NIEUWSBLAD
VODR ZEELAND.
No. 140.1902
Dinsdag 10 Juni
16e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
Heeren en Knechten.
F. P. D'HUIJ, ts Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De vrede in Zuïd-Afrika.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p, p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
In het Nieuwe Testament komen ver
schillende uitspraken voor over de ver
houding die er tusschen de dienstknechten
hunne heeren bestaan moet.
Gij dienstknechten, heet het in Ef. 6
58, zijt gehoorzaam uwen heeren naar
het vleesch, met vreeze en beven, in een
voudigheid uws harten gelijk als aan
Christusniet naar oogendienst als men-
schenbehagers, maar als dienstknechten van
Christus, doende den wille Gods van harte,
dienende met goedwilligheid den Heere en
niet den mensöhen, wetende, dat zoo wat
goeds een iegelijk gedaan zal hebben, hij
dat van den Heere zal ontvangen, hetzij
dienstknecht, hetzij vrije.
Andere teksten, zooals Col. 3 22, 1
Tim. 6 1, 2, Tit. 2 9, 1 Petr. 2 18
spreken in denzelfden geest. De dienst
knechten moeten met alle vreeze onderdanig
zijn den heeren, niet alleen den goeden en
bescheidenen, maar ook den harden.
In den laatsten tijd wordt ecliter in de
kringen onzer werklieden het gerucht ver
spreid, dat al deze vermaningen, door de
Apostelen tot de dienstknechten gericht
thans niet meer van kracht zijn.
De toestanden zijn tegenwoordig gansch
anders. In den apostolischen tijd bestond
algemeen de slavernij. De dienstknechten
waren toen geen zelfstandige, vrije personen,
maar werden als zaken beschouwd, die,
evenals andere bezittingen, geheel en al
het eigendom waren van hunne heeren aan
hun willekeur waren overgegeven, en tegen
over hen hoegenaamd geen rechten hadden.
Tot zulke dienstknechten, zoovelen er
onder het juk zijn, 1 Tim. 6 1, zijn de
vermaningen der Apostelen gericht.
Maar thans, zoo zegt men, leven wij in
gansch andere omstandigheden. De arbeiders
zijn niet alleen geen slaven maar ook geen
lijfeigenen meer; zij zijn volkomen vrij en
zelfstandig en staan tot hunne heeren alleen
in de verhouding van contractanten, die
voor een bepaalden arbeid een bepaald loon
bedingen en, zoo zij dit niet ontvangen
kunnen, met werkstaking mogen dreigen
en den dienst mogen opzeggen. De ver
maningen der Apostelen hebben dus voor
onzen tijd hare kracht verloren. Ze waren
goed in een tijd, toen de slavernij algemeen
was, maar ze gelden thans niet meer.
Tegenover deze nieuwe zedeleer is het
niet ongepast, een wedervraag te doen.
Er is in het Nieuwe Testament niet
alleen sprake van de verhouding der dienst
knechten tot hunne heeren, maar ook van
die der heeren tot hunne dienstknechten.
En gij heeren, lezen we in Ef. 6 9,
doet hetzelfde bij hen (dat wil zeggenbe
handelt uwe dienstknechten met dezelfde
goedwilligheid als die zij tegen u betrachten
moeten) nalatende de dreiging; als die weet,
dat ook uw eigen Heere in de hemelen is,
en dat geene aanneming des persoons bij
Hem is.
In Col. 4 1 vermaant Paulus de heeren
gij heeren, doet uwe dienstknechten recht
en gelijk, wetende, dat ook gij eenen Heere
hebt in de hemelen.
En aan Philemon schrijft hij, dat deze
zijn weggeloopen slaaf voortaan niet als een
dienstknecht, maar meer dan een dienst
knecht, namelijk als een geliefden broeder
weder ontvangt.
De wedervraag luidt nu: als de aposto
lische vermaningen tot de dienstknechten
thans niet meer gelden vanwege de veran
derde omstandigheden, zijn dan de verma-
ningen tot de heeren om dezelfde redenen
tegenwoordig ook niet meer van kiacht?
Het eene staat en valt met het andere.
Als onze dienstknechten niet meer gebonden
zijn aan het woord des Apostels, dat hun
onderdanigheid en goedwilligheid voor
schrijft, dan zijn ook de heeren ontslagen
van datzelfde woord, als het hun goedwil
ligheid en billijkheid tegenover hunne
dienstknechten voorhoudt. Als de zedelijke
band van de eene zijde verbroken wordt,
kan hij van de andere zijde niet meer ge
handhaafd worden.
Doch er is nog meer. In den apostolischen
tijd was niet alleen de rechtsverhouding
tusschen heeren en dienstknechten, maar
ook die tusschen mannen en vrouwen,
tusschen ouders en kinderen gansch anders
geregeld dan heden ten dage bij ons.
Hebben daarom de vermaningen, die
in het Nieuwe Testament tot mannen en
vrouwen, tot ouders en kinderen worden
gericht, thans geen kracht en geen waarde
meer?
Wij lezen daargij mannen, hebt uwe
eigene vrouwen lief eu wordt niet verbit
terd tegen haar. Gij vrouwen, weest aan
uwe eigene mannen onderdanig, gelijk aan
den Heere. Gij vaders, verwekt uwe kin
deren niet tot toorn, maar voedt ze op in
de leering en vermaning des Heeren. Gij
kinderen, zijt uwen ouders gehoorzaam in
den Heere, want dat is recht.
Kunnen wij in den tegenwoordigen tijd
van al deze vermaningen ons ontslagen
rekenen, omdat de rechtsverhouding tus
schen mannen en vrouwen, tusschen ouders
en kinderen thans gansch anders geregeld
is dan in de eeuw der Apostelen?
Het stellen dezer vragen is voldoende,
om ze te beantwoorden. Zoo gemakkelijk,
als dit nu en dan in sommige kringen
geschiedt, kan en mag men zich niet van
de vermaningen der Schrift afmaken.
Indien veranderde omstandigheden ge
noegzaam waren, om ons van de woorden
der H. Schrift te ontslaan, dan zou naar
dienzelfden regel weldra heel onze Bijbel
van zijne geldigheid zijn beroofd.
Want de Bijbel is eene verzameling van
boeken, die niet uit de lucht zijn komen
vallen, maar die, onder de leiding des
Geestes, door verschillende personen in
verschillende tijden en omstandigheden
geschreven zijn, en die daarvan op iedere
bladzijde het merkteeken dragen. Het zijn
altemaal historische boeken, dat is, boeken,
die in een bepaalden kring en tijd zijn
ontstaan.
Maar het wondere van de Heilige Schrift
is, dat de historie door God tot draagster
is gemaakt van een eeuwigen, onverganke-
lijken inhoud. Het menschelijk woord is
instrument geworden tot uitdrukking van
Gods gedachten. Het Woord, dat bjj God
was, is vleesch geworden en heeft zoo
onder ons gewoond.
Dit geldt ook van de vermaningen ten
opzichte van mannen en vrouwen, ouders
en kinderen, heeren en dienstknechten.
De rechtsverhouding was toen eene gansch
andere dan tegenwoordig. Dat komt ook
meermalen in het Nieuwe Testament uit.
Maar het opmerkelijke is, dat Jezus en de
Apostelen die rocAfo-verhouding onaangetast
laten en zich bepalen tot het regelen der
zedelijke verhoudingen.
Jezus deed aan geen politiek en bemoeide
zich met de sociale quaesfie niet. Geeft
den Keizer wat des Keizers is en Gode
wat Gods is, was Zijn woord. En als twee
broeders met elkander over eene erfenis
streden, weigerde Hjj als scheidsrechter op
te treden. Hij kwam niet, om een wereldsch
rijk, maar om het Koninkrijk der hemelen
op aarde te stichten en dit als een zuurdeeg
te laten doorwerken op ieder terrein.
En de Apostelen spraken en handelen
in denzelfden geest. Zij schaften de slavernij
niet af en grepen op de bestaande rechts
verhoudingen niet in, maar regelden de
zedelijke betrekkingen tusschen de men-
schen onderling.
Paulus keurt het niet alleen goed maar
prijst het aan, dat een slaaf de vrijheid
zie te verkrijgen, 1 Cor. 7 21. Maar de
regel, waaraan hij zich houdt, is deze
een iegelijk blijve in die beroeping, waarin
hij geroepen is. Die in den Heere geroe
pen is, een dienstknecht zijnde, die blijft
een dienstknecht, maar is desniettemin
een vrijgelatene des Heeren. En die, vrij
zijnde, geroepen is, die blijft vrij, maar is
een- dienstknecht van Christus. Daarom
zond Paulus den weggeloopen slaaf Onesi-
mus weer naar zijn meester terug, maar
nu niet als een dienstknecht doch als een
broeder in den Heere.
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De Apostelen waren geen revolutie
mannen maar Evangeliepredikers. Zij heb
ben de bestaande rechtsverhoudingen niet
omvergeworpen, maar in die rechtsver
houdingen eene andere, nieuwe, zedelijke
verhouding ingedragen, welke de rechts
verhoudingen allengs, in verloop van tijd,
niet revolutionair maar reformatorisch ge
wijzigd en herschapen heeft.
Als de heeren tegenwoordig hunne dienst
knechten niet meer als slaven kunnen of
mogen behandelen, en als de dienstknechten
thans vrije, zelfstandige mannen zijn, dan
is dat voor het grootste deel aan het
Evangelie te danken, dat door de Apostelen
verkondigd isdan ligt de oorzaak daarvan
voornamelijk in deze vermaningengij
heeren, doet uwen dienstknechten recht
en gelijkgij dienstknechten, zijt in alles
gehoorzaam uwen heeren naar het vleesch,
niet met oogendienst en als mensehenbe-
hagers maar met eenvoudigheid des harten,
vreezende God.
Men moge zich dus tienmaal bedenken,
eer men deze vermaningen met een be
roep op de veranderde omstandigheden
krachteloos maakt. Want zij houden niet
alleen aan de dienstknechten maar ook
aan de heeren hun Christelijken plicht en
roeping voor. Zij wijzigen de rechts ver
houding niet, maar regelen de zedelijke
verhouding zoodanig, als ze onder alle
rechtsverhoudingen bestaan kan en bestaan
moet. Zij leggen tusschen mannen en vrou
wen, ouders en kinderen, heeren en dienst
knechten een persoonlijken, zedelijken,
geestelijken band, die in sterkte en duur
zaamheid alle gemaakte verbintenissen verre
overtreft.
(Bazuin). BAVINOK.
9 Juni 1902.
De antirevolutionairen moeten voor een
flinke volkswapening zijn.
Een land met een goed geoefend leger
loopt niet zoo groot gevaar voor vijande
lijke invallen.
Wat een klein volk kan doen, wanneer
de nood aan den man komt, hebben de
Boeren bewezen.
Vooral bjj het thans heerschend imperi
alisme is het noodig dat de kleine natiën
zooveel mogelijk weerbaar zijn.
Zij kunnen saam, tegen een gemeen-
schappelijken vijand heel wat uitrichten.
In den strijd van recht tegen macht
hebben alle Nederlanders schouder aan
schouder te staan.
God de Heere schonk ons ons volksbe
staan, de nationale vrijheid en onafhan
kelijkheid onder het Huis van Oranje,
waarmee wij hebben te staan en te vallen.
Wij moeten derhalve gewapend zijn
tegen den kwaden dag.
De Stiehtsche Courant geeft geheel ons
gevoelen weer in onderstaande regelen
Wij mogen niet militairistisch zijn.
Voor een gezonden, vaderlandslievenden
geest, is het noodig dat het leger leve in
en met het volk.
De Nederlanders, burgernatie bij
uitnemendheid en als Calvinisten
mannen der vrijheid, door heel de histo
rie zijn wij natuurlijk vijanden van
krijgsmans-kastegeest, en onnoodig gedril.
Maar wij mogen evenmin antimilitairistisch
zijn in den zin der internationale en der anti
nationale socialisten: noch ons door het on
juiste schermen met dit woord laten mee
slepen, om tegen maatregelen ons te kanten,
die strekken tot verhooging van 's lands
oorlogskracht."
Wij herhalen, dat is ons uit het hart
gegrepen.
Het is dan ook om die reden dat wij
de aankondiging in de Troonrede van in
voering van snelvuurkanonnen toejuichen
en ook de aanvrage der regeering bij de
Kamer om een pantserschip, van harte
stounen.
Natuurlijk verlangen wij daarbij betere
regeling der rechtsverhouding van den
soldaat, welke in de nu aangenomen krijgs-
wetsontwerpen beter dan in de vorige
wetten plaats heeft.
En het verblijdt ons dat in de Tweede
Kamer door mannen uit alle partijen, na
tuurlijk de sociaal democraten uitgezon
derd, er zoo over godaeht wordt.
'n Goed voorbeeld van 't Ministerie. Er
rijden zooals men weet, vele expres-treinen
op Zondag.
Processie- of pleziergangers zoeken meest
al een Zondag uit voor hun reis. Gevolg
hiervan is, dat het spoorwegpersoneel in
plaats van rust, extra dienst heeft, soms
wel een vrijen Zondag moet missen door
het rijden van exprestreinen.
De Minister van Waterstaat doet thans,
naar wij vernemen, pogingen om deze kwade
gewoonte van ons volk te beteren.
Vraagt men tegenwoordig om een expres-
trein op een Zondag, dan laat de directeur-
generaal, uit naam des ministers, verzoeken,
om een anderen dag te kiezen.
Zoo is 't in Brabant al enkele malen ge
beurd, en, naar gemeld wordt is door de
leiders eener processie, die een Zondagschen
trein hadden aangevraagd, doch bovenbe
doeld verzoek van den directeur-generaal
hadden ontvangen, geantwoord, dat zij van
harte het initiatief van den Minister toe
juichten en zeer gaarne een anderen dag
zouden kiezen.
Wel een bewijs, dat het Zondagsehe reizen
in sommige gevallen maar een sleur is.
Aldus de „Volksbanier" en wij zeggen
zulks ook.
Een attest voor Holloway.
Naar aanleiding van de attesten die tel
kenmale door de Gebrs. van Bijsterveld
worden publiek gemaakt, brengt Ret Rot-
terdammërtje een dankbetuiging in herin
nering die vroeger in Goeverneur's »Oude
Huisvriend" had gestaan. Wij laten deze
satire hier volgen
»Copie van een brief van den heer van
Kolfzand, apotheker te Rotterdam, aan Pro
fessor Holloway, Londen, Strand, N°. 245.
Mijnheer! Ik heb de eer, u te melden,
dat de vraag naar uwe pillen en zalf, zelfs
na de hatelijke aanvechtingen van de ge
broeders Vitus Bruinsma en consorten, van
uur tot uur toeneemt, zoodat ik veilig
aannemen durf, dat het getal gebruikers
hier alleen in Rotterdam thans reeds bij
matige raming van 200,000 tot 250,000 is
toegenomen. Verscheiden genezingen zjjn
mij ter kennis gekomen, waarvan ik u dit
maal slechts de volgende wil mededeelen.
Voorleden voorjaar meldde zich een
jonge boerendochter, Anneke van Nootdorp
bij Delft, bij mij aan. De arme lijderes
was heel krom en mismaakt, had een bult
van voren en van achteren, en was zoo
klein en vergroeid, dat ze als bij den grond
voortkroop en niet grooter was dan een
gewoon kind vlj drie vierendeeljaar. Daarbij
leed ze aan zware jichtpijnen en aan een
etterend been, waarvoor ze al honderden
guldens verdokterd en verprofessord had.
Toen zij bij mij kwam, kon zij geen lid
van haar lichaam verroeren zonder het uit
te gieren van pijn, en alleen mond-, keel-
en strotwerk waren nog in behoorlijken
staat, zoodat het innemen van pillen zonder
buitengewone moeielijkheid kon geschieden.
Terstond na het gebruik viel ze in een
gezonden slaap, die van Zaterdag den 4
April tot op Palmzondag den 18 onafge
breken voortduurde. Bjj haar ontwaken
op dien dag was hare eerste vraag naar
zuurkool met spek, waarvan zij dan ook
dadelijk eene hoeveelheid nuttigde, die alle
aanwezigen versteld deed staan. De alge
meens verbazing nam echter nog toe bij
haar opstaan uit het bed, dat zij zonder
vreemde hulp deed. Van den bochel voor
en achter was geen spoor meer te zien
en van een krom, stijf en verdraaid ding
was Anneke Berends tot een knap, flink
vrouwspersoon van volle vijf voet, rijnland-
sche maat opgeschoten.
„Daar hare kleeren intusscheu niet mee
gegroeid waren, zoodat haar jak uit de
naden hing en hare rokken haar pas tot
aan de knieën reikten, nam ik de proef,
om al die stoflage met de zalf te bestrijken,
die daarop dan ook dezelfde verwonderbare
uitwerking had, als de pillen aaD de
lichaamsdeelen. Reeds na de eerste in-
wrijving kreeg het jak de behoorlijke wijdte
en de rokken de behoorlijke lengte, zoodat
zij fatsoenlijk tot op de schoenen neer
hingen. Vroolijk, vergenoegd en alsof haar
nooit iets gescheeld had, verliet de gewezen
patiënt nu mijn huis, danste een heelen
nacht in een speelhuis en is zoo knap van
persoon en uitzien naar hare woning terug
gekeerd, dat zij de eerste week al aan
iederen vinger een vrijer had en de jongens
van Nootdorp om haar vochten, tot ze haar
tegenwoordigen man trouwde, dien ze nu
onlangs vader van welgeschapen drielingen
heeft gemaakt. Maar zalf en pillen blijft
Anneke Berends, thans vrouw Kluinder,
nog geregeld voortgebruiken en verzekert,
daar uitstekende vruchten van te zien."
Pers en Kamerclub moeten acht op el
kander hebben tot opscherping der liefde.
Daarom hebben wij op heel zachten toon,
bijna onhoorbaar, fluisterend, doch voor
den goeden verstaander genoeg, gevraagd
aan de antirevolutionaire Kamerleden dat
zij toch steeds getrouw zullen opkomen ter
vergadering hiertoe behoort ook de sectie
vergadering
Een dergelijk verzoek hebben de Room-
sche bladen gericht tot de Katholieke Ka
merleden, met name de Limburgers. Eet
Centrum brengt het waarschuwend woord
in herinnering, dat wijlen mr. B. M. Bahl-
mann ten jare 1896 schreef in de Mei-af
levering van den Rath. Gids:
Wat wij zouden wenschen veranderd te
zien, is dat ergerlijke absenteïsme van katho
lieke Kamerleden, zoowel in de openbare
zittingen als vooral in de afdeelin-
g e n. Er is geen partij, welke op dat gebied
zoovele zondaren telt als juist de katholieke.
En in dit gebrek aan activiteit zit misschien
wel de hoofdreden, waarom het zoo ge
vaarlijk is, de katholieke partij voor een ge
deelte als Regeeringspartij te laten fungeeren.
En zegt dan
Aan dit woord van mr. Bahlmann her
innerden wij ook toen de Tweede Kamer
pas geopend was, en wij voegden eraan
toe„Zijn waarschuwing mocht wel met
gulden letteren worden gegrift in het
lokaal, waar de Katholieke Kamerclub pleegt
te vergaderen".
Voor zoover wij weten, is dit opschrift
tot dusverre niet ter plaatse aangebracht,
ofschoon het waarlijk nog niet overbodig
kan heeten.
Wat het licht voor onze oogen, de lucht
voor onze longen is, dat is eenmaal het
Calvinisme geweest voor ons vaderland
de bron zijner sterkte en van zijn bestaan.
Dr. v. VLOTEN.
(Gesch. v. d. Nederl. Opstand).
Te Londen is Zaterdag het volgende
telegram van Kitchener uit Pretoria ont
vangen Gisteren hebben zich de zaken
hier op "volkomen bevredigende wijze af
gewikkeld. Te Middelburg, in Transvaal,
hebben 440 burgers de wapenen neerge
legd, en een geheel gaaf pompon-kanon
met ammunitie ingeleverd. Ook zijn de
plaatsen, waar houwitzers en maxims ver
borgen zijn, aangeduid. Te Standerton
hebben 289 burgers de wapenen neerge
legd, en in de Kaapkolonie 255, onder
wie 219 rebellen waren.
De Boeren-afgevaardigden Fischer, Wes-
sels en Wolmarans in Europa, en al de
klerken van de voormalige Transvaalsche
legatie, zullen deze week den eed van
trouw voor den Engelschen gezant te
Brussel afleggen.
Een aantal Boerenvrouwen in de refugiëe-
kampen te Durban, vrouwen van burgers
te velde, maken zich gereed om dezer
dagen „huistoe" te gaan.