NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 112.1902.
Vrijdag 18 April.
16e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ. te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
Christendom in het leger.
Engeland en Transvaal.
BELGIË.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het bestuur van het Militaire Tehuis
„Koningin Wilhelmina" te Harskamp heeft
onlangs een geschriftje het licht doen zien
onder het opschrift: „Iets uit en over den
dienst".
Het bevat .6 opstellen van den heer G.
Kamerling, secretaris-penningmeester van
genoemd Tehuis. Uitgever is de heer G.
W. Boonstra te Barneveld. De prijs is 5
ct., of minder bij groote getallen.
Wij bevelen dit boekje warm aan. Het
geeft een kijkje op wat, uit Christelijk
oogpunt, het leger is en op wat het wor
den moet. De schrijver, die uit een lange
ervaring als militair spreekt, legt den
vinger op menige wonde en houdt op
treffende wijze aan de Christenen hun,
maar al te lang verwaarloosde, roeping voor.
Hoort deze klacht:
De soldaten hebben een luchtig verske
van
„Ons regiment geeft nooit verloren".
't Schijnt of de Christenen in Neder
land een tegenzang hebben, die luidt:
„Wie in het leger treedt, is vast verloren."
Ik herhaal het, dezo gedragslijn is
moeilijk af te leiden uit de lijfspreuk
van den Christen, dat we alle terrein
hebbeD op te eischen voor onzen God,
den Schepper, den Souverein. Menig
sierlijk geschrift heb ik gelezen, menige
boeiende rede gehoord, waarin al het
geschapene werd opgeroepen om een
instrument Godes te zijn: kerk en
school, maatschappij en staat, weten
schap en kunst, nijverheid en handel,
maar bijna altijd scheen leger en vloot
de vrijheid gelaten om te blijven wat
ze zijn.
Somber schetst de schrijver den geeste
lijken en zedelijken toestand in het leger,
al erkent hij dankbaar de uitzonderingen,
zoowel onder hoogeren als onder lageren.
Een voorbeeld daarvan:
't Viel voor op de wijde heide van
het legerkamp te X, toen de avond
liefelijk over het landschap daalde in
stille schemering. Een sergeant-majoor,
na drukke bezigheid des daags, treedt
nog eenmaal uit zijn veldtent, om ge
meenschap te zoeken in den gebede op
het vrije veld met den God zijns heils.
"Wandelende in de eenzaamheid, mag hij
zijne ziele verheffen tot den Heere, en
in het schoone sterrengeflonker, leest
hij als in zilveren schrift, van de al
macht, de wijsheid de goedheid zijns
Scheppers.
Machtig is de indruk van de stille
pracht op zijn peinzend gemoed, en zich
indenkende in de woningen „ver boven
de starren" staat hij plotseling verrast
dat hem genaderd is een strijdmak
ker ook een sergeant, van een ander
regement, maar die verrassing wordt
dankende vreugde, als die makker hem
afvraagt: „Of de God, die al deze ster
ren ophangt aan het firmament, en dat
talloos heir bij name roept, of die God
dan geen Doorluchtig God is!"
Zie, in rijke gewaarwording sluiten
deze twee sergeants van ons Nederlandsch
leger een broederlijke vriendschap, en
als gij ze daar ziet nederknielen op de
heide, om God Drieëenig te bidden en
te danken en te loven, kunt ge den
wensch niet onderdrukken: voor iedere
sectie een sergeant als een van dezen.
Weest mij nogmaals gegroet, jonge
helden van het Haagache keurkorps, en
gij, kloeke belijders van het 5de regi
ment en het 6e, gij allen, die ik heb
leeren kennen als soldaten, die den
Heere zoeken te dienen, weest mij ge
groet, vrienden, broeders, volhardt in
uw geloof, volgt trouw, ja trouw de
oranjevaan, maar niet minder trouw de
banier des kruises.
Zoo zijn er in ons leger, jonge mannen,
die den Heere dienen, in handel en
wandel, door woord en daad.
En naast die Christusbelijders, die op
de duizenden in ons leger maar een klein
gedeelte vormen, kan men gerust plaatsen
een gansche rij van oppassende, hoogst
fatsoenlijke jongens, soms met beminne
lijke karakters en nobele naturenals
ge ze ontmoet, kan het u tot in de ziele
deren, dat die hupsche kameraden zoo
beslist uw Jezus verwerpen.
Ook u groet ik, en al is 't niet als een
broeder in Christus, hartelijk gemeend,
als de handdruk eens vriends. Velen
uwer haten het gezwets en getier in
kroeg of cantien, weest welkom ook gij,
in ons Militair Tehuis. Schrijpt er uw
brieven, leest er onze lectuur, en waar
uw eigen levensbeschouwing u in uw
zijn ongelukkig laat, leert dan zien en
smaken dat de Heere goed is.
Ook dit zijn echter uitzonderingen, en
de schets, die de schrijver in de daarop
volgende bladzijden geeft van den geest,
die, naar hij meedeelt, in het leger heerscht,
is allerpijnlijkst.
Wat daartegen te doen
Wij kunnen niet nalaten, de slot-pagina's
die hieraan worden gewijd, over te drukken.
Men beschouwe ze als een proeve van het
geheel
En nu zijn er eindelijk ook soldaten,
korporaal, sergeants en hoogere of lagere
officieren, die zich niet wentelen in de zonde,
zich ook niet met een lijdelijk berusten
tevreden stellen, maar, een ieder in zijn
kring, zich manmoedig verzetten tegen alle
ongerechtigheid, en door een vriendelijken
levensernst, goede getuigenis bekomen.
Vooral zulke officieren en onderofficieren
zijn voor ons leger goud waard. Door het
rechtvaardig en toch liefderijk uitoefenen
der krijgstucht, verwerven deze broeders
zich een onbepaald vertrouwen en soms
warme liefde. v Het maakt zulk een enorm
verschil, hoe een milicien door zijn meerdere
gestraft wordt. Als hij voor eenig vergrijp
koel, kreukend en hooghartig wordt berecht
met een >druk dien kerel voor 8 dagen in
de doos", dan verbittert zulks zoo vaak in
plaats van verbeteren.
Maar als een kapitein met zoo'n „kerel"
gaat spreken, toont dat hij hart voor dien
jongen heeft, hem het verkeerde en zondige
van zijn daad ernstig onder het oog brengt,
bekentenis uitlokt, berouw weet te wekken,
en de straf niet overmatig zwaar, doch
liefderijk en rechtvaardig toepast, dan komen
onze soldaten onder een heilzamen invloed
en de tucht in het leger wint er ontzagelijk
veel bij.
Och waarom zijn er van zulke kostelijke
elementen niet meerdere in het leger. Wat
konden ze een onberekenbaar nut stichten
in hun dagelijksche omgeving.
Maar neen, tot nog toe mocht het niet
zoo wezen.
Christenen hebben we nog bij alle wapens,
maar Christensoldaten zoo weinige. Wat
te zeggen van een sergeant, die in warme
liefde voor zijn Heere, evangeliseert in
achterbuurten, terwijl zijn eigen militaire
kring hem zulk een veelzijdigen arbeid bood?
Erger deed een onderofficier, die eerst
als een wereldling de zonde diende, maar
door God bekeerd werd. Ieder Christen,
die het hoorde* zou zich verheugen en
zeggeneen schoone aanwinst voor de
Christelijke elementen in het garnizoen.
Maar ach, arme, hij meent dat het leger
te zondig is voor een kind Gods; hij gaat
leeren voor Godsdienstonderwijzer en verlaat
den dienst.
Glad mis't Moet eerder omgekeerd.
Geen sergeants leeren voor Godsdienston
derwijzer, maar dan liever Godsdienston
derwijzers voor sergeant.
Moet ons leger dan beslist in den afgrond
glijden, of is het de moeite van bearbeiden
nog waard?
Wie van het nakroost der helden die
tegen Spanje streden, durft de laatste vraag
ontkennend beantwoorden.
Wij zijn niet verantwoord, wanneer we
in aanraking komen met de vreeselijke
misstanden in het leger, met een diep
zuchten of luide klagen, nog minder met
voornaam afkeuren of hooghartig smalen.
Neen, het Nederlandsche leger is het
leger van ons vaderlanden wat niet min
der klemt, van de 20,000 leden onzer Chr.
jongelingsvereenigingen, gaan er jaarlijks
een aanzienlijk getal in dienst. De jonge
lingsvereenigingen hebben een roeping, ook
ten opzichte van ons leger. Niet in de
eerste plaats om de krijgskundige vraag-
te bespreken, maar meer ter wille van de
honderden Christen-jongelingen, die uit
haar midden worden aangewezen om sol
daten te worden.
Het zou zoo nuttig zijn wanneer ieder
jaar, tegen den tijd dat de jonge recruten
worden opgeroepen, een oud-milicien een
voordracht hield over „Het Mil. Tehuis"
„Het bidden in de kazerne" „De gevaren
in dienst" enz. Als de aanstaande lands
verdedigers daarin werden gewezen op de
ontzettende verleiding in het leger, waar
voor zoo menig jong man bezweken is,
als het hun dringend werd aanbevolen,
aansluiting te zoeken met andere Chr.
jongelingen in de kazerne, kerk en cate
chisatie niet te verzuimen, zoo mogelijk
lid te worden van de jongelingsvereeniging
zijner garnizoensplaats enz. Ik weet wel,
ook de ouders en leeraars zullen raadge
vend optreden, maar toch is het woord
van een vriend op zijn pas, die uit eigen
aanschouwing kan getuigen, hoeveel Chr,
jongelingen onder dienst verachterden en
verdwaalden. Geen enkel aanstaand sol
daat vertrouwe op eigen kracht, op eigen
standvastigheid.
En toch, als de vereeniging haar leden
eenigszins er op gewezen heeft, hoe er
tegen den slechten legerinvloed beschut
ting is te vinden, heeft ze nog niet ten
volle haar plicht betracht. Onze jongens
moeten niet alleen tot verweer, ook tot
den aanval geoefend worden.
Eens hadden we in het Mil. Tehuis een
zaal vol bezoekers, meest leden der jonge
lingsvereenigingen. Een der militairen
ging voor het orgel zitten om onze prach
tige liederen te spelen en uit volle borst
zongen de kameraden mee tot er geestdrift
opvlamde in hun hart.
Zij zullen ons niet hebben
De goden van den tijd,
Zoo klonk het luid en het hart onzer
jongens werd warm, toen ze zongen van
der „Vaad'ren pand."
Eere zij God, in den Hooge,
Zoo rees de lofzang. Ja, Eere zij God
in den Hooge en ook, het werd gevoeld
in het Mil. Tehuis
Eere zij God
Toen zongen onze Geuzen-jongens het
den geuzen-prince na
Mijn schilt ende betrouwen
Sijt ghij, o Godt, mijn Heer!
En zoo ging het een heelen avond door,
en deze leden der jongelingsvereeniging
beklaagden het zich niet, dat ze hun pen
ning geofferd hadden, om het Tehuis mee
op te richten. Opgeruimd, en vol blijden
moed keerden ze tegen 10 uur naar de
tenten terug, terwijl één nog zeide Zoo'n
avond is vrucht der vereenigingen. In het
tehuis kan men zien, dat or nog Chr. Jon
gelingen onder dienst zijnin de kazerne
zou men er aan twijfelen.
Dit laatste vond ik een zware beschul
diging voor onze jongens en ook eenigszins
voor onze vereenigingen. Zij toch hebben
bij haar werkzaamheden er mee te rekenen,
dat het niet voldoende is, als men in de
Mil. Tehuizen kan merken dat er Chr.
Jongelingsvereenigingen zjjnneen men
moet het kunnen merken in de kazerne.
Ook in de vereenigingen moet de rechte
vaderlandsliefde gekweekt worden, bijv. als
men onze wonderschoone landshistorie be
handelt. Een vaderlandsliefde, die zijn va
derland wil dienen, wil verdedigen, en
daarom goed soldaat wil zijn. Het vader
land verdedigen dat God Almachtig ons
schonk, dat vaderland beminnen met een
liefde, die de Geest des Heeren in onze
borst ontstak. Niet verbasterd die liefde,
tot hooghartigen Engelschen trots, maar
veredeld door godsvrucht, gelijk zij eens
schitterde bij een Prince van Oranje en
zijn dappere geuzen, toen ze streden voor
huis en altaar.
De echte vaderlandsliefde, geheiligd door
dun dienst van God, is het sterkste bol
werk voor onze nationale onafhankelijkheid.
Die vaderlandsliefde moet den echten sol
daat bezielen en aan den adel der geest
drift moet het in den militair weer uitkomen,
of hij lid was van een Christelijke of
socialistische vereeniging.
Maar dan heeft de Chr. Jongel. Yer.
nog een taak. Want haar leden zullen on
der dienst in aanraking komen met socia
listische soldaten, die spotten met hun va
derland en smalen op vaderlandsliefde.
Dan moeten onze jongens iets anders kun
nen antwoorden dan de kroegloopers, die
in de gelagkamer soms schreeuwen: »Alle
soosjalen in de harington."
En nog verder dan de socialisten gaat
Tolstoï. Die belacht uw leger niet alleen,
maar betwist u zelfs den naam van Chris
ten, zoo ge wel soldaat wilt zijn. En Tol
stoï, die bestrijder van den krijgsmansstand,
heeft, hoe vreemd het zij, onder onze
krijgslieden zijn aanhangers bij tientallen.
Tegen zulke tegenstanders hebben onze
jongens zich te verdedigen of ze worden
half socialist en Tolstoïaan meeja ze
moeten hun aanvaller kunnen verslaan
De Christen kan juist de beste soldaat zijn,
moet het ook zijn. Daartoe is noodig dat
ook Tolstoï op onze vereeniging besproken
wordt, en wordt aangetoond het onhoud
bare van zijn stellingen. Een uitnemend
boekje daarover is geschreven door ds. Wisse.
Weet het wel, moeten we eenmaal, wat
God verhoede, ons vaderland verdedigen
tegen een buitenlandschen indringer, dan
moeten we nu eerst een overwinning be
halen op ons eigen leger. Dat moet weer
kloek en krachtig worden. Haast het om
gekeerde van wat het nu is. De soldaten
van onze Koningin geen slaven van den
Satan, maar de krijgsknechten Christi, de
twouwste trawanten van Oranje.
Gij zingt wel geestdriftig van »Dat volk
vol heldenmoed".
Geloof maar gerust, menig gevangene
op St. Helena en Ceylon wil zingen, den
kende aan de Nederlanders:
»Dat vrije, vrije, vrije volk zijn zij."
Gode zij dankDat vrije, vrije, vrije
volk zijn wij.
'tls onze bede: Dat vrije, vrije, vrije
volk blijven wij.
God daartoe helpende.
Een telegram aan een Engelsch blad
gewaagt van vredesvoorwaarden door de
Boeren gesteld, en dat de eerste dezer
voorwaarden is dat de Boeren hunne on
afhankelijkheid prijs geven.
Hiervan kunnen wij niets gelooven.
En dat te meer niet, dewijl het groote
Engelsche leger in den laatsten tijd er
niet op verbeterd is, en de Boeren eenige
belangrijke voordeelen behaald hebben.
De nederlaag van Methuen bij Twee
bosch wordt ruiterlijk door de Engelsehen
zeiven toegeschreven aan de totale on
bruikbaarheid der manschappen, die in
verwarring op de vlucht sloegen bij het
eerste gevaar dat dreigde.
Aan de te Aldershot verblijf houdende
regimenten werd dezer dagen door het
ministerie van oorlog bevolen hunne
bruikbare manschappen gereed te houden
voor Zuid-Afrika. Met welken uitslag?
Dat acht regimenten nog geen totaal van
2000 bij elkander kregen.
En dan de Boeren-successen
In het noorden van Transvaal deed
Colenbrander een vergeefsche poging het
kamp van Beyers te overrompelen. Murray
die den aanval leidde werd zwaar gekwetst,
de aanval werd afgeslagen en Beijers trok af.
In den Oranje Vrijstaat leden de En
gelschen evenzeer eene nederlaag. Firman
uit Buitfontein gezonden voor een zuive-
ringstocht, werd omsingeld, 't was slechts
een patrouille, toch vielen nog 14 levende
Engelschen, gezwegen van de dooden, in
der Boeren handen.
De laatste berichten gewagen van een
verwoeden aanval van Kemp in West-
Transvaal op de colonne van Kekewich,
waarbij de Boeren in een open vlakte op
de gedekte Engelsehen aanvielen en 44
dooden en 34 gewonden bekwamen. Hun
aanval mislukte, toch was ook Kekewich
er niet zonder kleerscheuren afgekomen;
hij had 5 dooden en 52 gewonden.
In Zuid-Oost Transvaal zijn de Boeren
ook bedrijvig. Hamilton die voeling met
Botha houden moest, raakte die kwijt, en
was genoodzaakt Natal aan zijn eigen
hulpmiddelen over te laten. Het is dus
nog geen vrede.
Doch de oorlog is beter dan een valsche
vrede, die de vrucht zou zijn van een
onderhandeling met verlies van onafhan
kelijkheid tot grondslag.
Uit Graaff-Reinet wordt van 7 dezer
gemeld Bij de hervatting van Kritzinger's
zaak voor den krijgsraad werden nog ver
scheiden getuigen, gewezen leden van
Kritzinger's commando, door de verdedi
ging opgeroepen. Daarna ging de raad
uiteen tot gisteren. Toen legde de ambte
naar van het openbaar ministerie getuige
nis af, hij legde een brief over, door En
gelsche troepen onderschept, waarin Krit-
zinger Scheepers berispt omdat deze huizen
verbrand had in het district Camdeboo,
en waarin Kritzinger in het algemeen
menschlievende gevoelens aan den dag legt.
Nadat de verdediger het woord had ge
voerd, sprak de krijgsraad het »niet schul
dig" uit op alle vier punten van beschul
diging. De beklaagde werd weggevoerd,
maar dadelijk teruggebracht en al de leden
van den krijgsraad, ook de ambtenaar van
het openbaar ministerie schudden hem de
hand.
Dinsdagavond is tegen de deur van het
Sint Lie vengesticht te Gent een bom gelegd.
Zij sprong niet, daar op dat oogenblik twee
nachtwakers passeerden die de lont zagen
branden en ze uitdoofden. De bom, een
blikken doos, was gevuld met stukken ijzer,
spijkers en buskruit.
In Antwerpen, Mechelen en andere
plaatsen in het noorden is de staking al
gemeen.
Stortregen belette ook gisteren te Brus
sel de vertoogingen.
Te Brussel is weer een slachtoffer over
leden. Het is een socialist die Zaterdag
een sabelhouw had opgeloopen.
Onder een plasregen is gisteren morgen
vroeg het slachtoffer van Zaterdag begra
ven. Duizenden waren ter plaatse met de
roode vanen. Bij de begrafenis van een
ander slachtoffer een uur later had
de familie de medewerking der socialisten
afgewezen.
De werklieden in de werkplaatsen van
Oockeril te Seraing, de werklieden te Doornik
en Leuven, 300O werklui te Hoboken, en
ruim 150 duizend arbeiders in de mijn
en fabrieksdistricten hebben gestaakt.
Te Brussel zijn samenscholingen van
meer dan tien menschen verboden, en er
wordt streng de hand aan gehouden. De
dag is overigens kalm voorbijgegaan. De
manifesten der werkliedenpartij onder lei
ding der voornaamste socialistische Kamer
afgevaardigden heeft tot nog toe slechts
weinig effe.t.
Gisterenavond zag de stad er doodsch
en akelig uit. Van 7 uur af waren alle
winkels gesloten, en de koffiehuizen ver
laten, alleen binnenshuis werd druk ver
gaderd en luid geschreeuwd.
In de Kamer zijn de beraadslagingen
over de ontwerpen tot grondwetsherziening
begonnen.
Bernaert (kath.) sprak een ernstig woord.
Hij herinnerde aan de geschiedenis der
vorige grondwetsherziening. Feron (radi-