NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 120. 1902. Vrijdag 2 Mei. 16e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH CiUOOTIIKIV Cf VAL. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 1 Mei 1902. Weer is de Goesche afgevaardigde de heer De Savornin Lobman er op uit ge weest, om in echt democratischen zin, op den grondslag van het recht, de miliciens van 1895 en 1896 welke door de nieuwe militiewet ongedacht getroffen worden op afdoende wijze te helpen. Hij is de eerste onderteekenaar en zeker wel de leidende bewerker geweest van een wetsontwerp om deze miliciens vrij te krijgen. Voor deze poging zullen zij hem en zijn medevoorstellers dankbaar zijn. En velen met hen zullen de Regeering en den Minister van Oorlog danken dat zij de hun toegestoken hand niet hebben afgewezen. Wat de minister moeilijk doen kon, zonder zijn ambtsvoorganger, zichzelf, de Kamer die zijn begrooting en toelichting had goedgekeurd, en de wet die dan toch eenmaal bestaat en moest worden uitge voerd naar zijn opvatting, een slag in het aangezicht te geven, dat heeft de heer Lohman c. s., dat heeft de Kamer krach tens het recht van initiatief wel aangekund. Miliciens en chefs van de laagsten tot de hoogsten, de Kamer en nog veel meer anderen zijn door dit wetsvoorstel Lok man-Kolkman-Heemskerk uit de impasse waarin de wettenmakers van 't vorige jaar hen gebracht hadden. Onder den indruk willen wij gaarne het wetsontwerp trouwens maar klein, hierbij afdrukken. Art. 1 luidt: Achter artikel 169 van de Militiewet 1901 wordt gevoegd een artikel, luidende: Artikel 169(bis). Op de ingelijfden bij de militie te land die voor de lichtingen van 1895 en 1896 zijn ingeschreven, is artikel 111 dezer wet niet van toepassing. Art. 2 luidt: Deze wet treedt in wer king op den dag harer afkondiging. Ziedaar alles. Klein maar rein, zal men zeggen. En dit stemmen wij toe. Vooral hier zoo rein, dewijl dat wets ontwerp vrucht is van twijfel aan het recht der wet, en niet van politieke agi tatie. Ingegeven is door vrees, niet voor 80 FEUILLETON. /Schetsen uit het leven van Napoleon I) Hoe groot was Napoleon. In zijn werkje over de kleine gestalte van groote mannen vertelt Karl Bleibtreu het volgende over Napoleon De buitengewoon kleine gestalte van Na poleon is oorzaak, dat geen tooneelspeler zijn uiterlijk getrouw *kon weergeven. Zelfs Possart en de nog kleinere Kober hebben niet de beneden het middelmatige zijnde lengte van Napoleon. Daarbij was de generaal en consul ske letachtig mager en had een ziekelijke lijk kleur. Eerst later kreeg hij de bekende welgedaanheid van den keizer. De bij de mensehen voortlevende voorstelling van den stevigen Cesarskop op de breede schouders en de gewelfde horst, benevens den maje- statelpken buik is uit latere jaren afkomstig. Vroeger zag Napoleon er zoo aandoenlijk uit, dat de 1 arijzenaars nog over den con sul gespot moeten hebben: Hoe leelijk is hij toch, die kleine pad!" Opmerkenswaardig is echter, dat het juist de officieren en soldaten waren, die den «kleinen korporaal" roeds in 1796 afgodisch vereerden en zijn, uiterlijk zoo onbeduidende verschijning als een heldengestalte be schouwden. Nog steeds bezitten wij de beschrijving van den minister van oorlog Pontecoulant, betreffende de eerste audiëntie van den buiten dienst in Parijs hongerlij denden officier: «Een nietig, klein mensch, met in het geheel geen uitdrukking en linksche manieren, trad binnen, die echter dadelijk met groote zekerheid zijn strate gische plannen uiteenzette. den grooten mond van het socialisme maar voor 't gevaar van rechtsschennis en on wettig dupeeren van honderden huisva ders, waaronder er, blijkens de statistiek der socialisten, zelfs zijn met zeven kinderen. De memorie van toelichting zegt dat de voorstellers van oordeel zijn, dat de Mili tiewet 1901 eene overgangsbepaling had behooren te bevatten, waarbij de lichtin gen van 1895 en 1896 werden vrijgesteld ran de herhalingsoefeningen bedoeld bij art. 111 dier wet. Immers heeft bij alle verlengingswetten, die sedert 1886 zijn afgekondigd, de bepaling gegolden, dat de dienstplichtigen wier diensttijd met twee jaren werd verlengd, werden vrijgesteld van herhalingsoefeningen. Dit gold ook voor de lichtingen van 1895 en 1896, toen de verlengingswet van 27 April 1901 op hen toepasselijk werd; die lichtingen vie len terstond bij de inwerkingtreding dier verlengingswet op 30 April 1901 in de termen der gunstige bepaling aangaande de herhalingsoefeningen. Terwijl deze bepaling voor die lichting dus reeds hare werking uitoefende, kwam de Militiewet van 24 Juni 1901 tot stand, welke werd ingevoerd op 1 Janu ari 1902, en werden deze lichtingen dus onderworpen aan de bepalingen van art. 111 dier wet. Het schijnt niet met de billijk heid overeen te brengen, dat toen niet, door het aanbrengen van eene overgangs bepaling, rekening is gehouden met den toestand waarin die lichtingen reeds waren gekomen. Het is om die reden, dat de voorstellers meenen te mogen gebruik ma ken van hun recht van initiatief, ten einde aan die onbillijkheid tegemoet te komen. Wanneer dit wetsontwerp wordt aange nomen zal een goed werk verricht, de positie van dit ministerie versterkt, de Volksvertegenwoordiging, met name de Rechterzijde bij het volk in al zijn ran gen en standen gerezen en menig werk mansgezin gerustgesteld zijn. De MicUelburgsche Crt. had heden de tegenspraak van den heer Vegtel in zake De indruk van den minister van oorlog was, naar hij zelf zegt, deze, dat de kleine man een «Streber" was, maar wel intelli gentie verried, «zonder in hot minst zulk een genie te doen vermoeden." Wien herin nert dit niet aan het gezegdeGeen groot man is een groot man voor zijn kamer dienaar!" maar bij wien ligt de schuld bij den grooten man of bij den kamerdienaar Toen Bonaparte door Zwitserland reisde, riep een Zwitsersch bewonderaar tot een adjudant: »Jammer, dat zulk een groot man zoo klein is!" waarop de adjudant gepiqueerd antwoordde: «Alexander de Groote was ook niet grooter!" Bekend is ook, hoe Napoleon eens door een Pruisisch soldaat werd beschaamd gezet. Het was in het jaar dat de Franschen, op hun zegerijken tocht door Europa, in Filoit halt hielden. De halve wereld sid derde voor Napoleon's macht. Alles boog voor hem in 't stof, en overal waar hij verscheen begroette men hem als overwin naar. Gedurende den korten wapenstilstand dien hij met Pruisen sloot, kreeg hij het op zekeren dag in 't hoofd zijn tegenstanders te Filoit bij zich aan het ontbijt te noodi- gen. Slechts twee hadden don moed aan deze uitnoodiging gevolg te gevende koning van Pruisen en de keizer van Rusland. Zij kwamen door een sterk escorte begeleid, bij den keizer der Franschen, die hen in zijn gewonen grijzen rok en met zijn vier kanten steek ontving. De tafel was gedekt in een kamer der vijfde etage van-het slot, omdat men van daar uit een vergezicht had op de omgeving, waar de troepen gelegerd waren. Het gesprek aan tafel was, zooals men donken kan, niet zeer levendig en gedwongenhet liep hoofdzakelijk over het de valsche beschuldiging nog niet uit haar geestverwante bladen overgenomenen van het antwoord van De Nederl. over deze zelfde quaestie en «stokerij tegen de leer plichtwet" nog geen notitie genomen. VERGADERING van den Middelburgschen Gemeenteraad van 30 April 1902. Afwezig met kennisgeving de heeren Koole, Wisboom Verstegen en van der Swalme, zonder kennisgeving de heer van Dunné, terwijl bij ontstentenis van den Burgemeester het presidium wordt waar genomen door den wethouder Sprenger. Onmiddellijk na het openen der zitting brengt de Voorzitter in herinnering de ziekte van Hare Majesteit onze geëerbie digde Koningin. Namens de Gemeente is Ilarer Majesteit deelneming betuigd, waar op eene dankzegging voor de betoonde belangstelling gevolgd is. De Voorzitter spreekt de hoop uit, dat spoedig een ge heel herstel moge volgen (Levendige bijval). Daarna worden aan de orde gesteld de volgende punten der agenda I. Notulen vorige vergadering. Deze worden door den Secretaris voor gelezen en onveranderd vastgesteld. II. Ingekomen stukken. Ingekomen zijn sedert de laatste zitting: a missiven van Gedeputeerde Staten, houdende goedkeuring van vroeger genomen besluiten b een verzoek van Mej. G. F. de Rouw om eervol ontslag tegen 1 Augustus 1902 als onderwijzeres aan school G c een verzoek van Dr. Hoorweg om ontslag als lid van de commissie van toe zicht op het lager onderwijs d een verzoek van J. A. Frederiks om ontslag als lid van de commissie van toe zicht op het middelbaar onderwijs e verschillende adviezen en rapporten van B. en W. en andere corporatiën in zake bij den Raad aanhangige onderwerpen. De stukken sub. a worden voor kennis geving aangenomende verzoeken sub. b, c en d ingewilligd en een eervol ontslag verleend, terwijl sub. e later zullen worden behandeld en inmiddels in druk in de Handelingen zullen verschijnen. leger en ieder prees het zijne om het eerst. Opeens stelde een der drie vorsten welke der drie is onbekend de vraag, wie van hen het meest op de trouw zijner man schappen zou kunnen rekenen. «Mijn soldaten gehoorzamen mij blinde lings", riep keizer Alexander uit. «En de mijne riep Napoleon uit zijn ieder oogenblik bereid voor mij te sterven!" «Laten we daarvan eens een proef nemen," stelde de koping van Pruisen voor. Daarop wenkte Napoleon een lakei en beval hem een zijner gardes, Marcan, te roepen. Na eenige oogenblikken verscheen de geroepene, wiens dapperheid in hetFransche leger spreekwoordelijk geworden was. «Marcan zoo sprak Napoleon hem toe wilt ge alles doen, wat ik je beveel «Ja sire 1" «Blindelings, wat het ook zij vroeg de keizer, terwijl hij hem scherp aankeek. «Blindelings, Sireantwoordde de krijgsman zonder aarzelen. «Welnu, spring dan daarginds uit het venster Marcan schrikte merkbaar, doch hij wist zich te beheerschen en sprak »U weet, Sire, dat ik een vrouw heb en twee kinderen ik beveel hen aan uwer Majesteits zorg aan." Daarop maakte hij een militair saluut, begaf zich naar het venster en sprong zon der aarzelen naar buiten. «Nu is de beurt aan mij riep Alexan der. «Roep een mijner lijfwachten beval hjj «Den eerste den beste Na eenige minuten verscheen een gre nadier. «Hoe heet ge vroeg de czaar. III. Voorstel van B. en W. betreffende wijziging erfpachtscontract met de Vitrite Worksin zake gebouwen en gronden behoo- rende tot de voormalige groote scheepstimmer werf. De Naamlooze Vennootschap «The Vitrite Works" heeft gebouwen en gronden, be- hoorende tot de voormalige groote scheeps timmerwerf, van de Gemeente in eifpacht tot 1 Mei 1917. De Vennootschap wil aan hare inrichting eene groote en kostbare uitbreiding geven, doch deinst er voor terug in aanmerking genomen den nog korten duur van haar erfpachtsrecht. Zij verzoekt derhalve dit recht met 25 jaar te willen verlengen op dezelfde voor waarden welke thans in de erfpachtsover eenkomst voorkomen, met dien verstande echter dat gedurende die verlenging met 25 jaar slechts een canon van f 800 's jaars zal verschuldigd zijn. B. en W. adviseeren het recht van erf pacht tot 30 April 1942 te verlengen, welke verlenging zal geschieden met dezelfde bepalingen en op dezelfde voorwaarden en bedingen als in de thans geldende erfpachts overeenkomst zijn gestipuleerd, met uit zondering van het bepaalde ten aanzien van den erfpachtscanon, welke dan voor het tijdvak van 1 Mei 1917 tot en met 30 April 1942 jaarlijks f800 zal bedragen. Conform het advies van B. en W. wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten. IV. Kohier plaatselijke belasting naar het geschatte inkomen over 1902. Dit kohier wordt door B. en W. voor gedragen tot een bedrag van f 110014,245. De heer De Veer heeft niets tegen het kohier zooals het ligt, maar zou toch gaarne eenige inlichtingen ontvangen, en wel lo. hoe komt het, dat in tegenstelling met vroegere kohieren, zoovele «ambtshalve" aanslagen voorkomen en zoo weinige «ambts halve bij afwijking" 2o. hebben B. en W. wel bemerkt, dat de aanslag van verschillende personen lager is dan in vorige jarenen 3o. of het niet wensehelijk zou zijn het beschrijvingsbiljet eenigszius uit te breiden en in dien vorm te gieten, dat het den belastingplichtige minder mogelijk gemaakt «Iwan Iwanowitsch, sire." «Goed, Iwan, spring daarginds uit het venster «Ja, sire." En zonder een woord te spreken begaf hij zich naar het aangeduide venster en sprong naar beneden. Daarna wendde zich de koning van Pruisen tot een zijner dienaren «Verzoek den dapperste mijner soldaten hier te komen." Een forsche uhlaan verscheen van zes voet hoogte, de borst bedekt met eereteekenen. «Mijn vriend" zoo sprak de koning hem toe «op bevel hunner monarchen en om hunne steeds durende gehoorzaam heid te toonen, zijn een Fransche en een Russische soldaat hier uit dit venster ge sprongen. Hebt gij den moed hetzelfde "te doen «Is het voor het vaderland vroeg de soldaat onmiddellijk. «Neenantwoordde de koning. «Dan doe ik het nietwas het eenvou dige, maar besliste antwoord. De laatste soldaat was ongetwijfeld met zijn vorst de verstandigste van het geheele gezelschap. Of Napoleon nog iets in het midden ge bracht heeft, wordt niet gemeld. Tijdens het verblijf van keizer- Napoleon te Sehönbrun bij Weenen (het was in 1809 na de nederlaag der Oostenrijkers bij Wa- gram) ontving hij een brief van aartshertog Karei van Oostenrijk, die hem bewonderde en hem gaarne wilde spreken. De Keizer, zeer vereerd over dit gunstige oordeel van zijn tegenstander, dien hij steeds als zoo bekwaam en schrander had hooren prijzen, bepaalde als plaats van samenkomst een jachtslot in de nabijheid van het paleis wordt rond de waarheid heen te draaien. De Voorzitter antwoordt lo. dat de meer deren „ambtshalve" aangeslagen een uit vloeisel zijn van de nieuwe verordening, daar deze aan B. en W. het recht geeft tot ambtshal ven aanslag zonder het hooren der betrokken personen, met wier aangifte geen genoegen werd aangenomen, steeds moesten geciteerd en gehoord worden dat het aan de aandacht van B. en W. niet ontglipt was, dat er belastingplichtigen waren, wier aanslag minder was dan voor heen en 3o. dat het bij B. en W. een punt van overweging zou kunnen uitma ken, of het wensehelijk was aan het be schrijvingsbiljet eenige uitbreiding te geven. Het kohier wordt hierop zonder verdere discussie of stemming aangenomen. V. Kohier belasting op de honden over 1902. Door B. en W. voorgedragen tot een be drag van f 1690 wordt het zonder discussie of stemming aldus vastgesteld. VI. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting op de inkomsten over 1901 {Suppletoir kohier). Bezwaarschriften zijn ingediend door J. A. K. van Hasselt, G. J. van Leeuwen en W. J. Bouwens. B. en W. stellen voor de aanslagen te handhaven. Na eene op verzoek van den heer Schorer belegde besloten vergadering, wordt in openbare zitting het voorstel van B. en W. aangenomen, ten opzichte van Van Leeuwen en Bouwens zonder stemming en ten aan zien van Van Hasselt met 11 tegen 2 stemmen, die der heeren Van der Harst en Schorer. Hierna gaat de vergadering uiteen. Openbare Les van de Middelburgsche Volkszangschool. {Uit het VolkVoor het Volk). Welk een uitnemende inrichting boven genoemde zangschool is, en onder welke uitstekende leiding de kinderen zich daar kunnen bekwamen in muziek en zang, bewees de openbare les op Woensdag 30 April in de concert- en gehoorzaal. De inrichting dier les, het zingen van iedere klas afzonderlijk, geeft een juisten blik in den gang van het onderwijs en op de vor en gaf zijn kamerdienaar een fraaien degen dien deze bij het heengaan van den Aarts hertog, aan dezen moest ter hand stellen. Toen nu de samenkomst was afgeloopen en de Aartshertog afscheid genomen had, wilde de kamerdienaar zich van zijne taak kwijten. Doch de keizer wenkte hem met de oogen, dat hij het niet doen moest. Hij behield dus den degen. Toen hij vertrokken was, zei de Keizer tot zijn dienaar: «Tegen mijn verwachting is de Aartshertog een zeer middelmatig man hij is zulk een kostbaren degen niet waard." Napoleon had voor menig gemeen soldaat een praatje over en wist hen zoo aan zich te verbinden. Hij trok ze wel eens aan den snorrebaard en deed hun dan vragen als deze »Heb ik u niet meer gezien Tot een ander «Gij met uwe twee chevrons, waarom zijt gij geen korporaal?" «Ik kan niet schrijven, Sire «Maken dat je het over drie maanden kunt en dan de strepen hoor Tot een derde «Waarom hebt gij met uwe drie houwen in 't gezicht geen kruis «Zij hebben mij vergeten Sire «Dan zal .ik om je denken, hoorHet ging er heet toe bij Marengo, niet waar Tot een vierde «Dat kruis hebtgij bij Jenaverdiend,oude!" En zoo had Napoleon altijd wat te vertellen wat natuurlijk den trots en de dankbaar heid der aangesprokenen opwekte. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1