NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 141. 1302.
Donderdag 12 Juni.
16e jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en yan
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij, die zich nu op ons
blad abonneeren, ontvangen het
tot 1 Juli a. s., gratis.
©p Borneo
Uitnemend voorgelicht door de Nieuwe
Courant, zijn wij in staat iets te melden
omtrent de verwikkelingen in Bandjer-
masin.
Onze betrekkingen met dit deel van
Borneo dagteekenen reeds van het begin
der zeventiende eeuw. Onze invloed aldaar
dagteekent pas van 't midden der 18e eeuw.
Toen was Bandjer ten prooi aan bin-
nenlandsche verwikkelingen waarin de
Oost-Indische Compagnie zich mengde en,
helaaspartij koos voor het onrecht.
In 1787 had zich een overweldiger van
het bewind meester gemaakt, en van de
jeugdige zoons van den overleden Sultan,
met uitzondering van éénenAmir die
ontkwam en hem ten laatste te sterk werd.
Deze, door de Boegineezen gesteund, werd
hierop door de Compagnie verdreven en
naar Ceylon verbannen. De onwettige sul
tan stond nu zijn rijk in leen aan de
Companie af, en zijn geslacht bleef regeeren
tot 't laatst der vorige eeuw.
Amir en zijn geslacht gaven echter hunne
aanspraken niet op. In 1859 kwam het
tot een treffen.
Een kleinzoon van Amir de pangaran
Antasari trad krachtig op tegen het gou
vernement, met 't gevolg dat Bandjermasin
bij 't gouvernement werd ingelijfden dus
beide partijen hun bewind verloren, doch
Antasari handhaafde zijn rechten, en zijn
zoon, 1883, zette deze kracht bij door
geweld van wapenen.
Hij en de zijnen verschansten zich in
de Boven Doesoen, in de uitgestrekte
streken in het middendeel der residentie
Zuider- en Ooster afdeeling. Een der zonen
van Antasari, Mohamad Semar, is daar de
pretendent, en diens neef en schoonzoon
Arsat de ziel der beweging.
Gevestigd te Bras-Koening aan de Mena-
wing, een linker zijtak der Barito, bekom
mert hij om het gouvernement zich niet,
tenzij dan in on vriendelij ken zin, getuige
de beschieting in 1884 van een gouver
nementsstoomschip na zijn vestiging aan
de Menawing en zijn stoken in Kendangan,
een veel meer zuidelijk gelegen bestuurs-
afdeeling der Residentie, waar een paar
jaar geleden, in 1899, een tweetal Neder-
landsehe bestuursambtenaren zijn vermoord.
Het gouvernement dat tot nog toe zich
overal buiten gehouden had, besloot nu
min of meer daadwerkelijk op te treden.
Het had reeds een bestuursvestiging te
Moeara Teweh, onze hoofdplaats der Does-
soenlanden (eene assistent-residentie), het
richtte er ook een op meer het binnenland
in, een paar dagen stoomens van genoemde
hoofdstad, en wel te Priok Tjahoe, aan de
Menawing. De bevolking verzette zich niet.
Onze militaire macht stond er onder be
vel van den kapitein Van Kesteren.
In de laatste weken echter heeft de be
volking een vijandige houding aangenomen.
Verkenningen onzerzijds mislukten. Bij
een treffen op den terugweg werden vele
inboorlingen gedood, doch sneuvelden on
zerzijds eenige minderen.
Dit geschiedde in April.
Doch in Mei daaraanvolgende had een
nieuw treffen plaats waarbij bovengenoemde
kapitein sneuvelde.
Men ziet het, de toestand kan in dit
deel van Borneo voor ons ernstig worden.
Vrucht misschien wel van het onrecht
vaardig partij-kiezen voor een opstandeling
door de Kompanie in 1787.
Laat onze aandacht op de Boven-Doessoen
en op de Menawing-rivier gevestigd blijven.
Dat het daar toch geen tweede Atjeh
mocht worden, is te hopen
Naschrift.
Nu wij aan deze quaestie een artikel
wijdden, melden wij er 't volgende nog bij
De resident en de gewestelijke komman-
dant begaven zich 14 April per gourver-
nementsstoomer „Barito" naar Priok Tjahoe,
met zich nemend een officier en "25 man,
teneinde den predendent sultan het vuur
aan de schenen te leggen. Doch deze
laatste was hen voor. Uit een hinderlaag
beschoot hij onze mannen, en toonde hier
mee van geen onderwerping te willen we
ten. De tocht werd echter voortgezet en
de predentent sultan teruggedreven. Zijn
kracht is gebroken, sinds Bras Koening
door de onzen genomen is. De bevolking
is vrijwel op onze hand. Enkele hoofden
werken trouw mee, slechts een enkele
moet niet te vertrouwen zijn.
Den 22 April rukte een colonne van
150 man onder kapitein v. Kesteren, ver
gezeld van den assistent resident Hesse-
laar, na door de schepen FJores, Barito en
Negara naar de monding van de Mena
wing overgevoerd te zijn, van uit Palem-
bang aan die monding gelegen naar
Bras Koening op. Op dezen tocht raakten
de gidsen den koers kwijt en werden de
onzen zoodanig door een onzichtbaren vijand
bestookt, dat zij terug moesten. Doch
met betere verkenning en voorlichting
werd de tocht den 24 April hervatop
weg vielen zij in een hinderlaag waardoor
3 man sneuveldendoch verder liet de
vijand de onzen met rust en zoo bereikten
zij Bras Koening waar na een hevig ge
vecht de vijand uit verdreven werd, zoodat
weldra de Nederlandsche vlag boven de
woning van den pretendent Goesti Mohamed
Seman wapperde. Den 6 Mei ondernam
de colonne den terugtocht en bereikte
veilig den oever van de Barito.
Het schijnt derhalve toch nog goed te
zijn afgeloopen.
10 Juni 1902.
De minister van oorlog heeft er de drie
groote krijgswetten door gekregen.
De Tweede Kamer heeft, eindelijk, bij
tweede lezing, de ontwerpen aangenomen.
Zestien lange weken was de minister op
zijn post in de Kamer om de lange en
breede, scherpe en saaie debatten aan te
hooren, de sprekers te beantwoorden, ge
varen af te wenden, slagen te pareeren,
bezwaren uit den weg te ruimen, tegen
standers te treffen, voorstanders te winnen,
velerlei onaangename, ongemotiveerde,
oppervlakkige critiek aan te hooien of te
laten liggen.
Hij had een zware taak.
Ons dunkt, wij hoorden hem fluisteien:
„Der Worte sind genug gewechselt,
Lasst uns nun endlich Thaten sehn."
(Er is nu genoeg gepraat. Laat ons nu
eindelijk eens daden zien).
En die daad was, na zooveel gepraat,
het stemmen.
Immers behalve praten heeft de Kamer
niet anders te doen dan dat.
De minister heeft een groot werk tot
stand gekregen, zij 't ook met behulp van
vorige ministers en commissiën, van de
commissie van voorbereiding met name de
heeren Lobman en Yerheij, van den re-
geeringscommissaris, en van de ministers
van justitie en marine.
Vijftien jaar lang heeft het geduurd, eer
deze ontwerpen wet werden.
Het is derhalve wel een felicitatie waard.
Wat de rechtspositie van den soldaat
aangaat zullen wij er heel wat mee voor
uit zijn.
Er blijft nog wel een en ander aan te
merken over.
De doodstraf wordt er in gemist.
Maar zoo ooit dan moest de antire
volutionaire partij het halve ei aanvaarden,
opdat zij straks niet verrast wierd met de
ledige dop.
In zake den moord te Veendam zijn
enkele personen gehoord die wel onschuldig
zijn, doch alle blijken geven dat zij alles
van de zaak weten, maar niets klappen
willen uit vrees voor wraak.
Zoo is ook 't feit bekend dat er nog
veertien moordenaars der laatste jaren vrij
rondloopen, wier spoor de justitie maar
niet vermocht te ontdekken.
Er is één middel om hierin verandering
en verbetering te brengen doch dit ver
werpen de humane wettenmakers van onzen
tijd.
Het is de invoering van de Doodstraf.
Verrijk ons Strafwetboek niet hierom,
dat spreekt van zelf! met een artikel
regelende de doodstraf voor den opzatte-
lijken moordenaaren gij stuit de moge
lijkheid dat men uit menschenvrees weigert
den dader aan te wijzen.
Dat men nu zwijgt als men 't weet, is
niemand kwalijk te nemen.
Huid voor huid, al wat de menseh heeft,
zal hij geven voor zijn leven, zei de leu
genaar, doch die toen waarheid sprak.
Algemeen Kiesrecht.
De Liberale Unie begint bij te draaien.
Wel niet met instemming van haar
rechter- en linkerburen: de oud-liberalen
en vrijzinnig democraten vertrouwen het
zaakje niet best of willen er niet van
hooren.
Maar het woord is dan toch gesproken.
Indien het kabinet het er naar maakt,
zal de Liberale Ucio ook met de bewe
ging voor „algemeen" kiesrecht meegaan.
Haar beste mannen: Goeman Borgesius
en Rink, zullen daarbij aan de spits
staan.
Het is de oude geschiedenis der liberalen.
Van pal staan houden zij, doch als zij gaan
wankelen, doen zij het altijd naar links.
Nu blijft het echter altijd een lastig incon
venient, dat de sociaal democraten de hoofd
leiding hebben. En die stuit velen libe
ralen tegen de borst. Men heeft in België
gezien wat dit beteekent en waar dit
henenvoert.
Die beweging is gericht tegen het kabi
net, maar in 't algemeen ook tegen het
Koningschap.
Onder het motto: Koningschap en
Algemeen Kiesrecht schreef Met Folk
van 25 April j. 1.:
„Dat de Belgische socialisten, toen heel
het land in rep en roer was, getracht heb
ben den koning tot tusschenkomst te bewe
gen, hebben wij als een groote politieke fout
beschouwd.
„Een onbewuste massa, die niet weet, dat
in een konstitutioneelen staat de koning
slechts een ornament is of hoog
stens het vliegwiel, dat door de bo
vendrijvende partij in beweging wordt ge
bracht, moge van den Koning eenig zelfstan
dig optreden tegenover de regeerende partij
kunnen verwachten niet alzoo de sociaal
democraten.
„Een instelling van zóó mid-
deleeuwsch karakter als het
koningschap moge voor de bourgeoisie
een geschikt instrument zijn ter bevestiging
harer heerschappij in haren strijd tegen het
proletariaat als wapen van het pro
letariaat tegen de bourgeoisie
deugt het in 't geheel niet.
„Tenminste niet als wapen van het moderne
proletariaat, dat het kiesrecht voor zich be
geert als een der middelen waarmede de
bourgeoisie als klasse en daarmede ook haar
opperste machts-instelling, het koning
schap onttroond moet worden.
„Elke stap die het proletariaat meer vrij
maakt, is een gevaar zoowel voor de bour
geoisie als op den duur voor het
jconingscha p."
Mr. Troelstra beeft 't dus hier nog eens
duidelijk gezegd: bet gaat bij den strijd
voor algemeen kiesrecht om de afschaffing
van het Koningschap.
In ons goede land beteekent dit: ont
troning van het Huis van Oranje. Vesti
ging der revolutionaire republiek.
Daarvoor zullen vele liberalen ge
steld het kwam zoo ver! toch wel
terugdeinzen.
Want nu is het wel waar dat Troelstra
het zoo brutaal heeft leeren zeggen van
zijn liberale leermeesters. Van Van Hou
ten die het koningschap hoogstens een
ornament van het Staatsgebouw prees, en
van Cort v. d. Linden die er niets anders
in ziet dan het vliegwiel, door het revolu
tionaire volk in beweging gebracht.
Maar niet iedereen zal zich geroepen
achten die vreeselijke leer in al haar con-
sekwenties te omhelzen.
En zoo zal, naar wij hopen en verwach
ten, gelijk de uitkomst in België reeds
bewees, menig liberaal zich neerleggen bij
de antirevolutionaire leer dat het Koning
schap is lij de gratie Gods en zich met
ons stellen tegen de poging om het
koninklijk gezag van dezen rechtsgrond
los te rukken, en het, naar den eisch der
revolutionaire Volkssouvereiniteit, afhanke
lijk te stellen van den revolutionairen
volkswil!
Er is echter nog een andere overweging.
De oud-liberalen, type-Mees-Tydeman
die in het fusie-voorstel niet gekend zijn,
zijn te zeer princpiëele liberalisten, en te
zeer mannen van de historie om voorbij
te zien dat het Algemeen stemrecht in
alle landen van Europa het Liberalisme
vermoord heeft, of waar het zichzelf ver
moord had, onmachtig bleek het te doen
herleven.
Het eerste werd in Frankrijk en Duitsch-
land, het laatste tot op zekere hoogte in
België gezien.
Dus zeker voor wie doordenken onder
hen, geen reden om mee te doen.
De rechte zendingsgeest werd uitgedrukt
door Rev. Dr. Duff, Schotlands grooten
Zendelinghij kwam tehuis van zijn levens
werk uit Indië, een groote vergadering
werd gehouden te Edinburg in het belang
van het Zendingswerk in Indië. Meer dan
twee uren lang sprak de oude zendeling
en boeide zijne hoorders mot zijne wel
sprekendheid. Toen bezweek hij en werd
uitgedragen. Hij kwam spoedig weer bij
en vroeg: sWaar was ik? Wat heb ik
gedaan?" Dadelijk kwam zijne herinnering
terug en hij zeide, «Breng mij terug, ik
moet mijn rede eindigen." »Gij zult u zeiven
dooden indien gij dat doet," zeiden zijne
vrienden. »Ik zal sterven, indien ik het
niet doe," riep de oude man. Zij namen
hem terug. De geheele vergadering stond
op, velen in tranen. Zijn kracht ontbrak
hem, hjj kon niet opstaan, doch hij spande
zichzelven in voor een laatste poging en
zeide: »Vaders van Schotland, hebt gij
geen zonen meer voor Indië? Ik heb mijn
leven daar versleten, mijn leven is vergaan,
maar indien er geen meer jonge mannen
zijn om te gaan, dan zal ik zelf teruggaan,
en mijn beenderen daar neerleggen, opdat
het volk moge weten dat een man in Chris
telijk Brittanje bereid is om te sterven
voor de verlossing van Indië." {Hope).
Men zendt aan de »N.Ct."de onderstaande
lezing van het Transvaalsche Volkslied
Kent gij dat volk vol heldenmoed,
En nu zoo diep geknecht?
Het heeft geofferd goed en bloed
Voor vrijheid en voor recht.
Komt burgers, laat het hoofd niet hangen
Eens zijn wij* weder vrij
Eens klinkt het weer in onze zangen
Dat vrije volk zijn wij
Dat vrije volk,
Dat vrije volk,
Dat vrije, vrije volk zijn wij
Kent gij dat land, zoo schaars bezocht,
En toch zoo heerlijk schoon
Waar de natuur haar wond'ren wocht
En kwistig stelt ten toon.
Ons land, óns land zal 't altijd blijven
Wij houden altijd stand!
Of ook de Brit het in mocht lijven,
Het is óns vaderland!
Dat heerlijk land,
Dat heerlijk land,
Dat is, dat is ons vaderland!
Kent gij den staat, nog maar een kind,
Maar jong en krachtig, vrij!
Een kindermoord was 't Britsch bewind
Ten hulp bij rooverjj
O, mannen, 't streven onzer dapp'ren
Was schoon, doch heeft gefaald
Maar onze vlag zal eens weer wapp'ron,
Waar men die nederhaalt.
Trouw aan die vlag,
Trouw aan die vlag,
Die in ons harte nimmer daalt.
Fan qeeselen tot
De uitlanders klaagden vóór den oorlog
dat zij ondragelijk belast werden door de
Transvaalsche regeering.
't Was een leugen, een zoekmaartje van
deze goud-industriëelen.
Of zij nu tevreden zijn?
Het schijnt al te komen.
Er is namelijk te Pretoria een proclamatie
verschenen waarin met herroeping van een
Volksraadsbesluit tot heffing van 5 procent
op de netto-winst van de mijnen, deze
belasting wordt bepaald door de nieuwe
regeering op 10 procent van genoemde
netto-opbrengst.
De tijd zal 't leeren of de goudwolven
het nu beter zullen krijgen, nu Kruger door
Milner vervangen werd.
Door Schalk Burger en Louis Botha is
den 31 sten Mei uit Vereeniging, namens
de burgerlijke en militaire leiders des volks,
het volgend stuk tot de burgers gericht:
Burgers en Medebroeders!
Wij voelen ons gedrongen, een woord
van dank en afscheid tot u te richten, nu
onze strijd eindigt
Het is onze plicht u er van te verwit
tigen, dat thans vrede is gesloten op de
wijze en op de voorwaarden, neergelegd
in de overeenkomst, die door de beide
Regeeringen zal worden geteekend en op
gronden, opgenomen in het besluit van
dezen dag, aangenomen door de burger
vergadering te Vereeniging.
Wij danken u hartelijk voor uw helden
moed, voor uwe bereidwilligheid om zooveel
ten offer te brengen van wat u lief en
dierbaar was, voor uwe gehoorzaamheid en
voor uwe getrouwe plichtsbetrachting,
al hetwelk strekt tot eer en roem van het
Afrikaander volk.
Wij raden u in dezen vrede te berusten,
u kalm en vreedzaam te gedragen en de
nieuwe Regeering te gehoorzamen en te
eerbiedigen.
Verder verwittigen wij u, dat eene
Hoofd-Commissie is benoemd door de
vertegenwoordigers der beide Staten, met
het doel om geld te verkrijgen en middelen
om zooveel mogelijk te voorzien in de
behoeften der weduwen en weezen, wier
mannen en vaders hun leven hebben geofferd
in den strijd voor vrijheid en recht en wier
herinnering altijd in onze geschiedenis
levend zal blijven.
Wij willen hier ook ons hartelijk mede
gevoel uitspreken met hen die treuren, en
bidden, dat God hun kracht moge geven
om hun kruis te dragen.
Wij willen ook een woord van lof en
prijs spreken voor onze vrouwen en kin
deren, die zoo heldhaftig het bitterste lijden
hebben gedragen.
En nu is er dan vrede, hoewel niet zulk
een vrede als wij verlangd hadden. Maar
laat ons berusten in waartoe God ons geleid
heeft. Met een zuiver geweten kunnen wij
verklaren, dat gedurende twee-en een half
jaar ons volk eenen strijd heeft gevoerd op
eene wijze, nagenoeg zonder voorbeeld in
de geschiedenis.
Laat ons nu elkanders handen vatten
Want een andere groote strijd ligt voor ons,
een voor den geestelijken en maatschappe-
lijken voorspoed, voor de welvaart van ons
volk. Alle gevoelens van bitterheid ter zijde
stellend, moeten wij derhalve leeren te
vergeten en te vergeven, opdat de diepe
wonden, in dezen oorlog geslagen, mogen
geheeld worden.
De laatste tijding die uit de Zuid-Afri-
kaansche republieken tot ons kwam was
een diep treurige. Steyn is verlamd, zoo