NIEUWSBLAD No. 115.1902 Donderdag 24 April. 16e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Engeland en Transvaal. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA 23 April 1902. H. M. de Koningin is weer iets beter dan den vorigen dag. Haar gemaal volgt weer geregeld de lessen van dr. Kronen berg en van prof. Kraemer. Men mag met eeuigen grond hopen dat een gunstige wending is ingetreden, en do Koningin weldra den gewonen loop van zaken in staatsaangelegenheden zal kunnen hervatten, zij 't dan voorloopig met slechts halve kracht. Reeds nu is er dankensstof bij het Volk. De Heere heeft groote diugen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd. De Christelijke school te Brussel. De heer ds. W. Hoek te Brussel, mede werker van Dè Ned. schreef dezer dagen dat hij de Chr. school te Brussel niet wenschte te steunen wijl zij van gerefor meerden uitgaat, en kerkelijk is. Dit schreef hij in een blad, waarvan de hoofdredacteur gereformeerd is en bestuurs lid van de Unie Een school met den Bijbel. Thans schrijven de heeren J. H. M. G. Wolf en J. van Oordt te Brussel in de Nederlander: a. dat wel de school staat op den grondslag der Geref. belijdenis, doch niet kerkelijk isvoorloopig slechts staat zij onder toezicht van dén geref. kerkeraad doch dit zal spoedig veranderen b. dat de bestuursleden en de onderwijzer wel tot de geret. kerk behooren, doch dat dit geen vereischte is. Alleen hebben deze menschen instemming te betuigen met de gereformeerde belijdenis. En ten slotte verklaren de inzenders zeer terecht „dat eene school die staat op den grondslag der Heilige Schrift, verstaan naar de verklaring der Gereformeerde be lijdenis, en die goed onderwijs geeft, bij elk Christen, bij zij dan Gereformeerd of Hervormd, de voorkeur behoort te hebben boven de school in welke voor Gods Woord en het gebed geen plaats is." Dit beamen wij. De Chr. school is een dam tegen on- en bijgeloof. Dit is de Staatsschool niet. Die is, óf men het ziet of niet, of men het gelooft of niet secteschool der modernen. Begripsverwarring Herhaaldelijk merken wij ook in de Christelijke pers een zeker misverstand op omtrent wat wij naar antirevolutionaire opvatting te verstaan hebben onder regeering. Naar deze laatste opvatting maken de Kroon en hare Dienaren (organen) de regeering uit. Niet de ministers zijn die regeering. De naam minister, dienaar beteekenende, sluit reeds op zich zelf alle begrip van heerschen, regeeren uit. De Koningin regeertdoch is onschend baar, daarom treden bij de verdediging van wetsontwerpen hare dienaren voor de volks vertegenwoordiging en wordt ieder konink lijk besluit door een minister gecontrasig neerd (die zet er ook zijn naam onder). Vastgehouden dient evenwel dat de re geering bij de Koningin berust in overleg met hare ministers. Het is derhalve een staatkundige ket terij, wanneer m Ons Tijdschrift blz. 96 gesproken wordt van de Koningin en de Regeering; al komt het natuurlijk niet in ons op haar voor deze zonde van een ander m casu een inzender ))ter verant woording" te roepen. Wij achten ook de clausule in de aste risk van de Standaard„Gebed" niet onberispelijkdat van „Regeeringswege" oproeping tot gebed voor de „Koningin" onnoodig was. Of vergissen wij ons Dan willen wij gaarne worden terecht gewezen. Natuurlijk heeft de Standaard het goed bedoeld, want zij zegt een eind verder zeer terecht dat „de ministers geen enkele zelfstandige bevoegdheid bezitten maar slechts werken als organen der Kroon." Zelfmisloiding of profanie is het wat het verslag in do groote pers van Booth's optreden te Rotterdam dezen grooten man in den mond legt. Volgens dat verslag heeft de goneraal gezegd dat wanneor bij eenmaal voor Gods rechterstoel komen zal, op 's-Heeron vraag: „William Booth, wat bobt gij in uw leven ge daan?" deemoedig noergevallen hij antwoor- don zal: „Heer uw naam zij geprezen in allo eeuwigheid; ik heb gesticht het Leger des Hoils". En als de generaal dan uit den hemel zien zal, dat de officieren en soldaten van zijn Leger hun plicht niet doen, zal hij als geest op de aarde komen, omhen op hun vingers te tikken. Onder het vele schoons dat de verslagen ons te lezen gaven, maakt deze profetie van den generaal gesteld zij is juist vertolkt op ons een onaangenamon indruk. Aardig is daarentegen weer zijn opmer king dat zijn Leger zich zoo sterk uit breidt naar het Noorden dat bij zijn aardrijkskundige vrienden moet waarschu wen „maakt voort met het bereiken van de Noordpool, anders zijn mijn soldaten er eerder dan gij," Een heroïek zeggen dat aan don uitroep van nu Wijlen Professor Doedes op een dor eerste Zendingsfeesten denken doet: de weerkundigen zullen voortaan met onze Zendingsfeesten hebben te rekenen! Als het bericht in de Deli Courant juist is, hebben de Nederlandsche autoriteiten op Atjeh ons Kamerlid Van Kol, die daar zijn studiereis maakt, geheel ingepakt. De heer Van Kol zoo staat er roemt zeer de prettige ontvangst bij generaal Van Heutsz, die hem zijn adjudant, den kapitein Colijn tor beschikking stelde, hetwelk door den heer v.K. ten zeerste op is prijs gesteld. Na alle bezienswaardigheden van Kota Radja te hebben aansehouWd begon de tocht door Sumatra's noordelijkste districten, eerst door de XXIV moekims, het meest fanatieke gedeelte, vervolgons door de XXV moekims, vervolgens naar Sabang en Poeloe Weh. Daarna begeleidde generaal Van Heutsz het Kamerlid in persoon door de XXII mookims en het Polimgebied, en naar Se- limoon, van wrar hij over de waterscheining naar Padang Tidji en vorvolgens naar Pafa Reubeu reisde. De route word toen via de Gli Gapoei, langs het Kemala gebied en door de Boesoe- streek gekozen on zoo kwam men dan ten slotte over Meureudoe Sogli. Van daar werd over zee de tocht naar Lh'o Semaweu doorgezet en van daar uit de Pasei-streek bezocht. Daarin werd zelfs vrij diep doorgedrongen, tot Gedong en Manésteeds zuidelijker trekkende werd toen Perlak bezocht en de daar spuitende petrolenm-bronneu, waarna men ten slotte te Bajrn aankwam, welke vestiging even eens bezichtigd werd. Van daar werd het laatste deel van de reis nogmaals over land aangevangen en kwam de heer v. Kol eindelijk veilig te Pankalan Ber^ndan aan, waar hij de instellaties van de Koninklijke bezichtigde en ten slotte met een launch van deze maatschappij naar Belawan stoomde. De heer Van Kol is zeer tevreden over hetgeen hij in Ajeth mocht- aanschouwen. Hij prijst het in generaal Van Heutz, dat Z. Exc. hem alles en alles liet zien, alle stukken, alle bescheiden lagen voor hem open, overal kreeg hij de meest onpartijdige inlichtingen en de meest mogelijke hulp. Zijn oordeel over den toestand is even eens gunstig. Weliswaar vielen er hier en daar nog schoten op plaatsen, waar het reisgezelschap nog pas geleden geweest was, maar op de geheele reis, hoorde men geen enkel schot. Zijn indruk is, dat de oorlog uit is en dat men nog slechts te doen heeft met enkele maraudeerende benden. De generaal zeide tot Van Kol, zet maar een vinger op de kaart waar ge wilt en ik zal er u brengen en veilig zult ge Kota Radja weer bereiken. EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Wanneer Van Kol ons beleid in Atjeh van nabij ziet en een gunstigen indruk er van bewaart, mag men van dezen eerlijken volksvertegenwoordiger verwachten dat hij op menig punt een juister en billijker oor deel vellen zal. L tat men nu Hugenholtz een even lieve ontvangst bereiden, wauneer hij het leven op onze vloot van naderbij wil waarnemen; en Schaper voor 't geval hij de door hem „vetsmelterijen" gescholden militaire tehui zen beter verlangt te kennen. Wat is er in de pers veel te doen ge weest over do interviews, de vraaggesprek ken, waaraan dr. Kuyperuzich op zijn jongste reis liet blootstellen. Een lid der redactie van De Telegraaf heeft naar aanleiding dezer interviews een interview met den minister uitgelokt en doet daarvan verslag, met de conclusie er bij dat dr. Kuyper de beklaagde bij dezo werd gedechargeerd. Met andere woorden die vraagge sprekken bevatten niets waarbij dr. Kuy per zich zou hebben gecompromitteerd, veel dut dcor do buitculandsche persbroo- ders verzonnen of verkeerd begrepen bleek de afstraffing door Middelburger, Boisse- vain en Nieuwe Courant den premier toe gediend, bleek onverdiend. Aan het nogal omvangrijke verslag van het vraaggesprek ontleenen wij het vol gende: De beproeving. De Minister ontving mij met zijn be kende vriendelijke welwillendheid, steeds bereid als Z.Exc. is om, waar het kan en mag, inlichtingen te verschaffen. Toch, zoo grif als anders was de Minis ter met. „Hoofd en hart" zei hij mij „zijn zoo overvol over heel andere dingen in dezo dagen van nationale beklemdheid, dat ik heuseh met die beuzelarijen mij niet kan inlaten; maar hebt ge een paar korte vragen, dan wil ik u toch niet met wit papier afschepen.'' De driestar. De driestar in de Standaard aan het adres van Boissevain word door den minis ter hoogelijk afgekeurd, maar hij mag de redactie niet te hard vallen. „Of Boisso- vain zich tegenover mij" aldus de mi nister altoos van personaliteiten speende, mogen anderen beoordeelen. Maar ook al bad hij nog meer op zijn kerfstok, een blad als de Standaard had nooit zoo mogen antwoorden. Vooral oen „neurasthenicus" (iemand die lijdt aan zenuwzwakte met verhoogde gevoeligheid) „mag men nooit prikkelen." De persmuskieten. Niets is dwazer, zegt de minister, dan te beweren, dat ik mij in het buitenland met interviowers en agenten van Reuter zou omgeven. Toen ik in Januari in Brussel, Parijs en Londen was, heb ik op zettelijk gemaakt, dat niemand daar iots van wist. Eerst toen ik hoog en droog in Den Haag zat, is men er achter gekomen, dat ik er geweest was. En wat Reuter aan gaat, we weten in Nederland immers maar al te goed, helaas, dat Reuter zijn tele grammen heusch niet op verzoek of aan wijzing, maar geheel eigenmachtig stelt! En dat ik die interviewers niet heb ge roepen, maar dat zij als persmuskieten op mij afkwamen, dat blijkt genoegzaam uit de bladen, waarvoor zij zich aanmeldden. Voor hetgeen een blad als de „Lokalan- zeiger" publiceerde, acht ik mij dan ook volstrekt niet verantwoordelijk. Weet gij, wat het geval was? Men dacht, dat ik voor de Afrikaansehe zaken naar Berljjn kwam. Dat was do magneet! Duidelijk, kortaf, heb ik gezegd, „dat zij over het geen ik to Berlijn of te Dresden mot re- geeringspersonen gesproken of niet gespro- kon mocht hebben daarvoor kwamen zij geen woord van mij te hooren zouden krijgen. Daardoor in hunne verwachting teleur gesteld, hebben zij toon, uit wat volstrekt geen interview meer was, maar slechts oen los nagesprok, op hun manier een en ander opgedischt, moest gehoel uit zijn verband gerukt, en in hun eigen woorden. Ik denk er dan ook niet aan op dit alles in te gaan. Met name zal niemand, vooral in deze ernstigo dagen, iets van mij hooren, als zou ik, en dat nog al in het buiten land, mij aan onkiesche uitdrukkingen jegens wat do Hoogheid en de Eere van ons land is, hebben schuldig gemaakt. Zeg," voegde do minister er aan toe, terwijl hij me aan zag, met een flikkering van verontwaardi ging iu den diepen blik van zijn ernstige, expressieve oogon, zeg aan wie mij daartoe in staat acht, kort en goed, dat ik het beneden mij acht aan hen ook maar één woord te spillen." Net oorlogsschip. Hoe gaat het met dergelijke schrijverijen over een vraaggesprek toe Eén staaltje. Ik zou dan, met betrekking tot de Zee vaartkundige Tentoonstelling te Antwerpen, gezegd hebben »Ik zal U, Antwerpenaren, een oorlogschip zenden." Vriend Boissevain onderstreepte dat I k nog eens terdege, en dacht me toen op den koop toe een rammeling toe van mijn vorigen Koning. Ik zal U nu eens vertellen, wat er van de zaak aan is. Zie eens aan, officieus was aan mijn departement, waaronder de be handeling van zulke tentoonstellingen hoort, van Belgische zijde gemeld, dat waarschijn lijk andere mogendheden ter opluistering van de Antwerpsehe tentoonstelling een tijd lang een oorlogschip op do reede zou den stationneeren, en de wensch was te kennen gogeven, dat ook Nederland des gelijks mocht doen. Ik heb dit toen aan mijn ambtgenoot van Marine schriftelijk medegedeeld en vóór mijn vertrek schrif telijk van hem ten antwoord bekomen, dat hij in dat geval gaarne voor vlagvertoon zou zorgen. Evenzoo had ik mij vóór mijn vertrek vergewist dat dit denkbeeld ter Hoogster plaatse, waar alleen de beslissing ligt, op algeheele instemming kon rekenen. En eerst toen ik alzoo wist, dat een offici- eelo aanvrage alle kans had ingewilligd te worden, heb ik te Antwerpen of te Brussel gezegd»Als het aanzoek officieel komt, zullen wij, bereid als we zijn om uw ten toonstelling te helpen slagen, er ook wel een oorlogschip heenzenden." Daar heeft nu de interviewer, die natuurlijk alleen bij het feit belang had, kortweg van gemaakt »Ik zal U een oorlogschip zenden." En uit dat ik spon nu Boissevain heel een half »Van dag tot Dag". U kunt wel donken, hoe ik bij het lezen er in mijzolf over heb gelachen De Belgische gezant. Wie op de hoogte is zal, ook zonder dat ik er iets van zeg, immers wel begrijpen, dat van het zotte praatje, als zou ik baron De Grelle Rcgier gratuit beleedigd hebben, geen woord aan isNiet ik, maar mijn interviewer had Rogier genoemd. Ik ver keer met den Belgischen gezant op den meest aangenamen voet, zoo vóór als na mijn uitstap naar Berlijn. Wat deze Vlaming met mij besprak, was alleen, wat alzoo zou kunnen strekken, om den band tusschen twee volken, die één in oorsprong zijn, en voor drievierde één in taal, nauwer toe te halen. En zóó kwam ook de vraag te berde, of onze correspondentie van Staat tot Staat, in de toekomst niet allicht in de eigen taal kon geleid worden. Dat overigens de tegenwoordige Belgische gezant zeer goed Nederlandsch verstaat, wist ik, eer ik op reis ging, lang." Gainsborough. »Dus", veroorloofde ik mij op te merken, »als Uw Excellentio naar Gainsborough gaat, laat U wellicht geen interviewers meer bij U toe Do Minister lachte. »Stel U gerust'', zei bij, »voor de pers hoop ik to blijven, wat ik steeds voor haar was. Oude liefde roest nietMaar laat ik er dit aanstonds bijvoegen tien tegen één, dat ik niet naar Gainsborough ga. Wel ontving ik een uitnoodiging van het feestcomité en op zichzelf zou ik het donkbeeld uitnemend vinden, dat bij dit derde epuwfeest der Pelgrim Fathers ook Nederland vertegen woordigd was, maar ik heb aan het comité geschreven, dat ik het, gelijk nu de zaken staan, niet wel doenlijk vond. Waarschijn lijk, dat in die zee van speeches die op het program is aangekondigd, allicht ook de booze oorlog zou worden aangeroerd en waar ik, als vreemdeling, niet tegen uitbarstingen van het jingoïsme zou kunnen protesteeron, wenschte ik mijn ziel niet zwijgend te kwellen. Ook dat persbericht, als had ik voor Gainsborough aangenomen, is, kort gezegd, bezijden de waarheid." Na dit interview zal de storm in de pers wel over zijnen zullen allicht Middel burger, Handelsblad en dergelijke bedilsters zich nu wel weer in hun hoekje over hun 'stoofje terugtrekken, en de breikous weer opnomond meesmuilend zichzelf afvragen wie is hier nu eigenlijk de loslippige ge weest hij of ik De Belgische Kamer telt 87 clericalen, on 65 liberalen. Van do 87 stemde (1 chr. democraat Daens) voor alg. kiesrecht, er waren 2 afwezig. Van de liberalen ont braken er ook twee op het appél, toen het voorstel om Grondwetsherziening ter ver krijging van eenvoudig algemeen kiesrecht met 84 tegen 64 stemmen werd verworpen. De oproermakers zijn weer bedaardde stakers weer aan 't werk gegaan, burger wacht en gendarmes ingeruktverbodsbe palingen opgehevendo steden tot hunne oude rust teruggekeerd. Doch hiermee het kan nu 't uit is, makkelijk gezegd worden hiermee is de electorale quaestie in België niet uit. De Roomschen bezetten te véél zetels in de Kamer in verhouding tot hunne sterkte in 't land. Een kwaad dat zich vroeg of laat zal wreken. Men zal het zien bij de aftreding van de helft der Kamerleden dat hier de zwakke plek zit der Roomsche staatspartij hare meerderheid moet op den duur slinken. De correspondent dor Standaard te Kroon stad geeft een beschrijving van de eerste drijfjacht door Walter Kitchener in De la Rey's vechtgebied ondernomen. Er blijkt uit, hetgeen nimmer van Engelsche zijde is medegedeeld, dat, waar de Boeren 175 man aan gevangenen verloren, zij niet minder dan 200 Britten gevangen namen „Ongelukkig", schrijft de correspondent, „trokken generaal Kitchener en kolonel Rochefort zich juist op het oogenblik, dat voor de Boeren het gunstigst moest wezen om een uitweg te zoeken en door te bre ken, voor den nacht terug en sloegen zij hun bivouac op. De Boeren stondeD, ge lukkig voor hen, precies tegenover de ga ping, welke dientengevolge in de linie ontstaan was. Zij naderden eerst langzaam en galoppeerden toen dwars door, hierbij echter 175 gevangenen verliezende. Zij namen echter 200 onzer manschappen ge vangen, wier paarden het bij het snelle opiukken hadden afgelegd en dus verstrooid over het veld ronddoolden. De 200 onge- lukkigen werden uitgekleed en eerst Don derdag kwamen zij te Klerksdorp binnen- strompelen." Kitchener had wijselijk van deze onaangename omstandigheid in zijn overwinningsbulletins geen melding ge maakt. Verder weet de correspondent nog te vertellen, dat bij het nemen Von Donop's konvooi, twee kolonels-, drie majoors-, zeven kapiteins- en een aantal luitenants-unifor men den Boeren in handen vielen. Deze werden toen publiek geveildde afslager stond daarbij op een der veroverde wagens. Volgt een getuigenis, dat vaststelt, hoe de Engelschen Kaffertroepen gebruiken:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1