toegekend, en moet dus het bestaan der
bevoegdheid uit de wet kunnen worden
aangetoond. Het zwaartepunt van 't gezag
is, ter wille van de eenheid des lands, bij
het Rijk verlegd en berust niet meer, zoo
als vroeger, bij Provinciën en Gemeenten.
De rijkswetgever mag, binnen de perken
door de grondwet gesteld, alles doen wat
hem niet is verboden, maar bij (Prov.
Staten en) gemeenteraden is dit juist om-
het 53ste gaan etenzij allen zullen gaarne
een plaatsje aan een oud-soldaat afstaan.
Kom mij ,niet meer onder de oogen, dan
wanneer gij mijn doodvonnis komt brengen."
Toen later de gouverneur uit wraak de
officieren van het 53ste tegen Napoleon
trachtte op te hitsen, dewijl hij «uit haat
tegen de Engelschen" Lowe de deur gewezen
had, liet Napoleon een hunner bij zich ko
men om hem van het tegendeel te overtuigen.
»Ik ben geen oud wijf", zeide hij, -»ik
houd van een dapper soldaat, die den vuur
doop heeft ondergaan, onverschillig tot welke
natie hij behoort."
En zoo ging het bijna dagelijks. Lowe
stapelde de eene hatelijkheid op de andere.
Zelfs op een paar flesschen wijn of een paar
ponden vleesch, die te veel gebruikt waren,
maakte hij aanmerking. Ook verbood hij
de levering van hout, niettegenstaande hij
wist dat de Keizer niet tegen den damp
van steenkolen kon. De bedienden waren
daardoor genoodzaakt meubelen stuk te
slaan of planken los te breken.
Toen de keizer zijn rok en de livreien
zijner bedienden versleten waren, vroeg hij
om nieuwe, doch deze werden hem ge
weigerd onder voorwendsel dat er op St.
Helena geen groen laken was.
Een enkele maal zelfs overkwam het den
keizer dat er geen eten genoeg was. Om
de Engelschen en Lowe te parten, liet hij
daarom af en toe zijn oud zilverwerk ver-
koopen, waarvoor veel geld betaald werd.
Napoleon won met dezen tegenmaatregel
tenminste zooveel, dat uit Engeland het
NA DEN VREDE.
Zachtjesaan komen er juistere berichten
los omtrent de conferentie te Vereeniging
en het teekenen der »vredes"-overeenkomst.
Een Engelsche correspondent, die 't heeft
bijgewoond, verhaalt er van
De gedelegeerden en hun adjudanten en
secretarissen leverden een eigenaardig
schouwspel op. Van velen waren de
kleederen met stukken leder gelapt en
weinigen waren er die niet het een of
ander kleedingstuk bezaten afkomstig van
een Britsch konvooi of een gevangene.
Maar hot zonderlingst waren de hoeden,
men zag er van allerlei model, materiaal
en kleur en met de zonderlingste spreuken
en motto's versierd. De meest fantastische
strekte misschien den commandant Michael
Prinsloo tot hoofddekseldeze had n.l. een
breedgeranden strooien helmhoed op, ge
schilderd in de vier kleuren van den Vrjj-
staat, oranje, rood, wit, blauw. De zoon
van dezen commandant, een jongen van 18
jaar, droeg lange gele manen om deschoudeis
hij had een eed gedaan om zijn haar
met te knippen alleer de Britten uit het
land waren verjaagd.
De correspondent zegt ook in zjjn verhaal,
dat er hoegenaamd geen geestdrift heersehte,
toen Kitchener het woord voerde tot de
gedelegeerden; alleen waren er enkele
Boeren, die „hoorhoorriepen, wanneer
hij een beleefdheidje had gezegd.
Een zot verhaal doet de man anders
over De Wet. Hij zegt, dat de Boeren
generaal »een dag of wat geleden", toen
men hem vroeg of er soms Boeren zouden
wezen, die zich niet wilden overgeven,
gezegd had: »Wat! zich niet overgeven?
Ik zal mijn sjambok nemen en ze doen
weten, dat ik een onderdaan van den Koning
benEen uitlating, ongetwijfeld even
zeer verzonnen als die van Botha," waar
men hem deed zeggen, dat de dag van de
overgave »de schoonste zijns levens was
Verder verhaalt hij nog, dat toen Brand,
Nieuwhoudt en andere Vrijstaatsche com
mandanten de concentratiekampen te Bloem
fontein bezochten, de vrouwen om hem
heen drongen en het Vrijstaatsche volkslied
zongenwaarop de commandanten ze
afsnauwden en ze toeriepen om te bedenken,
dat zij Britsche onderdanen waren! Ook
dat zal wel een leugentje, wezen
De correspondent waarschuwt er zijn
landgenooten echter voor, niet te veel op
den schijn te bouwen. «De resolutie,
bevel kwam dat op zijne uitgaven niet mocht
worden beknibbeld.
Hudson deed nog meer. Hij eischte dat
de Franschen die bij den generaal Bonaparte
wenschten te blijven, schriftelijk moesten
beloven dat zij aan alle beperkingen die
men ten opzichte van Bonaparte nemen zou,
zich zouden onderwerpen. Ook mocht Na
poleon den grooten weg niet verlatengeen
enkele woning binnentreden; en niemand
aanspreken die hij op zijn tochtjes zou
ontmoeten.
De bedienden zonden den gouverneur
hunne verklaring, zooals hij dte geëischt
haddoch de uitdrukking «generaal Bona
parte" veranderden zjj in «keizer Napoleon."
Deze verandering wilde Lowe echter niet
aanvaarden, en zond het stuk aan generaal
Bertrand terug om het over te schrijven.
Daar hij dreigde allen te zullen wegzenden
gaven de bedienden toe, op éen na, die dan
ook, zij het niet terstond, weggezonden
werd.
Deze verbannene was Las Casas, Napoleons
trouwste vriend. Lowe, die gaarne dezen
lastigen tegenstander wilde loozen, kocht
een jongen mulat om. Deze ging naar
Engeland en op Lowe's aandrang vroeg hjj
aan zijn meester Las Casas of deze geen
brief had mede te geven. Las Casas liep
in de val. Hij gaf den verraderlijken mulat
een brief mede voor Lueien Bonaparte. De
brief werd bij Lowe bezorgd en Las Casas,
tot groote smart van Napoleon, naar Kaap
de Goede Hoop verbannen.
Wordt vervolgd).